← Retour vers "Arrêté du Gouvernement flamand relatif aux compétences de base des enseignants "
| Arrêté du Gouvernement flamand relatif aux compétences de base des enseignants | Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de basiscompetenties van de leraren |
|---|---|
| AUTORITE FLAMANDE | VLAAMSE OVERHEID |
| 8 JUIN 2018. - Arrêté du Gouvernement flamand relatif aux compétences | 8 JUNI 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de |
| de base des enseignants | basiscompetenties van de leraren |
| LE GOUVERNEMENT FLAMAND, | DE VLAAMSE REGERING, |
| Vu le Code de l'Enseignement supérieur du 11 octobre 2013, sanctionné | Gelet op de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bekrachtigd bij |
| par le décret du 20 décembre 2013, l'article II.107, § 2, remplacé par | het decreet van 20 december 2013, artikel II.107, § 2, vervangen bij |
| le décret du 4 mai 2018 ; | het decreet van 4 mei 2018; |
| Vu l'arrêté du Gouvernement flamand du 5 octobre 2007 relatif aux | Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2007 |
| compétences de base des enseignants ; | betreffende de basiscompetenties van de leraren; |
| Vu l'avis du « Vlaamse Onderwijsraad » (Conseil flamand de | Gelet op het advies van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 13 |
| l'Enseignement), rendu le 13 décembre 2017 ; | december 2017; |
| Vu l'avis de l'Inspection des Finances, donné le 20 octobre 2017 ; | Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 oktober 2017; |
| Vu l'avis 63.368/1 du Conseil d'Etat, donné le 29 mai 2018, en | Gelet op advies 63.368/1 van de Raad van State, gegeven op 29 mei |
| application de l'article 84, § 1er, alinéa 1er, 2°, des lois sur le | 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de |
| Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973 ; | wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; |
| Sur la proposition de la Ministre flamande de l'Enseignement ; | Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs; |
| Après délibération, | Na beraadslaging, |
| Arrête : | Besluit : |
Article 1er.Les compétences de base des enseignants sont fixées dans |
Artikel 1.De basiscompetenties van de leraren worden vastgelegd in de |
| l'annexe au présent arrêté. | bijlage die bij dit besluit is gevoegd. |
Art. 2.L'arrêté du Gouvernement flamand du 5 octobre 2007 relatif aux |
Art. 2.Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2007 |
| compétences de base des enseignants est abrogé. | betreffende de basiscompetenties van de leraren wordt opgeheven. |
Art. 3.Le présent arrêté entre en vigueur au début de l'année |
Art. 3.Dit besluit treedt in werking bij het begin van het |
| académique 2019-2020. | academiejaar 2019-2020. |
Art. 4.Le Ministre flamand ayant l'enseignement dans ses attributions |
Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met |
| est chargé de l'exécution du présent arrêté. | de uitvoering van dit besluit. |
| Bruxelles, le 8 juin 2018. | Brussel, 8 juni 2018. |
| Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, | De minister-president van de Vlaamse Regering, |
| G. BOURGEOIS | G. BOURGEOIS |
| La Ministre flamande de l'Enseignement, | De Vlaamse minister van Onderwijs, |
| H. CREVITS | H. CREVITS |
| Annexe. Compétences de base telles que mentionnées à l'article 1er. | Bijlage. Basiscompetenties als vermeld in artikel 1 |
| Les compétences de base des enseignants nouvellement qualifiés sont | De basiscompetenties van pas afgestudeerde leraren worden bepaald op |
| déterminées sur la base des deux facteurs suivants : | basis van de volgende twee factoren: |
| - dix ensembles fonctionnels | - tien functionele gehelen |
| - une série d'attitudes décrivant les compétences nécessaires à la | - een set van attitudes die de noodzakelijke competenties van het |
| profession enseignante. | leraarschap beschrijven. |
| Pourquoi des compétences de base ? | Waarom basiscompetenties? |
| Les compétences de base pour enseignants reflètent les exigences que | De basiscompetenties voor leraren geven aan welke eisen het onderwijs |
| l'enseignement et la société imposent aux enseignants nouvellement | en de maatschappij stellen aan pas afgestudeerde leraren. Ze zijn |
| qualifiés. Elles constituent tant un cadre de référence pour le | zowel een referentiekader voor de curriculumontwikkeling van de |
| développement d'un programme d'études pour les formations des | lerarenopleidingen als een individueel toetsingskader voor elke |
| enseignants qu'un cadre d'évaluation individuelle pour chaque étudiant | student in de lerarenopleiding. De overheid bepaalt de minimale |
| en formation des enseignants. L'autorité détermine les critères | kwaliteitscriteria zodat ouders en externen weten wat ze van leraren |
| minimaux de qualité afin que les parents et les parties externes | mogen verwachten. Die transparantie kan de waardering voor het werk |
| sachent à quoi s'attendre de la part des enseignants. Une telle transparence ne peut que renforcer l'appréciation du travail des enseignants. En définissant spécifiquement les compétences de base, l'autorité indique clairement qu'il ne faut pas s'attendre à une même expérience professionnelle d'un enseignant nouvellement qualifié que d'un enseignant ayant une certaine expérience. Cela indique que « être enseignant » est un processus d'apprentissage tout au long de la vie. Le rapport entre les compétences de base, les descripteurs de Dublin et les acquis de l'apprentissage spécifiques au domaine Les acquis de l'apprentissage spécifiques au domaine pour les formations des enseignants sont développés sur la base des compétences | van leraren alleen maar ten goede komen. Door specifiek de basiscompetenties vast te leggen, maakt de overheid duidelijk dat van een pas afgestudeerde leraar niet hetzelfde niveau van beroepsuitoefening als van een leraar met enige ervaring verwacht kan worden. Daarmee wordt aangegeven dat `leraar zijn' een proces van levenslang leren is. De verhouding tussen de basiscompetenties, de Dublindescriptoren en de domeinspecifieke leerresultaten De domeinspecifieke leerresultaten voor de lerarenopleidingen komen |
| de base (dix ensembles fonctionnels et une série d'attitudes), des descripteurs de Dublin (qui déterminent le niveau de la formation) et du contexte éducatif spécifique. Lors de l'établissement des acquis de l'apprentissage spécifiques au domaine, on procèdera de manière structurelle à une collecte d'informations auprès du monde professionnel. Les acquis de l'apprentissage spécifiques au domaine orientent le programme de formation de toute formation des enseignants. Articulation entre responsabilité individuelle et responsabilité collective A l'avenir, le métier d'enseignant deviendra plus que jamais un travail d'équipe. La collaboration avec d'autres enseignants et d'autres acteurs dans une équipe scolaire est essentielle pour garantir un enseignement de qualité. Pour participer pleinement, l'enseignant individuel doit posséder certaines compétences. Il doit être capable de les mobiliser individuellement et avec ses collègues. 1. Ensembles fonctionnels (FG) FG1 : l'enseignant comme accompagnateur des processus d'apprentissage et de développement | tot stand op basis van de basiscompetenties (tien functionele gehelen en een set van attitudes), de Dublindescriptoren (die het niveau van de opleiding bepalen) en de specifieke onderwijscontext. Bij de opmaak van de domeinspecifieke leerresultaten zal het werkveld op een structurele manier geraadpleegd worden. De domeinspecifieke leerresultaten zijn richtinggevend voor het opleidingsprogramma van elke lerarenopleiding. Individuele verantwoordelijkheid versus teamverantwoordelijkheid In de toekomst wordt een leraar meer dan ooit een teamspeler. De samenwerking met andere leraren en andere actoren in een schoolteam is essentieel om kwalitatief hoogstaand onderwijs te verzekeren. Om daarin ten volle te kunnen participeren, moet iedere individuele leraar bepaalde competenties bezitten. Die moet hij zowel individueel als samen met collega's kunnen inzetten. 1. Functionele gehelen FG 1: de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen |
| 1.1 L'enseignant peut identifier la situation initiale de l'apprenant et du groupe. 1.2 L'enseignant est capable d'assurer l'adéquation de son action didactique aux objectifs d'une part et à l'environnement de vie, la motivation, la situation initiale et aux besoins de l'apprenant ou des apprenants d'autre part, en tenant compte de la diversité du groupe. 1.3 L'enseignant peut choisir et formuler des objectifs pour le niveau d'enseignement en question, en s'appuyant sur la situation initiale de l'apprenant(s) et le cadre d'objectifs validé, le programme d'études, etc. 1.4 L'enseignant peut sélectionner et structurer les possibilités d'apprentissage et de développement, les expériences d'apprentissage ou les contenus didactiques et les traduire en une offre d'enseignement cohérente, tout en modelant et surveillant la cohérence horizontale et verticale. Plus spécifiquement pour l'enseignant de l'enseignement primaire et maternel, cela signifie : l'enseignant est capable de structurer les contenus didactiques et les possibilités d'apprentissage et de développement et de les traduire en une offre | 1.1 De leraar kan de beginsituatie van de lerende en de groep achterhalen. 1.2 De leraar kan zijn didactische handelen afstemmen op enerzijds de doelstellingen en anderzijds de leefwereld, de motivatie, de beginsituatie en de behoeften van de lerende(n) rekening houdend met de diversiteit van de groep. 1.3 De leraar kan doelstellingen kiezen en formuleren voor het onderwijsniveau in kwestie, rekening houdend met de beginsituatie van de lerende(n) en het gevalideerde doelenkader, leerplan .... 1.4 De leraar kan leer- en ontwikkelingskansen, leerervaringen of leerinhouden selecteren, structureren en vertalen in een samenhangend onderwijsaanbod en daarbij de horizontale en verticale samenhang vormgeven en bewaken. Meer specifiek voor de leraar lager onderwijs en kleuteronderwijs betekent dat: de leraar kan leerinhouden en leer- en |
| d'enseignement cohérente. Ce faisant, il peut façonner et surveiller | ontwikkelingskansen structureren en vertalen in een samenhangend |
| la cohérence horizontale et verticale entre les contenus didactiques | onderwijsaanbod. Daarbij kan hij de horizontale en verticale samenhang |
| et entre les domaines d'apprentissage. | tussen leerinhouden en tussen leergebieden vormgeven en bewaken. |
| 1.5 L'enseignant définir et utiliser des formes appropriées de travail | 1.5 De leraar kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen |
| et de regroupement. | en gebruiken. |
| 1.6 L'enseignant peut choisir, utiliser et adapter les outils de | 1.6 De leraar kan ontwikkelingsmaterialen en leermiddelen kiezen, |
| développement et les moyens didactiques. | |
| 1.7 L'enseignant est en mesure de créer un environnement | gebruiken en aanpassen. |
| d'apprentissage stimulant, tout en prêtant une attention particulière | 1.7 De leraar kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor |
| à l'hétérogénéité du groupe. | de heterogeniteit van de groep. |
| 1.8 L'enseignant peut préparer et faire des observations et des | 1.8 De leraar kan observatie en evaluatie voorbereiden en uitvoeren |
| évaluations pour adapter et optimiser le processus d'apprentissage de | met het oog op bijsturing en remediëring als onderdeel van het |
| l'apprenant(s) et peut utiliser ces données d'observation et | leerproces van een lerende(n) en kan die observatie- en |
| d'évaluation pour remettre en question ses propres actions didactiques | evaluatiegegevens gebruiken om zijn eigen didactische handelen in |
| et les ajuster si nécessaire. | vraag te stellen en bij te sturen waar nodig. |
| 1.9 L'enseignant peut participer à l'organisation d'un enseignement | 1.9 De leraar kan eraan meewerken inclusief onderwijs voor elke |
| inclusif pour chaque apprenant dans le cadre de la politique | lerende te organiseren in het kader van het zorg- en gelijke |
| d'encadrement et de l'égalité des chances en éducation de | onderwijskansenbeleid van de onderwijsinstelling. |
| l'établissement d'enseignement. | |
| 1.10 L'enseignant peut faire en sorte que les apprenants ont le sens | 1.10 De leraar kan ertoe bijdragen dat de lerende(n) gevoelig zijn |
| de la langue et s'ouvrent à d'autres langues en les sensibilisant aux | voor taal en openstaan voor andere talen door aan taalsensibilisering |
| langues. | te doen. |
| 1.11 L'enseignant est en mesure d'élaborer des processus | 1.11 De leraar kan leer- en ontwikkelingsprocessen opzetten, zowel |
| d'apprentissage et de développement, tant à partir des contenus des | vanuit de inhouden van de leergebieden of vakgebieden van zijn |
| domaines d'apprentissage ou des disciplines de son expertise que dans | expertise, als vanuit een leergebied- of vakoverschrijdende |
| une optique interdisciplinaire. | invalshoek. |
| FG2 : l'enseignant comme éducateur | FG2: de leraar als opvoeder |
| 2.1 L'enseignant peut créer un climat positif pour l'apprenant ou les | 2.1 De leraar kan een positief klimaat creëren voor de lerende(n) in |
| apprenants en groupe et dans l'établissement d'enseignement. | de groep en in de onderwijsinstelling. |
| 2.2 L'enseignant peut promouvoir l'émancipation de l'apprenant en | 2.2 De leraar kan de emancipatie van de lerende(n) bevorderen door hen |
| l'encourageant à se prendre en charge, à être indépendant, à prendre | te stimuleren tot mondigheid, zelfstandigheid, eigen initiatief, |
| l'initiative, à prendre des responsabilités et à participer. | verantwoordelijkheid en participatie. |
| 2.3 L'enseignant peut soutenir l'apprenant dans son développement | 2.3 De leraar kan de lerende(n) ondersteunen bij hun individuele |
| individuel et sa participation sociale en prêtant attention au | ontplooiing en maatschappelijke participatie door aandacht te hebben |
| développement de ses attitudes, à son éducation socio-émotionnelle et | voor hun attitudevorming, hun sociaal-emotionele vorming en hun |
| au développement de ses valeurs. | waardeontwikkeling van de lerende(n). |
| 2.4 L'enseignant peut suivre l'actualité sociale et les tendances et | 2.4 De leraar kan actuele maatschappelijke gebeurtenissen en tendensen |
| les traduire dans un contexte pédagogique. | opvolgen en vertalen naar een pedagogische context. |
| 2.5 L'enseignant peut répondre de manière adéquate aux besoins | 2.5 De leraar kan adequaat omgaan met lerende(n) met specifieke |
| éducatifs et pédagogiques spécifiques à l'apprenant. | onderwijs- en opvoedingsbehoeften. |
| 2.6 L'enseignant porte une attention particulière à la santé physique | 2.6 De leraar heeft aandacht voor de fysieke en geestelijke gezondheid |
| et mentale de l'apprenant. | van de lerende(n). |
| 2.7 L'enseignant est en mesure de communiquer avec les apprenants de | 2.7 De leraar kan communiceren met lerende(n) met diverse |
| différents milieux linguistiques dans diverses situations langagières. | taalachtergronden in diverse talige situaties. |
| FG3 : l'enseignant comme expert en matière de contenu | FG3: de leraar als inhoudelijk expert |
| 3.1 L'enseignant maîtrise les connaissances et aptitudes relatives aux | 3.1 De leraar beheerst de kennis en vaardigheden met betrekking tot de |
| domaines d'apprentissage ou aux disciplines de son expertise, qui sont | leergebieden of vakgebieden van zijn expertise, die relevant zijn voor |
| pertinents à son niveau d'enseignement. Il peut les mettre à jour, les | |
| élargir et les approfondir. Pour l'enseignant dans l'enseignement | zijn onderwijsniveau. Hij kan die actualiseren, verbreden en |
| maternel et primaire, cela concerne respectivement tous les domaines | verdiepen. Voor de leraar kleuteronderwijs en lager onderwijs gaat het |
| d'apprentissage de l'enseignement maternel et tous les domaines | respectievelijk over alle leergebieden kleuteronderwijs en alle |
| d'apprentissage de l'enseignement primaire. Pour les autres enseignants, il s'agit des disciplines de leur expertise, qui sont pertinentes à leur niveau d'éducation. 3.2 L'enseignant peut valoriser les connaissances et aptitudes acquises relatives aux domaines d'apprentissage ou aux disciplines. Dans l'enseignement fondamental, cela se fait de manière intégrée, dans les autres niveaux, cela se fait de manière intégrée, s'il y a lieu. 3.3 L'enseignant maîtrise les connaissances et aptitudes relatives à la didactique (de la discipline) de sa charge d'enseignement. Il peut les mettre à jour, les élargir et les approfondir. 3.4 L'enseignant est capable de situer sa propre offre dans l'offre globale de l'enseignement en vue de son orientation professionnelle dans l'enseignement. 3.5 L'enseignant peut utiliser une langue d'enseignement appropriée et correcte. FG4 : l'enseignant comme organisateur 4.1 L'enseignant est en mesure de promouvoir un climat de jeu, de vie, de travail ou d'apprentissage structuré. 4.2 L'enseignant peut créer un programme d'enseignement et de jour harmonieux et efficace qui s'inscrit dans une planification à court et à long terme. 4.3 L'enseignant peut planifier son propre travail en vue de sa charge d'enseignement et peut effectuer des tâches administratives pertinentes. 4.4 L'enseignant peut créer un environnement de vie, de travail ou d'apprentissage stimulant, fonctionnel et sûr. FG5 : l'enseignant comme innovateur - l'enseignant comme chercheur 5.1 L'enseignant peut optimiser la qualité de son enseignement. | leergebieden lager onderwijs. Voor de andere leraren gaat het om de vakgebieden van hun expertise, die relevant zijn voor hun onderwijsniveau. 3.2 De leraar kan de verworven kennis en vaardigheden met betrekking tot de leergebieden of vakgebieden gebruiken. In het basisonderwijs gebeurt dat op een geïntegreerde wijze, in de andere niveaus gebeurt dit waar relevant op een geïntegreerde wijze. 3.3 De leraar beheerst de kennis en vaardigheden met betrekking tot de (vak)didactiek van zijn onderwijsopdracht. Hij kan die actualiseren, verbreden en verdiepen. 3.4 De leraar kan zijn eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op onderwijsloopbaanbegeleiding. 3.5 De leraar kan een gepaste en correcte onderwijstaal gebruiken. FG4: de leraar als organisator 4.1 De leraar kan een gestructureerd speel-, leef-, werk- of leerklimaat bevorderen. 4.2 De leraar kan een soepel en efficiënt les- en dagverloop creëren dat past in een korte- en langtermijnplanning. 4.3 De leraar kan zijn eigen werk plannen met het oog op zijn onderwijsopdracht en kan relevante administratieve taken uitvoeren. 4.4 De leraar kan een stimulerende, werkbare en veilige leef-, werk- of leerruimte creëren. FG5: de leraar als innovator - de leraar als onderzoeker 5.1 De leraar kan de kwaliteit van zijn onderwijs verder ontwikkelen. |
| L'enseignant peut remettre en question et ajuster (améliorer) sa | De leraar kan zijn eigen onderwijspraktijk en zijn eigen functioneren |
| propre pratique d'enseignement et son fonctionnement en : | in vraag stellen en bijsturen (verbeteren) door: |
| - s'informant au besoin sur la recherche scientifique (orientée vers | - zich waar nodig te informeren over (praktijkgericht) |
| la pratique) (du point de vue discipline, enseignement de la | wetenschappelijk onderzoek (vakinhoudelijk, vakdidactisch en algemeen |
| discipline et pédagogie et didactique générales) et sur les | pedagogisch-didactisch) en over ontwikkelingen binnen het onderwijs en |
| développements au sein de l'enseignement et de la société, et en | de samenleving, en die toepassen in de praktijk |
| appliquant ceux-ci dans la pratique | |
| - réfléchissant systématiquement et de manière critique sur ses | - systematisch en kritisch te reflecteren over zijn eigen |
| propres expériences pratiques | praktijkervaringen |
| - utilisant les informations disponibles au sein de l'école ou en | - gebruik te maken van schooleigen beschikbare informatie of door |
| effectuant ses propres recherches (pratiques) | eigen (praktijk)onderzoek uit te voeren |
| - en innovant pour améliorer sa propre pratique. | - te innoveren om zijn eigen praktijk te verbeteren. |
| 5.2 L'enseignant peut partager et discuter de nouvelles idées et | 5.2 De leraar kan nieuwe inzichten en ervaringen delen met zijn |
| expériences avec ses collègues. | collega's en bespreekbaar maken. |
| 5.3 L'enseignant peut identifier ses besoins de professionnalisation et les traduire en actions. FG6 : l'enseignant comme partenaire des parents ou des personnes s'occupant de l'enfant 6.1 L'enseignant est en mesure de recueillir et traiter en toute discrétion les données relatives à l'apprenant et son contexte. 6.2 L'enseignant peut communiquer avec les parents ou les personnes s'occupant de l'enfant sur l'apprenant dans le contexte scolaire, sur la base d'une concertation avec des collègues ou des parties externes, si nécessaire. 6.3. L'enseignant peut informer les parents ou les personnes s'occupant de l'enfant et les impliquer dans l'enseignement, en tenant compte de la diversité. 6.4 L'enseignant peut discuter des questions liées à l'éducation et à l'enseignement avec les parents ou les personnes s'occupant de l'enfant. 6.5 Dans diverses situations langagières, l'enseignant peut communiquer avec les parents et les personnes s'occupant de l'enfant et provenant de différents milieux linguistiques et développer des stratégies à cet effet. FG7 : l'enseignant comme membre d'une équipe enseignante 7.1 Au sein de l'équipe enseignante, l'enseignant peut coopérer et discuter, entre autres, des lignes d'apprentissage et de la vision éducative. 7.2 L'enseignant est en mesure de se pencher et débattre sur sa propre | 5.3 De leraar kan zijn professionaliseringsbehoeften in kaart brengen en omzetten in acties. FG6: de leraar als partner van ouders of verzorgers 6.1 De leraar kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de lerende(n) en hun context. 6.2 De leraar kan met ouders of verzorgers communiceren over de lerende(n) in de onderwijsinstelling, zo nodig op basis van overleg met collega's of externen. 6.3 De leraar kan de ouders of verzorgers informeren over en betrekken bij het onderwijs, rekening houdend met de diversiteit. 6.4 De leraar kan met ouders of verzorgers in gesprek gaan over thema's met betrekking tot opvoeding en onderwijs. 6.5 De leraar kan communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties, en hij kan strategieën daarvoor ontwikkelen. FG7: de leraar als lid van een onderwijsteam 7.1 De leraar kan binnen het onderwijsteam samenwerken en overleggen over onder andere de leerlijnen en de onderwijsvisie. 7.2 De leraar kan zijn eigen pedagogische en didactische opdracht in |
| tâche pédagogique et didactique au sein de l'équipe et prendre en | het team bespreekbaar maken, erover reflecteren in het team en |
| compte les retours de ses propres actions. | rekening houden met de feedback bij zijn eigen handelen. |
| 7.3 L'enseignant peut, en consultation avec ses collègues, réfléchir | 7.3 De leraar kan in overleg met collega's reflecteren over het |
| sur le fonctionnement conjoint de l'équipe enseignante. | gezamenlijk functioneren van het onderwijsteam. |
| FG8 : l'enseignant comme partenaire d'externes | FG8: de leraar als partner van externen |
| 8.1 L'enseignant peut établir et maintenir des contacts, communiquer | 8.1 De leraar kan contacten leggen en onderhouden, communiceren en |
| et coopérer avec des instances ou acteurs extérieurs. Il s'agit | samenwerken met externe instanties of actoren. Dat zijn bijvoorbeeld |
| notamment des places de stage ou d'emploi, du secteur socioculturel au | stage- of tewerkstellingsplaatsen, de brede socioculturele sector, de |
| sens large, des formations des enseignants, de l'enseignement | lerarenopleidingen, het hoger onderwijs, de arbeidsmarkt en |
| supérieur, du marché de l'emploi et des garderies d'enfants. | kinderopvangplaatsen. |
| FG9 : l'enseignant comme membre de la communauté d'enseignement | FG9: de leraar als lid van de onderwijsgemeenschap |
| 9.1 L'enseignant est conscient de son rôle social et de son influence | 9.1 De leraar is zich bewust van zijn maatschappelijke rol en zijn |
| potentielle sur la société au sens large. | mogelijke invloed op de bredere samenleving. |
| 9.2 L'enseignant peut prendre une position bien fondée sur les | 9.2 De leraar kan een onderbouwd standpunt innemen over |
| questions d'enseignement. | onderwijskundige thema's. |
| 9.3 L'enseignant est en mesure de dialoguer sur sa profession et sa | 9.3 De leraar kan een gesprek over zijn beroep en zijn plaats in de |
| place au sein de la société. | samenleving voeren. |
| 9.4 L'enseignant peut se documenter sur son propre statut et sur celui | 9.4 De leraar kan zich documenteren over zijn eigen rechtspositie en |
| des apprenants. | die van de lerenden. |
| FG10 : l'enseignant comme acteur culturel | FG 10: de leraar als cultuurparticipant |
| 10.1 L'enseignant est en mesure de cerner, à partir de sa position | 10.1 De leraar kan, vanuit zijn professionele positie, actuele |
| professionnelle, des thèmes et développements sociétaux d'actualité et | maatschappelijke thema's en ontwikkelingen herkennen en kritisch |
| de réaliser une approche critique dans chacun des domaines suivants : | benaderen op elk van de volgende domeinen: |
| - le domaine sociopolitique | - het sociaal-politieke domein |
| - le domaine socio-économique | - het sociaal- economische domein |
| - le domaine philosophique | - het levensbeschouwelijke domein |
| - le domaine culturel et esthétique | - het cultureel-esthetische domein |
| - le domaine culturel et scientifique. | - het cultureel-wetenschappelijke domein. |
| 2. Attitudes | 2. Attitudes |
| Les attitudes suivantes s'appliquent à tous les ensembles fonctionnels. | De volgende attitudes gelden voor alle functionele gehelen. |
| A1 pouvoir décisionnel : | A1 beslissingsvermogen: |
| avoir le courage de prendre position ou de passer à l'action, et en | een standpunt durven innemen of tot een handeling durven overgaan, en |
| assumer la responsabilité | er ook de verantwoordelijkheid voor dragen |
| A2 aptitude relationnelle : | A2 relationele gerichtheid: |
| faire preuve de sincérité, de tolérance, d'empathie et de respect dans | in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie |
| ses contacts avec des tiers | en respect tonen |
| A3 attitude critique : | A3 kritische ingesteldheid: |
| être disposé à remettre en question sa propre personne et son | bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de |
| environnement, vérifier la portée d'une affirmation ou d'un fait, | waarde van een bewering of een feit en de wenselijkheid en |
| l'opportunité et la faisabilité d'un objectif fixé, avant de prendre | haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een |
| position | stelling in te nemen |
| A4 soif d'apprendre : | A4 leergierigheid: |
| rechercher activement des situations permettant d'élargir et | actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te |
| d'approfondir ses compétences | verdiepen |
| A5 talent organisationnel : | A5 organisatievermogen: |
| veiller à planifier, coordonner et déléguer les missions afin que | erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te |
| l'objectif poursuivi soit atteint de manière efficace | delegeren dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden |
| A6 esprit de collaboration : | A6 zin voor samenwerking: |
| être disposé à travailler ensemble à une même mission | bereid zijn om collectief aan dezelfde taak te werken |
| A7 sens des responsabilités : | A7 verantwoordelijkheidszin: |
| se sentir responsable de l'école dans son ensemble et s'engager à | zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het |
| promouvoir le développement positif de l'apprenant (des apprenants) | engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van de lerende(n) te bevorderen |
| A8 flexibilité : | A8 flexibiliteit: |
| être disposé à s'adapter au changement des circonstances, notamment | bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals |
| des moyens, buts, personnes et procédures. | middelen, doelen, mensen en procedures |
| Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering | |
| Vu pour être annexé à l'arrêté du Gouvernement flamand du 8 juin 2018 | van 8 juni 2018 betreffende de basiscompetenties van de leraren. |
| relatif aux compétences de base des enseignants. | |
| Bruxelles, le 8 juin 2018. | Brussel, 8 juni 2018. |
| Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, | De minister-president van de Vlaamse Regering, |
| G. BOURGEOIS | G. BOURGEOIS |
| La Ministre flamande de l'Enseignement, | De Vlaamse minister van Onderwijs, |
| H. CREVITS | H. CREVITS |