← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 14 juin
2022, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 20 juin 2022, le Juge de paix du canton
de Deinze a posé la question préjudicielle suivante « L'article 63 du décret flamand du 24
février 2017 relatif à l'expropriation d'utilité publique (l(...)"
| Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 14 juin 2022, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 20 juin 2022, le Juge de paix du canton de Deinze a posé la question préjudicielle suivante « L'article 63 du décret flamand du 24 février 2017 relatif à l'expropriation d'utilité publique (l(...) | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 14 juni 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 juni 2022, heeft de Vrederechter van het kanton Deinze de volgende preju « Schendt artikel 63 van het Vlaams Onteigeningsdecreet (voorheen : art. 2.4.6. § 1 van de VCR(...) |
|---|---|
| COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
| Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 |
| Par jugement du 14 juin 2022, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 20 juin 2022, le Juge de paix du canton de Deinze a posé la question préjudicielle suivante : « L'article 63 du décret flamand du 24 février 2017 relatif à l'expropriation d'utilité publique (l'article 2.4.6, § 1er, ancien, du Code flamand de l'aménagement du territoire) viole-t-il les articles 10, 11 et 16 de la Constitution, lus en combinaison avec l'article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme, En ce que Pour la fixation de l'indemnité d'expropriation due, la disposition décrétale précitée prévoit l'application pleine et entière de la neutralité planologique dès que l'autorité publique compétente décide de sa propre initiative de procéder à l'expropriation pour la réalisation d'un plan d'exécution spatial, d'un plan d'aménagement, d'un arrêté relatif à la préférence ou d'un arrêté relatif au projet, Alors que La plus-value ou la moins-value d'un bien immeuble ne se réalise pas (nécessairement qu') au moment de l'expropriation, mais se réalise déjà ou peut déjà se réaliser à la suite de l'entrée en vigueur du plan en question Et alors que L'indemnité d'expropriation due peut, de ce fait, différer significativement de la plus-value susceptible d'être générée par un propriétaire qui se trouve dans une situation essentiellement comparable (à savoir, le propriétaire d'un bien immeuble qui fait l'objet d'une modification de destination à la suite d'un plan d'exécution spatial, d'un plan d'aménagement, d'un arrêté relatif à la préférence ou relatif au projet et d'une autorisation d'expropriation), mais qui n'est finalement pas exproprié par l'autorité concernée, parce que ce propriétaire soit procède à une vente à l'amiable, soit obtient la possibilité de procéder à l'autoréalisation de la destination de ses terres, de sorte qu'il peut vendre celles-ci à la valeur qu'elles ont atteinte après la modification de destination ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 7817 du rôle de la Cour. Le greffier, | januari 1989 Bij vonnis van 14 juni 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 juni 2022, heeft de Vrederechter van het kanton Deinze de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 63 van het Vlaams Onteigeningsdecreet (voorheen : art. 2.4.6. § 1 van de VCRO) de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, gelezen in samenhang met art. 1 van het Eerste Aanvullende Protocol bij het EVRM Doordat De voormelde decretale bepaling voor de berekening van de verschuldigde onteigeningsvergoeding voorziet in de onverkorte toepassing van de planologische neutraliteit van zodra de bevoegde overheidsinstantie eigenhandig heeft beslist om over te gaan tot de onteigening ter verwezenlijking van een ruimtelijk uitvoeringsplan, plan van aanleg, voorkeurs- of projectbesluit Terwijl De meer- of minwaarde van een onroerend goed niet (noodzakelijk pas) wordt gerealiseerd door de onteigening maar zich reeds voordoet/kan voordoen ten gevolge van de inwerkingtreding van het betrokken plan En terwijl De verschuldigde onteigeningsvergoeding daardoor aanzienlijk kan verschillen van de meerwaarde die kan worden gegenereerd door een eigenaar die zich in een wezenlijk vergelijkbare situatie bevindt (nl., eigenaar zijn van een onroerend goed met bestemmingswijziging ingevolge een ruimtelijk uitvoeringsplan, plan van aanleg, voorkeurs- of projectbesluit en onteigeningsmachtiging) maar die uiteindelijk niet wordt onteigend door de betrokken overheid doordat deze eigenaar ofwel overgaat tot minnelijke verkoop ofwel de mogelijkheid krijgt over te gaan tot zelfrealisatie van de bestemming van zijn gronden, waardoor hij deze gronden kan verkopen tegen de waarde na bestemmingswijziging ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 7817 van de rol van het Hof. De griffier, |
| F. Meersschaut | F. Meersschaut |