← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage Par
jugement du 27 janvier 2006 en cause de la s.c. « West-Vlaamse Intercommunale voor economische expansie,
huisvestingsbeleid en technische bijstand » « L'article 15, alinéas 1 er et 2, de
la loi du 26 juillet 1962 sur les expropriations, q(...)"
| Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage Par jugement du 27 janvier 2006 en cause de la s.c. « West-Vlaamse Intercommunale voor economische expansie, huisvestingsbeleid en technische bijstand » « L'article 15, alinéas 1 er et 2, de la loi du 26 juillet 1962 sur les expropriations, q(...) | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 27 januari 2006 in zake de c.v. West-Vlaamse Intercommunale voor economische expansie, huisvestingsbeleid en technische bijstand t « Schenden artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtsplegi(...) |
|---|---|
| COUR D'ARBITRAGE | ARBITRAGEHOF |
| Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 |
| sur la Cour d'arbitrage | januari 1989 op het Arbitragehof |
| Par jugement du 27 janvier 2006 en cause de la s.c. « West-Vlaamse | Bij vonnis van 27 januari 2006 in zake de c.v. West-Vlaamse |
| Intercommunale voor economische expansie, huisvestingsbeleid en | Intercommunale voor economische expansie, huisvestingsbeleid en |
| technische bijstand » contre M. Seynaeve et autres, dont l'expédition | technische bijstand tegen M. Seynaeve en anderen, waarvan de expeditie |
| est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage le 13 février 2006, le | ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 13 februari 2006, |
| Tribunal de première instance de Bruges a posé la question | heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge de volgende |
| préjudicielle suivante : | prejudiciële vraag gesteld : |
| « L'article 15, alinéas 1er et 2, de la loi du 26 juillet 1962 sur les | « Schenden artikel 15, eerste en tweede lid, van de wet van 26 juli |
| expropriations, qui fixe les délais dans lesquels l'autorité | 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden |
| expropriante doit déposer les suppléments d'indemnité d'expropriation | inzake de onteigeningen ten algemenen nutte, hetwelke de termijnen |
| à la Caisse des dépôts et consignations et notifier à l'exproprié, par | bepaalt waarbinnen de onteigenende overheid dient over te gaan tot |
| lettre recommandée, le jugement d'expropriation et le certificat de | storting van de aanvullende onteigeningsvergoedingen in de Deposito- |
| dépôt, et l'article 16 de la loi du 26 juillet 1962 sur les | en Consignatiekas en tot kennisgeving aan de onteigende van het |
| onteigeningsvonnis en van deze storting bij aangetekend schrijven en | |
| expropriations, qui fixe le délai de révision de l'indemnité | artikel 16 van die wet hetwelke de termijn tot herziening van de |
| d'expropriation, violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution, | onteigeningsvergoeding bepaalt, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet |
| lus isolément ou en combinaison avec l'article 6 de la Convention de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales (CEDH), signée à Rome le 4 novembre 1950 et approuvée par la loi du 13 mai 1955, et avec l'article 26 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques (PIDCP), approuvé par la loi du 15 mai 1981, si les articles 15, alinéas 1er et 2, et 16 de la loi du 26 juillet 1962 sur les expropriations sont interprétés en ce sens qu'une action en révision de l'indemnité d'expropriation doit, sous peine de forclusion, être intentée dans les deux mois à dater de la notification visée à l'article 15, alinéa 2, qui doit être faite dans les dix jours qui suivent le dépôt à la Caisse des dépôts et consignations, lequel dépôt doit lui-même, conformément à l'article 15, alinéa 1er, de la loi du 26 juillet 1962 sur les expropriations, être effectué dans le mois du jugement d'expropriation, mais sans que ces derniers délais visés à l'article 15, alinéas 1er et 2, de la loi du 26 juillet 1962 sur les expropriations soient eux-mêmes prescrits à peine de forclusion ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 3896 du rôle de la Cour. Le greffier, | afzonderlijk beschouwd of in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), ondertekend te Rome d.d. 4 november 1950 en goedgekeurd bij wet van 13 mei 1955 alsmede artikel 26 van het Internationale Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (BUPO-Verdrag), goedgekeurd bij wet van 15 mei 1981 wanneer artikel 15, eerste en tweede lid, en artikel 16, van de onteigeningswet in die zin worden gelezen dat de termijn tot het instellen van een vordering tot herziening der onteigeningsvergoeding op straffe van verval dient te worden ingesteld binnen de twee maanden na de kennisgeving overeenkomstig artikel 15, tweede lid, hetwelke binnen de termijn van 10 dagen dient te volgen op de storting in de Deposito- en Consignatiekas overeenkomstig artikel 15, eerste lid, van de onteigeningswet, dewelke zelf binnen de maand na het tussengekomen onteigeningsvonnis dient te worden uitgevoerd, doch zonder dat deze laatste termijnen overeenkomstig artikel 15, eerste en tweede lid, van de onteigeningswet zelf op straffe van verval zijn voorgeschreven ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 3896 van de rol van het Hof. De griffier, |
| L. Potoms. | L. Potoms. |