Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 11 april 2003

Arrest nr. 36/2003 van 27 maart 2003 Rolnummers 2227, 2336, 2342, 2347 en 2353 In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 21 en/of 28 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fra(...)

bron
arbitragehof
numac
2003200617
pub.
11/04/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Arrest nr. 36/2003 van 27 maart 2003 Rolnummers 2227, 2336, 2342, 2347 en 2353 In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 21 en/of 28 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen, ingesteld door J.-Y. Mangnay en anderen.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen a) Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 3 augustus 2001 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 6 augustus 2001, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 21 en 28 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2001) door J.-Y. Mangnay, wonende te 1150 Brussel, André Fauchillestraat 7, en M. Guillaume, wonende te 1040 Brussel, Nieuwelaan 131.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 2227 van de rol van het Hof. b) Bij vier afzonderlijke verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 25 en 31 januari 2002 en 1 en 2 februari 2002 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 28 januari 2002 en 1 en 4 februari 2002, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 21 en/of 28 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2001) door respectievelijk : - M.Guillaume, wonende te 1040 Brussel, Nieuwelaan 131, en J.-Y. Mangnay, wonende te 1150 Brussel, André Fauchillestraat 7; - C. Liénard, wonende te 1200 Brussel, Albert-Elisabethlaan 6, N. Waterkey, wonende te 1200 Brussel, Albert-Elisabethlaan 6, A. Govaerts, wonende te 1180 Brussel, Lincolnstraat 20, M. Soudan, wonende te 1200 Brussel, Roodebeeksteenweg 459, F. Willems-Risopoulos, wonende te 1050 Brussel, Jules Lejeunestraat 18, R. Pierson, wonende te 1040 Brussel, Hoornstraat 195, H. Ost, wonende te 1070 Brussel, Appelboomstraat 47, A. Philippot, wonende te 1070 Brussel, Appelboomstraat 47, P. van de Putte, wonende te 1150 Brussel, Merellaan 6, C. Tison, wonende te 1030 Brussel, Frédéric Pelletierstraat 14, A. Teroige, wonende te 1030 Brussel, Frédéric Pelletierstraat 14, D. Hanson, wonende te 1200 Brussel, Jean-François Debeckerlaan 90, A. Lorand, wonende te 1190 Brussel, Montenegrostraat 95, H. Hulin, wonende te 1190 Brussel, Montenegrostraat 95, J. Motte, wonende te 1160 Brussel, Tervurenlaan 135, J. Martin, wonende te 1160 Brussel, Dewinterstraat 29, L. Renoz-Van der Meer, wonende te 1160 Brussel, Cordierlaan 35, F. Vermandele, wonende te 1081 Brussel, Basilieklaan 380, M. Magerotte, wonende te 1081 Brussel, Vrijheidslaan 81, H. Jansen, wonende te 1120 Brussel, Kraatveldstraat 139, J. Paquay, wonende te 1120 Brussel, Kraatveldstraat 139, S. Popelier, wonende te 1150 Brussel, R. Devillersstraat 49, L. Louis, wonende te 1080 Brussel, de Koninckstraat 49, G. Diagre, wonende te 1160 Brussel, Emile Steenostraat 27, J. Persoons-Delhaise, wonende te 1150 Brussel, Mostincklaan 54, J. Leroy, wonende te 1180 Brussel, Pasturlaan 22, J. de Smet d'Olbecke, wonende te 1150 Brussel, Putdaal 21, R. Herszkowicz, wonende te 1030 Brussel, Paul Deschanellaan 88, P. Dumon, wonende te 1030 Brussel, Paul Deschanellaan 88, J.-P. Hagemans, wonende te 1200 Brussel, Kerselarenlaan 167, Y. Mayeux, wonende te 1200 Brussel, Kerselarenlaan 167, R. Cousin, wonende te 1081 Brussel, Sint-Agatha-Berchemlaan 40, M. Ponthiere, wonende te 1160 Brussel, Vorstlaan 396, M. Van Hecke, wonende te 1180 Brussel, Dodonéestraat 72, A. Tassier, wonende te 1070 Brussel, Vrije-Academielaan 11, R. Sneyers, wonende te 1180 Brussel, Copernicusstraat 68, Hoffmann-Delwiche, wonende te 1050 Brussel, Louizalaan 213, J. Snissaert, wonende te 1080 Brussel, Bastenakenplaats 8, B. Deprez, wonende te 1081 Brussel, Karreveldlaan 68, R. Lycops, wonende te 1080 Brussel, Jean de la Hoeselaan 70, C. Vostermans, wonende te 1180 Brussel, Winston Churchilllaan 224, F. Goffin, wonende te 1000 Brussel, Veronesestraat 73, A. Tirmarche, wonende te 1150 Brussel, Konkelstraat 103, M. Schollen, wonende te 1170 Brussel, Bosnimfenlaan 38, J. Motte, wonende te 1000 Brussel, Helihavenlaan 28, B. Blondeel, wonende te 1090 Brussel, Charles Woestelaan 315, J. Bourdon, wonende te 1000 Brussel, Natiënsquare 1A, A.-F. Delahaye, wonende te 1000 Brussel, Natiënsquare 1A , S. Derycker, wonende te 1200 Brussel, Meilaan 241, M.-J. Godeyne-Attolode, wonende te 1040 Brussel, Antoine Gautierstraat 113, T. Schippers, wonende te 1040 Brussel, Jachtlaan 39, A. Delattre, wonende te 1081 Brussel, Emile Sergyselsstraat 25/38, L. Van De Maele, wonende te 1050 Brussel, Generaal Dossin de Saint-Georgeslaan 61, G. Latinne, wonende te 1200 Brussel, Théodore De Cuyperstraat 123, L. L'Hoest, wonende te 1200 Brussel, Théodore De Cuyperstraat 123, G. Simon, wonende te 1180 Brussel, Anjoudreef 28, J. Devosse, wonende te 1180 Brussel, Anjoudreef 28, A. Roisin, wonende te 1160 Brussel, Invalidenlaan 49, M.A. Flamme, wonende te 1200 Brussel, Slegerslaan 129, C. Tavernier, wonende te 1190 Brussel, Victor Rousseaulaan 130, A. Roskam, wonende te 1081 Brussel, Basilieklaan 382/8, J. De Dobbeleer, wonende te 1140 Brussel, J. Houtmeyersstraat 12, E. Dekeyser, wonende te 1040 Brussel, Stationstraat 5, L. Verreydt, wonende te 1030 Brussel, Alex De Craenstraat 31, M. Spitaels, wonende te 1170 Brussel, Ooienstraat 57, A. Leroy, wonende te 1190 Brussel, Glasblazerijlaan 13, J. Van Damme, wonende te 1083 Brussel, Vrijdommenstraat 6, B. Delanghe, wonende te 1083 Brussel, Vrijdommenstraat 6, J. Elias, wonende te 1080 Brussel, E. Machtenslaan 136, D. Renard, wonende te 1090 Brussel, Esseghemstraat 108, J. Van Goethem, wonende te 1150 Brussel, Manoir d'Anjou-laan 65, H. Staes, wonende te 1190 Brussel, Albertlaan 160, I. Verheyden, wonende te 1190 Brussel, Wapenrustingslaan 91, J.P. Vanobberghen, wonende te 1070 Brussel, Sibeliuslaan 30, A. Declercq, wonende te 1070 Brussel, Sibeliuslaan 30, R. Sturletti-Laurent, wonende te 1060 Brussel, Parmastraat 76, L. Ischnopoulos, wonende te 1200 Brussel, Andromedalaan 26, S. Blondiau, wonende te 1200 Brussel, Andromedalaan 26, S. Risopoulos, wonende te 1150 Brussel, Distelvinklaan 2, O. Bertin, wonende te 1150 Brussel, Distelvinklaan 2, J. Vandenburgode, wonende te 1150 Brussel, Louis Romstraat 42, E. Sergant, wonende te 1050 Brussel, Franklin Rooseveltlaan 216, N. Garnir, wonende te 1050 Brussel, Johannalaan 33, R. Vrebosch, wonende te 1030 Brussel, Milcampslaan 36, A. Willems, wonende te 1030 Brussel, Milcampslaan 36, J.-M. Soetens, wonende te 1070 Brussel, Sibeliuslaan 16, G. Boonen, wonende te1160 Brussel, Witvissenlaan 37, M.-J. Jacob, wonende te 1150 Brussel, Burchtgaarde 5, G. Waterlot, wonende te 1020 Brussel, J.B. Depairelaan 43, F. Podevain, wonende te 1020 Brussel, J.B. Depairelaan 43, E. Wouters, wonende te 1170 Brussel, Ortolanenlaan 29, W. Jeuniaux, wonende te 1170 Brussel, Léon Ernottestraat 62, R. Thomas, wonende te 1170 Brussel, Léon Ernottestraat 62, M. Asselbergh, wonende te 1170 Brussel, Elandstraat 75, C. Aspinwall, wonende te 1180 Brussel, Kersbeeklaan 313, J. Carlier, wonende te 1070 Brussel, J.B.F. Denysstraat 7, C. Labbe, wonende te 1170 Brussel, Van Becelaerelaan 73, W. Wetterene, wonende te 1030 Brussel, J.B. Bremsstraat 2, C. Cartage, wonende te 1030 Brussel, J.B. Bremsstraat 2, J. Bertrand, wonende te 1160 Brussel, G.E. Lebonlaan 101, E. Schillebeeckx, wonende te 1160 Brussel, G.E. Lebonlaan 101, M. Decru, wonende te 1030 Brussel, Distelsstraat 57, P. Bister, wonende te 1150 Brussel, Sint-Huibrechtsstraat 22, A. Maes, wonende te 1160 Brussel, René Stevenslaan 31, C. Verrart, wonende te 1160 Brussel, René Stevenslaan 31, J.P. Laude, wonende te 1030 Brussel, Josse Impensstraat 112, A. Devyver, wonende te 1030 Brussel, Nestor Detièrestraat 23, M. Jehoulet, wonende te 1090 Brussel, Eugène Toussaintstraat 95, S. Cocle, wonende te 1090 Brussel, Eugène Toussaintstraat 95, J. Cuvelier, wonende te 1090 Brussel, Tentoonstellingslaan 418, P. Zuyten, wonende te 1180 Brussel, Hindenlaan 1, M. Mignolet, wonende te 1180 Brussel, Hindenlaan 1, P. Gerboux, wonende te 1160 Brussel, Ch.

Brassinelaan 38, C. Beaurain, wonende te 1160 Brussel, Hector Gobertlaan 18, J.-M. De Thier, wonende te 1180 Brussel, Verhulststraat 10, M. Doyen, wonende te 1210 Brussel, Amédée Lynenstraat 23, J. Doyen, wonende te 1210 Brussel, Amédée Lynenstraat 23, M. Binst, wonende te 1020 Brussel, Pagodenlaan 282, M. Smolders, wonende te 1083 Brussel, Kasteeldreef 77, M. Tieterickx, wonende te 1160 Brussel, G.E. Lebonlaan 111, P. Heerbrant, wonende te 1160 Brussel, Maurice Charlentstraat 29, C. Verheyden, wonende te 1160 Brussel, Maurice Charlentstraat 29, J.-P. Bellet, wonende te 1000 Brussel, Papenvest 135, A.-M. Geeraerts, wonende te 1160 Brussel, Guillaume Demuylderstraat 31, J.-M. Fox, wonende te 1160 Brussel, Guillaume Demuylderstraat 31, A. Van Styvendael, wonende te 1160 Brussel, Albert Meunierstraat 61, M. Deforeit, wonende te 1190 Brussel, Stuart Merrilllaan 44, G. van Meerbeke, wonende te 1180 Brussel, Frans Lyceumlaan 8, M. Verrycken, wonende te 1180 Brussel, F. Folielaan 26, G. Lecocq, wonende te 1180 Brussel, F. Folielaan 26, R. Michiels, wonende te 1160 Brussel, Waterleliënlaan 19, L. Rimbout, wonende te 1081 Brussel, Basilieklaan 376, G. Bartholomeeusen, wonende te 1180 Brussel, Dokter Decrolylaan 32, L. Meur, wonende te 1050 Brussel, Tenbosstraat 86, G. Meur, wonende te 1050 Brussel, Tenbosstraat 86, C. Kolchory, wonende te 1040 Brussel, Le Marinellaan 137, F. Carton de Wiart, wonende te 1040 Brussel, Stafhouder Braffortstraat 53, J. Brassinne, wonende te 1200 Brussel, Haagbeukenlaan 18, R. Lambotte, wonende te 1050 Brussel, Generaal Geneesheer Derachelaan 10, J.P. Borlee, wonende te 1170 Brussel, Vorstlaan 142, H. Druart, wonende te 1090 Brussel, Robert Alleinsquare 6, J.-M. Boucqueau, wonende te 1190 Brussel, Globelaan 57, R. Maillard, wonende te 1200 Brussel, Dennenboslaan 56, M. Vandercam, wonende te 1150 Brussel, Kellestraat 94, L. Vandersteen, wonende te 1020 Brussel, Edmond Tollenaerestraat 115, L. Bass, wonende te 1190 Brussel, Fléronlaan 68, J. Maison, wonende te 1180 Brussel, Langeveldstraat 109, A. Foret, wonende te 1190 Brussel, Neptunuslaan 20, M. Meganck, wonende te 1180 Brussel, Fr. Vervloetstraat 117, M.-J. Grandjean, wonende te 1180 Brussel, Fr.

Vervloetstraat 117, L. Leseul, wonende te 1080 Brussel, Mettewielaan 46, C. Gheude, wonende te 1050 Brussel, Eerlijkheidsstraat 20, D. Nizet, wonende te 1160 Brussel, Léopold-Florent Lambinlaan 55, E. De Becker, wonende te 1160 Brussel, G.E. Lebonlaan 43, J. Dandoy, wonende te 1050 Brussel, Flageyplein 23, V. Yavatashikombe, wonende te 1180 Brussel, Vander Elstplein 2, G. Bontemps, wonende te 1040 Brussel, Groothertogstraat 11, C. Keerberghs, wonende te 1040 Brussel, Groothertogstraat 11, B. Ameloot, wonende te 1030 Brussel, Teniersstraat 28, G. Lagasse, wonende te 1200 Brussel, Gribaumontlaan 116, A. Bague, wonende te 1200 Brussel, Plejadenlaan 20, H. Lecombe, wonende te 1150 Brussel, Merellaan 1, M. Vandaele, wonende te 1150 Brussel, Jean Lambottestraat 1a, A. De Jonge, wonende te 1150 Brussel, Jean Lambottestraat 1a, H. Dumont, wonende te 1000 Brussel, Wolstraat 17, Meunier, wonende te 1040 Brussel, Generaal Molitorstraat 16, M. Feron, wonende te 1060 Brussel, H. Jasparstraat 112, A. Brasseur, wonende te 1180 Brussel, François Folielaan 28, F. Carlier, wonende te 1070 Brussel, Neerpedestraat 326, J. Lecomte, wonende te 1200 Brussel, Vervloesemstraat 49, G. Servais, wonende te 1200 Brussel, Vervloesemstraat 49, J. Arend, wonende te 1082 Brussel, Potaardestraat 132, A. Dubois, wonende te 1082 Brussel, Potaardestraat 132, F. Taton, wonende te 1081 Brussel, Novillesquare 6, L. Bawin, wonende te 1081 Brussel, Novillesquare 6, S. Gabriel, wonende te 1180 Brussel, Vossegatlaan 14, G. Wilmotte, wonende te 1160 Brussel, Jean Vanhaelenlaan 8, R. Pochet, wonende te 1081 Brussel, Omer Lepreuxstraat 45, C. Snakkers, wonende te 1081 Brussel, Omer Lepreuxstraat, C. Liben, wonende te 1200 Brussel, Terkamerenstraat 146, R. Cornette, wonende te 1090 Brussel, Théophile de Baisieuxstraat 127, H. Callemien, wonende te 1040 Brussel, De Pascalestraat 36, M. de Assis Tavares Carreiro, wonende te 1040 Brussel, De Pascalestraat 36, S. Vienne, wonende te 1020 Brussel, De Wandstraat 59, L. Vandenhoeck, wonende te 1170 Brussel, Nimfenlaan 27, F. Rossignol, wonende te 1170 Brussel, Hazelaarslaan 44, P. Rossignol, wonende te 1170 Brussel, Elandstraat 64, L. Delepierre, wonende te 1170 Brussel, Hazelaarslaan 44, C. Dehaemers, wonende te 1090 Brussel, Dikkebeuklaan 30, J.-P. Delmelle, wonende te 1190 Brussel, Timmermansstraat 35, C. Maertens, wonende te 1180 Brussel, Elzeboomlaan 26, J.-M. Rigole, wonende te 1000 Brussel, Fontainasplein 12, R. Craps, wonende te 1150 Brussel, Grootveldlaan 91, P. Devroey, wonende te 1150 Brussel, Grootveldlaan 91, P. Comble, wonende te 1200 Brussel, Tollaan 15, A. De Pauw, wonende te 1200 Brussel, Tollaan 15, M. Philippon, wonende te 1190 Brussel, Domeinlaan 25, L. Fraiture, wonende te 1170 Brussel, Tercoignelaan 12, M. Regnier, wonende te 1170 Brussel, Tercoignelaan 12, I. Depré, wonende te 1070 Brussel, Griffiestraat 68, D. Van Win, wonende te 1070 Brussel, Griffiestraat 68, V. Pohl, wonende te 1170 Brussel, Jachtstraat 21, M. Dreessen, wonende te 1080 Brussel, Mettewielaan 73, N. Vandenbosch, wonende te 1080 Brussel, Mettewielaan 73, J.-P. Estival, wonende te 1050 Brussel, Bosstraat 51, R. Hhenne, wonende te 1081 Brussel, Bastenakenplaats 19, C. Delforge, wonende te 1040 Brussel, Oudergemlaan 242, M. Fouyn-Steenwinckel, wonende te 1000 Brussel, Paviastraat 38, M. Dandumont, wonende te 1030 Brussel, Chazallaan 109, J.-P. Gores, wonende te 1150 Brussel, Graaf de Ferrarisgaarde 14, P. Janssen-Libeau, wonende te 1200 Brussel, Sint-Lambrechts-Woluwelaan 71, M. Fontaine, wonende te 1020 Brussel, Eslaan 30, M.-L. Tourin, wonende te 1180 Brussel, De Frélaan 263, Y. Thonon, wonende te 1160 Brussel, Charles Passtraat 11, B. Sarton, wonende te 1020 Brussel, Eslaan 30, R. Genette, wonende te 1150 Brussel, Vogelzanglaan 101, J. Georges, wonende te 1160 Brussel, Jean Van Horenbeecklaan 80, G. Jacquet, wonende te 1160 Brussel, Jean Van Horenbeecklaan 80, R. La Grange, wonende te 1140 Brussel, L. Piérardlaan 38, J.-P. Kicq, wonende te 1150 Brussel, Sperwerlaan 117, D. Depre, wonende te 1070 Brussel, Jean Morjaustraat 21, P. Duvieusart, wonende te 1180 Brussel, Maarschalklaan 27, C. Gasia, wonende te 1040 Brussel, Louis Schmidtlaan 39, C.-G. Smal, wonende te 1060 Brussel, Berckmansstraat 73, J. Dommanget, wonende te 1180 Brussel, Visserijstraat 107c, C. Demollin, wonende te 1180 Brussel, Dieweg 112, N. Dupont, wonende te 1180 Brussel, Dolezlaan 550, L.-J. Baucher, wonende te 1180 Brussel, Dolezlaan 550, J.-F. Delpérée, wonende te 1050 Brussel, Napelsstraat 445, L. Busschot, wonende te 1083 Brussel, Heidekenstraat 10, R. Maingain, wonende te 1200 Brussel, de Broquevillelaan 136, E. Gabriel, wonende te 1190 Brussel, F. Vanderstraetenstraat 55, E. Lengele, wonende te 1000 Brussel, Terhulpsesteenweg 10, E. Everard de Harzir, wonende te 1180 Brussel, Rodestraat 1, R.-R. Neirinck, wonende te 1070 Brussel, Zaadstraat 3, F.-H. Ameys, wonende te 1070 Brussel, Zaadstraat 3, R. Catinus, wonende te 1070 Brussel, Birminghamstraat 222, R. Martin, wonende te 1070 Brussel, Birminghamstraat 222, S. Catinus, wonende te 1070 Brussel, Birminghamstraat 222, M. Verbist, wonende te 1200 Brussel, Solleveldstraat 128, M. C. Daloze, wonende te 1040 Brussel, Elf Novemberlaan 28, J. Pauwels, wonende te 1050 Brussel, Derbylaan 28, Z. Vandeclisse, wonende te 1160 Brussel, Papiermolenstraat 112, Marin, wonende te 1160 Brussel, Papiermolenstraat 112, M. Coenaerts, wonende te 1140 Brussel, Hoedemaekerssquare 21, C. Lepaffe, wonende te 1180 Brussel, Joseph Jongenlaan 89, M. De Barsy, wonende te 1180 Brussel, Langeveldstraat 65, J.-L. Maquenne, wonende te 1150 Brussel, Louis Jasminlaan 296, J. Desart, wonende te 1150 Brussel, Louis Jasminlaan 296, M.-C. Poullet, wonende te 1000 Brussel, Tenbosstraat 15, G. Terhout, wonende te 1030 Brussel, Mimosastraat 30, P. Laoutte, wonende te 1180 Brussel, Maarschalklaan 27, M. Olbrechts, wonende te 1030 Brussel, Paul Hymansstraat 31, F. Gobert, wonende te 1190 Brussel, Brusselsesteenweg 109, R. Bridoux, wonende te 1190 Brussel, Brusselsesteenweg 109, E. Mergam, wonende te 1000 Brussel, Lombardstraat 39D, M. Baudoux, wonende te 1080 Brussel, Jean Verbieststraat 11, M. Englebin, wonende te 1040 Brussel, Tervierenstraat 20, S. Gillis, wonende te 1040 Brussel, Tervierenstraat 20, R. Gillet, wonende te 1200 Brussel, Steenboklaan 191, M. Buydens, wonende te 1150 Brussel, Crokaertlaan 128, S. Jochmane, wonende te 1150 Brussel, Manoir d'Anjoulaan 34, C. Dermine, wonende te 1170 Brussel, Sprinkhanenlaan 17, C. Sibille, wonende te 1000 Brussel, Tenbosstraat 15, A. Sibille, wonende te 1000 Brussel, Tenbosstraat 15, J.-L. Rusingizande-Kwe, wonende te 1080 Brussel, Paruckstraat 37, M. Belpaire, wonende te 1082 Brussel, Moderne-Wijkstraat 20, O. Lambinon, wonende te 1082 Brussel, Jean Monnetpark 6114, M.-T. Jacquemotte, wonende te 1082 Brussel, Jean Monnetpark 6114, V. Gillard, wonende te 1070 Brussel, Félix Paulsenlaan 32, P. Pauwels, wonende te 1040 Brussel, IJzerlaan 16, R. Boudart, wonende te 1200 Brussel, Meiplein 4, M. Coquelet, wonende te 1200 Brussel, Meiplein 4, R. Andrin, wonende te 1160 Brussel, Papiermolenstraat 27, R. Van der Goten, wonende te 1050 Brussel, Gulden-Sporenlaan 1, P. Coyoundjian, wonende te 1190 Brussel, Bondgenotenstraat 232, A.-M. Blondeau, wonende te 1050 Brussel, Emile Banningstraat 5, F. Despretz, wonende te 1160 Brussel, A. Meunierstraat 67, A. Carniere, wonende te 1160 Brussel, A. Meunierstraat 67, J.-A. Capelle, wonende te 1050 Brussel, Solbossquare 6, A. Hubert, wonende te 1070 Brussel, Félix Paulsenlaan 65, G. Boulogne, wonende te 1082 Brussel, Herderinlaan 25, A. Craps, wonende te 1160 Brussel, Visserijstraat 105, A. Taburiaux, wonende te 1160 Brussel, Visserijstraat 105, A. Baudru, wonende te 1180 Brussel, Calevoetstraat 83-85, Gonet, wonende te 1000 Brussel, Diksmuidelaan 20, S. Van Schepdael, wonende te 1030 Brussel, Paul Deschanellaan 120, B. Dultes, wonende te 1030 Brussel, Lambermontlaan 30, L. Degroodt, wonende te 1090 Brussel, Maurice Dekeyserlaan 26, J. Jennes, wonende te 1083 Brussel, Oude Pastoriestraat 41, M.-J. Becq, wonende te 1083 Brussel, Oude Pastoriestraat 41, M. Weber, wonende te 1150 Brussel, Parmentierlaan 66, M. Vermout, wonende te 1090 Brussel, F. Lenoirstraat 112, R. Thiebaut, wonende te 1080 Brussel, Julien Hanssenslaan 14, M. Dewaels, wonende te 1083 Brussel, Vandervekenstraat 74, M. Gorller, wonende te 1140 Brussel, Optimismelaan 95, A.-M. Morisset, wonende te 1140 Brussel, Optimismelaan 95, J. Mangers, wonende te 1083 Brussel, Joseph Druezstraat 18, X. Detournay, wonende te 1190 Brussel, Boergondiëstraat 99, Y. Gendarme, wonende te 1190 Brussel, Boergondiëstraat 99, P. Kosta, wonende te 1180 Brussel, Boetendaelstraat 142, E. Quinet, wonende te 1060 Brussel, Ducpétiauxlaan 133, M. Dirickx, wonende te 1160 Brussel, Alderson Jeuniaustraat 10, N. Dirickx, wonende te 1160 Brussel, Alderson Jeuniaustraat 10, M. J. Descamp, wonende te 1030 Brussel, Henri Evenpoelstraat 96, A. Milican, wonende te 1030 Brussel, Joseph Wautersstraat 27, D. De Hertogh, wonende te 1180 Brussel, Montjoielaan 27, M. Michel, wonende te 1150 Brussel, Gouvernementsweg 37, C. Charels, wonende te 1150 Brussel, Gouvernementsweg 37, M. Croquet, wonende te 1200 Brussel, Haagbeukenlaan 22, M. Faucon, wonende te 1050 Brussel, Troonstraat 226, P. Vaziri, wonende te 1190 Brussel, Cervantesstraat 58, S. Maison, wonende te 1190 Brussel, Cervantesstraat 58, G. Luidinant, wonende te 1170 Brussel, Briljantstraat 86, M. Luidinant, wonende te 1170 Brussel, Briljantstraat 86, D. Henon, wonende te 1180 Brussel, Ruststraat 17, G. Van Trappen, wonende te 1050 Brussel, Louizalaan 515, E. Horta, wonende te 1050 Brussel, Elsensesteenweg 60, S. Delbrassinne, wonende te 1180 Brussel, Hamoirlaan 20, G. Jonniaux, wonende te 1000 Brussel, Nachtvlinderslaan 34, M. Pipar, wonende te 1050 Brussel, Latijnensquare 62, E. Williot, wonende te 1030 Brussel, Haachtsesteenweg 428, E. Baudoux, wonende te 1150 Brussel, Louis Jasminlaan 66, G. Larose, wonende te 1150 Brussel, Meiklokjeslaan 18, R. Ulrichs, wonende te 1180 Brussel, De Frélaan 263, P. Etienne, wonende te 1140 Brussel, F. Guillaumelaan 33, J. Fauconnier, wonende te 1190 Brussel, Globelaan 55, J. Laurent, wonende te 1180 Brussel, Albert Lancasterlaan 97A, G. De Visscher, wonende te 1020 Brussel, Generaal de Ceunincklaan 19, A. Vanderweyen, wonende te 1160 Brussel, Kardinaal Micaralaan 9, N. Molitor-Dehan, wonende te 1160 Brussel, René Christiaensstraat 2, J.-P. De Troy, wonende te 1200 Brussel, J. Hotonstraat 20, A. Mertens, wonende te 1030 Brussel, Armand De Roostraat 8, P. Maroy, wonende te 1200 Brussel, Hooverlaan 16, J.-C. Jodogne, wonende te 1180 Brussel, Blücherlaan 175, C. Marcq, wonende te 1180 Brussel, Blücherlaan 175, A. Grevendal, wonende te 1200 Brussel, Terkamerenstraat 20, G. Servais, wonende te 1200 Brussel, Terkamerenstraat 20, H. Arickx, wonende te 1190 Brussel, Jupiterlaan 191, S. Chimkovitch, wonende te 1200 Brussel, Baden Powelllaan 2, M. Lemaire, wonende te 1160 Brussel, Vandercammenlaan 10, J. Wuestenberg, wonende te 1160 Brussel, Vogelzanglaan 158, P. Di Felice, wonende te 1190 Brussel, Roosendaelstraat 221, J.-F. Andre, wonende te 1030 Brussel, Kerselarenlaan 23, S. Coopmans, wonende te 1160 Brussel, Théo Vanpélaan 78, M. Hoffman, wonende te 1060 Brussel, Bouviersquare 3, M. Vanderzippe, wonende te 1090 Brussel, Joseph Loossensstraat 22, E. Royers, wonende te 1160 Brussel, Verachtertstraat 8, A. Schoonjans, wonende te 1160 Brussel, Verachtertstraat 8, C. Caulier, wonende te 1070 Brussel, Nationale-Maatschappijlaan 23, V. Dozo, wonende te 1030 Brussel, Vandeweyerstraat 34, A. Vanderzippe, wonende te 1040 Brussel, Ranskapellestraat 7, M. Dewulf, wonende te 1040 Brussel, Ranskapellestraat 7, B. Schoonbroodt, wonende te 1082 Brussel, Hogenbosstraat 5, M. Abdellatif, wonende te 1081 Brussel, Fr.

Delloignestraat 5, Y. Vedrin, wonende te 1140 Brussel, Walckiersstraat 12, S. Fregimilicka, wonende te 1070 Brussel, Dokter Zamenhoflaan 2, Y. Bouché, wonende te 1050 Brussel, Emile Banningstraat 32, M.-L. Bouché, wonende te 1050 Brussel, Emile Banningstraat 32, M.-R. Visele, wonende te 1150 Brussel, Vander Meerschenlaan 7, J. Quitin, wonende te 1180 Brussel, Wezelslaan 57, M. De Vogelaer, wonende te 1070 Brussel, Neerpedestraat 326, M. Dupont, wonende te 1082 Brussel, Josse Goffinlaan 13, A. Demarbaix, wonende te 1070 Brussel, Frans Halssquare 5, M. Wenseleers, wonende te 1160 Brussel, Lebonlaan 96, P. Lison, wonende te 1050 Brussel, J.-B. Meunierstraat 42, J. Moreau, wonende te 1170 Brussel, E. Van Becelaerelaan 26A, C. Jodogne, wonende te 1030 Brussel, Huart Hamoirlaan 69, M. Deglume, wonende te 1170 Brussel, Achthoeklaan 3, D. Bosmans, wonende te 1070 Brussel, Demosthenesstraat 215, B. Mouraux, wonende te 1081 Brussel, Huidevetterijstraat 23, F. Deuse, wonende te 1030 Brussel, A. de Latourstraat 33, J. Debie, wonende te 1020 Brussel, Generaal de Ceunincklaan 19, J. Mousson, wonende te 1050 Brussel, Kroonlaan 41, M. Lequeux, wonende te 1050 Brussel, Kroonlaan 41, P. Latour, wonende te 1200 Brussel, Decemberstraat 19, J. Leonard, wonende te 1200 Brussel, Decemberstraat 19, M. Leonard, wonende te 1150 Brussel, Vier-Knopensteeg 104, M. Faict, wonende te 1030 Brussel, Lambermontlaan 452, M.P. Thysman, wonende te 1030 Brussel, Lambermontlaan 452, J.-L. Hendrick, wonende te 1200 Brussel, Heilige-Familieplein 16, L. Dusepulchre, wonende te 1200 Brussel, Heilige-Familieplein 16, F. Hublet, wonende te 1170 Brussel, Bosvoordsesteenweg 146, M. Plique, wonende te 1170 Brussel, Lieveheersbeestjeslaan 100, M. Van Hecke, wonende te 1160 Brussel, Waversesteenweg 1344, D. Bourgeois, wonende te 1050 Brussel, Sint-Jorisstraat 80, N. Mahieu, wonende te 1190 Brussel, Stuart Merrilllaan 108, K. Muyters, wonende te 1140 Brussel, Edouard Deknoopstraat 35, R. Fosseprez, wonende te 1050 Brussel, Nachtvlinderslaan 35, L. De Wulf, wonende te 1170 Brussel, Charles Michielslaan 174, R. De Valkeneer, wonende te 1170 Brussel, Gorsstraat 7, S. Leonard, wonende te 1170 Brussel, Gorsstraat 7, D. Heylembosch, wonende te 1020 Brussel, Houba de Strooperlaan 632, R. Tondeur, wonende te 1170 Brussel, Gemeentelijke Godshuisstraat 145, J. Tisseux, wonende te 1020 Brussel, Prinses Clementinastraat 3, R. Alewaeters, wonende te 1180 Brussel, Victor Gambierstraat 27, L. Laurent, wonende te 1180 Brussel, Victor Gambierstraat 27, G. Mulders, wonende te 1200 Brussel, Paul Hymanslaan 121, A.-M. Vande Voorde, wonende te 1070 Brussel, Marius Renardlaan 27, J. Willems, wonende te 1200 Brussel, Watermanlaan 10, L. Biname, wonende te 1180 Brussel, Den Doornlaan 7, J.-L. Lobet, wonende te 1160 Brussel, Sint-Juliaanskerklaan 10A, M. Rennuy, wonende te 1160 Brussel, Sint-Juliaanskerklaan 10A, O. Wittemberg, wonende te 1200 Brussel, Paul Hymanslaan 103, Y. Gregoire, wonende te 1160 Brussel, Paradijsvogelslaan 72, A. Tomson, wonende te 1081 Brussel, Jetselaan 104, A. Eryoruk, wonende te 1020 Brussel, Stefaniastraat 143, G. Sherman, wonende te 1081 Brussel, Pantheonlaan 90, A. Fosseprez, wonende te 1170 Brussel, Keymplein 42, R. Hofstetter, wonende te 1170 Brussel, Vander Swaelmenlaan 7, L. Vray, wonende te 1150 Brussel, Luchtvaartlaan 50, L. Musin, wonende te 1150 Brussel, Tervurenlaan 296e, M. Brulard, wonende te 1090 Brussel, Dikkebeuklaan 18, L. Evrard, wonende te 1200 Brussel, Ramlaan 4, J. Strouven, wonende te 1150 Brussel, Crokaertlaan 97, M. Charlier, wonende te 1150 Brussel, Crokaertlaan 97, D. Lodewijckx, wonende te 1200 Brussel, Steenboklaan 16, J. Leduc, wonende te 1180 Brussel, Sterrewachtlaan 11, E. Labourdette, wonende te 1170 Brussel, Terhulpsesteenweg 232, A. Bosmans, wonende te 1180 Brussel, A. Lancasterlaan 76, V. De Smet, wonende te 1180 Brussel, A. Lancasterlaan 76, E. Wullaert, wonende te 1040 Brussel, Peter Benoitstraat 40, H. Puttemans, wonende te 1020 Brussel, Stuivenbergstraat 41, H. Flebus, wonende te 1020 Brussel, Stuivenbergstraat 41, L. Bleret, wonende te 1000 Brussel, Perulaan 67, L. Beckers, wonende te 1180 Brussel, Geleytsbeekstraat 99, V. Marlier, wonende te 1190 Brussel, Kersbeeklaan 125, P. Dereppe, wonende te 1200 Brussel, Marinusgaarde 2, G. Vandecasteele, wonende te 1070 Brussel, Aakaai 10, E. De Bock, wonende te 1180 Brussel, Adolphe Duprichlaan 1, V. Praillet, wonende te 1060 Brussel, César de Paepestraat 9, C. Nocent, wonende te 1190 Brussel, F. Vanderstraetenlaan 55, A. Nimegeers, wonende te 1020 Brussel, Bonekruidlaan 52, G. Zauwen, wonende te 1000 Brussel, Capucijnenstraat 19, J.-P. Fontaine, wonende te 1020 Brussel, E. Bockstaellaan 361, B. Mertens-Demyr, wonende te 1020 Brussel, Ter Plaststraat 44, G. Durand, wonende te 1000 Brussel, Palmersonlaan 21, J.-L. Peters, wonende te 1000 Brussel, Zaterdagsplein 19, L. Bachite, wonende te 1020 Brussel, Modelwijk 9, F. Heirbaut, wonende te 1120 Brussel, Kraatveldstraat 109, A. Lambot, wonende te 1000 Brussel, Palmerstonlaan 21, M. Bechou, wonende te 1050 Brussel, E. Banningstraat 99, Y. Pensis, wonende te 1180 Brussel, Aiglonlaan 40B, F. Lacroix, wonende te 1180 Brussel, Aiglonlaan 40B, M. Nicaise, wonende te 1160 Brussel, Van Drommelaan 25, V. Tennstedt, wonende te 1180 Brussel, Alsembergsesteenweg 647, A. Carlier, wonende te 1200 Brussel, Heydenberglaan 43, C. Degueldre, wonende te 1200 Brussel, Heydenberglaan 43, N. Alter, wonende te 1210 Brussel, G. Pètrelaan 45, G. Valentin, wonende te 1030 Brussel, Leopold III-laan 43, E. Cransquin, wonende te 1083 Brussel, Tachtigbeukenlaan 18, J. Schneidesch, wonende te 1083 Brussel, Tachtigbeukenlaan 18, D. Devillers, wonende te 1050 Brussel, Elizastraat 94, P. Hemblenne, wonende te 1140 Brussel, H. Dunantlaan 3, J. Autin, wonende te 1140 Brussel, Pater Damiaanstraat 24, J. Hemblenne, wonende te 1140 Brussel, Pater Damiaanstraat 24, V. Autin, wonende te 1140 Brussel, Pater Damiaanstraat 24, C. Autin, wonende te 1140 Brussel, Pater Damiaanstraat 24, C. De Greef, wonende te 1160 Brussel, Emile Rotiersstraat 5, S. Lothaire, wonende te 1050 Brussel, Eendrachtsstraat 11, H. Vanveuren, wonende te 1083 Brussel, Van Overbekelaan 247, G. Watteeuw, wonende te 1200 Brussel, Marie-Josélaan 160, M.-L. Venneman, wonende te 1200 Brussel, G. Abelooslaan 15, A. Messiaen, wonende te 1180 Brussel, Steenveltstraat 34, P. Martin, wonende te 1190 Brussel, Timmermansstraat 60, M. Dilleens, wonende te 1070 Brussel, Frans Halssquare 5, A.-M. Dreze, wonende te 1030 Brussel, Leopold III-laan 11, J. Grosjean, wonende te 1000 Brussel, Maalbeeklaan 7, D. Dara, wonende te 1030 Brussel, Paul Deschanellaan 90, N. Dereppe, wonende te 1200 Brussel, Dolfijngaarde 2, M. Dierick, wonende te 1090 Brussel, Maurice Van Rolleghemstraat 18, J.-L. Cransquin, wonende te 1083 Brussel, Tachtigbeukenlaan 18, M. Licope, wonende te 1050 Brussel, Hogeschoollaan 97, R. Desmedt, wonende te 1030 Brussel, Notelaarsstraat 102, J. Godfrin, wonende te 1160 Brussel, Kardinaal Micaralaan 89, N. Jacquet, wonende te 1081 Brussel, Sint-Agatha-Berchemlaan 45, P. Jonet, wonende te 1082 Brussel, Armand De Neuterstraat 9, A. Simon, wonende te 1090 Brussel, Frédéric Mohrfeldstraat 11, J. Boulanger, wonende te 1180 Brussel, Joseph Cuylitsstraat 1, E. Ickx, wonende te 1050 Brussel, Franklin Rooseveltlaan 144, J. Debue, wonende te 1190 Brussel, Monte-Carlolaan 100, M. Marcq, wonende te 1190 Brussel, Globelaan 4, C. Schryers, wonende te 1190 Brussel, Monte-Carlolaan 104, L. Pochet, wonende te 1190 Brussel, Mysteriestraat 29, R. Debruycker, wonende te 1210 Brussel, Willemsstraat 14, I. Mievis, wonende te 1150 Brussel, Palmboomstraat 29, V. Katabarwa, wonende te 1170 Brussel, Jachtstraat 56, en D. Laroche, wonende te 1040 Brussel, Majoor Pétillonstraat 13; - N. de Sadeleer, wonende te 1050 Brussel, A. Mathieustraat 18; - G. Frisque, wonende te 1050 Brussel, Wérystraat 39.

Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 2336, 2342, 2347 en 2353 van de rol van het Hof.

II. De rechtspleging a) In de zaak nr.2227 Bij beschikking van 6 augustus 2001 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.

De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.

Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 25 september 2001 ter post aangetekende brieven.

Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 oktober 2001.

Memories zijn ingediend door : - de Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, bij op 9 november 2001 ter post aangetekende brief; - het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Regentlaan 21-23, 1000 Brussel, bij op 9 november 2001 ter post aangetekende brief; - de Vlaamse Regering, Martelaarsplein 19, 1000 Brussel, bij op 12 november 2001 ter post aangetekende brief. b) In de zaken nrs.2336, 2342, 2347 en 2353 Bij beschikkingen van 28 januari 2002, 1 en 4 februari 2002 heeft de voorzitter in functie de rechters van de respectieve zetels aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.

De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om in die zaken artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.

Van de beroepen is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 27 februari 2002 ter post aangetekende brieven.

Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 maart 2002.

Memories zijn ingediend door : - de Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, bij op 11 april 2002 ter post aangetekende brief; - het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Regentlaan 21-23, 1000 Brussel, bij op 12 april 2002 ter post aangetekende brief; - de Vlaamse Regering, Martelaarsplein 19, 1000 Brussel, bij op 15 april 2002 ter post aangetekende brief. c) In alle zaken Bij beschikking van 12 februari 2002 heeft het Hof de zaken samengevoegd. Van de memories ingediend in de respectieve zaken is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de organieke wet bij op 19 juni 2002 ter post aangetekende brieven.

Memories van antwoord zijn ingediend door : - de verzoekende partij in de zaak nr. 2353, bij op 8 juli 2002 ter post aangetekende brief; - de verzoekende partij in de zaak nr. 2347, bij op 12 juli 2002 ter post aangetekende brief; - de verzoekende partijen in de zaak nr. 2342, bij op 18 juli 2002 ter post aangetekende brief; - de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2227 en 2336, bij op 22 juli 2002 ter post aangetekende brief.

Bij beschikkingen van 30 januari 2002 en 27 juni 2002 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moest worden gewezen, verlengd tot respectievelijk 3 augustus 2002 en 3 februari 2003.

Bij beschikking van 19 december 2002 heeft voorzitter M. Melchior de zaken voorgelegd aan het Hof in voltallige zitting.

Bij beschikking van dezelfde dag heeft het Hof de zaken in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 23 januari 2003.

Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten bij op 20 december 2002 ter post aangetekende brieven.

Op de openbare terechtzitting van 23 januari 2003 : - zijn verschenen : . Mr. M. Vastmans loco Mr. M. Kaiser, advocaten bij de balie te Brussel, voor de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2227 en 2336; . Mr. J.-P. Lagasse, advocaat bij de balie te Brussel, voor de verzoekende partijen in de zaak nr. 2342; . de verzoekende partij in de zaak nr. 2347, in eigen persoon; . de verzoekende partij in de zaak nr. 2353, in eigen persoon; . Mr. P. Peeters, advocaat bij de balie te Antwerpen, Mr. R. Ergec, advocaat bij de balie te Brussel, en Mr. B. Degraeve loco Mr. B. Bronders, advocaten bij de balie te Brugge, voor de Ministerraad; . Mr. N. Van Laer, advocaat bij de balie te Brussel, voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie; . Mr. P. Van Orshoven, advocaat bij de balie te Brussel, voor de Vlaamse Regering; - hebben de rechters-verslaggevers L. François en L. Lavrysen verslag uitgebracht; - zijn de voornoemde partijen gehoord; - zijn de zaken in beraad genomen.

De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.

III. In rechte - A - Ten aanzien van de bevoegdheid van het Hof en de ontvankelijkheid van de beroepen A.1.1. De verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 zetten uiteen dat hun beide verzoekschriften zijn ingediend binnen de wettelijke termijn, waarbij het tweede zich van het eerste onderscheidt door nieuwe middelen die de oorspronkelijk aangevoerde middelen aanvullen of wijzigen.

De Ministerraad betoogt dat het Hof het in de zaak nr. 2336 ingestelde beroep onontvankelijk zou moeten verklaren. Hij is van mening dat indien de verzoekers meer ernst aan de dag hadden gelegd, zij zich ervan zouden hebben onthouden de zaak voor het Hof te brengen vanaf de bekendmaking van de aangevochten wet in het Belgisch Staatsblad en de termijn van zes maanden, waarin is voorzien voor de indiening van de beroepen, zouden hebben aangewend om na te denken. Vervolgens hebben zij geen belang meer bij het vorderen van de vernietiging van bepalingen die zij reeds hebben aangevochten.

De verzoekers repliceren dat de beide verzoekschriften zijn ingediend in de vereiste vormen en binnen de vereiste termijn, en dat het bekritiseren van hun voortvarendheid neerkomt op een oppervlakkige reactie en dat hun belang om in rechte te treden bestaat zolang het Hof zijn arrest niet heeft gewezen.

A.1.2. De verzoekers in de zaak nr. 2342 zijn van mening dat het Hof bevoegd is om een bijzondere wet te toetsen en verwijzen in dat verband naar artikel 42 van de Grondwet, naar de bijzondere wet van 6 januari 1989, naar de rechtspraak van het Hof en naar de rechtsleer.

Ten aanzien van het belang om in rechte te treden A.1.3. De verzoekende partijen (zaken nrs. 2227 en 2336) zetten uiteen dat zij Franstalige kiezers zijn die in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wonen en in dat Gewest kiezen en dat de aangevochten bepalingen, die tot gevolg hebben dat de Gewestraad niet langer zal worden samengesteld volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging, de stem en de mogelijke verkiezing van de verzoekers, en daardoor een fundamenteel politiek recht van de representatieve democratie, ongunstig raken.

A.1.4. Als kiezers zetten de verzoekers in de zaak nr. 2342, enerzijds, uiteen dat, doordat zij hun stem uitbrengen voor een kandidaat op een lijst die tot een groepering van lijsten van de Franse taalgroep behoort, hun stem minder zal " doorwegen " dan die welke wordt uitgebracht voor een kandidaat op een lijst van een groepering van lijsten van de Nederlandse taalgroep en, anderzijds, dat hun stem zal worden geraakt door de omstandigheid dat de kandidaat van de Franse taalgroep minder kansen zal hebben om verkozen te worden.

Als mogelijke kandidaten voor de verkiezing op een lijst van kandidaten van de Franse taalgroep, zetten zij uiteen dat de aangevochten bepaling hun kansen om verkozen te worden kan raken.

A.1.5. De verzoeker in de zaak nr. 2347 voert zijn hoedanigheid aan van kiezer die woonachtig is te Brussel.

A.1.6. De Ministerraad betwist het belang van de verzoekers (zaken nrs. 2227, 2336, 2342 en 2347) door te doen gelden dat wat de kiezers betreft, er te Brussel geen subnationaliteit bestaat : aangezien de kiezer niet voorafgaandelijk een verklaring van taalaanhorigheid heeft afgelegd, kiest hij in het stemhokje tot welk kiescollege hij behoort.

Wat de hoedanigheid van de kandidaat betreft, bewijst niets dat verzoekers zich bij de volgende verkiezingen van de Raad daadwerkelijk kandidaat zullen stellen voor de Franse taalgroep.

Tenslotte is het verzoekschrift dat is ingediend in de zaak nr. 2353 eveneens onontvankelijk, aangezien de verzoeker op geen enkele wijze zijn belang om in rechte te treden aantoont.

A.1.7. De verzoekers in de zaak nr. 2342 repliceren dat zij een belang hebben bij de vernietiging van een normatieve bepaling die betrekking heeft op het stemrecht en het gewicht van de stem raakt. De rechtspraak van het Hof vereist niet dat de verzoeker het (onmogelijke) bewijs levert dat hij kandidaat zal zijn voor de verkiezing : het recht om kandidaat te zijn en in voorkomend geval om verkozen te worden volstaat om van het vereiste belang te doen blijken.

A.1.8. De verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 verwijzen eveneens naar de rechtspraak van het Hof om het standpunt van de Ministerraad te betwisten en voegen daaraan toe dat zij zich niet enkel beroepen op hun hoedanigheid van Franstalige kiezer.

A.1.9. De verzoeker in de zaak nr. 2347 repliceert dat het standpunt van de Ministerraad in strijd is met het arrest nr. 26/90 van het Hof, dat de vrijheid van keuze waarover de - Franstalige of Nederlandstalige - kiezer zou moeten beschikken niet langer integer zal zijn en dat het niet vereist is dat het om openlijke en daadwerkelijke kandidaten gaat.

Ten gronde Ten aanzien van de aangevochten bepalingen A.2.1. De verzoekers (zaken nrs. 2336 en 2342) brengen in herinnering hoe de bestreden bepalingen werden aangenomen. Zij zetten uiteen dat vóór die aanneming het respectieve belang, op het vlak van het aantal vertegenwoordigers van de Franse taalgroep en van de Nederlandse taalgroep in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, uitsluitend door de vrije keuze van alle kiezers werd bepaald, zodat de Franstalige en Nederlandstalige kandidaten voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad " vrij konden concurreren " om de stem van de kiezer. De aangevochten wet bevriest voortaan de verdeling van de zetels volgens de taal, en uit de prognoses die zijn gemaakt op basis van het aantal stemmen dat tijdens de verkiezing van de Raad van 13 juni 1999 werd uitgebracht voor de kandidaten van de verschillende taalgroepen blijkt dat, indien de bestreden normen op dat ogenblik waren toegepast, 3.562 stemmen nodig zouden zijn geweest om elk van de zeventien leden van de Nederlandse taalgroep te verkiezen en 5.086 stemmen om elk van de tweeënzeventig leden van de Franse taalgroep van de Raad te verkiezen. Aangezien sinds lang vóór het bestaan van de Brusselse instellingen geen grote demografische verschuivingen werden vastgesteld tussen de Franstaligen en Nederlandstaligen (die bij de verkiezing van de Raad worden verondersteld veeleer te stemmen voor kandidaten van de Franse taalgroep, respectievelijk voor kandidaten van de Nederlandse taalgroep) en op demografisch vlak noch werden voorzien, noch voorzienbaar waren, blijkt evenwel dat de aangevochten bepalingen tot enkele doelstelling hebben een oververtegenwoordiging van de Vlaamse inwoners van Brussel te waarborgen.

In de zaak nr. 2342 wijzen de verzoekers in hun memorie van antwoord erop dat de bestreden bepaling ontstaan is uit een amendement met een zeer zwakke verantwoording en uit de uitvoering van een politiek akkoord.

A.2.2. De Ministerraad schetst opnieuw de krachtlijnen van het " Lombard-akkoord " en de " Lambermont-akkoorden ".

De bepalingen van de laatstgenoemde, van het welslagen waarvan het eerste afhankelijk werd gemaakt, zijn vertaald in verscheidene wetten en hebben betrekking op de herfinanciering van de gemeenschappen, de uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, de vertegenwoordiging van de Nederlandstalige en Franstalige groep in de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest alsmede de vertegenwoordiging van de taalgroepen binnen de politieraden van de Brusselse lokale politiezones.

Wat betreft de Brusselse instellingen voorzien de nieuwe bepalingen in een nieuwe zetelverdeling in de Gewestraad, in mechanismen die het mogelijk maken de blokkering van de Brusselse instellingen te vermijden en in de vertegenwoordiging door rechtstreekse verkiezing van de Brusselse Vlamingen in de Vlaamse Raad.

De Lambermont-akkoorden hebben betrekking op overdrachten van bevoegdheden naar de gemeenschappen en de gewesten, de herfinanciering van de gemeenschappen en de uitbreiding van de gewestbelastingen.

De Ministerraad citeert vervolgens uittreksels uit de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepalingen waaruit de motivering van die bepalingen blijkt.

A.2.3. Het College van de Franse Gemeenschapscommissie brengt eveneens de antecedenten van de wet in herinnering en verwijst naar oplossingen die door verschillende auteurs werden gesuggereerd en die alle ertoe leiden dat aan de Vlamingen een vertegenwoordiging wordt gewaarborgd die proportioneel groter is dan die welke is gewaarborgd aan de Franstaligen in de Gewestraad, om een einde te maken aan de problemen die voortvloeien uit een te beperkte bezetting.

Ten aanzien van de middelen A.3.1. De verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 leiden twee middelen (zaak nr. 2227) of één middel dat is samengesteld uit twee onderdelen (zaak nr. 2336) af uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk gelezen (zaak nr. 2227) of in samenhang met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, met artikel 25, b, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met de fundamentele regels van het kiesrecht en de verkiesbaarheid (zaak nr. 2336).

In de zaken nrs. 2342, 2347 en 2353 wordt het enig middel afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (zaken nrs. 2347 en 2353) in samenhang gelezen met artikel 3 van het voormelde Eerste Aanvullend Protocol (zaak nr. 2347).

A.3.2. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 2227, 2336 en 2342 zetten uiteen dat tijdens de verkiezingen van 1999 van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, 60.546 stemmen zijn uitgebracht op Vlaamse lijsten en 366.195 op Franstalige lijsten en dat dankzij het systeem van evenredige vertegenwoordiging de Vlaamse lijsten 11 zetels op 75 konden krijgen en de Franstalige lijsten 64 op 75. Zij doen gelden dat wanneer men de aangevochten artikelen toepast en men een voorafspiegeling maakt, dat zou betekenen dat aan Vlaamse zijde (17 zetels), ongeveer 3.652 stemmen recht zouden geven op een zetel, terwijl aan Franstalige zijde (72 zetels), ongeveer 5.086 stemmen voor één zetel vereist zouden zijn. Er wordt dus een discriminatie in het leven geroepen ten aanzien van de Franstalige kiezers van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die, wanneer de Nederlandstalige kiezers één stem hebben, slechts 0,7 stemmen zullen hebben. Die bepalingen bevriezen de vertegenwoordiging van de kiezers en voeren opnieuw het meervoudig algemeen stemrecht in, vermits voor dezelfde verkiezing en in hetzelfde gewest bepaalde personen meer stemmen zullen hebben dan anderen.

A.3.3. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 2227, 2336 en 2342 zetten uiteen dat voor dezelfde verkiezing en in hetzelfde gewest, een Franstalige kandidaat ongeveer 5.086 stemmen zou moeten verkrijgen om verkozen te worden, terwijl een Nederlandstalige kandidaat dat zou worden met ongeveer 1.536 stemmen minder. Die wijziging van de gelijke kiesstrijd zal tot wijzigingen in het kiesgedrag en tot verschuivingen van de kiezers leiden.

Zij verwijzen naar het kritisch advies van de Raad van State met betrekking tot de door hen aangevochten bepalingen en betogen dat, hoewel het doel daarvan is aangegeven - de Vlaamse vertegenwoordiging in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad verhogen - er geen enkele objectieve en redelijke verantwoording is gegeven voor de bekritiseerde schending. Er is weliswaar op gewezen dat de maatregel noodzakelijk was om de herfinanciering van de Franse Gemeenschap te bewerkstelligen, maar geen enkel financieel beginsel kan voorrang hebben op grondwettelijke beginselen die essentieel zijn en die alle democratieën gemeenschappelijk hebben.

A.4.1. In het verzoekschrift in de zaak nr. 2336 zetten de verzoekende partijen uiteen dat artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol, dat het recht waarborgt om zich kandidaat te stellen en het recht om te stemmen bij de verkiezing van de wetgevende macht, van toepassing is op de in het geding zijnde verkiezingen en, volgens de rechtspraak van het Europees Hof en de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens, de Staten verplicht de kandidaten bij de verkiezing en de kiezers de mogelijkheid te geven hun respectieve rechten zonder discriminatie en zonder willekeurige beperking te genieten, zonder dat enige druk mag worden uitgeoefend op de keuze van de kiezers en zonder dat, in elk geval binnen een proportioneel systeem, een groot verschil mag worden gemaakt in het aantal stemmen waardoor elk van de vertegenwoordigers van een vergadering kon worden verkozen.

De artikelen 2 en 25, b, van het voormelde Verdrag verbieden de discriminaties die met name gebaseerd zijn op de taal inzake kieszaken. De Raad van State is van oordeel dat dat artikel 25, b, rechtstreeks werking heeft en het Hof is van mening dat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet geschonden zouden zijn door een wetgeving die op onevenredige wijze de vrijheid van elkeen om te stemmen voor de kandidaat van zijn keuze en om zich kandidaat te stellen bij de verkiezingen of die tot gevolg heeft dat de essentie van het kiesrecht wordt aangetast of de effectiviteit ervan teniet wordt gedaan.

A.4.2. Volgens de verzoekers plaatsen de bestreden bepalingen de Franstalige kandidaat in een situatie die verschilt van die van de Vlaamse kandidaat en de Franstalige kiezer in een situatie die verschilt van die van de Vlaamse kiezer, terwijl het hier om eenzelfde arrondissement en eenzelfde kiescollege gaat. De aangevoerde verantwoording - waarborgen bieden aan de Vlaamse minderheid te Brussel - is te vaag en onnauwkeurig om een objectieve en redelijke verantwoording te vormen want de noodzaak om de rechten van de Vlaamse minderheid te waarborgen door de samenstelling van een bijzonder orgaan van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te wijzigen wordt niet uitgelegd. Er wordt niet nader verklaard waarom juist een beroep wordt gedaan op een dergelijke techniek, die het algemeen kiesrecht vertekent, veeleer dan op andere middelen.

A.4.3. Volgens de verzoekers zijn de door de bestreden bepalingen aangewende middelen niet evenredig met het nagestreefde doel. Er bestaan immers andere middelen : sommige daarvan worden reeds toegepast (paritaire samenstelling, met uitzondering van de voorzitter, van de Regering; wijze van aanstelling van de Regering; de zogenaamde " alarmbel "-procedure; gunstige verdeelsleutel voor de gewestelijke openbare dienst; oprichting van een eigen politieke gemeenschap - de Vlaamse Gemeenschapscommissie - die als tussenpersoon voor de Vlaamse Gemeenschap te Brussel optreedt, enz.). Bovendien is de vergelijking met andere wetgevende organen ter zake niet dienend, of het nu gaat om het Europees Parlement (zoals de Raad van State heeft gezegd) of om de Senaat (waar de Duitstalige Gemeenschap een zetel gewaarborgd krijgt : die waarborg is immers niet verbonden met een verkiezing in de eerste graad maar strekt ertoe via een aanwijzing in de tweede graad een deelentiteit te vertegenwoordigen; bovendien gaat het te dezen niet om de toepassing van de techniek van de evenredige vertegenwoordiging, maar om de techniek van de verkiezing bij meerderheid van één kandidaat, want er moet in één zetel worden voorzien; hetzelfde geldt voor de tien gemeenschapssenatoren, waarbij het aantal rechtstreeks verkozen senatoren bovendien niet overeenstemt met de numerieke verhouding van de kiezers).

De bekritiseerde vertekening is des te ernstiger daar ze een " sneeuwbaleffect " kan veroorzaken : niet alleen wegen de stemmen van de ene zwaarder door dan de stemmen van de andere maar bovendien kan dat de Franstalige kiezers beïnvloeden om nuttig te stemmen voor Vlaamse kandidaten; gelet op de rechtspraak van het Hof kan zulks niet worden aangenomen.

A.4.4. De verzoekers in de zaak nr. 2342 voegen daaraan toe dat dit systeem zich niet voordoet als een overgangsmaatregel of een voorlopige maatregel maar in tegendeel als een definitieve maatregel, die van toepassing is voor onbepaalde duur.

Zij doen bovendien gelden dat, zelfs mocht men ervan uit kunnen gaan dat, met toepassing van de bestreden bepaling, het de kiezer zou zijn die, alvorens zijn stem uit te brengen, in zekere zin zelf ervoor zou kiezen te behoren hetzij tot het geheel van de lijsten van de kandidaten van de Franse taalgroep, hetzij tot het geheel van de lijsten van de kandidaten van de Nederlandse taalgroep, door " de facto " twee kiesgroepen in het leven te roepen, een dergelijk systeem hoe dan ook onverenigbaar zou blijven met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk beschouwd of in samenhang gelezen met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens : het belang van de kiesgroepen wordt immers niet bepaald en kan niet worden bepaald vóór de stemming, de keuze zou niet worden gemaakt op grond van objectieve criteria (bij gebrek aan subnationaliteit) en het in het geding zijnde aantal zetels wordt vastgesteld zonder verantwoording in de bijzondere wet. De op de kiezer uitgeoefende druk vormt een discriminatie.

A.4.5. De verzoeker in de zaak nr. 2347 voegt daaraan toe dat de wetgever niet verantwoordt waarom het bekritiseerde mechanisme niet moet worden uitgebreid ten gunste van de parlementsleden behorende tot Duitstalige groeperingen die zitting nemen in de Waalse Gewestraad en ten gunste van de parlementsleden die behoren tot de Franstalige groeperingen die zitting nemen in de Vlaamse Raad.

Hij bekritiseert ook artikel 28 in zoverre het op definitieve wijze de beide taalgroepen vaststelt terwijl de in het geding zijnde verdeling van dien aard is dat ze het gewicht van de stemmen raakt, en merkt op dat het arrest nr. 26/90 een bepaling voor bepaalde duur had aangenomen en dat geen rekening is gehouden met de evolutie van de samenstelling van het kiezerskorps.

A.4.6. De verzoeker in de zaak nr. 2353 bekritiseert de Vlaamse oververtegenwoordiging die voortvloeit uit de bestreden bepaling.

In zijn memorie van antwoord doet hij gelden dat niet wordt aangetoond dat de Vlaamse parlementsleden niet talrijk genoeg zijn om hun parlementaire werkzaamheden in normale omstandigheden te vervullen.

Het Hof kan echter bij ontstentenis van bewijs zijn toetsing niet uitoefenen en vaststellen of de bekritiseerde maatregelen evenredig zijn en of eenvoudige maatregelen van reorganisatie niet zouden hebben volstaan om het probleem van de overlast van de Vlaamse parlementsleden, dat misschien zijn oorsprong vindt in de cumulatie van de mandaten, op te lossen. Hij doet opmerken dat het optrekken van het aantal Franstalige parlementsleden nooit is verantwoord en zulks het automatische gevolg lijkt te zijn van het optrekken van het aantal Vlaamse parlementsleden en dat de politieke klasse akkoorden sluit zonder zich af te vragen of ze in overeenstemming zijn met de beginselen van de rechtsstaat.

A.5.1.1. De Ministerraad betwist in de eerste plaats dat er een schending zou zijn van het systeem van de evenredige vertegenwoordiging dat door de verzoekers impliciet wordt aangehaald.

Het beginsel is immers, wat betreft de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, noch ingeschreven in de Grondwet (zoals voor de federale kamers) noch in de bijzondere wet (zoals voor de andere gewestraden). De bestreden wet zou dus niet een beginsel kunnen schenden dat niet verankerd is en de omstandigheid dat het dat niet is, is in overeenstemming met de aangenomen opvatting die de bijzondere wetgever toestaat om alle deelentiteiten niet op dezelfde wijze te behandelen. De verdeling gebeurt bovendien vóór de stemming, door de bijzondere wet, zij is niet evenredig met het aantal kiezers of inwoners en geschiedt binnen elke taalgroep nog steeds volgens de techniek van de evenredige vertegenwoordiging.

A.5.1.2. De verzoeker in de zaak nr. 2347 repliceert dat de opvatting die de Ministerraad van het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging heeft te eng is : hij betoogt dat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in beginsel, in kieszaken, garanderen dat de samenstelling van een verkozen vergadering de volledige weerspiegeling en niets dan de weerspiegeling zal zijn van de stemmen die door het kiezerskorps dat haar verkozen heeft zijn uitgebracht, en daardoor garanderen dat, onder voorbehoud van een objectieve en redelijke verantwoording in tegengestelde zin, elke uitgebrachte stem hetzelfde gewicht zal hebben bij de invloed die zij uitoefent op de samenstelling van de te kiezen vergadering.

A.5.1.3. De verzoekers in de zaak nr. 2342 repliceren dat in het in de Belgische Grondwet georganiseerde democratische stelsel, het systeem van de evenredige vertegenwoordiging ontegenzeggelijk de regel is, evenzeer als andere even fundamentele regels zoals het geheim van de stemming. De artikelen 62 en 68 van de Grondwet en artikel 29 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 bevestigen de toepassing van het kiessysteem van de evenredige vertegenwoordiging bij de verkiezingen voor de Kamer en de Senaat en die van de gewestraden; noch de artikelen 116 en 118 van de Grondwet noch het beginsel van de constitutieve autonomie impliceren dat de wetgever zich kan onttrekken van de inachtneming van het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging. Bovendien was er tijdens de parlementaire voorbereiding geen sprake van een afwijking van dat beginsel maar wel van een versoepeling ervan.

A.5.1.4. De verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 repliceren dat zij nooit het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging hebben aangevoerd.

A.5.2. De Ministerraad is van mening dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gelet op zijn tweetalig karakter, niet kan worden vergeleken met het Waalse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap, zoals de verzoeker in de zaak nr. 2347 doet ter staving van de uitbreiding van het in het geding zijnde stelsel tot de Duitstalige parlementsleden van de Waalse Gewestraad en tot de Franstalige parlementsleden van de Vlaamse Raad, aangezien die beide raden tot eentalige gebieden behoren.

Bovendien onderstreept hij dat het Waalse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap, in tegenstelling tot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, over constitutieve autonomie beschikken krachtens de artikelen 118, § 2, en 123, § 2, van de Grondwet, enerzijds, en artikel 35, § 3, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, anderzijds. Niets zou hen dus verhinderen om, op die basis, bepaalde beschermingsmechanismen in te voeren ten gunste, van de Duitstaligen van het Waalse Gewest, enerzijds, en van de Franstaligen in de Vlaamse Gemeenschap, anderzijds. Het optreden van de bijzondere wetgever is bijgevolg niet absoluut noodzakelijk zoals dat het geval is te Brussel.

De verzoeker in de zaak nr. 2347 repliceert dat het onderscheid dat wordt gemaakt tussen het (tweetalige) Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, enerzijds, en het Waalse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap, anderzijds, voortvloeit uit een juridische constructie waarbij die tweetaligheid wordt vastgesteld, zodat de Ministerraad een petitio principii formuleert wanneer hij oordeelt dat situaties die voortvloeien uit een voordien bestaand verschil in behandeling niet vergelijkbaar zijn.

Wat betreft de constitutieve autonomie die door de Ministerraad wordt aangevoerd, antwoordt de verzoeker dat die de bevoegdheid van de federale wetgever niet uitsluit.

A.5.3.1. In de veronderstelling dat het Hof van mening is dat het evenredigheidsbeginsel door de bijzondere wetgever in acht moest worden genomen, betekent dat beginsel volgens de Ministerraad niet dat de door de kiezers uitgebrachte stemmen hetzelfde absolute gewicht moeten hebben; een perfect systeem is niet uitvoerbaar en het Belgisch recht kent vijf voorbeelden van versoepeling van het beginsel : de in de Grondwet verankerde zetelverdeling onder de rechtstreeks verkozen senatoren geeft een lichte Vlaamse oververtegenwoordiging weer terwijl die van de gemeenschapssenatoren wijst op een Vlaamse ondervertegenwoordiging; de wet betreffende de verkiezing van het Europees Parlement geeft een oververtegenwoordiging weer van de Duitstalige minderheid; de federale wet waarbij het land in kieskringen wordt verdeeld begunstigt de grote partijen wanneer zij slechts twee of drie volksvertegenwoordigers toewijst aan bepaalde kieskringen; tenslotte maakt ook de verdeling van de 75 zetels (64 F + 11 N) van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, zoals die voortvloeit uit artikel 20 in de versie die voorafgaat aan die waartegen het beroep is ingesteld, een oververtegenwoordiging van de Brusselse Vlamingen mogelijk. De bestreden wet vormt dus enkel een bijkomende versoepeling en, in tegenstelling tot wat de verzoekers betogen, zijn de vergelijkingen relevant, vermits zij aantonen dat de techniek van de evenredige vertegenwoordiging niet altijd even scrupuleus wordt toegepast.

A.5.3.2. De verzoeker in de zaak nr. 2347 betwist de relevantie van bepaalde vergelijkingen. In de rechtsleer wordt unaniem geoordeeld dat de samenstelling van de Senaat algeheel genomen in geen enkel opzicht afwijkt van het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging en dat de Brusselse Hoofdstedelijke Raad niet kan worden vergeleken met de Europese vergadering, die geen wetgevende vergadering in de eigenlijke betekenis kan worden genoemd. Bovendien is een vergelijking geen argument.

A.5.3.3. De verzoekers in de zaak nr. 2342 voegen, in dezelfde zin, daaraan toe dat, in tegenstelling tot het in het geding zijnde voorbeeld, alle geciteerde voorbeelden verwijzen naar situaties die gekenmerkt worden door het bestaan van afzonderlijke kiescolleges, enerzijds, en die reeds vóór de verkiezing bestonden, anderzijds, zodat het aantal kiezers dat tot elk van die kiescolleges behoort wordt vastgesteld, of op zijn minst kan worden vastgesteld, vóór de verkiezing en vóór de vaststelling van het aantal zetels dat door elk van die colleges moet worden ingenomen. Zij doen bovendien gelden dat de aanwijzing van de gemeenschapssenatoren via een verkiezing in de tweede graad gebeurt.

Zij voegen daaraan toe dat de Ministerraad, die zich op verminkte citaten uit de rechtsleer baseert, zelf heeft erkend dat de aangevochten bepalingen het systeem van de evenredige vertegenwoordiging hadden gewijzigd.

A.5.3.4. De verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 betwisten ook het bestaan van twee afzonderlijke kiescolleges. Zelfs indien dat zo was, zal het feit blijven dat bij de stemming de Brusselse kiezers allen eenzelfde stembiljet voor zich zouden hebben waarvan men vanaf het begin weet dat de keuze voor bepaalde lijsten veeleer dan voor andere niet hetzelfde gewicht zal hebben en dat de aldus ingevoerde " vertekening " (van 0,7 naar 1) zeer groot en kennelijk onevenredig is.

Zij betwisten ook de relevantie van de door de Ministerraad gemaakte vergelijkingen en onderstrepen dat de in het geding zijnde " versoepelingen " geenszins het spel van de vrije concurrentie tussen de kandidaten en de vrije keuze van de kiezers vervalsen en geen invloed hebben op het kiesgedrag, in tegenstelling tot de in de huidige beroepen bestreden normen.

A.5.4.1. De Ministerraad weerlegt de kritiek die is afgeleid uit het feit dat het in het geding zijnde verschil in behandeling aangetoond zou zijn in hetzelfde arrondissement en voor de kiezers van eenzelfde college door te doen gelden dat voor de in het geding zijnde verkiezingen er slechts één kiesomschrijving bestaat en dat het verbod op subnationaliteiten het niet mogelijk maakt de taal vast te stellen van de lijst waarvoor de kiezer zal stemmen. Aangezien, a priori , geen categorieën van personen kunnen worden vastgesteld, kan er geen willekeurig verschil in behandeling zijn.

A.5.4.2. De verzoeker in de zaak nr. 2347 repliceert dat de opvatting van de Ministerraad te abstract is; zij is in strijd met het arrest nr. 26/90 (bij de verkiezing van het Europees Parlement kon het aantal kiezers voor elk van de beide colleges niet a priori worden vastgesteld), zij roept rechtsonzekerheid in het leven (vermits ze veronderstelt dat de resultaten van de verkiezing erkend zijn om te kunnen natrekken of de verschillen in gewicht van de stemmen in overeenstemming zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet) en zij maakt de motieven zelf van de bestreden bepalingen onbegrijpelijk.

A.5.4.3. De verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 merken op dat de Ministerraad, doordat hij betoogt dat de met elkaar vergeleken categorieën niet a priori kunnen worden vastgesteld, een bijzonder hypocriet argument aanwendt dat de poging om het objectieve en redelijke karakter van het ontegenzeglijk in de bestreden normen gemaakte verschil in behandeling ongeloofwaardig maakt. In de parlementaire voorbereiding en in de memories van de overheden die in deze rechtspleging tussenkomen wordt de aanneming van die bepalingen voortdurend voorgesteld als een waarborg voor de Vlaamse vertegenwoordiging te Brussel en dus om het te kleine aantal Vlaamse kiezers te Brussel te verhelpen. Waarom dan, in dat geval, de vertegenwoordiging van één van die categorieën van kiezers waarborgen ? A.5.5. De Ministerraad is van mening dat de verzoekers in de zaken nrs. 2336 en 2342 onterecht kritiek uiten op de vage en onnauwkeurige verantwoording van de bestreden maatregel, aangezien die elders is verantwoord dan in de motivering van het amendement waarbij hij is ingevoerd.

Hij zet uiteen dat de in aanmerking genomen verdeelsleutel 72/17 nagenoeg gelijk is met die van 80 pct. - 20 pct. die in aanmerking wordt genomen om verschillende ontvangsten te verdelen die op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest worden geïnd, alsmede voor de verdeling van de middelen die voortvloeien uit de begroting van dat Gewest. Die verdeelsleutel is dus geenszins aanstootgevend, gelet op de bedoeling ervan.

De verzoekers in de zaak nr. 2342 repliceren dat het criterium van de verdeelsleutel van de te Brussel geïnde ontvangsten niet relevant is, vermits het hier gaat om een van de fundamentele rechten van de representatieve democratie, en dat de aangevoerde " sleutel " even betwistbaar is, zowel wat het principe ervan betreft als ten aanzien van de bestaande gegevens. Een ongrondwettigheid kan niet worden verantwoord door onregelmatigheden van verdeelsleutels die, inzake openbare diensten, regelmatig door de Raad van State worden afgekeurd.

Op dezelfde wijze achten de verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 de door de Ministerraad gemaakte vergelijking onbetamelijk.

A.5.6.1. De Ministerraad betwist tevens het argument dat is afgeleid uit het aantal stemmen dat vereist is om een zetel te verkrijgen in elk van de beide taalgroepen : de verhouding kan immers evolueren en de grief die wordt afgeleid uit het feit dat de kiezer ertoe zou kunnen worden gebracht te stemmen met het oog op het gewicht van zijn stem veeleer dan op grond van het partijprogramma is uiterst hypothetisch en speculatief; zelfs in een systeem van evenredige vertegenwoordiging kent de kiezer niet op voorhand het gewicht van zijn stem.

De Ministerraad is verder van mening dat het bekritiseerde stelsel niet op onevenredige wijze de kansen van de Franstalige kandidaten om verkozen te worden raakt, vermits, in tegenstelling tot het verleden, er geen concurrentie meer is tussen kandidaten van de beide taalgroepen, aangezien in de wet het aantal zetels wordt vastgesteld dat aan elk van hen wordt toegekend. Elke verkiezing heeft overigens een onzeker karakter.

A.5.6.2. De verzoekers in de zaak nr. 2342 zijn daarentegen van mening dat de concurrentie nog zal worden aangewakkerd door het voordeel dat de vertekening van het systeem van de evenredige vertegenwoordiging aan de Nederlandstalige kandidaten verleent.

A.5.6.3. De verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 repliceren dat de verdeling van de verkozenen bij de vorige drie verkiezingen zeer stabiel is geweest.

A.5.7. De door de verzoekers aangevoerde internationaalrechtelijke bepalingen laten, volgens de Ministerraad, aan de Staten de vrijheid om hun kiessysteem te regelen, op voorwaarde dat elke stem een gelijk gewicht heeft; dit betekent dat de stemmen op gelijke wijze worden geteld en men gaat niet uit van een welbepaald systeem, waarbij overigens het cijnskiesrecht, het meervoudig stemrecht of het stemmen per stand of orde worden veroordeeld. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in het arrest " Mathieu-Mohin en Clerfayt " van 2 maart 1987 onderstreept dat de in artikel 3 van het Protocol verankerde rechten niet als absolute rechten mochten worden beschouwd.

Geen enkel systeem kan immers het fenomeen van de " verloren stemmen " vermijden. Daaruit volgt dus niet dat alle stembiljetten een gelijk gewicht moeten hebben ten aanzien van het resultaat, noch elke kandidaat gelijke kansen moet hebben om het te halen. Voor het Hof te Straatsburg moet aldus erover worden gewaakt dat die voorwaarden die rechten niet dermate verminderen dat ze in hun essentie zelf worden geraakt en van hun doeltreffendheid beroofd, dat ze een wettig doel nastreven en dat de aangewende middelen niet onevenredig blijken. Het Arbitragehof heeft overigens die rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens tot de zijne gemaakt (zie arrest nr. 90/94, B.5.9, en arrest nr. 28/95, B.6).

De verzoekers in de zaak nr. 2342 repliceren dat het niet relevant is dat het fenomeen van de " verloren stemmen " wordt aangevoerd, dat enkel kan voortvloeien uit de verdeling in afzonderlijke kiesomschrijvingen of uit het bestaan van afzonderlijke kiescolleges en dus geen enkel verband vertoont met deze zaak, die precies wordt gekenmerkt door het bestaan van één enkel kiescollege en één enkele kiesomschrijving alsmede door de onmogelijkheid om vóór de stemming te voorspellen voor welke kandidaten en op welke lijsten de kiezers hun stemmen zullen uitbrengen.

A.5.8.1. Volgens de Ministerraad wordt bij de versoepeling van de evenredige vertegenwoordiging een wettig doel nagestreefd waarmee de bestreden maatregel evenredig is. Hij verwijst naar de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens betreffende artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag, en is in tegenstelling tot de verzoekers in de zaak nr. 2336 van mening dat de bestreden maatregel noodzakelijk en zelfs onvermijdelijk was.

Het aangevochten systeem moet worden beoordeeld in het licht van de fundamentele regels en de politieke evolutie van het land : de voormelde akkoorden strekken ertoe de Brusselse Nederlandstalige bevolking daadwerkelijk te beschermen teneinde haar daadwerkelijke deelname aan de besluitvorming te garanderen en vullen zodoende de beschermingsmechanismen aan die reeds werden ingevoerd in 1971 (Brusselse Agglomeratie), 1989 en 1993 (Brusselse instellingen). Sinds 1989, werd evenwel geoordeeld dat het beperkte aantal leden van de Nederlandse taalgroep van de Raad (11 of 10 leden naargelang van het resultaat van de verkiezingen van 1989, 1994 en 1999) de goede werking van de instellingen kon raken. De bijzondere wet van 12 januari 1989 vereist immers dat, naast de voorzitter, de Regering twee leden van de Franse taalgroep telt en twee leden van de Nederlandse taalgroep. Dat heeft tot gevolg dat op een gewone meerderheid binnen een groep van elf personen - zijnde ten minste zes personen - drie leden een functie in de Regering moeten uitoefenen, terwijl de parlementaire controle van het optreden van de Regering moet worden verzekerd door de overblijvende leden. Bovendien moeten de leden van de Nederlandse taalgroep deelnemen aan alle parlementaire commissies, aan de werking van de Vergadering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en aan die van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, en, voor zes van hen, aan de Vlaamse Raad en hierdoor, in voorkomend geval, de Senaat. De verdeling van die taken onder de leden van die groep bleek een onmogelijke opdracht te zijn.

Doordat de bestreden wet ernaar streeft dat de vertegenwoordigers van de Brusselse Nederlandstalige bevolking voldoende talrijk zouden zijn om de taken te kunnen waarnemen die voortvloeien uit de mechanismen van medebeheer van de Brusselse instellingen, heeft zij een wettige doelstelling nagestreefd.

A.5.8.2. De verzoeker in de zaak nr. 2347 formuleert in beginsel geen enkel bezwaar tegen de wettigheid van de hiervoor uiteengezette " praktische " verantwoording. Hij betwist daarentegen de relevantie zelf van de " ideologische " verantwoording die daarmee verbonden wordt, aangezien, volgens hem, de Nederlandstalige bevolking te Brussel niet het statuut van " minderheid " in de juridische zin van het woord kan doen gelden, en daardoor te haren voordele geen versoepelingen kan opeisen van de regel van gelijkheid waarbij, over het algemeen, in een democratische samenleving de bescherming van dat type van groep kan worden verantwoord. De verzoeker verwijst naar de lering van de heren Velaers, Senelle en Suy die van oordeel zijn dat, sinds 1998, de Nederlandstaligen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie geen " minderheid " vormen, aangezien op dat niveau " een machtsevenwicht tot stand is gebracht, zodat geen enkele van de beide groepen de machtspositie van de andere ondergaat ". Als mechanismen die het minderheidsstatuut van de Nederlandstalige Brusselaars afschaffen, citeren zij : de alarmbel in het Parlement, de pariteit binnen de Regering en de vereiste van de dubbele meerderheid voor de aanneming van bepaalde ordonnanties. De bekritiseerde maatregelen zijn dus onevenredig, aangezien de evenredigheid van een maatregel de noodzaak ervan veronderstelt, in die zin dat er geen andere maatregel mag bestaan die, wanneer die even doeltreffend is om de gewenste doelstelling te bereiken, echter minder nadeel oplevert voor de in het geding zijnde rechten en vrijheden. De rechtsleer heeft evenwel sinds lang verscheidene remedies voorgesteld waarbij een einde kon worden gemaakt aan de moeilijkheden van de Nederlandse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad - evenredige - verhoging van het aantal raadsleden, coöptatie) zonder afbreuk te doen aan het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging of door er slechts op beperkte wijze afbreuk aan te doen.

Volgens de verzoeker brengt de bestreden maatregel, ook al voldoet hij aan het criterium van de noodzaak, geenszins een billijk evenwicht tot stand van de in het geding zijnde belangen.

A.5.8.3. De verzoekers in de zaak nr. 2342 betwisten dat de bestreden maatregelen noodzakelijk zouden zijn voor de bescherming van de Nederlandstalige minderheid te Brussel, die de best mogelijke bescherming geniet (in tegenstelling tot de " minderheden die nochtans een meerderheid vormen " in de Brusselse rand en zelfs de Franstalige minderheid op federaal vlak). Het gaat veeleer om het oplossen van de moeilijkheden die sommige Nederlandstalige verkozenen ondervinden om hun mandaat doeltreffend uit te oefenen.

A.5.8.4. De verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 betwisten tevens het noodzakelijke karakter van de bestreden maatregel. Volgens hen hebben de voornaamste grieven in verband met een zogeheten te zwakke Vlaamse vertegenwoordiging in de wetgevende organen van de instellingen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geen betrekking op de Nederlandse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad als dusdanig maar wel op de Vergadering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De samenstellingmechanismen van dat laatstgenoemde orgaan werden echter volledig herzien door andere bepalingen die aantonen dat het niet noodzakelijk was het aantal parlementsleden die lid zijn van de Nederlandse taalgroep van de Raad op te trekken teneinde de voormelde Vergadering in staat te stellen doeltreffender te werk te gaan.

Het argument dat is afgeleid uit de bescherming die moet worden toegekend aan de Vlaamse minderheid te Brussel is in tegenspraak met het zo vaak door de overheden van de Vlaamse Gemeenschap herhaalde argument volgens hetwelk er in België geen minderheden zouden bestaan, een argument dat sinds jaren de ratificatie verhindert van het Verdrag van de Raad van Europa betreffende de bescherming van de minderheden.

A.5.9. Volgens de Ministerraad zijn de aangewende middelen niet onevenredig. Het versterken van de aanwezigheid van de Nederlandstaligen binnen de Raad, door, zoals is voorgesteld, het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest uit te breiden, zou afbreuk hebben gedaan aan de integriteit van het grondgebied van het Vlaamse Gewest en daardoor aan het tijdens de vorige institutionele hervormingen tot stand gebrachte evenwicht; geweerd werd eveneens de door sommigen voorgestelde uitbreiding van de vertegenwoordiging van de Nederlandse taalgroep bovenop het minimum aantal zetels dat aan de Nederlandstaligen zou zijn toegekend, want zulks zou slechts mogelijk geweest zijn ten nadele van de vertegenwoordiging van de Franse taalgroep.

De uiteindelijk in aanmerking genomen verdeling van de zetels in twee groepen veronderstelde de vaststelling van het aantal zetels. Er werd een verhouding van 25 N/50 F voorgesteld, wat volgens de resultaten van de verkiezingen van 1999 ten aanzien van de stemmen geleid zou hebben tot een verhouding van 0,33 tegenover 1. Het bij een ruime meerderheid aangenomen systeem verleent voor vandaag en voor de toekomst een vertegenwoordiging van 19 pct. aan de vertegenwoordigers van de Nederlandstalige Brusselse bevolking.

A.5.10.1. Voor het overige is de Ministerraad van oordeel dat de bijzondere wetgever niet kan worden verweten te hebben gekozen voor de ene dan wel voor de andere oplossing. Zoals het Hof heeft beslist (arrest nr. 23/89) staat het niet aan het Hof te oordelen of een door de wet voorgeschreven maatregel opportuun of wenselijk is. Het heeft het stelsel aangenomen dat is ingevoerd bij de wet betreffende de verkiezing van het Europees Parlement (arrest nr. 26/90) dat - en dit moet worden beklemtoond - van toepassing was op het hele Rijk en niet werd ingegeven door de wil om een specifieke bevolkingsgroep in het land te beschermen maar veeleer om een algeheel evenwicht tussen de gemeenschappen en de gewesten te waarborgen. Die wet was weliswaar een omstandigheidswet waarvan de gevolgen in de tijd beperkt zouden zijn, terwijl de bestreden bepalingen in werking zullen treden, en zulks voor onbepaalde duur, bij de volgende hernieuwing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. De Ministerraad geeft dus toe dat de specifieke omstandigheden waarmee het Arbitragehof rekening heeft gehouden in het arrest nr. 26/90 zich niet voordoen in deze zaak; hij betoogt echter dat de Nederlandstalige Brusselse bevolking zich in een specifieke situatie bevindt, aangezien een bijkomende bescherming van die bevolkingsgroep vereist is om de daadwerkelijke deelname van haar vertegenwoordigers in het medebestuur van de Brusselse wetgevende organen mogelijk te maken. De analoge mechanismen van bescherming van de Franstalige minderheid op federaal niveau en van de Nederlandstalige minderheid op Brussels niveau die tot op heden zijn ingevoerd, zijn niet toereikend om reden van het beperkte aantal Vlaamse vertegenwoordigers te Brussel. De Franstalige bevolkingsgroep heeft nooit met die moeilijkheid te kampen gehad op federaal niveau.

A.5.10.2. De verzoeker in de zaak nr. 2347 repliceert dat de scheeftrekking die voortvloeit uit de bestreden wet sterker is dan die welke werd getoetst in het arrest nr. 26/90, dat zij op organieke wijze werd vastgesteld en dat de nieuwe door de Ministerraad aangevoerde " verzachtende omstandigheid " niet voldoende gewicht heeft om de gewilde compensatie door te voeren. En zulks des te minder daar andere bepalingen van de bijzondere wet van 13 juli 2001 de door de Ministerraad aangevoerde " werkoverlast " reeds substantieel verminderen. Enerzijds, zullen de zes Brusselse leden van de Vlaamse Gemeenschapsraad, overeenkomstig een vroegere aanbeveling in de rechtsleer en met toepassing van artikel 24, § 1, 2o, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij artikel 12 van de bijzondere wet van 13 juli 2001, rechtstreeks worden verkozen, en dus niet langer afkomstig zijn uit de Nederlandse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. In de toekomst zullen zij dus niet langer meer twee, en zelfs drie " petjes " moeten dragen, die voordien nadelig waren voor de goede uitoefening van hun " Brusselse " activiteiten. Anderzijds, stelt het nieuwe artikel 60, vijfde lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 een " Vlaamse Gemeenschapscommissie in uitgebreide samenstelling " in.

Hij merkt ten slotte op dat met overwegingen van de Raad van State die analoog zijn met diegene die in zijn adviezen vermeld zijn, en die besluiten tot de ongrondwettigheid van de bestreden maatregel en door de Regering zijn veronachtzaamd, wel degelijk rekening is gehouden door de Grondwetgever bij de invoeging van artikel 11bis van de Grondwet, teneinde een expliciete grondwettelijke grondslag te verlenen aan de vastgestelde maatregelen van positieve discriminatie tussen mannen en vrouwen in de beleidsvorming. Het is de Grondwetgever gebleken dat de invoering van een dergelijke gewaarborgde vertegenwoordiging onwettig zou zijn, want ze zou de wil van de kiezer verijdelen, een wil waarvan de inachtneming voortvloeit uit de aard zelf van het algemeen kiesrecht. Aldus bevestigt de Grondwetgever, via artikel 11bis van de Grondwet, dat een verlenging vormt en een lex specialis van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, uitdrukkelijk het beginsel van onaantastbaarheid van het vrije spel van de verkiezingen via een " gewaarborgde vertegenwoordiging " ten voordele van de ene of de andere groep, een beginsel waarvan de Grondwetgever zelf niet wil afwijken. Op basis van dergelijke elementen kan de bestreden maatregel enkel onevenredig worden geacht. De verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 maken dezelfde opmerking en verwijzen bovendien naar artikel 25, b, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

A.5.10.3. De verzoekers in de zaak nr. 2342 zijn van mening dat andere oplossingen in aanmerking hadden kunnen worden genomen die niet onevenredig zijn met het nagestreefde doel, zoals de evenredige verhoging van het aantal leden van de Raad. Deelname aan de werkzaamheden van de vergaderingen, mechanismen van coöptatie of decumulatie van de functies konden eveneens worden overwogen.

Die verzoekers zijn van mening dat de specifieke omstandigheden die werden aangevoerd in het arrest nr. 26/90 hier ontbreken, aangezien de situatie van de zeer goed beschermde Nederlandstalige minderheid te Brussel niet van dien aard is dat zij tot een hoger beginsel kan worden gemaakt, waardoor kan worden afgeweken van een dermate fundamenteel beginsel als de gelijkheid van de stemmen in één kieskring en bij ontstentenis van verscheiden kiescolleges. Zij hebben reeds aangegeven dat het er overigens niet om ging een minderheid te beschermen maar het werk van de Nederlandstalige leden in de Raad te vergemakkelijken.

A.5.11.1. De Ministerraad brengt overigens in herinnering dat het niet zeldzaam is dat, teneinde een deel van de bevolking te beschermen, de wetgever, zoals te dezen, een kiesstelsel invoert dat specifiek is voor een deel van het grondgebied. Het Europees Hof heeft het kiesstelsel aanvaard waarin werd voorzien in Noord-Ierland, dat verschilt van datgene dat in de rest van het Verenigd Koninkrijk bestaat. Het heeft ook het IJslandse systeem aangenomen dat in een oververtegenwoordiging voorziet van de minst bevolkte kieskringen.

A.5.11.2. De verzoekers in de zaken nrs. 2227 en 2336 repliceren dat de door de Ministerraad verdedigde oplossing de meest nadelige is voor de inachtneming van de rechten en vrijheden. Ze kan niet worden vergeleken noch met de aangevoerde exotische voorbeelden noch met de oplossing die in aanmerking werd genomen voor de Europese verkiezingen (arrest nr. 26/90). Zij vragen aan het Hof om de opoffering ten aanzien van de in de verschillende middelen bedoelde fundamentele bepalingen te vergelijken met de aangevoerde situatie van specifieke bescherming, in het bijzonder in het licht van de andere in de bijzondere wet van 13 juni 2001 bedoelde mechanismen om de werking te verlichten (samenstelling van de Vergadering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, geen dubbel petje meer voor de Brusselse vertegenwoordigers in de Vlaamse Raad, enz.).

A.6.1. Het College van de Franse Gemeenschapscommissie is van mening dat er binnen eenzelfde kiescollege geen enkele verschillende behandeling is. Wel integendeel, er worden twee verschillende kiescolleges opgericht. Binnen die colleges zal elke stem hetzelfde gewicht hebben. Elke stem zal dus even belangrijk zijn binnen het kiescollege waartoe de kiezer ingevolge zijn vrije keuze behoort. Op dezelfde wijze voorziet artikel 87 van het Kieswetboek van 12 augustus 1928 in de verdeling van de kiezers in verschillende kiesomschrijvingen en dus kiescolleges, en impliceert het geen enkele discriminatie aangezien binnen elke kiesomschrijving elke stem hetzelfde gewicht zal hebben.

De verzoeker in de zaak nr. 2347 repliceert, met verwijzing naar artikel 14 van de bijzondere wet van 12 januari 1989, dat de stelling van een " dualiteit " van de kiescolleges voor de in het geding zijnde verkiezingen volkomen onjuist is, ook al zou een bepaalde rechtsleer ze genegen zijn. Hoe dan ook, uit het arrest nr. 26/90 volgt dat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voor alle kiezers van eenzelfde vergadering gelden, ook al worden zij verdeeld in twee afzonderlijke kiescolleges.

A.6.2. In de veronderstelling dat daadwerkelijk een preferentiële behandeling wordt voorbehouden aan de Nederlandstalige kiezers en kandidaten, is het voornoemde College van mening dat het onderscheid tussen de Franstalige kiezers en de Nederlandstalige kiezers kennelijk op objectieve criteria berust die verbonden zijn met het lidmaatschap van een kiescollege en het onderstreept dat elke kiezer van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de vrije keuze heeft in verband met het college waartoe hij wenst te behoren. Het College merkt op dat het door de verzoekers aangevoerde onderscheid tussen Franstalige en Nederlandstalige kandidaten eveneens op een objectief criterium berust, namelijk de taalgroep van die kandidaten en hun aanwezigheid op een Franstalige of Nederlandstalige lijst.

A.6.3. Het voornoemde College is van mening dat de doelstelling die erin bestaat doeltreffend en concreet parlementaire werk mogelijk te maken een wettige doelstelling is : de Raad van State neemt aan dat de bescherming van een taalminderheid een wettig doel kan vormen en de bescherming van de rechten van een minderheid in Noord-Ierland werd als dusdanig aangenomen door het Europees Hof. De maatregel is niet onevenredig, hoewel elke maatregel ter bescherming van een minderheid in zich een discriminatie bevat ten aanzien van de meerderheid. In dit verband dient, zoals het Hof dat heeft gedaan in zijn arrest van 22 december 1994, de bestreden maatregel te worden beoordeeld ten aanzien van het institutionele evenwicht dat is bereikt tijdens de betwiste hervorming.

Te dezen heeft de bijzondere wetgever een evenwicht gezocht tussen de fundamentele beginselen van het kiesrecht, de bescherming van de Nederlandstalige minderheid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en een goede werking van de Brusselse instellingen. Met de bijzondere situatie van de dubbele meerderheid binnen die instellingen diende tevens rekening te worden gehouden.

Dat institutionele evenwicht raakt noch de vrijheid van elkeen om te stemmen voor de kandidaat van zijn keuze, noch de vrijheid om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen. Het heeft evenmin tot gevolg dat bepaalde kiezers minder invloed zouden hebben op de aanwijzing van hun vertegenwoordigers dan andere kiezers, noch dat een electoraal voordeel zou worden toegekend aan een bepaalde kandidaat ten nadele van andere kandidaten, aangezien elke stem hetzelfde gewicht zou hebben in elk kiescollege.

A.7.1. De Vlaamse Regering zet uiteen dat de middelen van de verzoekers een parafrase zijn van de opmerkingen van de Raad van State, waarop de Regering heeft geantwoord tijdens de parlementaire voorbereiding van de bestreden wet. Daarvan worden uittreksels weergegeven. Meer algemeen ligt het volgens haar voor de hand dat de bescherming van de minderheden ertoe strekt verschillen (of gelijkenissen) in behandeling in het leven te roepen die niet evenredig lijken te zijn met de numerieke verhoudingen, wat overigens eigen is aan " positieve discriminaties " en " corrigerende ongelijkheden ". Het meest spectaculaire voorbeeld daarvan is de vertegenwoordiging van het Groothertogdom Luxemburg in het Europees Parlement. Bovendien weet men bij gebrek aan subnationaliteiten niet hoeveel Franstaligen en Nederlandstaligen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest telt; zij kunnen immers kiezen voor welke lijst ze stemmen.

Of er te dezen al dan niet een grondwettelijke basis bestaat, is zonder gevolg, aangezien de Grondwetgever het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen - wat in ieder geval zijn doelstelling is, wanneer hij een positieve discriminatie in het leven roept - en gehouden is door de bepalingen van het internationaal recht met rechtstreekse werking die betrekking hebben op het kiesrecht en de gelijke behandeling.

Bovendien tonen de in de Grondwet ingeschreven beschermingen van de minderheden (pariteit van de Ministerraad, samenstelling van de Senaat) aan dat de gelijkheid vaak gediend wordt met gelijke of ongelijke behandelingen die soms verregaand buiten proportie zijn.

Tevens dient te worden opgemerkt dat de gelijke behandeling van groepen verkozen mag worden boven die van de individuen, aangezien de eerstgenoemde behandeling meer wordt ingegeven door het algemeen belang dan de laatstgenoemde, die in de eerste plaats particuliere belangen dient.

A.7.2. De Vlaamse Regering weert het argument dat is afgeleid uit de ontstentenis van een gewaarborgde minimale vertegenwoordiging van de Duitstaligen en de Franstaligen in de Waalse Gewestraad en de Vlaamse Raad, door op te merken dat Brussel een tweetalig gebied is en dat precies daarom de Vlaamse taalgroep van de Raad is samengesteld als een orgaan dat over prerogatieven, functies en bevoegdheden beschikt. - B - B.1.1. De artikelen 21 en 28 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen wijzigen de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen; zij luiden : " Art. 21. In artikel 10 van dezelfde bijzondere wet wordt het getal ' 75 ' vervangen door het getal ' 89 '. " " Art. 28. In artikel 20 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 5 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1o § 2 wordt vervangen als volgt : ' § 2. Alvorens over te gaan tot de verdeling van de toe te wijzen zetels, worden 72 zetels omgeslagen over alle lijstengroepen van kandidaten van de Franse taalgroep en worden 17 zetels omgeslagen over alle lijstengroepen van kandidaten van de Nederlandse taalgroep.

Het gewestbureau berekent voor elke taalgroep een kiesdeler door het algemene totaal van de stembrieven waarmee een geldige stem wordt uitgebracht op de lijsten van kandidaten van een taalgroep te delen door 72 voor de Franse taalgroep en door 17 voor de Nederlandse taalgroep. Het kiescijfer van elke groep van lijsten wordt gevormd door de optelling van het aantal stembrieven waarmee een geldige stem wordt uitgebracht op de lijsten van die groep.

Het gewestbureau deelt de kiescijfers van de groepen van lijsten door de kiesdeler die op hen betrekking heeft en stelt voor elke groep van lijsten het kiesquotiënt vast, waarvan de eenheden overeenkomen met het aantal onmiddellijk verworven zetels. Het deelt vervolgens die kiescijfers achtereenvolgens door 1, 2, 3, enz. als de groep nog geen enkele definitief verworven zetel zou hebben; door 2, 3, 4, enz. als de groep slechts één enkele verworven zetel zou hebben; door 3, 4, 5, enz., als de groep twee zetels zou hebben verworven; enz. De eerste deling gebeurt telkens door een cijfer dat gelijk is aan het totale aantal zetels dat de groep zou halen als ze de eerste van de nog toe te wijzen zetels zou krijgen.

Het bureau rangschikt de quotiënten volgens hun grootte tot een aantal quotiënten wordt verkregen dat gelijk is aan het nog toe te wijzen aantal zetels; bij elke nuttige quotiënt wordt een extra zetel toegekend aan de groep waarop het betrekking heeft. Bij gelijke quotiënten wordt de overblijvende zetel toegekend aan de groep van lijsten met het hoogste kiescijfer. ' 2o Het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidende : ' § 3. Het gewestbureau verdeelt vervolgens, indien nodig, de zetels die elke groep van lijsten aldus behaald heeft, onder de lijsten waaruit de groep bestaat en gaat over tot de zetelverdeling volgens de regels vervat in de artikelen 29te r, 29quate r, 29octies en 29novies van de bijzondere wet. ' " Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep in de zaak nr. 2336 B.1.2. De Ministerraad betwist de ontvankelijkheid van het beroep ingediend in de zaak nr. 2336 om reden dat het door dezelfde verzoekers is ingediend en hetzelfde onderwerp heeft als het beroep dat is ingediend in de zaak nr. 2227.

Niets belet dat een verzoeker bij een tweede verzoekschrift de middelen aanvult of wijzigt die hij in een eerste verzoekschrift heeft geformuleerd, voor zover het tweede verzoekschrift werd overgezonden binnen de termijn van zes maanden waarin artikel 3, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 voorziet, hetgeen te dezen het geval is.

De exceptie wordt verworpen.

Ten aanzien van het belang om in rechte te treden B.1.3. De Ministerraad voert aan dat de verzoekers niet over het vereiste belang beschikken.

Het kiesrecht is het fundamenteel politiek recht in de representatieve democratie. Elke kiezer of kandidaat doet blijken van het vereiste belang om de vernietiging te vorderen van bepalingen die zijn stem of zijn kandidatuur ongunstig kunnen beïnvloeden.

De verzoekers kunnen rechtstreeks en ongunstig in hun situatie worden geraakt door de bestreden bepalingen in zoverre deze tot gevolg hebben dat de kandidaat op wie zij hun stem uitbrengen (of de kandidaat die zij zelf zouden zijn) minder kansen heeft om verkozen te worden indien hij opkomt op een lijst van kandidaten van de Franse taalgroep, dan wanneer hij opkomt op een lijst van kandidaten van de Nederlandse taalgroep.

De exceptie wordt verworpen.

Ten gronde B.2.1. De bestreden bepalingen brengen het aantal zetels in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 75 op 89 en bepalen zelf, in tegenstelling tot de bepalingen die ze vervangen, het aantal zetels dat is voorbehouden aan de verkozenen van de Franse taalgroep (72) en aan de verkozenen van de Nederlandse taalgroep (17).

B.2.2. Door te verwijzen naar de resultaten van de verkiezingen voor de Gewestraden van 1999 en het aantal stemmen behaald door de Franstalige lijsten en de Nederlandstalige lijsten, doen de verzoekende partijen gelden dat de Franstalige kiezers en kandidaten worden gediscrimineerd door de bepalingen die zij aanvechten, doordat minder stemmen nodig zouden zijn om een Nederlandstalige kandidaat te verkiezen dan om een Franstalige kandidaat te verkiezen, waarbij de verhouding ongeveer zeven tot tien bedraagt.

B.2.3. Uit de uiteenzetting van de middelen blijkt dat de kritiek van de verzoekende partijen niet betrekking heeft op de vaststelling van het aantal leden van de Raad (artikel 21) maar wel op de verdeling van de zetels tussen de taalgroepen van de Raad (artikel 28). Daaruit volgt dat het beroep niet ontvankelijk is in zoverre het betrekking heeft op artikel 21.

B.3. Door zelf de verhouding vast te leggen tussen de zetels van de twee taalgroepen in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, zonder erin te voorzien dat die verhouding kan worden herzien, maakt de bestreden wet het mogelijk dat die verhouding verschillend kan zijn van die welke, zonder die vastlegging, het gevolg zou zijn van de door de kiezers uitgebrachte stemmen. De in het geding zijnde bepaling roept aldus een verschil in behandeling in het leven tussen kiezers en tussen kandidaten, naargelang zij ervoor opteren hun stem uit te brengen of zich kandidaat te stellen op een lijst die tot de ene dan wel tot de andere taalgroep behoort.

B.4. Anders dan voor de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat (artikelen 62, tweede lid, en 68, § 1, van de Grondwet) en de verkiezingen van de Vlaamse Raad en de Waalse Gewestraad (artikel 29, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen), is voor de verkiezingen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad niet bepaald dat zij volgens het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging geschieden.

B.5. Artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepaalt : " De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich om met redelijke tussenpozen vrije, geheime verkiezingen te houden onder voorwaarden welke de vrije meningsuiting van het volk bij het kiezen van de wetgevende macht waarborgen. " De uit die bepaling afgeleide rechten om te kiezen en verkozen te worden zijn niet absoluut. De beperkingen aan die rechten moeten een wettig doel nastreven en evenredig zijn met dat doel. Zij mogen niet de essentie van die rechten aantasten (zie de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 2 maart 1987, Mathieu-Mohin en Clerfayt t/ België, § 52; 1 juli 1997, Gitonas en anderen t/ Griekenland, § 39; 2 september 1998, Ahmed en anderen t/ Verenigd Koninkrijk, § 75; 4 juni 2000, Labita t/ Italië, § 201; 9 april 2002, Podkolzina t/ Letland, § 33; 6 juni 2002, Selim Sadak en anderen t/ Turkije, § 31).

B.6. Om aan de vereisten van artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens te voldoen kunnen de verkiezingen zowel volgens een stelsel van evenredige vertegenwoordiging als volgens een meerderheidsstelsel worden gehouden.

Zoals artikel 3 niet inhoudt dat de zetelverdeling een exacte weerspiegeling van de stemaantallen dient te zijn, staat het in beginsel niet eraan in de weg dat ten aanzien van een numerieke minderheid in een vaste vertegenwoordiging wordt voorzien.

Het Hof dient evenwel elk verschil in behandeling tussen kiezers of tussen kandidaten dat daaruit zou voortvloeien te beoordelen op de overeenstemming ervan met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.7. De bestreden bepaling is gesitueerd binnen het algemene institutionele stelsel van de Belgische Staat dat beoogt een evenwicht te verwezenlijken tussen de verschillende gemeenschappen en gewesten van het Koninkrijk. Binnen dat algemene institutionele stelsel is het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest het enige tweetalige gebied, wat eigen institutionele organen en mechanismen verantwoordt.

B.8. In een dergelijk stelsel beoogt de bestreden regeling in het bijzonder een oplossing te bieden voor het probleem van de vertegenwoordiging van de Nederlandstaligen in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, die " op overtuigende wijze [hadden] aangetoond dat er voor hen grote moeilijkheden rezen om hun werkzaamheden op een democratische wijze in het Brussels parlement uit te voeren " (Parl.

St. , Senaat, 2000-2001, nr. 2-709/7, p. 255).

De Nederlandstalige leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad maken ook deel uit van de Vergadering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Bovendien namen de eerste zes verkozen leden tevens zitting in de Vlaamse Raad.

Wanneer blijkt dat een deel van de verkozenen van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, om institutionele redenen, niet volwaardig de mandaten kunnen uitoefenen die hun toekomen, dreigt de democratische werking van de betrokken instellingen in gevaar te worden gebracht.

B.9. Bij de laatste verkiezingen behaalden de kandidaten van de Nederlandse taalgroep 11 van de 75 zetels in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. Vanaf de volgende verkiezingen zal de Nederlandse taalgroep 17 leden tellen op een totaal van 89 raadsleden.

De verhoging van het aantal leden van de Raad, alsmede de waarborg dat de Nederlandse taalgroep over een vast aantal zetels zal beschikken, dragen bij tot de verwezenlijking van de nagestreefde doelstelling.

Volgens berekeningen zou de vaste zetelverdeling betekenen dat, op basis van de vorige verkiezingsresultaten, voor een Nederlandstalige zetel 3.562 stemmen zouden volstaan, terwijl voor een Franstalige zetel 5.086 stemmen vereist zouden zijn, of een verhouding van 0,7/1. (Parl. St. , Senaat, 2000-2001, nr. 2-709/6, pp. 2-3) Het Hof merkt op dat die inschatting van de gevolgen van de maatregel op grond van de vorige verkiezingsuitslagen miskent dat de keuze van de kiezers niet noodzakelijkerwijze wordt geleid, en zeker niet wordt beperkt, door de taalaanhorigheid van de kandidaten, zodat het stemgewicht van de kiezers en de kansen van de kandidaten niet a priori kunnen worden geacht verschillend te zijn.

Bovendien zou, zelfs indien bij de volgende verkiezingen zou worden aangetoond dat er een onevenwicht bestaat tussen het aantal stemmen dat noodzakelijk is geweest om een Nederlandstalige zetel dan wel om een Franstalige zetel te behalen, de afbreuk aan het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging niet onevenredig kunnen worden geacht ten aanzien van de door de bijzondere wetgever nagestreefde doelstelling, namelijk ervoor te zorgen dat de vertegenwoordigers van de minst talrijke taalgroep de voorwaarden genieten die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun mandaat, en daardoor een normale democratische werking van de betrokken instellingen te waarborgen.

Het argument dat zou kunnen worden afgeleid uit het feit dat niet in een analoog systeem is voorzien in de Waalse Gewestraad (voor de Duitstalige vertegenwoordigers) en in de Vlaamse Raad (voor de Franstalige vertegenwoordigers) is niet relevant aangezien de kiesomschrijving die voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad in aanmerking is genomen, in tegenstelling tot die van de Waalse Gewestraad en van de Vlaamse Raad, overeenstemt met een grondwettelijk tweetalig gebied.

Ten slotte is het argument afgeleid uit het feit dat de in het geding zijnde bepaling geen rekening zou houden met de mogelijkheid van een latere evolutie in de samenstelling van het kiezerskorps niet relevant : de bijzondere wetgever kon enkel de bestaande situatie in overweging nemen en hij behoudt de mogelijkheid om door een nieuw wetgevend optreden rekening te houden met een eventuele wijziging.

B.10. Onder die omstandigheden vormt de bestreden bepaling, inzonderheid in zoverre zij steunt op het in B.7 vermelde kenmerk van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, geen onevenredige maatregel.

B.11. De bestreden bepaling schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de internationaalrechtelijke bepalingen die door de verzoekende partijen zijn aangevoerd.

Om die redenen, het Hof verwerpt de beroepen.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 27 maart 2003.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, M. Melchior.

^