gepubliceerd op 24 juni 1998
Arrest nr. 66/98 van 10 juni 1998 Rolnummers 1140, 1141, 1142 en 1143 In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 5 december 1996 betreffende de Waalse intercommunales, ingesteld door J. Lecl Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de rechters H. (...)
ARBITRAGEHOF
Arrest nr. 66/98 van 10 juni 1998 Rolnummers 1140, 1141, 1142 en 1143 In zake : de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 5 december 1996 betreffende de Waalse intercommunales, ingesteld door J. Leclère en anderen, door de gemeente Amel en anderen, door F. Wirtz en door de « Interkommunale für das Sozial- und Gesundheitswesen der Gemeinden Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach und Sankt Vith ».
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de rechters H. Boel, G. De Baets, E. Cerexhe, A. Arts en R. Henneuse, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 5 augustus 1997 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 6 augustus 1997, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 18, § 2, van het decreet van het Waalse Gewest van 5 december 1996 betreffende de Waalse intercommunales (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 februari 1997), door J. Leclère, wonende te 4557 Fraiture, rue Violette 97, F. Tasiaux, wonende te 5560 Pailhe, rue Thier 15, C. Bouvy, wonende te 4990 Lierneux, gehucht Banneux Jevigne, M. Delvoye, wonende te 4051 Vaux-sous-Chèvremont, rue Fond des Maçons 50, N. Evrard, wonende te 4052 Beaufays, rue Toussaint Gerkens 32, E. Grégoire, wonende te 4570 Marchin, place de Belle Maison 3, G. Lismonde-Gatin, wonende te 4053 Mehagne, rue Basse Mehagne 21, J.-M. Straetmans, wonende te 4050 Chaudfontaine, route de Beaufays 111, en J. Willemsen-Lhoest, wonende te 4052 Beaufays, avenue Paquay 27.
Die zaak is ingeschreven onder nummer 1140 van de rol van het Hof.
Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 5 augustus 1997 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 6 augustus 1997, zijn beroepen tot vernietiging ingesteld van de artikelen 15, § 1, tweede lid (tweede lid, eerste zin, in de Nederlandse vertaling), 18, § 2, 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), 28, derde lid, en 36, § 2, van voormeld decreet, door : - de gemeente Amel, waarvan de kantoren gevestigd zijn te 4770 Amel, gemeentehuis, de gemeente Büllingen, waarvan de kantoren gevestigd zijn te 4760 Büllingen 240, gemeentehuis, de gemeente Bütgenbach, waarvan de kantoren gevestigd zijn te 4750 Bütgenbach, Weywertz, gemeentehuis, de stad Sankt Vith, waarvan de kantoren gevestigd zijn te 4780 Sankt Vith, stadhuis, en de gemeente Lontzen, waarvan de kantoren gevestigd zijn te 4710 Lontzen, gemeentehuis, - F. Wirtz, wonende te 4760 Büllingen, Honsfeld 4A, en - de « Interkommunale für das Sozial- und Gesundheitswesen der Gemeinden Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach und Sankt Vith », waarvan de zetel gevestigd is te 4750 Bütgenbach, Zum Walkerstal 15.
Deze zaken zijn ingeschreven onder de nummers 1141, 1142 en 1143 van de rol van het Hof.
II. De rechtspleging Bij beschikkingen van 6 augustus 1998 heeft de voorzitter in functie de rechters van de zetels aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.
Bij beschikking van 17 september 1997 heeft het Hof de zaken samengevoegd.
Van de beroepen is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 3 oktober 1997 ter post aangetekende brieven; bij dezelfde brieven is kennisgegeven van de beschikking tot samenvoeging.
Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 oktober 1997.
Memories zijn ingediend door : - J.-P. Bleus, wonende te 4970 Stavelot, Amermont 15, M. Wetz, wonende te 4970 Francorchamps, rue de Pommard 211, G. Dethier, wonende te 4970 Stavelot, Belle Vue 3, P. Counet, wonende te 4970 Stavelot, route de Coo 32 B, J. Verdin, wonende te 4970 Stavelot, rue de l'Amblève 4, F. Lepoivre, wonende te 1440 Kasteelbrakel, P. Devreux, wonende te 1440 Kasteelbrakel, M. Alen, wonende te 1440 Kasteelbrakel, rue de Tubize 14, S. Lacroix, wonende te 1440 Kasteelbrakel, A. Fauconnier, wonende te 1440 Kasteelbrakel, rue L. Vanschepdael, E. Eembeek, wonende te 1440 Kasteelbrakel, rue Champ Binet 4, G. Lemaire, wonende te 1440 Kasteelbrakel, rue aux Racines 19, I. de Dorlodot, wonende te 1440 Kasteelbrakel, rue des Radoux 21, E. Tordeurs, wonende te 1440 Kasteelbrakel, rue Notre Dame au Bois 4, E. Wuyts, wonende te 1440 Kasteelbrakel, rue E. Schampaert 29, P. Courteille, wonende te 1440 Kasteelbrakel, rue A. Latour 43 D, A. Janssens, wonende te 1440 Kasteelbrakel, rue Mont Olivet 23, en E. Beauclaire, wonende te 6280 Gerpinnes-Hymiée, rue d'Hanzinne 2 A, bij op 29 oktober 1997 ter post aangetekende brief; - A. Pépin, wonende te 7387 Honnelles, le Moulin d'Angre 3, bij op 5 november 1997 ter post aangetekende brief; - A. Keutgen, wonende te 4700 Eupen, Am Bahndamm 42, D. Pankert, wonende te 4700 Eupen, Neustrasse 52, R. Pankert, wonende te 4700 Eupen, Stendrich 131, en I. Krott-Schmitz, wonende te 4700 Eupen, Stendrich 212, bij op 5 november 1997 ter post aangetekende brief; - de Waalse Regering, rue Mazy 25-27, 5100 Namen, bij op 20 november 1997 ter post aangetekende brief.
Van die memories is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de organieke wet bij op 11 december 1997 ter post aangetekende brieven.
Memories van antwoord zijn ingediend door : - J. Leclère en anderen, bij op 30 december 1997 ter post aangetekende brief; - de gemeente Amel en anderen, bij op 10 januari 1998 ter post aangetekende brief; - A. Pépin, bij op 10 januari 1998 ter post aangetekende brief; - de Waalse Regering, bij op 12 januari 1998 ter post aangetekende brief; - A. Keutgen en anderen, bij op 13 januari 1998 ter post aangetekende brief.
Bij beschikking van 22 januari 1998 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 5 augustus 1998.
Bij beschikking van 25 maart 1998 heeft het Hof de zaken in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 29 april 1998.
Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten bij op 26 maart 1998 ter post aangetekende brieven.
Op de openbare terechtzitting van 29 april 1998 : - zijn verschenen : . Mr. Y. Rancelot, advocaat bij de balie te Luik, voor J. Leclère en anderen; . Mr. G. Zians, eveneens loco Mr. A. Haas, advocaten bij de balie te Eupen, voor de gemeente Amel; . R. Pankert, in eigen persoon; . Mr. V. Thiry, advocaat bij de balie te Luik, voor de Waalse Regering; - hebben de rechters-verslaggevers E. Cerexhe en H. Boel verslag uitgebracht; - zijn de voornoemde partijen gehoord; - zijn de zaken in beraad genomen.
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.
III. Onderwerp van de bestreden bepalingen De bestreden bepalingen van het decreet van het Waalse Gewest van 5 december 1996 betreffende de Waalse intercommunales maken voornamelijk deel uit van hoofdstuk III van het decreet, dat de samenstelling, de organisatie, de werking en de bevoegdheden van de organen van de intercommunales regelt.
Artikel 15, § 1, tweede lid (tweede lid, eerste zin, in de Nederlandse vertaling), van het bestreden decreet luidt als volgt : « Een door de gemeenteraad genomen beslissing wordt meteen door de afgevaardigden van de betrokken gemeente en, in voorkomend geval, van de betrokken provincie aan de algemene vergadering meegedeeld. » Artikel 18, § 2, van het bestreden decreet bepaalt : « De bestuurders die de aangesloten gemeenten en, in voorkomend geval, de aangesloten provincies vertegenwoordigen, worden overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek benoemd naar evenredigheid van het geheel van de gemeenteraden van de aangesloten gemeenten en, in voorkomend geval, van het geheel van de provincieraden van de aangesloten provincies.
Voor de berekening van deze evenredigheid zal rekening worden gehouden met de statutaire evenwichtscriteria bedoeld in artikel 6, 9°.
Wanneer de gemeenteraadsleden krachtens artikel 22bis van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 verkozen zijn op een lijst zonder gemeenschappelijk volgnummer, wordt bij de berekening van de evenredigheid voor iedere aangesloten gemeente rekening gehouden met de eventuele persoonlijke verklaringen van lijstverbinding met een lijst voorzien van een gemeenschappelijk volgnummer, zoals ze door de gemeenteraad aangetekend zijn. De lijstverbinding met een lijst voorzien van een gemeenschappelijk volgnummer is slechts mogelijk indien deze lijst in de gemeente niet als dusdanig voorgedragen werd bij de gemeenteraadsverkiezingen. Deze lijstverbinding geldt op eenvormige wijze voor alle intercommunales waarbij de gemeente aangesloten is.
Tot de aan de aangesloten gemeenten en, in voorkomend geval, de aangesloten provincies voorbehouden ambten van bestuurder kunnen alleen gemeenteraadsleden en, in voorkomend geval, provincieraadsleden worden benoemd.
Deze paragraaf is mutatis mutandis van toepassing op de bestuurders die de aangesloten OCMW's vertegenwoordigen. » Artikel 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), van hetzelfde decreet bepaalt, wat de benoeming van de leden van het college van commissarissen betreft : « De commissarissen die geen lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, worden overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek en artikel 18, § 2, door de algemene vergadering benoemd naar evenredigheid van het geheel van de gemeenteraden van de aangesloten gemeenten en, in voorkomend geval, van het geheel van de provincieraden van de aangesloten provincies. » Artikel 28, derde lid, van hetzelfde decreet bepaalt dat het comité van toezicht « bestaat uit vijf leden die overeenkomstig de artikelen 167 en 168 van het kieswetboek en artikel 18, § 2, door de algemene vergadering benoemd worden naar evenredigheid van het geheel van de gemeenteraden van de aangesloten gemeenten ».
Artikel 36, § 2, van hetzelfde decreet luidt als volgt : « Op verzoek van een vennoot of van een belanghebbende derde of van de administratieve overheid die belast is met het toezicht op de intercommunale, kan de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de zetel van de intercommunale gevestigd is, de ontbinding uitspreken van iedere intercommunale die haar statuten niet binnen de in de vorige paragraaf bepaalde termijn zou hebben gewijzigd. » IV. In rechte - A - Verzoekschrift in de zaak met rolnummer 1140 A.1. Als schepenen of gemeenteraadsleden van verscheidene gemeenten doen de verzoekers blijken van een functioneel belang : de verdediging van de aan hun ambt gekoppelde prerogatieven om de afgevaardigden aan te wijzen die de gemeente zullen vertegenwoordigen in de algemene vergadering van de intercommunale. Bij ontstentenis van lijstverbinding zal hun stem worden veronachtzaamd in de berekening van de evenredige meerderheid op grond waarvan de afgevaardigden kunnen worden aangewezen.
A.2. Een enig middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door het bestreden artikel 18, § 2, van het decreet van het Waalse Gewest van 5 december 1996, doordat die bepaling de gemeenteraadsleden die hun stemrecht wensen uit te oefenen voor de aanwijzing van de afgevaardigden van hun gemeente in de algemene vergadering van een intercommunale en die niet werden verkozen op een lijst met een gemeenschappelijk volgnummer, verplicht een verklaring van lijstverbinding af te leggen met een lijst die voorzien is van een gemeenschappelijk volgnummer.
Verzoekschriften in de zaken met rolnummers 1141, 1142 en 1143 A.3. De verschillende beroep instellende gemeenten van het Duitse taalgebied zijn alle leden van intercommunales van het Waalse Gewest en worden dus rechtstreeks geraakt door de bestreden bepalingen van het decreet. Hetzelfde geldt voor de verzoeker in de zaak met rolnummer 1142, die lid is van de gemeenteraad van een gemeente van het Waalse Gewest, en voor de intercommunale die verzoekende partij is in de zaak met rolnummer 1143.
A.4.1. Een enig middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 22, 27, 41 en 162, 2°, van de Grondwet, alsmede van artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en van artikel 7 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
A.4.2. De artikelen 18, § 2, en 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), en artikel 28, derde lid, van het decreet schenden het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, door te bepalen dat de raad van bestuur, het college van commissarissen en het comité van toezicht op dwingende wijze moeten worden samengesteld.
Hieruit volgt een onverantwoord verschil in behandeling tussen de gemeenten waarvan de afgevaardigden geen verklaring van lijstverbinding met een lijst voorzien van een gemeenschappelijk volgnummer hebben afgelegd, die vrijwel geen enkele mogelijkheid hebben om in aanmerking te komen bij de verdeling van de desbetreffende mandaten, en de andere gemeenten. De gemeenten die in de algemene vergadering over eenzelfde aantal afgevaardigden beschikken, worden dus niet identiek behandeld bij de verdeling van de mandaten in de raad van bestuur, het college van commissarissen en het comité van toezicht.
Artikel 18, § 2, tweede lid (derde lid in de Nederlandse vertaling), van het decreet schendt ook, op grond van artikel 11 van de Grondwet, het beginsel van de gemeentelijke autonomie, dat voortvloeit uit de artikelen 41 en 162, 2°, van de Grondwet. Om dezelfde redenen schendt artikel 18, § 2, van het decreet eveneens artikel 7 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
A.4.3. Artikel 18, § 2, tweede lid (derde lid in de Nederlandse vertaling), van het decreet, doordat het van sommige mandatarissen eist dat zij een verklaring van lijstverbinding afleggen, schendt ook het beginsel van niet-discriminatie, door een onverantwoord verschil in behandeling in te voeren onder de gemeentemandatarissen, naargelang zij al dan niet werden verkozen op een lijst met een gemeenschappelijk volgnummer.
Die bepaling schendt, op grond van artikel 11 van de Grondwet, het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 19 van de Grondwet), het recht op privé-leven (artikel 22 van de Grondwet) en het recht op vrijheid van vereniging (artikel 27 van de Grondwet en artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens).
A.4.4. Artikel 15, § 1, tweede lid (tweede lid, eerste zin, in de Nederlandse vertaling), van het decreet schendt, doordat het het beginsel van het imperatief mandaat invoert, het recht op vrijheid van meningsuiting van de afgevaardigden van de verschillende gemeenten in de algemene vergadering.
A.4.5. Gelet op de ongrondwettigheid van de artikelen 15, § 1, tweede lid (tweede lid, eerste zin, in de Nederlandse vertaling), 18, § 2, 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), en 28, derde lid, is de sanctie waarin artikel 36, § 2, van het decreet voorziet, eveneens ongrondwettig.
Verzoekschrift tot tussenkomst ingediend door A. Pépin A.5. Als gemeenteraadslid van een Waalse gemeente die op een lijst « Gemeentebelangen » is verkozen, heeft de tussenkomende partij er belang bij een verzoekschrift tot tussenkomst in te dienen op grond van artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989.
A.6. Artikel 18, § 2, van het bestreden decreet van het Waalse Gewest voert een onverantwoord discriminerend onderscheid in onder de gemeentelijke verkozenen, naargelang zij zich al dan niet met een lijst hebben verbonden, en schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 20, dat aan eenieder het recht waarborgt zich te verenigen, en, bij wege van gevolgtrekking, het recht waarborgt zich niet te verenigen.
Verzoekschrift tot tussenkomst ingediend door A. Keutgen en anderen A.7. De tussenkomende partijen zijn gemeenteraadsleden van de gemeente Eupen en sommigen onder hen zijn eveneens leden van intercommunales.
Zij hebben er belang bij tussen te komen op grond van artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989.
A.8.1. Het Waalse decreet moet in zijn geheel worden vernietigd in zoverre het, door de Duitstalige gemeenten van het Waalse Gewest te beogen, artikel 7, tweede lid, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen schendt, dat aan de federale overheid de bevoegdheid voorbehoudt om de organisatie en de uitoefening van het administratief toezicht op de gemeenten van het Duitse taalgebied te regelen.
A.8.2. Het decreet moet ook worden vernietigd omdat het de Duitstalige intercommunales regelt, een aangelegenheid die tot de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap behoort.
A.8.3. Subsidiair moet worden opgemerkt dat artikel 15, § 1, tweede lid (tweede lid, eerste zin, in de Nederlandse vertaling), van het bestreden decreet artikel 11 van de Grondwet schendt, want het behelst een verplichting om in een welbepaalde zin te stemmen, wat onverenigbaar is met een democratisch regime.
Artikel 18, § 2, van hetzelfde decreet schendt de door of krachtens de Grondwet vastgestelde regels voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, alsmede artikel 162, laatste lid, van de Grondwet. Het schendt ook de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de mandatarissen van de lijsten « Gemeentebelangen » niet alleen worden uitgesloten, maar hun zelfs de mogelijkheid wordt ontnomen hun mandaten samen te voegen met het oog op de samenstelling van de raad van bestuur.
De artikelen 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), 28, derde lid, en 36 moeten om dezelfde redenen worden vernietigd.
Verzoekschrift tot tussenkomst ingediend door J.P. Bleus en anderen A.9. Als gemeentemandatarissen van verschillende Waalse gemeenten sluiten de tussenkomende partijen zich aan bij het verzoekschrift dat is ingeschreven onder het rolnummer 1140.
Memorie van de Waalse Regering Ontvankelijkheid van de verzoekschriften A.10.1. De verzoekers in de zaak met rolnummer 1140 hebben er geen belang bij de vernietiging te vorderen van het decreet, vermits geen enkele decreetsbepaling hun recht beperkt om de afgevaardigden aan te wijzen die de gemeente in de algemene vergadering van de intercommunale zullen vertegenwoordigen.
A.10.2. De Waalse steden en gemeenten hebben er geen belang bij de vernietiging te vorderen van een bepaling die erover waakt dat, in de algemene vergadering, de afgevaardigden van de aangesloten gemeenten het standpunt weergeven dat vooraf door de gemeenteraad tot uitdrukking werd gebracht. De steden en gemeenten hebben er geen belang bij te betogen dat een bepaling de vrijheid van meningsuiting van de afgevaardigden van de verschillende gemeenten in de algemene vergadering beperkt. De intercommunale is een vereniging van gemeenten en geen vereniging van gemeentelijke verkozenen. De steden en gemeenten kunnen zich overigens niet in de plaats stellen van de gemeenteraadsleden in de verdediging van hun eigen belangen, noch in de verdediging van de belangen van de lijsten waarop die gemeenteraadsleden werden verkozen.
A.10.3. In de zaak met rolnummer 1142 toont de verzoeker, die optreedt als gemeenteraadslid van de gemeente Büllingen, verkozen op de lijst « E.V.G. », die niet voorzien is van een gemeenschappelijk volgnummer krachtens artikel 22bis van de gemeentekieswet, niet voldoende zijn belang aan om in rechte te treden, in zoverre het feit dat hij niet langer kan worden verkozen als bestuurder van een intercommunale, niet het gevolg is van het decreet. Het is wel het resultaat van zijn eigen keuze (de verzoeker had immers geen verklaring van lijstverbinding afgelegd binnen de voorgeschreven termijn), ofwel van het feit dat hij niet door een in de algemene vergadering vertegenwoordigde lijst werd aangewezen om een mandaat van bestuurder uit te oefenen.
A.10.4. De intercommunale die verzoekende partij is in de zaak met rolnummer 1143, doet niet voldoende blijken van haar belang door het enkele feit aan te voeren dat de bestreden bepalingen van het decreet op haar toepasselijk zijn. Bovendien kan de verzoekende partij zich niet op ontvankelijke wijze in de plaats stellen van de gemeenten of de gemeentemandatarissen in de verdediging van hun eigen belangen. De actio popularis kan niet worden toegestaan.
Tot slot wordt een uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt met betrekking tot de hoedanigheid en de bekwaamheid van die verzoekende partij om in rechte te treden.
Ten gronde Ten aanzien van het verzoekschrift in de zaak met rolnummer 1140 A.11. De verzoekers verwarren de aanwijzing, door de gemeenten, van hun afgevaardigden in de algemene vergadering (waarvoor de verklaring van lijstverbinding niet noodzakelijk is) met de aanwijzing, door de algemene vergadering, van de bestuurders en commissarissen.
Artikel 18, § 2, van het decreet is niet toepasselijk op de algemene vergadering van een intercommunale.
Geen enkele bepaling van het bestreden decreet beperkt het recht van de verzoekers om de afgevaardigden aan te wijzen die de gemeente in de algemene vergadering van de intercommunale zullen vertegenwoordigen.
Artikel 14 van het decreet bepaalt zelfs uitdrukkelijk dat de afgevaardigden van de aangesloten gemeenten in de algemene vergadering, door de gemeenteraad van elke gemeente worden aangewezen onder de raadsleden, de burgemeester en de schepenen van de gemeente, naar evenredigheid van de samenstelling van die raad.
In tegenstelling tot artikel 18, § 2, van het decreet, dat uitdrukkelijk verwijst naar de artikelen 167 en 168 van het Kieswetboek, verleent artikel 14 de gemeenteraad de volledige vrijheid om de berekeningsmethode waaraan hij de voorkeur geeft, aan te wenden om die evenredige vertegenwoordiging van de afvaardiging van de raad in de algemene vergadering te waarborgen. Artikel 14 verbiedt de gemeenteraad dan ook niet om van het stelsel d'Hondt af te wijken en een vertegenwoordiging van iedere politieke fractie te waarborgen.
In tegenstelling tot artikel 18, § 2, van het decreet, dat betrekking heeft op de raad van bestuur, bepaalt artikel 14 overigens niet dat de gemeenteraadsleden die verkozen zijn op lijsten die niet voorzien zijn van een gemeenschappelijk volgnummer krachtens artikel 22bis van de gemeentekieswet, een verklaring van lijstverbinding moeten afleggen naar een lijst die wel voorzien is van een gemeenschappelijk volgnummer. Artikel 14 maakt de stemming in de gemeenteraad voor de aanwijzing van de afgevaardigden in de algemene vergadering van de intercommunale, of zelfs de aanwijzing, door de gemeenteraad, als afgevaardigden in de algemene vergadering niet afhankelijk van een verklaring van lijstverbinding.
In ieder geval is het middel ongegrond.
Ten aanzien van de verzoekschriften in de zaken met rolnummers 1141, 1142 en 1143 A.12.1. De verzoekers verwijten artikel 15, § 1, tweede lid (tweede lid, eerste zin, in de Nederlandse vertaling), dat het het beginsel van een imperatief mandaat invoert, met schending van het recht op vrijheid van meningsuiting. Vooraf dient te worden opgemerkt dat een middel afgeleid uit de rechtstreekse schending van een andere regel dan die welke zijn vermeld in artikel 1 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, onontvankelijk is.
Ten gronde moet worden opgemerkt dat de bestreden bepaling, die in overeenstemming is met het gemeen recht van de handelsvennootschappen, de gemeentelijke autonomie in acht neemt en terzelfder tijd een doeltreffend beheer binnen de intercommunales waarborgt. Zij waarborgt eveneens het recht van meningsuiting van de gemeentemandatarissen in de uitoefening van hun ambt.
A.12.2. Wat artikel 18, § 2, van het decreet betreft, is het erin vervatte verschil in behandeling in ruime mate verantwoord. Met betrekking tot de aanwijzing van de afgevaardigden van de gemeenteraden in de algemene vergadering moet immers worden opgemerkt dat de gewestwetgever vertrouwen heeft gesteld in de gemeenteraad, zodat hij tegemoetkomt aan de gemeentelijke autonomie. Daartegenover moet worden gesteld dat de wetgever, met betrekking tot de aanwijzing van de bestuurders door de algemene vergadering, een evenredige vertegenwoordiging heeft willen waarborgen. Het bevoegdheidsgebied van de intercommunale is verschillend van dat van de gemeente. Het was noodzakelijk de verkozenen die over vergelijkbare lijsten zijn verspreid, in aanmerking te kunnen nemen.
Door de evenredige vertegenwoordiging in te voeren in de raad van bestuur van de intercommunale, komt de decreetgever tegemoet aan de doelstelling van democratisering die hij nastreeft : een vertegenwoordiging van de niet-traditionele lijsten diende te worden gewaarborgd en terzelfder tijd diende erover te worden gewaakt dat de doeltreffendheid van de raad van bestuur niet in het gedrang kwam, en zulks met inachtneming van de gemeentelijke autonomie. Voor de berekening van de evenredige vertegenwoordiging binnen de raad van bestuur is dan ook bepaald dat rekening moet worden gehouden met de eventuele individuele verklaringen van lijstverbinding naar een lijst met een gemeenschappelijk volgnummer, zoals zij door de gemeenteraad zijn opgetekend. De gemeentelijke autonomie is gevrijwaard, vermits iedere gemeente haar eigen reglement kan uitwerken met betrekking tot de eventuele verklaringen van lijstverbinding.
Voor het overige zou de argumentatie van de verzoekers ertoe leiden dat de intercommunale wordt omgevormd tot een nieuwe politieke collectiviteit. Indien een mandataris ervoor kiest geen verklaring van lijstverbinding af te leggen, moet hij de verantwoordelijkheid voor zijn keuze opnemen.
A.12.3. Gesteld dat het Hof het middel ontvankelijk verklaart in zoverre het is afgeleid uit de schending van de artikelen 19, 22 en 27 van de Grondwet, dan nog beperkt artikel 18, § 2, tweede lid (derde lid in de Nederlandse vertaling), van het bestreden decreet in geen enkel opzicht de vrijheid van meningsuiting, noch de vrijheid van vereniging van de gemeentemandatarissen in de gemeenteraden. De verklaring van lijstverbinding is nuttig om het quotum of het gewicht van iedere politieke lijst te bepalen en beïnvloedt geenszins de keuze van de bestuurders als personen. Bovendien kunnen de leden van de raad van bestuur door de algemene vergadering worden verkozen buiten die vergadering.
A.12.4. Om dezelfde redenen en in zoverre geen onderscheiden grieven worden aangevoerd, moet het middel, in zoverre het is gericht tegen de artikelen 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), 28, derde lid, en 36, § 2, van het decreet, ofwel onontvankelijk, ofwel ongegrond worden bevonden.
Memorie van antwoord van de verzoekers in de zaak met rolnummer 1140 A.13. Het is niet de bedoeling het prerogatief te verdedigen om de afgevaardigden aan te wijzen die een gemeente in de algemene vergadering van de intercommunales zullen vertegenwoordigen, maar wel de prerogatieven te verdedigen van de gemeentelijke afgevaardigden in de algemene vergadering om de bestuurders van de intercommunale aan te wijzen. Aangezien het beroep in wezen betrekking heeft op artikel 18, § 2, van het decreet, is het duidelijk dat de verzoekers in hun beroepen de evenredige aanwijzing van de bestuurders beoogden, en niet de aanwijzing van de gemeentelijke afgevaardigden in de algemene vergadering. De onvrijwillige verwarring die in het beroep vervat is, komt voort uit het feit dat de individuele verklaringen van lijstverbinding op het niveau van de gemeenten dienen te worden afgelegd, vermits die verklaringen door de gemeenteraad worden opgetekend (artikel 18, § 2, tweede lid (derde lid in de Nederlandse vertaling)).
Voor het overige moet worden opgemerkt dat de mandataris die weigert zich met een partij te verbinden, geen enkele verantwoordelijkheid opneemt. Hij beperkt zich ertoe te weigeren zich bij een partij aan te sluiten, wat uiteraard zijn volste recht is. Maar dusdoende wordt hem ten onrechte het recht ontnomen de bestuurders van de intercommunale aan te wijzen. Indien geen discriminatie zou bestaan, zou hij net zoals de andere mandatarissen stemrecht hebben om de bestuurders aan te wijzen. Dat recht wordt hem evenwel ontzegd.
Memorie van antwoord van de verzoekers in de zaken met rolnummers 1141, 1142 en 1143 A.14. De betwisting van de ontvankelijkheid van het beroep van F. Wirtz is niet gegrond, in zoverre zijn situatie ongunstig wordt beïnvloed door het feit dat, vermits hij heeft geweigerd een verklaring van lijstverbinding af te leggen, het uitgesloten is dat hij in de raad van bestuur van een intercommunale kan worden opgenomen.
Het is tegenstrijdig te betogen dat de vordering van de beroep instellende gemeenten onontvankelijk zou zijn : men kan immers niet terzelfder tijd betogen dat een gemeenteraadslid geen legitiem belang zou hebben bij het beroep en dat de gemeenten geen belang hebben omdat het de gemeentemandatarissen zou toekomen de door hen aangevoerde ongrondwettigheid te doen gelden. De gemeenten hebben het recht, net zoals de gemeentemandatarissen, argumenten aan te voeren. Hoewel de gemeentemandatarissen die in de respectieve intercommunales zitting nemen, moeten worden geacht deel uit te maken van de organen van die instellingen, mag niet uit het oog worden verloren dat die mandatarissen dat ambt precies uitoefenen op grond van het feit dat zij tot de gemeenteraden behoren.
De beroep instellende intercommunale heeft er ook belang bij regels aan te vechten die, ten aanzien van haar samenstelling, geen getrouwe weerspiegeling zijn van de samenstelling van de gemeentelijke lijsten.
Memorie van antwoord van A. Pépin A.15. Vermits het belang niet geldig kan worden betwist van een persoon die tussenkomt in een procedure die betrekking heeft op de uitoefening van het stemrecht, moet in herinnering worden gebracht dat de afdeling wetgeving van de Raad van State in een eerste advies heeft geconcludeerd dat het voorontwerp van decreet dat haar was voorgelegd « fundamenteel diende te worden herzien ».
In zoverre de decreetgever van de gemeentemandatarissen verwacht dat zij een verklaring van lijstverbinding afleggen, dit wil zeggen dat zij hun politieke opinie kenbaar maken opdat hun de volheid van bevoegdheid wordt verleend in de raden van bestuur van de intercommunales, gaat hij zijn bevoegdheid te buiten en brengt hij het evenwicht van de in de artikelen 10 en 11, 19 (vrijheid van mening), 22 (privé-leven), 27 (vrijheid van vereniging), 41 (gemeentelijke autonomie) en 162 verankerde grondwettelijke beginselen in het gedrang.
Memorie van antwoord van A. Keutgen en anderen A.16. Vermits de verzoekers tot tussenkomst enkel in de zaak zijn tussengekomen overeenkomstig artikel 87 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, heeft de Waalse Regering geen standpunt kunnen innemen over de meeste aangevoerde middelen.
Overeenkomstig artikel 90 van dezelfde wet moet het Hof dan ook beslissen dat de zaak nog niet in gereedheid is.
Memorie van antwoord van de Waalse Regering A.17.1. In de samengevoegde zaken met rolnummers 1140, 1141, 1142 en 1143 beogen de beroepen uitsluitend de vernietiging van de artikelen 15, § 1, tweede lid (tweede lid, eerste zin, in de Nederlandse vertaling), 18, § 2, 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), 28, derde lid, en 36, § 2, van het decreet.
Hieruit volgt dat de « memorie » ingediend door A. Keutgen en anderen met toepassing van artikel 87, § 2, onontvankelijk is, in zoverre erin de vernietiging wordt gevorderd van het geheel van het decreet van 5 december 1996.
De memorie ingediend door J.P. Bleus en anderen is onontvankelijk, omdat de enkele opmerkingen die geformuleerd worden door die tussenkomende partijen vreemd zijn aan de middelen die zijn aangevoerd in de zaken met rolnummers 1141, 1142 en 1143. Zij vormen dan ook een nieuw middel. In het vernietigingscontentieux kunnen echter enkel in de memories bedoeld in artikel 85 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 nieuwe middelen worden aangevoerd.
A.17.2. Het middel dat door A. Keutgen en anderen wordt afgeleid uit de schending van artikel 162 van de Grondwet, is onontvankelijk in zoverre het een nieuw middel vormt.
Het middel dat is afgeleid uit de schending van artikel 24 van de Grondwet is ook onontvankelijk, aangezien, vermits die grondwetsbepaling geen bevoegdheidverdelende bepaling is, het Hof de inachtneming ervan niet kan waarborgen.
A.17.3. Met betrekking tot de verwijzing die wordt gemaakt naar het door het Hof gewezen arrest nr. 65/93, moet worden opgemerkt dat de onderhavige zaak zich duidelijk ervan onderscheidt. In de eerste zaak had het Hof als uitgangspunt van zijn argumentatie het bestaan van twee tegenstrijdige doelstellingen vastgesteld : het in herinnering brengen van het beginsel van de gelijke toegang tot openbare betrekkingen, enerzijds, en het waarborgen van een evenwichtige vertegenwoordiging van de strekkingen, anderzijds.
Een ander element onderscheidt deze zaak fundamenteel van die welke in het arrest nr. 65/93 is behandeld. Voor het Hof was een wetsbepaling in het geding (de wet van 16 juli 1973) die het recht op aanwerving, aanwijzing, benoeming en bevordering van het statutair of contractueel personeel in de culturele inrichtingen en organen beperkte.
Het thans ter toetsing voorgelegde decreet regelt daarentegen de intercommunales. Door hun aard zelf zijn de verenigingen van gemeenten geen verenigingen van gemeentelijke verkozenen.
Hieruit volgt dat de verzoekers en de tussenkomende partijen geen recht kunnen aanvoeren om deel te nemen aan de organen van de intercommunale, en a fortiori aan de organen van beheer en toezicht ervan : nooit heeft de wetgever een vertegenwoordiging van de aangesloten gemeenten in de raad van bestuur van de intercommunale gewaarborgd.
Om dezelfde redenen is hun individueel recht op vrijheid van meningsuiting in de organen van de intercommunale beperkt, a fortiori wanneer zij door de algemene vergadering ermee zijn belast deel te nemen aan de taken van beheer en toezicht.
Wanneer zij als lid van de algemene vergadering zijn aangewezen, moeten zij in de regel in dat orgaan het standpunt weergeven dat door de gemeenteraad tot uitdrukking is gebracht, zoals artikel 15 van het decreet bepaalt. Die maatregel is perfect verantwoord.
Wanneer zij zijn belast met een opdracht van beheer of toezicht, moeten zij verantwoording afleggen aan de algemene vergadering.
Voor het overige is niet aangetoond dat, op zichzelf, het stelsel ingevoerd bij artikel 18, § 2, van het decreet de rechten en vrijheden van de gemeentelijke verkozenen kan aantasten. Die aantasting zou hoe dan ook minimaal zijn. Ook in dat opzicht is deze zaak fundamenteel onderscheiden van de zaak die in het arrest nr. 65/93 is beslecht. - B - Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de beroepen Wat de verzoekende partijen betreft B.1.1. De Waalse Regering betwist het belang van alle verzoekende partijen.
B.1.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt doet blijken van een belang.
Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.
B.1.3. De verzoekende partijen die natuurlijke personen zijn, zijn ofwel schepenen, ofwel gemeenteraadsleden van in het Waalse Gewest gelegen gemeenten. Zij kunnen in hun situatie rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door de bestreden bepalingen van het decreet van het Waalse Gewest van 5 december 1996 betreffende de Waalse intercommunales die de wijze van aanwijzing van de bestuurders en commissarissen van de intercommunales organiseren en die de wijze van optreden van de gemeentemandatarissen in de algemene vergadering van de verschillende intercommunales waarvan hun gemeente deel uitmaakt beperken. Zij doen bijgevolg blijken van het vereiste belang om in rechte te treden.
B.1.4. De verzoekende partijen die rechtspersonen zijn, zijn ofwel gemeenten die lid zijn van intercommunales van het Waalse Gewest, ofwel een intercommunale van het Waalse Gewest. Zij kunnen in hun situatie rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door de bestreden bepalingen die de wijze regelen waarop hun gemeente wordt vertegenwoordigd in de algemene vergadering van de intercommunales waarbij zij als gemeenten zijn aangesloten of die hen als intercommunale besturen. Zij doen derhalve blijken van het vereiste belang om in rechte te treden.
Wat de tussenkomende partijen betreft B.2.1. De Waalse Regering betwist het belang van het geheel van de tussenkomende partijen om dezelfde redenen als die welke zij tegen de verzoekende partijen heeft aangevoerd.
B.2.2. Volgens artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof worden diegenen die een memorie indienen binnen de voorgeschreven termijn en die doen blijken van een belang, daardoor geacht partijen te zijn in het geding.
De verschillende tussenkomende partijen zijn allen gemeenteraadsleden van gemeenten van het Waalse Gewest. Om de redenen die in overweging B.1.3 in herinnering zijn gebracht, doen zij blijken van het vereiste belang om tussen te komen.
Ten aanzien van de omvang van de memorie van tussenkomst ingediend door A. Keutgen en anderen B.3.1. De Waalse Regering betwist de omvang van de memorie van tussenkomst ingediend door A. Keutgen en anderen.
B.3.2. De beroepen beogen uitsluitend de vernietiging van de artikelen 15, § 1, tweede lid (tweede lid, eerste zin, in de Nederlandse vertaling), 18, § 2, 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), 28, derde lid, en 36, § 2, van het decreet van 5 december 1996.
De tussenkomende partijen vorderen de vernietiging van het geheel van het voormelde decreet. Een tussenkomst op grond van artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof mag het oorspronkelijke beroep niet wijzigen, noch uitbreiden. De omvang van de tussenkomst is dus beperkt tot die van de beroepen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de « middelen » aangevoerd door A. Keutgen en anderen B.4.1. De Waalse Regering betwist de ontvankelijkheid van de middelen die zijn afgeleid uit de schending van de artikelen 27 en 162 van de Grondwet en die zijn aangevoerd door A. Keutgen en anderen.
B.4.2. De grieven die door de tussenkomende partijen zijn opgeworpen en die zijn afgeleid uit de schending, door de bestreden artikelen van het decreet, van de artikelen 27 en 162 van de Grondwet, in zoverre die bepalingen bevoegdheidverdelende artikelen zouden zijn, zijn niet ontvankelijk : enkel in het verzoekschrift en in de op basis van artikel 85 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof ingediende memories - dat zijn de memories van partijen aan wie de wet een bijzondere kennisgeving voorschrijft - kunnen middelen worden aangevoerd.
Ten gronde In zoverre het middel de artikelen 18, § 2, 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), en 28, derde lid, van het decreet beoogt B.5. De verzoekende partijen in de zaken met rolnummers 1141, 1142 en 1143 klagen een onverantwoord verschil in behandeling aan onder de Waalse gemeenten, naargelang de gemeenteraadsleden al dan niet een verklaring van lijstverbinding hebben afgelegd naar lijsten met een gemeenschappelijk volgnummer.
De bestreden bepalingen van het decreet zouden allereerst tot gevolg hebben dat de gemeenten waarvan de gemeenteraadsleden geen verklaring van lijstverbinding hebben afgelegd, vrijwel over geen enkele mogelijkheid zouden beschikken om in aanmerking te komen bij de verdeling van de mandaten in de organen van de intercommunale. Vermits bij de verdeling van de mandaten iedere lijst afzonderlijk wordt beschouwd, zouden de lijsten met een gemeenschappelijk volgnummer een belangrijker gewicht hebben, aangezien zij de mandatarissen van die lijsten groeperen, bij wie de mandatarissen worden gevoegd die een verklaring van lijstverbinding hebben afgelegd.
In hetzelfde middel wordt voorts aangeklaagd dat de bestreden bepalingen van het decreet, doordat zij voor de samenstelling van de raad van bestuur en het college van commissarissen voorzien in regels die verschillen van die van de algemene vergadering van de intercommunales, niet aan alle gemeenten dezelfde waarborgen van vertegenwoordiging in de raad van bestuur zouden verlenen en aldus aanleiding zouden geven tot verschillende meerderheidsverhoudingen in de algemene vergadering en de raad van bestuur.
Tot slot zouden de aldus beoogde gemeenten ten gevolge van de bestreden bepalingen inboeten aan autonomie, ten opzichte van die welke niet door de bestreden bepalingen worden geraakt.
B.6.1. De regeling die bij de bestreden bepalingen van het decreet is ingesteld, voorziet erin dat de bestuurders en de commissarissen die de aangesloten gemeenten in de Waalse intercommunales vertegenwoordigen, worden aangewezen naar evenredigheid van het geheel van de gemeenteraden van de aangesloten gemeenten. Wanneer de gemeenteraadsleden werden verkozen op een lijst die niet over een gemeenschappelijk volgnummer beschikt, wordt voor de berekening van de evenredige vertegenwoordiging rekening gehouden met de eventuele verklaringen van lijstverbinding naar een lijst met een gemeenschappelijk volgnummer, verklaringen die worden afgelegd in elke gemeenteraad van de aangesloten gemeenten. De lijstverbinding is evenwel enkel mogelijk indien de lijst waarmee de lijstverbinding gebeurt, bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen niet is opgekomen in de gemeente. Die lijstverbinding geldt op eenvormige wijze voor alle intercommunales waarvan de gemeente lid is.
B.6.2. De decreetgever heeft met die maatregelen twee doelstellingen willen nastreven, namelijk een betere vertegenwoordiging en meer verantwoordelijkheidszin van het geheel van de democratische fracties binnen de intercommunales waarborgen, enerzijds, en de doeltreffendheid en de transparantie van het beheer van die intercommunales behouden, met name door de beperking van het aantal uitgeoefende mandaten, anderzijds (Gedr. St., Waalse Gewestraad, 1995-1996, nr. 1, p. 2; Gedr. St., Waalse Gewestraad, 1995-1996, nr. 27, p. 5; verklaringen van de Minister, Gedr. St. C.R.I., 1996-1997, nr. 4, pp. 36-37).
B.7.1. Het Hof stelt vast dat de decreetgever, teneinde die doelstellingen te bereiken, gebruikmakend van zijn beoordelingsbevoegdheid, in artikel 18, § 2, van het bestreden decreet voor de samenstelling van de raad van bestuur een systeem heeft georganiseerd dat gebaseerd is, niet op de techniek van de meerderheidsvertegenwoordiging binnen de algemene vergadering, maar op de techniek van de proportionele vertegenwoordiging berekend op het geheel van de gemeenteraden van de aangesloten gemeenten (eerste lid (eerste en tweede lid in de Nederlandse vertaling)), gecorrigeerd, om een vertegenwoordiging van niet-traditionele lijsten te waarborgen, door een techniek van lijstverbinding (tweede lid (derde lid in de Nederlandse vertaling)).
B.7.2. Het Hof stelt evenwel vast dat de regeling die door de bestreden bepalingen van het decreet is ingevoerd, niet de lijstverbinding toestaat tussen de verkozenen van lijsten die, binnen eenzelfde gemeente, geen gemeenschappelijk volgnummer hebben. Zo kunnen twee lijsten « Gemeentebelangen » binnen eenzelfde gemeente, die per definitie geen gemeenschappelijk volgnummer hebben, zich niet met elkaar verbinden. Hieruit volgt dat, wanneer de mandatarissen van die lijsten geen verklaring van lijstverbinding naar een lijst met een gemeenschappelijk nummer afleggen, de desbetreffende lijsten benadeeld kunnen zijn in hun vertegenwoordiging in de raden van bestuur en de colleges van commissarissen van de intercommunales waarbij de voormelde gemeente is aangesloten.
B.7.3. Het Hof stelt voorts vast dat de regeling die door de bestreden bepalingen van het decreet is ingevoerd, evenmin de lijstverbinding toestaat tussen lijsten die in verschillende gemeenten zijn opgekomen en geen gemeenschappelijk volgnummer hebben, hoewel die gemeenten bij dezelfde intercommunales zijn aangesloten.
Hieruit volgt dat minderheidslijsten die over gemeenschappelijke volgnummers beschikken, eventueel oververtegenwoordigd kunnen zijn in de intercommunales van de betrokken gemeenten.
B.7.4. Het Hof stelt tot slot vast dat de lijstverbinding enkel is toegestaan met een lijst die over een gemeenschappelijk volgnummer beschikt maar die niet is opgekomen bij de laatste verkiezingen in de gemeente waarin de lijstverbinding moet gebeuren.
Hieruit volgt dat als alle lijsten die een gemeenschappelijk volgnummer hebben, in de gemeente zijn opgekomen bij de laatste verkiezingen, geen enkele lijstverbinding mogelijk is voor de lijsten die niet over een gemeenschappelijk volgnummer beschikken. Zelfs als laatstgenoemde lijsten een meerderheid zouden vormen, zullen zij ondergewaardeerd worden bij de berekening van de evenredige verdeling van de mandaten in de organen van bestuur van de intercommunales waarbij hun gemeente is aangesloten.
B.8. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de regeling die aldus is ingevoerd door het geheel van de bestreden bepalingen van het decreet leidt tot een met het gelijkheidsbeginsel strijdige oververtegenwoordiging van de grote nationale partijen in die raden, en dit zelfs als zij niet in de betrokken gemeenten zijn vertegenwoordigd.
B.9. Het geheel van de verzoekende partijen klaagt voorts de discriminatie aan die de ingevoerde regeling zou veroorzaken onder de gemeentemandatarissen, naargelang zij al dan niet werden verkozen op een lijst met een gemeenschappelijk volgnummer of naargelang zij al dan niet een verklaring van lijstverbinding hebben afgelegd.
B.10. Het Hof stelt vast dat de regeling die door de bestreden bepalingen van het decreet is ingevoerd en in B.7.1 tot B.7.4 is beschreven, de gemeentemandatarissen verschillend behandelt. De mandatarissen die niet werden verkozen op een lijst met een gemeenschappelijk volgnummer kunnen zich immers genoodzaakt zien, indien zij op doeltreffende wijze willen deelnemen aan de aanwijzing van de leden van de raad van bestuur en van het college van commissarissen van de intercommunales, zich te verbinden met een lijst die over een gemeenschappelijk volgnummer beschikt, welker keuze hun onrechtstreeks wordt opgelegd door de bestreden bepalingen van het decreet.
Hieruit vloeit een onverantwoord verschil in behandeling voort dat in het decreet is vervat en waarvoor het Hof geen enkele grondslag ziet.
B.11. Het middel is gegrond. Aangezien het eerste en het tweede lid (eerste, tweede en derde lid in de Nederlandse vertaling) van artikel 18, § 2, onlosmakelijk verbonden zijn, dienen zij te worden vernietigd.
In zoverre het middel artikel 15, § 1, tweede lid (tweede lid, eerste zin, in de Nederlandse vertaling), van het decreet beoogt B.12.1. De verzoekende partijen betogen dat de regel van het imperatief mandaat die wordt ingesteld door artikel 15, § 1, tweede lid (tweede lid, eerste zin, in de Nederlandse vertaling), van het bestreden decreet afbreuk zou doen aan de vrijheid van meningsuiting die gewaarborgd wordt door artikel 19 van de Grondwet, door alle afgevaardigden van de gemeente te verplichten hun stem op de algemene vergadering uit te brengen overeenkomstig de beslissing van hun gemeenteraad, zelfs wanneer zij een andere opvatting hadden verdedigd in de gemeenteraad.
B.12.2. Het Hof is niet bevoegd om kennis te nemen van de schending van artikel 19 van de Grondwet, afzonderlijk beschouwd.
B.13. Het middel is niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van de omvang van de vernietiging B.14. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging, bij wege van gevolgtrekking, van de artikelen 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), en 28, derde lid, van het decreet van het Waalse Gewest betreffende de intercommunales, doordat die artikelen verwijzen naar het bestreden artikel 18, § 2, van het decreet. Zij vorderen ook de vernietiging van artikel 36, § 2, van hetzelfde decreet, dat aan de rechterlijke macht de bevoegdheid toekent om over te gaan tot de ontbinding van de intercommunale die haar statuten niet zou hebben gewijzigd om zich aan het decreet te conformeren.
B.15. De bestreden artikelen 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), en 28, derde lid, van het decreet moeten worden vernietigd, vermits zij onlosmakelijk samenhangen met het eerste en tweede lid (eerste, tweede en derde lid in de Nederlandse vertaling) van artikel 18, § 2, van het decreet, die dienen te worden vernietigd.
B.16. In zoverre het bestreden artikel 36, § 2, van het decreet een algemenere draagwijdte heeft dan die welke erin bestaat de overeenstemming van de statuten van de intercommunales met het enkele vernietigde artikel 18, § 2, eerste en tweede lid (eerste, tweede en derde lid in de Nederlandse vertaling), van hetzelfde decreet te waarborgen, kan artikel 36, § 2, enkel worden vernietigd in zoverre het naar de vernietigde artikelen 18, § 2, eerste en tweede lid (eerste, tweede en derde lid in de Nederlandse vertaling), 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), en 28, derde lid, verwijst en onlosmakelijk ermee is verbonden.
Wat de handhaving van de gevolgen van de vernietigde bepalingen betreft B.17. Om de Waalse gewestwetgever de mogelijkheid te verschaffen de artikelen 18, § 2, eerste en tweede lid (eerste, tweede en derde lid in de Nederlandse vertaling), 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), en 28, derde lid, als geheel te heroverwegen, worden de gevolgen van de vernietigde bepalingen gehandhaafd tot 31 december 1998.
Om die redenen, het Hof - vernietigt . artikel 18, § 2, eerste en tweede lid (eerste, tweede en derde lid in de Nederlandse vertaling), van het decreet van het Waalse Gewest van 5 december 1996 betreffende de Waalse intercommunales; . de artikelen 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), en 28, derde lid, van het voormelde decreet; . artikel 36, § 2, van het voormelde decreet, enkel in zoverre het verwijst naar de artikelen 18, § 2, eerste en tweede lid (eerste, tweede en derde lid in de Nederlandse vertaling), 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), en 28, derde lid, van het decreet; - handhaaft, tot 31 december 1998, de gevolgen die voortvloeien uit de vernietigde artikelen 18, § 2, eerste en tweede lid (eerste, tweede en derde lid in de Nederlandse vertaling), 20, derde lid (tweede lid in de Nederlandse vertaling), en 28, derde lid, van het decreet; - verwerpt de beroepen voor het overige.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 10 juni 1998.
De griffier, L. Potoms.
De voorzitter, M. Melchior.