← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 30 avril
2015 en cause de S.B. contre C.R. et R.B. et en cause de S.B., H.D. et R.B., avec C.R. comme partie en
intervention volontaire, dont l'expédition est pa « L'article 330, § 1 er , alinéa 4, du Code civil viole-t-il les articles
10, 11 et 2(...)"
| Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 30 avril 2015 en cause de S.B. contre C.R. et R.B. et en cause de S.B., H.D. et R.B., avec C.R. comme partie en intervention volontaire, dont l'expédition est pa « L'article 330, § 1 er , alinéa 4, du Code civil viole-t-il les articles 10, 11 et 2(...) | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 30 april 2015 in zake S.B. tegen C.R. en R.B en in zake S.B, H.D. en R.B. met C.R. als vrijwillig tussenkomende partij, waarvan de expeditie ter griffi « Schendt artikel 330 § 1 lid 4 B.W. de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, in samenhang g(...) |
|---|---|
| COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
| Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 |
| Par jugement du 30 avril 2015 en cause de S.B. contre C.R. et R.B. et | januari 1989 Bij vonnis van 30 april 2015 in zake S.B. tegen C.R. en R.B en in zake |
| en cause de S.B., H.D. et R.B., avec C.R. comme partie en intervention | S.B, H.D. en R.B. met C.R. als vrijwillig tussenkomende partij, |
| volontaire, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour, le 26 | waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 mei |
| mai 2015, le Tribunal de première instance de Flandre orientale, | 2015, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling |
| division Termonde, a posé la question préjudicielle suivante : | Dendermonde, de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « L'article 330, § 1er, alinéa 4, du Code civil viole-t-il les | « Schendt artikel 330 § 1 lid 4 B.W. de artikelen 10, 11 en 22 van de |
| articles 10, 11 et 22 de la Constitution, combinés avec les articles 8 | Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het |
| et 14 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce qu'il | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het voorziet |
| prévoit que l'action en contestation d'une reconnaissance paternelle | dat de vordering tot betwisting van een vaderlijke erkenning door het |
| ne peut plus être intentée par l'enfant après l'âge de 22 ans ou après | kind niet meer kan worden ingesteld na de leeftijd van tweeëntwintig |
| un an à compter de la découverte du fait que la personne qui l'a | jaar of na het jaar te rekenen vanaf de ontdekking van het feit dat de |
| reconnu n'est pas son père, et ceci dans l'hypothèse où la | persoon die het heeft erkend zijn vader niet is en dit in de hypothese |
| reconnaissance paternelle ne correspond ni à la vérité biologique, ni | dat de vaderlijke erkenning noch met de biologische noch met de |
| à la vérité socio-affective ? ». | socio-affectieve waarheid overeenstemt ? ». |
| Cette affaire est inscrite sous le numéro 6209 du rôle de la Cour. | Die zaak is ingeschreven onder nummer 6209 van de rol van het Hof. |
| Le greffier, | De griffier, |
| F. Meersschaut | F. Meersschaut |