| Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l'arrêté du Gouvernement flamand du 1er juin 1995 fixant les dispositions générales et sectorielles en matière d'hygiène de l'environnement, en ce qui concerne les règles de distance des poulaillers et les conditions de suivi pour les systèmes d'étables pauvres en émissions ammoniacales | Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme stalsystemen | 
|---|---|
|  AUTORITE FLAMANDE      7 JUILLET 2023. - Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l'arrêté du  Gouvernement flamand du 1er juin 1995 fixant les dispositions  générales et sectorielles en matière d'hygiène de l'environnement, en  ce qui concerne les règles de distance des poulaillers et les  conditions de suivi pour les systèmes d'étables pauvres en émissions  ammoniacales        Fondement juridique  Le présent arrêté est fondé sur :  - le décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales  concernant la politique de l'environnement, article 5.4.1, alinéa 1er,  inséré par le décret du 25 avril 2014.  Formalités  Les formalités suivantes ont été remplies :  - L'Inspection des Finances a rendu un avis le 31 mai 2022.  - Le 20 juin 2022, une demande d'avis a été introduite auprès du  Conseil flamand de l'Environnement et de la Nature. Le 14 juillet  2022, le Conseil flamand de l'Environnement et de la Nature a fait  savoir qu'il n'émettrait pas d'avis.  - Le 20 juin 2022, une demande d'avis a été introduite auprès du  Conseil socio-économique de la Flandre. Le 27 juin 2022, le Conseil  socio-économique de la Flandre a fait savoir qu'il n'émettrait pas  d'avis.  - Le Conseil consultatif stratégique de l'Agriculture et de la Pêche a  rendu l'avis 2022-13 le 7 juillet 2022.  - L'avant-projet du présent arrêté du Gouvernement flamand a été  publié sur le site web du Département de l'Environnement et de  l'Aménagement du Territoire du 15 juillet 2022 au 2 septembre 2022 et  tenu à disposition pour consultation au cours de la même période.  Pendant ce délai, toute personne a pu communiquer ses remarques.  - Le 29 juin 2023, l'équipe RIE (rapport d'incidence sur  l'environnement) a pris une décision sur le screening du RIE du plan.  - Le Conseil d'Etat a rendu l'avis 73.662/1 le 21 juin 2023, en  application de l'article 84, § 1er, alinéa 1er, 2°, des lois sur le  Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973.  Initiateur  Le présent arrêté est proposé par la ministre flamande de la Justice  et du Maintien, de l'Environnement et de l'Aménagement du Territoire,  de l'Energie et du Tourisme.  Après délibération,  LE GOUVERNEMENT FLAMAND ARRETE :   Article 1er.A l'article 5.9.2.1bis, § 4, de l'arrêté du Gouvernement flamand du 1er juin 1995 fixant les dispositions générales et sectorielles en matière d'hygiène de l'environnement, inséré par l'arrêté du Gouvernement flamand du 7 juin 2013, il est ajouté un alinéa 2, rédigé comme suit : « Les conditions relatives au suivi électronique d'étables pauvres en émissions ammoniacales, y compris les systèmes de lavage d'air, sont considérées comme des règles de mise en oeuvre et d'utilisation et sont respectées conformément à la version la plus récente de la liste visée au paragraphe 1er/1. ». Art. 2.Dans l'article 5.9.5.3, § 5, alinéa 1er, du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 19 septembre 2008 et 3 mai 2019, le tableau est remplacé par ce qui suit : points d'appréciation attribués à l'établissement distance minimale exigée en mètres imposée pour le nombre de volailles ? 5000 5001 - 10 000 10 001 - 20 000 20 001 - 40 000 40 001 - 60 000 > 60 000 < 75 100 150 200 300  | 
  VLAAMSE OVERHEID      7 JULI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het  besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en  sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels  van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme  stalsystemen        DE VLAAMSE MINISTER VAN JUSTITIE EN HANDHAVING, OMGEVING, ENERGIE EN  TOERISME  VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING  Betreft: Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit  van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale  bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van  pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme  stalsystemen  Algemene toelichting  TITEL II van het VLAREM (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni  1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne)  bevat o.a. de algemene en sectorale voorwaarden die van toepassing  zijn op ingedeelde inrichtingen of activiteiten. De algemene  milieuvoorwaarden gelden voor alle ingedeelde inrichtingen of  activiteiten. De sectorale milieuvoorwaarden gelden voor bepaalde  types van ingedeelde inrichtingen of activiteiten. Deze voorwaarden  beogen het voorkomen en beperken van onaanvaardbare hinder en risico's  die de betrokken inrichtingen en activiteiten kunnen veroorzaken. In  voorkomend geval beogen ze ook het ongedaan maken van de schade die de  exploitatie van de inrichting of activiteit heeft toegebracht aan het  milieu.  Om een goede werking van ammoniakemissiearme stalsystemen te  garanderen is ook de mogelijkheid tot elektronische monitoring  noodzakelijk. Bij controles door handhaving blijkt geregeld dat de  stalsystemen om ammoniakemissies te reduceren niet of onvoldoende  werken. Voorliggend besluit maakt dit mogelijk via het eerste  wijzigingsartikel. Op deze wijze moet helpen om te komen tot een  doeltreffende handhaving van de ammoniakemissiearme stalsystemen.  Voor nieuwe luchtwassers bevat art. 5.2.3.4 van bijlage I bij het MB  van 19 maart 2004 (Ministerieel besluit van 19 maart 2004 houdende  vaststelling van de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen in  uitvoering van artikel 1.1.2 en artikel 5.9.2.1bis van het besluit van  de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale  bepalingen inzake milieuhygiëne) al de verplichting tot elektronische  monitoring van nieuwe luchtwassers. Thans worden deze bepalingen ook  van toepassing op bestaande luchtwassers (middels een  overgangsregeling, zie verder).  Bovendien wordt op deze wijze ook uitvoering gegeven aan het Vlaams  Luchtbeleidsplan 2030 waarin de volgende maatregel is opgenomen met  oog op "de vermindering van de emissies van NH3, dat bijdraagt tot de  vorming van secundair stof in de atmosfeer en tot de vermestende en  verzurende depositie":  - de introductie van een elektronisch monitoringsysteem op  luchtwassers in varkens- en pluimveestallen om de goede werking van  deze wassers te verzekeren;  In een studie uitgevoerd door het ILVO, `Studie naar de implicaties  van een verplichting tot elektronische monitoring op bestaande  luchtwassers in de Vlaamse varkenshouderij', is gebleken dat het  technisch mogelijk is om op alle luchtwassers een monitoringssysteem  te plaatsen.  Artikel 5.9.5.3, § 5 van titel II van het VLAREM bevat verbods- en  afstandsregels inzake pluimveestallen. Dit artikel werd gewijzigd door  het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 tot  wijziging van titel II van het VLAREM (artikel 99, 3° ). Door deze  wijziging werden de afstandsregels voor pluimveebedrijven met meer dan  60.000 stuks gevogelte sterk versoepeld, zodat artikel 5.9.5.3, § 5  van titel II van het VLAREM als volgt luidde:  "Tussen elke stal en/of opslag van dierlijke mest of mengmest van een  inrichting, gelegen in een agrarisch gebied enerzijds en elk op het  gewestplan aangegeven woonuitbreidingsgebied, natuurgebied met  wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, bosreservaat, gebied voor  verblijfsrecreatie en woongebied ander dan woongebieden met een  landelijk karakter anderzijds, dient in functie van het aantal stuks  pluimvee dat in de inrichting wordt gehouden en van het overeenkomstig  artikel 5.9.5.2. berekend aantal waarderingspunten, tenminste de  volgende afstand te bestaan:    Waarderingspunten toegekend aan de inrichting    Vereiste minimumafstand in meter bij aantal stuks pluimvee    ? 5000    van 5001 tot 10.000    van 10.001 tot 20.000    van 20.001 tot 40.000    van 40.001 tot 60.000    van 60.000 tot 80.000    > 80.000    < 75    100    150    200    300    400    verbod    verbod    75 - 150    75    100    150    225    300    verbod    verbod    151 - 200    50    75    100    150    200    250    300    > 200    50    75    100    150    200    225    250      Het is verboden in een inrichting, omvattende een of meer  pluimveestallen, die geheel gelegen is in een agrarisch gebied, meer  [...] stuks pluimvee te houden dan het aantal dat in functie van  voormelde criteria en de afstandsregels is toegelaten."  In een arrest van 2 mei 2019, nr. 244.351, heeft de Raad van State  evenwel geoordeeld dat deze versoepeling van de afstandsregels voor  pluimveebedrijven door het besluit van de Vlaamse Regering van 19  september 2008 strijdig is met het standstill-beginsel inzake  milieubescherming, zoals gewaarborgd door artikel 23 van de Grondwet.  Artikel 1.2.1, § 2 van het DABM bepaalt eveneens dat het milieubeleid  onder meer berust op het standstill-beginsel. De Raad van State  oordeelde in het arrest van 2 mei 2019 dat het middel gegrond is "waar  het aanvoert dat artikel 99, 3°, van het wijzigingsbesluit van 19  september 2008 het in artikel 1.2.1, § 2, DABM opgenomen  standstill-beginsel schendt. Artikel 99, 3°, van het wijzigingsbesluit  van 19 september 2008 moet daarom op grond van artikel 159 van de  Grondwet buiten toepassing worden gelaten. Op de vergunningsaanvraag  van de tussenkomende partij moeten bijgevolg de oorspronkelijke  afstandsregels in artikel 5.9.5.3, § 5, van Vlarem II worden  toegepast". De wijzigingen aangebracht aan artikel 5.9.5.3, § 5 van  titel II van het VLAREM werden door de Raad van State als onwettig  beoordeeld en in toepassing van artikel 159 van de Grondwet buiten  toepassing gelaten.  Een dergelijke uitspraak waarbij in toepassing van artikel 159 GW een  bepaling onwettig wordt bevonden, creëert onduidelijkheid in het  rechtsverkeer. De bepalingen welke door de Raad van State als onwettig  werden aangeduid, blijven formeel bestaan in het rechtsverkeer, maar  de loutere verdere toepassing ervan zou opnieuw leiden tot onwettige  besluiten. Aan deze rechtsonzekerheid moet een einde worden gesteld.  Hierbij wordt opgemerkt dat in gezaghebbende rechtsleer erop wordt  gewezen dat een administratieve overheid een onwettig bevonden  reglementaire bepaling buiten toepassing mag laten en dit "niet alleen  wanneer de bestuurshandeling zo grof onrechtmatig is dat zij voor  onbestaande mag worden gehouden, maar ook wanneer de bestuurshandeling  door een van de hoogste rechtscolleges (incidenteel) onwettig is  bevonden [...] De logica en de coherentie van het rechtsbestel  rechtvaardigen immers de stelling dat de administratieve overheid in  dat geval de wettigheidsvraag als uitgeklaard beschouwt (naar analogie  met de acte éclairé) en om die reden de bestuurshandeling terzijde  schuift (naar analogie met de onbestaande bestuurshandeling)" (zie J.  THEUNIS, "De exceptie van onwettigheid: op zoek naar een verloren  evenwicht", TBP 2011, 260-274). Andere rechtsleer wijst erop dat in  het tegenovergestelde geval de vergunningverlenende overheid haar  aansprakelijkheid in het gedrang brengt (J. BOUCKAERT en G. SCHAIKO,  "Omtrent de verkavelingsvergunning: recente evoluties in de  rechtspraak en bedenkingen", TROS 2013, 101-102).  Om de nodige rechtszekerheid te voorzien en tegemoet te komen aan de  belangrijke randvoorwaarde zoals supra vermeld, voegt het tweede  wijzigingsartikel nieuwe afstandsregels voor pluimveestallen in titel  II van VLAREM in, rekening houdend met voormelde rechtspraak en in het  bijzonder het standstill-beginsel. Deze nieuwe afstandsregels zijn  inhoudelijk dezelfde afstandsregels die golden voor de onwettig  bevonden afstandsregels. Immers, de overheid is verplicht in het kader  van het zorgvuldigheidsbeginsel om een onwettige bestuurshandeling  binnen een redelijke termijn te herstellen. De terugkeer naar de  normen die golden voor de onwettig bevonden versoepeling, verzekert  dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het standstill-beginsel.  Dit besluit wijzigt aldus twee bepalingen in de sectorale voorwaarden,  vastgelegd in titel II van het VLAREM.  Toelichting m.b.t. de overgangsbepaling voor de afstandsregels  Er wordt gewezen op de volgende definities in art. 1.1.2 VLAREM:  - "bestaande ingedeelde inrichting": tenzij anders in de bepalingen  (met inbegrip van de andere definities) van dit besluit vermeld, de  ingedeelde inrichtingen of onderdelen van ingedeelde inrichtingen:    - waarvoor de exploitatie op 1 januari 1993 was vergund, of waarvoor  vóór 1 september 1991 een vergunningsaanvraag is ingediend;    - of, die op 1 januari 1993 in bedrijf zijn gesteld, vóór 1 september  1991 niet vergunningsplichtig waren, en waarvoor voor 1 maart 1993 een  vergunningsaanvraag is ingediend;    - of, wanneer het in de derde klasse ingedeelde inrichtingen betreft,  die op 1 januari 1993 in bedrijf zijn gesteld en waarvoor de melding  gebeurde voor 1 maart 1993;    - of, die op 1 januari 1993 niet ingedeeld waren, en het tengevolge  een wijziging van of aanvulling op de indelingslijst nadien wel werden  of worden, en die op dat ogenblik reeds in uitbating of gebruik waren  of zijn.      - "nieuwe ingedeelde inrichting":  § 1. ingedeelde inrichtingen die niet beantwoorden aan de criteria  terzake "bestaande inrichtingen",  Art. 3.1.1, § 2 VLAREM stelt dat de milieuvoorwaarden voor nieuwe  inrichtingen onmiddellijk gelden (alsook voor hernieuwingen die te  laat aangevraagd zijn of definitief geweigerd zijn). Voor bestaande  inrichtingen gelden ze volgens art. 3.1.1, § 3 VLAREM II  overeenkomstig de overgangsbepalingen in hoofdstuk 3.2. Gelet op de  definitie van bestaande inrichtingen gelden de overgangsbepalingen dus  voor de IIOA's die kortgezegd vergund waren in 1993 en nog steeds  (ononderbroken) vergund zijn.  Art. 3.1.1, § 4 VLAREM bepaalt bovendien: "Voor nieuwe inrichtingen  die op datum van inwerkingtreden van dit besluit regelmatig vergund  dan wel gemeld zijn, gelden ze eveneens overeenkomstig de in § 3  bedoelde overgangsbepalingen, maar enkel voor wat die voorwaarden  betreft die strenger zijn dan de voorwaarden die op datum van  inwerkingtreden van dit besluit reeds van toepassing waren op hun  uitbating.".  In art. 3.1.1, § 5 VLAREM wordt nog het volgende bepaald:  "Tenzij anders vermeld in de milieuvoorwaarden, zijn de  inplantingsregels niet van toepassing op een nieuwe inrichting of op  de toegelaten verandering eraan als die het recht tot exploitatie,  verkregen uit een verleende vergunning of melding, verhinderen, en bij  hernieuwing van die vergunning.  De inplantingsregels waarvan de toepassing louter het gevolg is van  een wijziging van de indelingslijst of van de plannen van aanleg of  ruimtelijke uitvoeringsplannen, gelden evenmin voor elke nieuwe  verandering van de vergunde of gemelde nieuwe inrichting die beperkt  is tot maximaal 100% van de exploitatie die op de datum van de  inwerkingtreding van de wijzigende bepalingen was toegelaten."  Het bepaalde in art. 3.1.1, § 5, eerste lid VLAREM houdt in dat alle  reeds vergunde exploitaties, en hun reeds toegelaten veranderingen,  niet moeten voldoen aan de nieuwe inplantingsregels als dit zou  betekenen dat ze hierdoor niet meer zouden kunnen exploiteren.  Uitbreidingen bij reeds vergunde IIOA's zouden wel moeten voldoen aan  de nieuwe afstandsregels, tenzij de uitbreiding beperkt is tot  maximaal 100 % van de exploitatie die op 1 januari 1993 was toegelaten  (art. 3.2.2.2 VLAREM).  Daaruit volgt ook dat exploitaties die vergund zijn op basis van de  huidige, onwettige, afstandsregels in principe hun vergunning kunnen  behouden. Bij een loutere hernieuwing zijn afstandsregels volgens art.  3.1.1, § 5 VLAREM niet van toepassing.  Dienaangaande wordt nog het volgende opgemerkt betreffende de  omzettingsprocedure. Bij deze procedure vindt geen beoordeling plaats  van de inplantingsregels. Mocht er alsnog een kennelijk gegrond  bezwaar zijn tijdens de omzettingsprocedure, wordt de gewone  hernieuwingsprocedure gevolgd (zie art. 390, § 4  Omgevingsvergunningsdecreet). Het gaat bovendien bij een omzetting om  het verder exploiteren, zodanig dat mocht er al een beoordeling zijn,  ze onder de overgangsbepaling zouden vallen van ofwel art. 3.1.1, § 5  VLAREM indien het om een `nieuwe inrichting' gaat, ofwel art. 3.2.1.1  VLAREM voor `bestaande inrichtingen'.  Artikelsgewijze bespreking  HOOFDSTUK
1. - Wijzigingen van titel II van het VLAREM  Artikel 1  Aangezien een adequate monitoring cruciaal is om een correcte  uitbating van een exploitatie te garanderen, wordt voor  ammoniakemissiearme stalsystemen verduidelijkt dat voorwaarden die  betrekking hebben op de elektronische monitoring ook gelden voor  stallen die reeds gebouwd werden volgens een bepaalde staltechniek  vermits deze voorwaarden inzake monitoring voortaan eenduidig te  beschouwen zijn als regels voor uitvoering en gebruik.  Krachtens artikel 5.9.2.1bis, § 4 van titel II van het VLAREM moet de  Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de  nadere regels vaststellen voor de uitvoering en het gebruik van de  ammoniakemissiearme stallen die op de lijst opgenomen zijn met het oog  op het behoud van de ammoniakemissieverminderende aspecten van die  stallen.  Dit wijzigingsartikel heeft betrekking op de monitoring van  exploitaties en heeft dan ook geen aanzienlijke milieueffecten als  gevolg.  Artikel 2  Afhankelijk van het aantal waarderingspunten dat wordt toegekend aan  een inrichting en het aantal stuks pluimvee, moet een bepaalde  minimumafstand gerespecteerd worden tussen (1) elke stal en/of opslag  van dierlijke mest of mengmest, gelegen in agrarisch gebied, en (2) de  opgesomde gebieden in 5.9.5.3, § 5, eerste lid, van titel II van het  VLAREM.  De huidige bepalingen van titel II van het VLAREM voorzien in een  verbod voor inrichtingen met meer dan 60.000 stuks pluimvee en minder  dan 151 waarderingspunten.  Vanaf 60.001 tot 80.000 stuks pluimvee moet de inrichting volgens de  huidige bepalingen op 250 meter (151 - 200 waarderingspunten), dan wel  225 meter (>200 waarderingspunten) liggen van bovenstaande gebieden.  Een inrichting met meer dan 80.000 stuks pluimvee moet zich op 300  meter (151 - 200 waarderingspunten), dan wel 250 meter (>200  waarderingspunten) bevinden.  Via dit besluit worden zowel het criterium van het aantal stuks  pluimvee als de vereiste minimumafstand gewijzigd.  Wat betreft het criterium van het aantal stuks pluimvee, worden de  categorieën "van 60.001 tot 80.000" en ">80.000" opgeheven en de  oorspronkelijke categorie ">60.000" wordt (opnieuw) van toepassing.  De vereiste minimumafstand zal voor deze categorie ">60.000" bestaan  uit een verbod voor inrichtingen met minder dan 151 waarderingspunten.  Voor inrichtingen met 151 tot en met 200 waarderingspunten zal een  afstand van 1.000 meter moeten gerespecteerd worden tussen voormelde  gebieden. Voor inrichtingen in deze categorie met meer dan 200  waarderingspunten moet een afstand van 500 meter gerespecteerd worden.  Dit komt in de praktijk neer op een terugkeer naar de oorspronkelijke  afstandsregels zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de  soepelere afstandsregels ingevoerd door het besluit van de Vlaamse  Regering van 19 september 2008.  Er wordt verder eenzelfde tekstuele weergave gebruikt voor zowel de  afbakening van het bereik als voor de waarderingspunten. Dit betekent  dat er voortaan gebruik gemaakt wordt van het teken "-" om het bereik  te duiden. Dit moet geïnterpreteerd worden als "van [...] tot en met  [...]".  In de oorspronkelijke afstandsregels werden zowel de term gevogelte  als pluimvee gebruikt, maar de term gevogelte werd later bij besluit  van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 vervangen. De term pluimvee  wordt ook hier behouden.  Deze wijziging betreft een terugkeer naar de oorspronkelijke  afstandsregels. Ten opzichte van de huidige afstandsregels betekent  dit een verstrenging van het kader waardoor er geen nadelige  milieueffecten te verwachten vallen.  HOOFDSTUK
2. - Overgangsregeling en slotbepaling  Artikel 3  Voor bestaande luchtwassers voorziet het Vlaams Luchtbeleidsplan 2030  een overgangstermijn van vijf jaar (uiterlijk tot eind 2025). Er wordt  dan ook in de overgangsregeling voorzien dat de bestaande luchtwassers  tegen 31 december 2025 moeten voldoen aan de verplichtingen inzake  elektronische monitoring.  Artikel 4  Dit artikel stelt de klassieke slotbepaling vast.    RAAD VAN STATE  Advies 73.662/1 van 21 juni 2023 over een ontwerp van besluit van de  Vlaamse Regering `tot wijziging van het besluit van de Vlaamse  Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen  inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels van pluimveestallen  en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemmissiearme stalsystemen'  Op 22 mei 2023 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de  Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en  Toerisme verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te  verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot  wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995  houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat  betreft afstandsregels van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden  voor ammoniakemmissiearme stalsystemen'.  Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 15 juni 2023. De  kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wouter  PAS en Inge VOS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren,  en Wim GEURTS, griffier.  Het verslag is uitgebracht door Kristine BAMS, eerste  auditeur-afdelingshoofd.  Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 21 juni 2023.  1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de  Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling  Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de  steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of  aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.  STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP  2. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt er vooreerst toe artikel  5.9.2.1bis, § 4, van VLAREM II (1), aan te vullen met een tweede lid  waarin wordt bepaald dat voorwaarden met betrekking tot de  elektronische monitoring van ammoniakemissiearme stallen, waaronder  luchtwassystemen, worden beschouwd als regels voor de uitvoering en  het gebruik en worden nageleefd volgens de meest recente versie van de  lijst, vermeld in paragraaf 1/1 van het betrokken artikel (artikel 1  van het ontwerp). De luchtwassystemen die op de datum van  inwerkingtreding van het ontworpen besluit bestaan, dienen uiterlijk  tegen 31 december 2025 te voldoen aan de verplichtingen die met het  ontworpen artikel 5.9.2.1bis, § 4, tweede lid, van VLAREM II, worden  opgelegd (artikel 3). Daarnaast wordt in artikel 5.9.5.3, § 5, eerste  lid, van VLAREM II, de tabel vervangen met daarin nieuwe  afstandsregels voor pluimveestallen (artikel 2).  3. De ontworpen regeling vindt rechtsgrond in artikel 5.4.1, eerste  lid, van het decreet van 5 april 1995 `houdende algemene bepalingen  inzake milieubeleid', dat de Vlaamse Regering opdraagt om de algemene  en sectorale milieuvoorwaarden vast te stellen. Op artikel 5.4.3 van  het voornoemde decreet dient geen beroep te worden gedaan als  rechtsgrond (2): in het ontwerp wordt immers niet de wijze bepaald  waarop de beste beschikbare technieken worden vastgesteld (artikel  5.4.3, § 1, van het decreet), terwijl in artikel 5.4.3, § 2, van het  decreet slechts een aantal aandachtspunten worden vermeld die de  Vlaamse Regering bij het vaststellen van de algemene en sectorale  milieuvoorwaarden voor ogen zal moeten houden, en in artikel 5.4.3, §§  3 en 4, van het decreet, in geen expliciete delegatie van bevoegdheid  aan de Vlaamse Regering wordt voorzien.  ONDERZOEK VAN DE TEKST  Aanhef  4. Rekening houdend met hetgeen in dit advies wordt opgemerkt onder  randnummer 3, volstaat het om onder de rubriek "Rechtsgronden" te  schrijven:  "Dit besluit is gebaseerd op:  - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake  milieubeleid, artikel 5.4.1, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van  25 april 2014."  Indien de stellers van het ontwerp het nuttig achten om in de aanhef  van het ontwerp tevens te verwijzen naar artikel 5.4.3 van het decreet  van 5 april 1995, omdat die bepaling weliswaar geen rechtsgrond biedt  voor het ontwerp, maar niettemin deel uitmaakt van het juridische  kader waarin de ontworpen regeling wordt uitgevaardigd, kan dergelijke  verwijzing in de aanhef worden opgenomen in een afzonderlijke rubriek  "Juridisch kader". (3)  5. Enkel de machtigingen, adviezen of akkoorden die rechtens vereist  zijn, mogen in de aanhef voorkomen. (4) De beslissing om de  plan-m.e.r.-screening goed te keuren door het team MER is een  dergelijke beslissing en dient dan ook te worden vermeld in de rubriek  "Vormvereisten". (5)  Artikel 3  6. Men late artikel 3 van het ontwerp aanvangen als volgt: "De op  datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande luchtwassystemen  ...". Aan het einde van artikel 3 volstaat het dan te schrijven "...  ingevolge artikel 5.9.2.1bis, § 4, tweede lid, van het besluit van de  Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale  bepalingen inzake milieuhygiëne". (6)  DE GRIFFIER  W. GEURTS  DE VOORZITTER  M. VAN DAMME  _______  Nota's  (1) Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 `houdende algemene  en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne'.  (2) Aan die bepaling wordt nochtans ook gerefereerd in de rubriek  "Rechtsgronden" van de aanhef van het ontwerp, terwijl de gemachtigde  in dat verband onder meer het volgende meedeelde: "Art. 5.4.3 bepaalt  dat bij de vaststelling van de algemene en sectorale milieuvoorwaarden  er voor een geïntegreerde aanpak gezorgd wordt en een hoog niveau van  bescherming wordt gewaarborgd. Paragraaf 3 van dit artikel geeft  bovendien de mogelijkheid om met het oog op de bescherming van de mens  en het milieu i.h.k.v. de milieuvoorwaarden bepaalde ingedeelde  inrichtingen en activiteiten in of nabij sommige gebieden of  hindergevoelige objecten te beperken of verbieden. Voormelde paragraaf  is met name relevant voor art. 2 van het ontwerpbesluit waarin de  minimumafstand van een pluimveestal in relatie tot de  waarderingspunten bepaald wordt."  (3) Omzendbrief VR 2019/4 `betreffende de Wetgevingstechniek",  aanwijzing 74.  (4) Zie de voornoemde omzendbrief, aanwijzing 75.  (5) Zie bv. het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2022 `tot  wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995  houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het  besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering  van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene  bepalingen inzake milieubeleid, het besluit van de Vlaamse Regering  van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake  erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, het besluit van de  Vlaamse Regering van 19 juli 2013 tot regeling van de informatie-,  preventie-, inperkings- en herstelplicht inzake milieuschade, het  verzoek om maatregelen en de beroepsprocedure, het besluit van de  Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet  van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het besluit van  de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 tot wijziging van diverse besluiten  inzake leefmilieu en landbouw'. De rubriek "Vormvereisten" vermeldt  o.m. het volgende: "De plan-m.e.r.-screening werd goedgekeurd door  team MER op 17 augustus 2021."  (6) De zinsnede ", gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering  van 19 september 2008 en 3 mei 2019" moet worden geschrapt. Deze  zinsnede is immers niet correct aangezien artikel 5.9.2.1bis, § 4,  tweede lid, pas in VLAREM II wordt ingevoegd bij artikel 1 van het  ontwerp.    7 JULI 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het  besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en  sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft afstandsregels  van pluimveestallen en monitoringsvoorwaarden voor ammoniakemissiearme  stalsystemen  Rechtsgronden  Dit besluit is gebaseerd op:  - het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake  milieubeleid, artikel 5.4.1, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van  25 april 2014.  Vormvereisten  De volgende vormvereisten zijn vervuld:  - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 31 mei 2022.  - Er is op 20 juni 2022 bij de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen  een aanvraag ingediend voor een advies. Op 14 juli 2022 heeft de  Minaraad laten weten dat ze geen advies zou uitbrengen.  - Er is op 20 juni 2022 bij de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen  een aanvraag ingediend voor een advies. Op 27 juni 2022 heeft de SERV  laten weten dat ze geen advies zou uitbrengen.  - De Strategische Adviesraad Landbouw en Visserij heeft advies 2022-13  gegeven op 7 juli 2022.  - Het voorontwerp van dit besluit van de Vlaamse Regering werd van 15  juli 2022 tot en met 2 september 2022 gepubliceerd op de website van  het Departement Omgeving en werd gedurende die periode ook ter inzage  gelegd. Tijdens die termijn kon elke persoon zijn opmerkingen  meedelen.  - Het team Mer heeft een beslissing genomen over de  plan-m.e.r.-screening op 29 juni 2023.  - De Raad van State heeft advies 73.662/1 gegeven op 21 juni 2023, met  toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de  Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.  Initiatiefnemer  Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en  Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.  Na beraadslaging,  DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:   Artikel 1.Aan artikel 5.9.2.1bis, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 juni 2013, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Voorwaarden met betrekking tot de elektronische monitoring van ammoniakemissiearme stallen, waaronder luchtwassystemen, worden beschouwd als regels voor de uitvoering en het gebruik en worden nageleefd volgens de meest recente versie van de lijst, vermeld in paragraaf 1/1.". Art. 2.In artikel 5.9.5.3, § 5, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 en 3 mei 2019, wordt de tabel vervangen door wat volgt: waarderingspunten toegekend aan de inrichting vereiste minimumafstand in meter bij aantal stuks pluimvee ? 5000 5001 - 10.000 10.001 -20.000 20.001 -40.000 40.001 -60.000 > 60.000 < 75 100 150 200 300  | 
| 400 | 400 | 
| interdiction | verbod | 
| 75 - 150 | 75 - 150 | 
| 75 | 75 | 
| 100 | 100 | 
| 150 | 150 | 
| 225 | 225 | 
| 300 | 300 | 
| interdiction | verbod | 
| 151 - 200 | 151 - 200 | 
| 50 | 50 | 
| 75 | 75 | 
| 100 | 100 | 
| 150 | 150 | 
| 200 | 200 | 
| 1 000 | 1000 | 
| > 200 | > 200 | 
| 50 | 50 | 
| 75 | 75 | 
| 100 | 100 | 
| 150 | 150 | 
| 200 | 200 | 
| 500 | 500 | 
| ». | ". | 
Art. 3.Les systèmes de lavage d'air existant à la date d'entrée en  | 
Art. 3.De op datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaande  | 
| vigueur du présent arrêté doivent répondre aux obligations | luchtwassystemen moeten uiterlijk tegen 31 december 2025 voldoen aan | 
| conformément à l'article 5.9.2.1bis, § 4, alinéa 2, de l'arrêté du | de verplichtingen ingevolge artikel 5.9.2.1bis, § 4, tweede lid, van | 
| Gouvernement flamand du 1er juin 1995 fixant les dispositions | het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene | 
| générales et sectorielles en matière d'hygiène de l'environnement, au | en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne. | 
| plus tard le 31 décembre 2025. | |
Art. 4.Le ministre flamand qui a l'environnement, l'aménagement du  | 
Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is  | 
| territoire et la nature dans ses attributions est chargé de | belast met de uitvoering van dit besluit. | 
| l'exécution du présent arrêté. | |
| Bruxelles, le 7 juillet 2023. | Brussel, 7 juli 2023. | 
| Le ministre-président du Gouvernement flamand, | De minister-president van de Vlaamse Regering, | 
| J. JAMBON | J. JAMBON | 
| La ministre flamande de la Justice et du Maintien, | |
| de l'Environnement et de l'Aménagement du Territoire, de l'Energie et | De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en | 
| du Tourisme, | Toerisme, | 
| Z. DEMIR | Z. DEMIR |