Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Avis du --
← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 25 février 2021, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 4 mars 2021, le Juge de paix du deuxième canton d'Anvers a posé les questions préjudiciel « - La loi organique du 8 avril 1974 [lire : 8 juillet 1976] des centres publics d'action sociale, (...)"
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 25 février 2021, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 4 mars 2021, le Juge de paix du deuxième canton d'Anvers a posé les questions préjudiciel « - La loi organique du 8 avril 1974 [lire : 8 juillet 1976] des centres publics d'action sociale, (...) Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 25 februari 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 maart 2021, heeft de Vrederechter van het tweede kanton Antwerpen de « - Kan de OCMW-wet van 8 april 1974 [lees : 8 juli 1976], en dan met name de artikel 1 en 60, zo g(...)
COUR CONSTITUTIONNELLE GRONDWETTELIJK HOF
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6
Par jugement du 25 février 2021, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 4 mars 2021, le Juge de paix du deuxième canton d'Anvers a posé les questions préjudicielles suivantes : « - La loi organique du 8 avril 1974 [lire : 8 juillet 1976] des centres publics d'action sociale, et en particulier ses articles 1er et 60, peut-elle être interprétée en ce sens qu'elle permet au CPAS d'apporter une autre aide que l'aide sociale, notamment un logement par le biais d'un contrat d'occupation précaire de courte durée, aux personnes qui ont droit à l'aide sociale et ont besoin d'un logement, et cette interprétation n'entraîne-t-elle pas une différence de traitement au sein d'une seule et même catégorie de personnes, à savoir les personnes qui ont droit à l'aide sociale et ont besoin d'un logement et qui reçoivent ce logement sous forme d'aide sociale et les personnes qui ont droit à l'aide sociale et ont besoin d'un logement et qui n'obtiennent pas ce logement sous forme d'aide sociale, mais sous la forme d'un contrat d'occupation précaire de courte durée ? - Les articles 1344ter et suivants du Code judiciaire, les articles 1344novies et suivants du Code judiciaire, les articles 46 et 50 du décret flamand du 9 novembre 2018 contenant des dispositions relatives à la location de biens destinés à l'habitation ou de parties de ceux-ci et l'article 3.32 du Code flamand du logement de 2021 peuvent-ils être interprétés en ce sens qu'ils permettent au CPAS de conclure un contrat d'occupation précaire de courte durée, sans que ce contrat soit considéré comme une aide sociale, avec une autre catégorie de personnes, notamment les personnes qui ont droit à l'aide sociale et ont besoin d'un logement, et cette interprétation n'entraîne-t-elle pas une égalité de traitement inadmissible de catégories non comparables de personnes, à savoir les personnes qui n'ont pas droit à l'aide sociale mais ont besoin d'un logement (temporaire) et les personnes qui ont droit à l'aide sociale et ont besoin d'un logement ? - En cas de réponse négative, la conclusion par le CPAS d'un contrat d'occupation précaire de courte durée avec des personnes qui ont droit à l'aide sociale et ont besoin d'un logement, ce dernier n'étant pas accordé sous forme d'aide sociale, ne porte-t-elle pas atteinte au droit à un logement décent, garanti par l'article 23, alinéa 3, 3°, de la Constitution ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 7524 du rôle de la Cour. Le greffier, januari 1989 Bij vonnis van 25 februari 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 maart 2021, heeft de Vrederechter van het tweede kanton Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « - Kan de OCMW-wet van 8 april 1974 [lees : 8 juli 1976], en dan met name de artikel 1 en 60, zo geïnterpreteerd worden dat deze wet toestaat dat het OCMW aan personen die recht hebben op maatschappelijke dienstverlening en nood hebben aan huisvesting andere hulp biedt dan maatschappelijke dienstverlening, met name huisvesting middels een kortlopende Overeenkomst van precaire bezetting (bezetting ter bede), en leidt deze interpretatie niet tot een ongelijke behandeling binnen één en dezelfde categorie van personen, namelijk de personen die recht hebben op maatschappelijke dienstverlening en nood hebben aan huisvesting en die de huisvesting krijgen onder de vorm van maatschappelijke dienstverlening en de personen die recht hebben op maatschappelijke dienstverlening en nood hebben aan huisvesting en die geen huisvesting bekomen onder de vorm van maatschappelijke dienstverlening maar wel onder de vorm van een kortlopende Overeenkomst van precaire bezetting (bezetting ter bede)? - Kunnen artikel 1344ter e.v. Gerechtelijk Wetboek, artikel 1344novies e.v. Gerechtelijk Wetboek, artikel 46 en 50 van het Vlaams Huurdecreet en artikel 3.32 Vlaamse Codex Wonen 2021 zo geïnterpreteerd worden dat zij het OCMW toestaan om met een andere categorie van personen, met name personen die recht hebben op maatschappelijke dienstverlening en nood hebben aan huisvesting, een kortlopende Overeenkomst van precaire bezetting (bezetting ter bede) af te sluiten zonder dat deze overeenkomst als maatschappelijke dienstverlening is te beschouwen, en leidt deze interpretatie niet tot een niet toelaatbare gelijke behandeling van niet vergelijkbare categorieën van personen, namelijk zij die geen recht hebben op maatschappelijke dienstverlening maar wel nood hebben aan (tijdelijke) huisvesting en zij die wel recht hebben op maatschappelijke dienstverlening en nood hebben aan huisvesting? - In ontkennend geval leidt het afsluiten door het OCMW met personen die recht hebben op maatschappelijke dienstverlening en nood hebben aan huisvesting van een kortlopende Overeenkomst van precaire bezetting (bezetting ter bede) waarbij deze huisvesting niet wordt verleend onder de vorm van maatschappelijke dienstverlening niet tot een inbreuk op het recht op een behoorlijke huisvesting gegarandeerd door artikel 23 lid 3 3° van de Grondwet ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 7524 van de rol van het Hof. De griffier,
F. Meersschaut F. Meersschaut
^