← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 86/2022 du 23 juin 2022 Numéro du rôle : 7619 En cause : la
question préjudicielle relative à l'article XX.173, § 2, du Code de droit économique, posée par
le Tribunal de l'entreprise de Gand, division de Bruges."
| Extrait de l'arrêt n° 86/2022 du 23 juin 2022 Numéro du rôle : 7619 En cause : la question préjudicielle relative à l'article XX.173, § 2, du Code de droit économique, posée par le Tribunal de l'entreprise de Gand, division de Bruges. | Uittreksel uit arrest nr. 86/2022 van 23 juni 2022 Rolnummer 7619 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Ondernemingsrechtbank te Gent, afdeling Brugge. H samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâ(...) |
|---|---|
| COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
| Extrait de l'arrêt n° 86/2022 du 23 juin 2022 | Uittreksel uit arrest nr. 86/2022 van 23 juni 2022 |
| Numéro du rôle : 7619 | Rolnummer 7619 |
| En cause : la question préjudicielle relative à l'article XX.173, § 2, | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel XX.173, § 2, van |
| du Code de droit économique, posée par le Tribunal de l'entreprise de | het Wetboek van economisch recht, gesteld door de |
| Gand, division de Bruges. | Ondernemingsrechtbank te Gent, afdeling Brugge. |
| La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
| composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, et des juges T. | samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de |
| Giet, J. Moerman, M. Pâques, D. Pieters et S. de Bethune, assistée du | rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, D. Pieters en S. de Bethune, |
| greffier F. Meersschaut, présidée par le président L. Lavrysen, | bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, |
| après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Par jugement du 28 juin 2021, dont l'expédition est parvenue au greffe | Bij vonnis van 28 juni 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het |
| de la Cour le 2 août 2021, le Tribunal de l'entreprise de Gand, | Hof is ingekomen op 2 augustus 2021, heeft de Ondernemingsrechtbank te |
| division de Bruges, a posé la question préjudicielle suivante : | Gent, afdeling Brugge, de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Dans l'interprétation selon laquelle la requête en effacement ne | « Schendt artikel XX.173, § 2 WER in de interpretatie volgens welke |
| peut être introduite que jusqu'à la clôture de la faillite, sauf | het verzoek tot kwijtschelding slechts kan worden neergelegd tot aan |
| lorsque la faillite est clôturée dans les trois mois suivant la | de sluiting van het faillissement, behoudens wanneer het faillissement |
| publication du jugement de faillite, l'article XX.173, § 2, du Code de | wordt gesloten binnen de drie maanden na de publicatie van het |
| droit économique viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution | faillissementsvonnis, doordat de gefailleerde natuurlijke persoon die |
| en ce que le failli-personne physique qui n'introduit pas une requête | niet tijdig een verzoek tot kwijtschelding indient daarmee |
| en effacement en temps utile perd, de ce fait, irrévocablement et | onherroepelijk en integraal het recht op kwijtschelding verliest, in |
| intégralement le droit à l'effacement, contrairement au | tegenstelling tot de gefailleerde natuurlijke persoon die wel tijdig |
| failli-personne physique qui introduit une requête en effacement en | een verzoek tot kwijtschelding indient, en (bij gebreke van verzet |
| temps utile et qui (à défaut d'opposition formée conformément à | |
| l'article XX.173, § 3, du Code de droit économique) obtiendra | conform artikel XX.173, § 3 WER) automatisch en zonder |
| l'effacement automatiquement et sans que le tribunal dispose d'un | appreciatiebevoegdheid van de rechtbank de kwijtschelding zal |
| pouvoir d'appréciation à cet égard ? ». | verkrijgen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ». |
| (...) | (...) |
| III. En droit | III. In rechte |
| (...) B.1. La question préjudicielle porte sur le moment auquel un failli-personne physique doit demander l'effacement du solde des dettes. B.2.1. L'effacement du solde des dettes est régi par l'article XX.173 du Code de droit économique, qui dispose : « § 1er. Si le failli est une personne physique, il sera libéré envers les créanciers du solde des dettes, sans préjudice des sûretés réelles données par le failli ou un tiers. L'effacement est sans effet sur les dettes alimentaires du failli et celles qui résultent de l'obligation de réparer le dommage lié au décès ou à l'atteinte à l'intégrité physique d'une personne qu'il a causé par sa faute. § 2. L'effacement est uniquement octroyé par le tribunal à la requête du failli, requête qu'il doit ajouter à son aveu de faillite ou déposer dans le registre au plus tard trois mois après la publication du jugement de faillite, même si la faillite est clôturée avant l'expiration du délai. La requête est notifiée par le greffier au curateur. Au plus tard après un mois, celui-ci dépose un rapport dans le registre sur les circonstances pouvant donner lieu au constat de fautes graves et caractérisées visées au § 3. | (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op het tijdstip waarop een gefailleerde natuurlijke persoon dient te verzoeken om de kwijtschelding van de restschulden. B.2.1. De kwijtschelding van restschulden wordt geregeld in artikel XX.173 van het Wetboek van economisch recht, dat bepaalt : « § 1. Indien de gefailleerde een natuurlijke persoon is, zal hij ten aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of derden. De kwijtschelding heeft gevolgen voor de onderhoudsschulden van de gefailleerde noch voor de schulden voortvloeiend uit de verplichting tot herstel van de schade verbonden aan het overlijden of aan de aantasting van de lichamelijke integriteit van een persoon waaraan de gefailleerde schuld heeft. § 2. De kwijtschelding wordt enkel toegekend door de rechtbank op verzoek van de gefailleerde, welk verzoekschrift hij dient te voegen bij zijn aangifte van het faillissement of dient neer te leggen in het register uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis, zelfs indien het faillissement is afgesloten voor het verstrijken van die termijn. Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de curator. Deze legt uiterlijk na één maand een verslag neer in het register over omstandigheden die kunnen aanleiding geven tot de vaststelling van kennelijk grove fouten, bedoeld in § 3. Zonder de sluiting van het faillissement af te wachten en van zodra de |
| Sans attendre la clôture de la faillite et dès que le délai de six | termijn van zes maanden is verstreken, kan de gefailleerde de |
| mois est écoulé, le failli peut demander au tribunal de se prononcer | rechtbank verzoeken uitspraak te doen over de kwijtschelding. Op |
| sur l'effacement. A la demande du failli, le tribunal communique à ce | verzoek van de gefailleerde deelt de rechtbank aan deze laatste, via |
| dernier, par le biais du registre, dans un délai d'un an à partir de | het register, binnen een termijn van een jaar vanaf de opening van het |
| l'ouverture de la faillite, les motifs qui justifient qu'il ne s'est pas prononcé sur l'effacement sans que cette communication ne préjuge de la décision qui sera rendue sur l'effacement. Le tribunal se prononce sur la demande d'effacement au plus tard lors de la clôture de la faillite ou, si la demande visée à l'alinéa 1er n'est pas encore introduite au moment de la clôture, dans un délai d'un mois après la demande. Le jugement ordonnant l'effacement du débiteur est communiqué par le greffier au curateur et est déposé au registre. Il est publié par extrait par les soins du curateur au Moniteur belge. § 3. Tout intéressé, en ce compris le curateur ou le ministère public peut, par requête communiquée au failli par le greffier, à partir de la publication du jugement de faillite, demander que l'effacement ne soit que accordé partiellement ou refusé totalement par décision motivée, si le débiteur a commis des fautes graves et caractérisées qui ont contribué à la faillite. La même demande peut être introduite par le biais d'une tierce opposition par requête au plus tard trois mois à compter de la publication du jugement accordant l'effacement. Lorsque le failli est un titulaire d'une profession libérale, le greffier notifie à l'ordre ou à l'institut une copie du jugement accordant partiellement ou refusant entièrement l'effacement ». B.2.2. L'effacement du solde des dettes est un droit subjectif du failli. Le jugement accordant l'effacement a un effet déclaratif et entraîne l'effacement du solde des dettes qui subsiste après la liquidation des biens saisissables. Le failli doit toutefois expressément demander l'effacement, et les intéressés peuvent s'y opposer dans des cas exceptionnels (Doc. parl., Chambre, 2016-2017, | faillissement, de redenen mee die rechtvaardigen waarom ze zich niet over de kwijtschelding heeft uitgesproken zonder dat deze mededeling vooruitloopt op de latere beslissing inzake de kwijtschelding. De rechtbank spreekt zich uit over het verzoek tot kwijtschelding uiterlijk bij de sluiting van het faillissement of, indien het verzoek bedoeld in het eerste lid nog niet is ingediend op het ogenblik van sluiting, binnen een maand na het verzoek. Het vonnis dat de kwijtschelding van de schuldenaar beveelt wordt door de griffier ter kennis gebracht van de curator en in het register neergelegd. Het wordt door de curator bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 3. Elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie kan, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt kennis gegeven aan de gefailleerde, vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement. Dezelfde vordering kan worden ingesteld bij wijze van derdenverzet bij verzoekschrift uiterlijk drie maanden na de publicatie van het vonnis van kwijtschelding. Wanneer de gefailleerde beoefenaar is van een vrij beroep, dan stelt de griffier diens orde of instituut in kennis door een kopie te sturen van het vonnis waarin de kwijtschelding voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd ». B.2.2. De kwijtschelding van restschulden is een subjectief recht van de gefailleerde. Het vonnis waarbij de kwijtschelding wordt toegekend heeft declaratoire werking en impliceert dat de restschulden die na de vereffening van de voor beslag vatbare goederen overblijven, gewist worden. Evenwel dient de gefailleerde uitdrukkelijk om de kwijtschelding te verzoeken en kunnen belanghebbenden in uitzonderingsgevallen daartegen opkomen (Parl. St., Kamer, 2016-2017, |
| DOC 54-2407/001, pp. 97-98). | DOC 54-2407/001, pp. 97-98). |
| B.2.3. Par son arrêt n° 62/2021 du 22 avril 2021, la Cour a jugé, en | B.2.3. Bij zijn arrest nr. 62/2021 van 22 april 2021 heeft het Hof, in |
| réponse à une question préjudicielle, que l'article XX.173, § 2, du | antwoord op een prejudiciële vraag, geoordeeld dat artikel XX.173, § |
| Code de droit économique viole les articles 10 et 11 de la | 2, van het Wetboek van economisch recht de artikelen 10 en 11 van de |
| Constitution en ce que le failli-personne physique qui n'introduit pas | Grondwet schendt in zoverre de gefailleerde natuurlijke persoon die |
| une requête en effacement du solde des dettes dans le délai de | niet binnen de vervaltermijn van drie maanden na de bekendmaking van |
| het faillissementsvonnis een verzoek tot kwijtschelding van | |
| forclusion de trois mois après la publication du jugement de faillite | restschulden indient, het recht op die kwijtschelding onherroepelijk |
| perd irrévocablement le droit à cet effacement. L'article XX.173, § 2, | verliest. Artikel XX.173, § 2, werd vervolgens, bij het arrest nr. |
| a ensuite été annulé dans la même mesure par l'arrêt n° 151/2021 du 21 | 151/2021 van 21 oktober 2021, vernietigd in dezelfde mate. |
| octobre 2021. B.3. Selon la juridiction a quo, l'article XX.173, § 2, du Code de | B.3. Volgens het verwijzende rechtscollege dient artikel XX.173, § 2, |
| droit économique doit être interprété en ce sens qu'un failli-personne | van het Wetboek van economisch recht zo te worden geïnterpreteerd dat |
| physique doit introduire la requête en effacement avant la clôture de | een gefailleerde natuurlijke persoon het verzoek tot kwijtschelding |
| la faillite, sauf lorsque cette clôture a eu lieu dans les trois mois | |
| suivant la publication du jugement de faillite. Il est demandé à la | moet indienen vóór de sluiting van het faillissement, behoudens |
| Cour si le fait qu'un failli qui n'introduit pas la requête en | wanneer die sluiting heeft plaatsgevonden binnen drie maanden na de |
| effacement en temps utile perde irrévocablement et intégralement le | bekendmaking van het faillissementsvonnis. Aan het Hof wordt gevraagd |
| droit à cet effacement est compatible avec les articles 10 et 11 de la | of het bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet dat |
| een gefailleerde die het verzoek tot kwijtschelding laattijdig | |
| indient, onherroepelijk en integraal het recht op kwijtschelding | |
| Constitution. | verliest. |
| B.4. Il appartient en règle à la juridiction a quo d'interpréter les | B.4. Het staat in de regel aan het verwijzende rechtscollege om de |
| dispositions qu'elle applique, sous réserve d'une lecture | bepalingen die het toepast te interpreteren, onder voorbehoud van een |
| manifestement erronée de la disposition en cause. | kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling. |
| B.5. Il ne découle pas du texte de l'article XX.173, § 2, du Code de | B.5. Uit de tekst van artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van |
| droit économique que la requête en effacement doit être introduite | economisch recht volgt niet dat het verzoek tot kwijtschelding moet |
| préalablement à la clôture de la faillite, indépendamment du fait que | worden ingediend voorafgaand aan de sluiting van het faillissement, |
| la clôture ait lieu dans les trois mois suivant la publication du | ongeacht of de sluiting plaatsvindt binnen drie maanden na de |
| jugement de faillite. L'alinéa 3 de cette disposition prévoit au | bekendmaking van het faillissementsvonnis. Het derde lid van die |
| contraire que si la requête n'a pas encore été introduite au moment de | bepaling luidt integendeel dat wanneer het verzoek nog niet is |
| la clôture, le tribunal se prononce sur celle-ci dans un délai d'un | ingediend op het ogenblik van de sluiting, de rechtbank zich daarover |
| mois après la requête. | uitspreekt binnen een maand na het verzoek. |
| B.6.1. Il ressort de la décision de renvoi que l'interprétation de | B.6.1. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de aan het Hof |
| l'article XX.173, § 2, du Code de droit économique qui est soumise à | voorgelegde interpretatie van artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van |
| la Cour, selon laquelle l'introduction d'une requête en effacement | economisch recht, volgens welke de mogelijkheid om een verzoek tot |
| kwijtschelding in te dienen na de sluiting van het faillissement | |
| après la clôture de la faillite n'est possible que lorsque la clôture | uitsluitend bestaat wanneer de sluiting heeft plaatsgevonden binnen |
| a eu lieu dans les trois mois suivant la publication du jugement de | drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis, steunt |
| faillite, s'appuie sur les travaux préparatoires de cette disposition. | op de parlementaire voorbereiding van die bepaling. |
| B.6.2. Dans le projet de loi initial, l'alinéa 3 de la disposition en | B.6.2. In het initiële wetsontwerp bepaalde het derde lid van de in |
| cause prévoyait que « si la requête en demande d'effacement est | het geding zijnde bepaling dat « als het verzoekschrift tot |
| introduite seulement après la clôture de la faillite, le tribunal | kwijtschelding slechts wordt ingediend na sluiting van het |
| accorde l'effacement » (Doc. parl., Chambre, 2016-2017, DOC | faillissement, [...] de rechtbank de kwijtschelding [toekent] » (Parl. |
| 54-2407/001, p. 412). | St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2407/001, p. 412). |
| A ce sujet, l'exposé des motifs mentionne : | De memorie van toelichting vermeldt daarover : |
| « L'article établit une distinction entre la demande d'effacement | « Het artikel maakt een onderscheid tussen het verzoek tot |
| faite simultanément avec l'aveu de la faillite, ou une demande | kwijtschelding dat gedaan wordt samen met de aangifte van het |
| séparée. La demande séparée doit être introduite dans les trois mois | faillissement, of het gescheiden verzoek. Dit laatste moet gedaan |
| de la déclaration de faillite. Si la demande est faite dans les délais | worden in een periode van drie maand na de faillietverklaring. Als dit |
| et est régulière, le failli sera libéré par le fait même de la clôture | verzoek tijdig en regelmatig is gedaan zal de gefailleerde vrijgesteld |
| de faillite. Si la clôture est ordonnée moins de trois mois après la déclaration de faillite, le failli pourra encore demander au tribunal dans le délai de trois mois, l'effacement » (ibid., p. 97). Par la voie d'un amendement, l'alinéa 3 de la disposition en cause a été remplacé par le texte actuel, aux termes duquel « le tribunal se prononce sur la demande d'effacement au plus tard lors de la clôture de la faillite ou, si la demande visée à l'alinéa 1er n'est pas encore introduite au moment de la clôture, dans un délai d'un mois après la | zijn door het vonnis zelf dat de sluiting beveelt. Indien de sluiting bevolen wordt binnen een periode van drie maand na de faillietverklaring, kan de gefailleerde nog in die termijn een verzoek richten aan de rechtbank om die kwijtschelding toe te kennen » (ibid., p. 97). Bij amendement werd het derde lid van de in het geding zijnde bepaling vervangen door de huidige tekst ervan, volgens welke « de rechtbank [...] zich [uitspreekt] over het verzoek tot kwijtschelding uiterlijk bij de sluiting van het faillissement of, indien het verzoek bedoeld in het eerste lid nog niet is ingediend op het ogenblik van sluiting, binnen een maand na het verzoek » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC |
| demande » (Doc. parl., Chambre, 2016-2017, DOC 54-2407/006, p. 68). | 54-2407/006, p. 68). |
| La justification de cet amendement, auquel la décision de renvoi fait | De verantwoording bij dat amendement, waarnaar in het bijzonder wordt |
| référence en particulier, mentionne : | verwezen in de verwijzingsbeslissing, vermeldt : |
| « [Il] est précisé à l'alinéa 3 que la demande doit toujours bel et | « [Er] wordt verduidelijkt in het derde lid dat het verzoek wel |
| bien être introduite dans les trois mois à compter de la publication | degelijk steeds binnen de drie maanden vanaf publicatie van het |
| du jugement de faillite et qu'il concerne uniquement le cas très | faillissementsvonnis moet zijn ingediend en dat dit lid enkel de zeer |
| exceptionnel où la faillite a déjà été clôturée dans les trois mois | uitzonderlijke situatie betreft waar het faillissement reeds is |
| suivant l'ouverture » (ibid. p. 70). | gesloten binnen de drie maanden na opening » (ibid., p. 70). |
| B.6.3. La mention dans les travaux préparatoires selon laquelle | B.6.3. De vermelding in de parlementaire voorbereiding dat artikel |
| l'article XX.173, § 2, alinéa 3, du Code de droit économique « | XX.173, § 2, derde lid, van het Wetboek van economisch recht « enkel |
| concerne uniquement le cas très exceptionnel où la faillite a déjà été | de zeer uitzonderlijke situatie betreft waar het faillissement reeds |
| clôturée dans les trois mois suivant l'ouverture » ne saurait être | is gesloten binnen de drie maanden na opening », kan niet los worden |
| considérée indépendamment du délai de forclusion de trois mois qui, en | gezien van de vervaltermijn van drie maanden die aanvankelijk |
| vertu de l'article XX.173, § 2, alinéa 1er, s'appliquait initialement | krachtens artikel XX.173, § 2, eerste lid, gold om een verzoek tot |
| pour introduire une requête en effacement. Le législateur a souhaité | kwijtschelding in te dienen. De wetgever wenste te verduidelijken dat |
| préciser que l'application de ce délai de forclusion aboutirait en | de toepassing van die vervaltermijn in de praktijk ertoe zou leiden |
| pratique à ce que la requête en effacement ne puisse être introduite | dat het verzoek tot kwijtschelding slechts in uitzonderlijke situaties |
| après la clôture de la faillite que dans des situations | zou kunnen worden ingediend na de sluiting van het faillissement. In |
| exceptionnelles. Dans la plupart des cas, en effet, la procédure de | de meeste gevallen neemt de faillissementsprocedure immers meer tijd |
| faillite prend plus de trois mois, de sorte que la clôture aurait | dan drie maanden in beslag, waardoor de sluiting doorgaans zou |
| généralement lieu après l'expiration du délai de forclusion dont | plaatsvinden na het verstrijken van de vervaltermijn voor de |
| dispose le failli pour demander l'effacement. | gefailleerde om de kwijtschelding te vragen. |
| Comme il est dit en B.2.3, la Cour, par son arrêt n° 151/2021 du 21 | Zoals is vermeld in B.2.3, heeft het Hof bij zijn arrest nr. 151/2021 |
| octobre 2021, a annulé l'article XX.173, § 2, du Code de droit | van 21 oktober 2021 artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van |
| économique en ce qu'il prévoit que le failli-personne physique qui | economisch recht vernietigd in zoverre het bepaalt dat de gefailleerde |
| n'introduit pas une requête en effacement du solde des dettes dans le | natuurlijke persoon die niet binnen de vervaltermijn van drie maanden |
| délai de forclusion de trois mois après la publication du jugement de | na de bekendmaking van het faillissementsvonnis een verzoek tot |
| faillite perd irrévocablement le droit à cet effacement. En | kwijtschelding van restschulden indient, het recht op die |
| conséquence de cette jurisprudence, un failli-personne physique n'est | kwijtschelding onherroepelijk verliest. Als gevolg van die rechtspraak |
| plus lié par un délai de forclusion spécifique pour introduire une | is een gefailleerde natuurlijke persoon niet langer gebonden aan een |
| requête en effacement. La précision, précitée, dans les travaux | specifieke vervaltermijn om het verzoek tot kwijtschelding in te |
| dienen. De voormelde verduidelijking in de parlementaire | |
| préparatoires, sur laquelle s'appuie l'interprétation de l'article | voorbereiding, waarop de aan het Hof voorgelegde interpretatie van |
| XX.173, § 2, du Code de droit économique soumise à la Cour, est de ce | artikel XX.173, § 2, van het Wetboek van economisch recht steunt, is |
| fait obsolète. | daardoor achterhaald. |
| B.6.4. Les travaux préparatoires de l'article XX.173, § 2, du Code de | B.6.4. Uit de parlementaire voorbereiding van artikel XX.173, § 2, van |
| droit économique ne permettent dès lors pas de déduire que le | het Wetboek van economisch recht kan bijgevolg niet worden afgeleid |
| législateur avait pour objectif d'empêcher de manière générale qu'un | dat de wetgever de bedoeling had om op algemene wijze, onafhankelijk |
| failli puisse demander l'effacement encore après la clôture de la | van de vervaltermijn van drie maanden waarbinnen het verzoekschrift |
| tot kwijtschelding zou moeten worden neergelegd, te verhinderen dat | |
| faillite, indépendamment du délai de forclusion de trois mois dans | een gefailleerde na de sluiting van het faillissement nog om de |
| lequel la requête en effacement devrait être déposée. | kwijtschelding zou kunnen verzoeken. |
| B.7.1. Il découle de ce qui précède qu'en ce que la juridiction a quo | B.7.1. Uit het bovenstaande volgt dat de prejudiciële vraag, in |
| considère que la requête en effacement ne saurait être introduite | zoverre het verwijzende rechtscollege ervan uitgaat dat het verzoek |
| après la clôture de la faillite sauf lorsque cette clôture a eu lieu | tot kwijtschelding niet kan worden ingediend na de sluiting van het |
| faillissement behoudens wanneer die sluiting heeft plaatsgevonden | |
| dans les trois mois suivant la publication du jugement de faillite, la | binnen drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis, |
| question préjudicielle repose sur un postulat qui ne trouve aucun | berust op een uitgangspunt dat geen steun vindt in de tekst van de in |
| appui dans le texte de la disposition en cause, ni dans ses travaux | het geding zijnde bepaling, noch in de parlementaire voorbereiding |
| préparatoires. | ervan. |
| B.7.2. La question préjudicielle n'appelle pas de réponse. | B.7.2. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. |
| Par ces motifs, | Om die redenen, |
| la Cour | het Hof |
| dit pour droit : | zegt voor recht : |
| La question préjudicielle n'appelle pas de réponse. | De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. |
| Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
| conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| la Cour constitutionnelle, le 23 juin 2022. | op 23 juni 2022. |
| Le greffier, Le président, | De griffier, De voorzitter, |
| F. Meersschaut L. Lavrysen | F. Meersschaut L. Lavrysen |