Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 20 maart 2001

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 91.392 van 6 december 2000 in zake de v.z.w. Aktie en Vrijheid en anderen tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffi « 1. Schenden de artikelen 8, 10 en 14 van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen(...)

bron
arbitragehof
numac
2001021175
pub.
20/03/2001
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 91.392 van 6 december 2000 in zake de v.z.w. Aktie en Vrijheid en anderen tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 26 januari 2001, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schenden de artikelen 8, 10 en 14 van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, voorzover ze alleen gelden voor de representatieve organisaties in de zin van artikel 5 van die wet, waar het gaat om de basisoverlegcomités, het geschillencomité, de inning van de vakbondspremie, het toezicht op de al dan niet vergelijkende examens en de vergaderingen tijdens de diensturen, en niet voor de vakorganisaties die erkend zijn in de zin van artikel 12 van de wet van 11 juli 1978 ? 2. Schendt artikel 5 van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, voorzover dit artikel ` elke syndicale organisatie erkend in de zin van artikel 12 die aangesloten is bij een syndicale organisatie die in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigd is ' ambtshalve als representatief beschouwt voor de toepassing van de wet van 11 juli 1978, terwijl enerzijds de organisaties die zitting hebben in de Nationale Arbeidsraad in de praktijk geenszins representatief blijken te zijn voor het personeel genoemd in artikel 1 van de genoemde wet van 11 juli 1978, en terwijl anderzijds deze ambtshalve representativiteit tot gevolg heeft dat slechts één enkele professionele vakorganisatie van militairen als representatief kan worden beschouwd, overeenkomstig het tweede lid van artikel 5 wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2121 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms.

^