Article 1er.Le premier appel de 2020 pour les installations de

Artikel 1.De eerste call voor 2020 voor

Art. 2.Le montant total pour les appels 2020 visés à l'article 1er,

Art. 2.Het totale bedrag voor de calls 2020 vermeld in artikel 1

Art. 3.Du montant total pour l'appel 2020, tel qu'établi à l'article

Art. 3.Van het totale bedrag voor de call 2020, zoals vastgelegd in

Art. 4.Si, au sein d'une même période d'introduction, les ressources

Art. 4.Indien binnen éénzelfde indienperiode minder middelen worden

Art. 5.Voor de toekenning van steun aan

Art. 5.Les technologies suivantes sont éligibles à l'octroi d'aides

Art. 6.Si une partie d'une installation de production peut produire

Art. 6.Indien een deel van een productie-installatie volledig

Art. 7.Si une partie d'une installation de production peut produire

Art. 7.Indien een deel van een productie-installatie volledig

Art. 8.Aux fins du calcul des frais éligibles pour des installations

Art. 8.Voor de berekening van de in aanmerking komende kosten voor

Art. 9.Pour le calcul des coûts d'investissement supplémentaires

Art. 9.Voor de berekening van de extra investeringskosten van een

Art. 10.L'aide pour l'utilisation de la chaleur résiduelle est

Art. 10.De steun voor de benutting van restwarmte wordt berekend op

Art. 11.Le demandeur qui demande de l'aide pour l'utilisation de chaleur résiduelle, mentionne dans sa demande une quantité minimale de chaleur résiduelle à utiliser, tant pour la période complète des dix premières années après la mise en oeuvre de l'installation que pour chaque année d'exploitation distincte dans cette période. En ce qui concerne les années d'exploitation consécutives, cette quantité ne peut jamais être inférieure à celle de l'année d'exploitation précédente. Aucune dérogation à la quantité minimale n'est autorisée sur la période complète de dix années telle que visée à l'alinéa 1er. Par dérogation à l'alinéa 1er, une pénurie pendant les trois premières années peut être compensée pendant les années d'exploitation suivantes. Après la période de démarrage de trois années, aucune dérogation aux quantités minimales annuelles mentionnées, visées à l'alinéa 1er, n'est toutefois possible.

Art. 11.De aanvrager die steun voor de benutting van restwarmte aanvraagt, geeft in zijn aanvraag zowel voor de volledige periode van de eerste tien jaar na de ingebruikname van de installatie als voor elk afzonderlijk exploitatiejaar binnen die periode een minimale hoeveelheid te benutten restwarmte op. Wat de opeenvolgende exploitatiejaren betreffen mag dit nooit lager zijn dan in het daaraan voorafgaande exploitatiejaar. Er is geen afwijking toegestaan van de minimale hoeveelheid over de volledige tienjarige periode, als vermeld in het eerste lid. In afwijking van het eerste lid kan een tekort tijdens de eerste drie exploitatiejaren worden gecompenseerd tijdens de daarna volgende exploitatiejaren. Na de opstartperiode van drie jaar is echter geen afwijking mogelijk van de opgegeven jaarlijkse minimale hoeveelheden, vermeld in het eerste lid.

Art. 12.Les canalisations d'un système de chauffage ou de

Art. 12.Leidingen van een stadsverwarming of -koeling die enkel via

Art. 13.La part de sources d'énergie renouvelables ou de chaleur

Art. 13.Het aandeel hernieuwbare energiebronnen of restwarmte in de

Art. 14.Des investissements dans la construction de récupérateurs de

Art. 14.Investeringen voor de bouw van warmterecuperatie bij een

Art. 15.Des investissements relatifs à la récupération de chaleur

Art. 15.Investeringen betreffende warmterecuperatie bij nieuwe

Art. 16.Des investissements dans la production d'électricité d'une

Art. 16.Investeringen voor elektriciteitsproductie van een

Art. 17.Conformément à l'article 7.6.2, § 1er, alinéa 3 de l'Arrêté relatif à l'Energie du 19 novembre 2010, aucune aide n'est accordée à la production de biométhane à partir de cultures vivrières si le biométhane est utilisé comme biocarburant. Des biocarburants produits à partir de cultures vivrières sont des biocarburants qui sont produits à partir de céréales et d'autres cultures à haute teneur en amidon, des sucres et des cultures de graines oléagineuses et d'autres cultures qui sont cultivées sur des terres arables comme culture principale à des fins énergétiques. Des cultures riches en amidon sont les cultures comprenant principalement des céréales (indépendamment du fait qu'on utilise les graines seules ou la plante entière, comme dans le cas du maïs vert), des tubercules et des racines comestibles (tels que les pommes de terre, les topinambours, les patates douces, le manioc et l'igname), ainsi que des cormes (tels que le taro et le

Art. 17.Conform artikel 7.6.2, § 1, derde lid van het Energiebesluit van 19 november 2010 wordt er geen steun toegekend aan de productie van biomethaan op basis van voedingsgewassen als het biomethaan toegepast wordt als biobrandstof. Biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen zijn biobrandstoffen geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen en uit andere gewassen die als hoofdgewas primair voor energiedoeleinden op landbouwgronden worden geteeld. Zetmeelrijke gewassen zijn gewassen die hoofdzakelijk granen bevatten (ongeacht of enkel de granen dan wel de volledige plant worden gebruikt, zoals in het geval van snijmaïs), knollen en wortelgewassen (zoals aardappelen, aardperen, zoete aardappelen, cassave en yamswortelen) en stengelknolgewassen (zoals

Art. 18.L'arrêté ministériel du 23 juillet 2019 portant organisation

Art. 18.Het ministerieel besluit van 23 juli 2019 houdende de

Art. 19.Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication

Art. 19.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking