Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 10 februari 2000

Arrest nr. 9/2000 van 19 januari 2000 Rolnummer 1815 In zake : het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van artikel 14 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekerin Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter G. De Baets en de rechters-versla(...)

bron
arbitragehof
numac
2000021037
pub.
10/02/2000
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Arrest nr. 9/2000 van 19 januari 2000 Rolnummer 1815 In zake : het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van artikel 14 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, ingesteld door de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter G. De Baets en de rechters-verslaggevers H. Coremans en E. Cerexhe, bijgestaan door de griffier L. Potoms, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering tot schorsing en van het beroep tot vernietiging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 22 november 1999 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 23 november 1999, heeft de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, waarvan de zetel is gevestigd te 1210 Brussel, Sint-Lazaruslaan 10, bus 10, beroep tot vernietiging en een vordering tot schorsing ingesteld van artikel 14 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 mei 1999).

II. De rechtspleging Bij beschikking van 23 november 1999 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.

Op 1 december 1999 hebben de rechters-verslaggevers H. Coremans en E. Cerexhe, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de organieke wet, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarbij wordt vastgesteld dat het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing klaarblijkelijk onontvankelijk zijn.

Overeenkomstig artikel 71, tweede lid, van de organieke wet is van de conclusies van de rechters-verslaggevers aan de verzoekende partij kennisgegeven bij op 1 december 1999 ter post aangetekende brief.

De verzoekende partij heeft bij op 14 december 1999 ter post aangetekende brief een memorie met verantwoording ingediend.

De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.

III. In rechte - A - Conclusies van de rechters-verslaggevers A.1. In hun conclusies hebben de rechters-verslaggevers doen opmerken dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht om, met toepassing van artikel 71 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, aan het Hof voor te stellen in beperkte kamer een arrest te wijzen waarin wordt beslist dat het beroep tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is.

Zij hebben gesteld dat er vragen rezen betreffende het belang van de verzoekende partij, een instelling die met de uitoefening van een taak van openbare dienst in het stelsel van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen is belast, bij de vernietiging van een bepaling die deel uitmaakt van een decreet dat een stelsel van verplichte verzekering voor niet-geneeskundige hulp- en dienstverlening instelt. Voorts hebben zij gesteld dat uit geen enkele bepaling blijkt dat aan de verzoekende instelling de taak is verleend de begunstigden van de openbare dienst te vertegenwoordigen noch hun collectieve of individuele belangen te verdedigen.

Memorie met verantwoording van de verzoekende partij A.2. De Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering is van oordeel dat de zorgverzekering, ingevoerd bij het decreet van 30 maart 1999, in het verlengde ligt van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Nu de particuliere instellingen een zorgkas kunnen oprichten, meent zij dat ook aan de Hulpkas die mogelijkheid moet worden geboden, zo niet « verliest de Hulpkas als openbare, niet-ideologisch of godsdienstig geïnspireerde instelling aantrekkingskracht ten aanzien van de rechthebbenden [ . ] : wie zich bij verzoekster aanmeldt voor een inschrijving in het stelsel van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, dient zich daarenboven tot een andere verzekeringsinstelling (of privé-verzekeraar of het Vlaams zorgfonds) te wenden voor de verplichte zorgverzekering, daar waar de andere verzekeringsinstellingen beide verplichte verzekeringen kunnen aanbieden aan de rechthebbenden ».

De Hulpkas leidt daaruit af dat zij door de bepaling die haar uitsluit van de mogelijkheid om een zorgkas op te richten, rechtstreeks en ongunstig wordt geraakt in de uitoefening van haar taak als openbare instelling in het stelsel van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Zij meent zelfs dat het bestaan van de Hulpkas erdoor in het gedrang komt, « zodat een essentiële peiler [lees : pijler] in de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (met name het bestaan van een volkomen neutraal ziekenfonds en van een ziekenfonds dat nalatige rechtssubjecten noodzakelijk opvangt) dreigt de facto te worden opgeheven ». - B - B.1. Het decreet van 30 maart 1999 houdende organisatie van de zorgverzekering voorziet in een stelsel waarbij erkende zorgkassen, ten belope van een jaarlijks maximumbedrag, de kosten voor niet-medische hulp- en dienstverlening ten laste nemen van personen die door een verminderd zelfzorgvermogen worden getroffen.

Krachtens het bestreden artikel 14 kunnen zorgkassen worden opgericht door ziekenfondsen, landsbonden van ziekenfondsen en maatschappijen van onderlinge bijstand, door de Kas der Geneeskundige Verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, en door verzekeringsondernemingen. Ook het Vlaams Zorgfonds, de openbare instelling die het stelsel zal beheren, richt een zorgkas op.

Wie niet binnen een bepaalde termijn bij een erkende zorgkas is aangesloten, wordt ambtshalve aangesloten bij de door het Vlaams Zorgfonds opgerichte zorgkas (artikel 4, § 1).

De zorgkassen beslissen over de aanvragen tot tenlasteneming en staan in voor de uitvoering van de beslissingen. Om hun opdrachten te vervullen ontvangen zij een subsidie van het Vlaams Zorgfonds.

B.2. De Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering is een publiekrechtelijke instelling met rechtspersoonlijkheid die, in het stelsel van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, als verzekeringsinstelling optreedt. Iedere rechthebbende op geneeskundige verstrekkingen die weigert of nalaat zich bij een ziekenfonds aan te sluiten, wordt ingeschreven bij de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Zij moet elke rechthebbende inschrijven die erom verzoekt.

De instelling oefent aldus, in het algemeen belang, de taak van specifieke openbare dienstverlening uit die haar is toevertrouwd.

B.3. Krachtens het specialiteitsbeginsel kan een instelling die door een wetgever is belast met het beheer van een bepaalde openbare dienst slechts van het vereiste belang doen blijken indien de door haar bestreden maatregelen een rechtstreekse en ongunstige weerslag hebben op de uitoefening van de haar toevertrouwde activiteiten van openbare dienst.

B.4. Uit het verzoekschrift blijkt dat de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering de bepaling aanvecht die haar uitsluit van de mogelijkheid om een zorgkas op te richten.

Er blijkt niet in welk opzicht de verzoekende partij, een instelling die met de uitoefening van een taak van openbare dienst in het stelsel van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen is belast, rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt door een bepaling die deel uitmaakt van een decreet dat een stelsel van verzekering voor niet-geneeskundige hulp- en dienstverlening instelt.

B.5. De Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering beroept zich erop dat zij « tot doel heeft ten behoeve van de sociaal verzekerden die niet bij één van de particuliere verzekeringsinstellingen zijn aangesloten, de vrije of desnoods ambtshalve aansluiting bij een openbare, neutrale en niet-ideologisch, filosofisch of godsdienstig geïnspireerde instelling mogelijk te maken ».

Uit geen enkele bepaling blijkt dat aan de verzoekende instelling de taak is verleend de begunstigden van de openbare dienst te vertegenwoordigen noch hun collectieve of individuele belangen te verdedigen. Overigens moet worden vastgesteld dat de aangevoerde belangen door de decreetgever worden gevrijwaard nu ook het Vlaams Zorgfonds krachtens de aangevochten bepaling een zorgkas dient op te richten.

B.6. Om haar belang aan te tonen voert de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering nog een verlies van aantrekkingskracht aan, doordat de verzekeringsplichtige die zich bij de Hulpkas wenst in te schrijven voor het stelsel van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen zich tot een andere verzekeringsinstelling dient te wenden voor de zorgverzekering.

De aantrekkingskracht van de Hulpkas noch de vermeende vermindering daarvan kan enige weerslag hebben op de uitoefening van de taak van openbare dienstverlening die haar door de wetgever is toevertrouwd, zoals die in B.2 is omschreven.

B.7. Nu de verzoekende partij niet van het vereiste belang doet blijken, zijn het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing klaarblijkelijk niet ontvankelijk.

Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, verklaart het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing niet-ontvankelijk.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 19 januari 2000.

De griffier, L. Potoms.

De voorzitter, G. De Baets.

^