← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 36/2022 du 10 mars 2022 Numéro du rôle : 7622 En cause : la
question préjudicielle concernant l'article 58bis de la loi du 16 mars 1968 « relative à la police de
la circulation routière », posée par la chambre des mises La
Cour constitutionnelle, composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, et des juges M. Pâq(...)"
Extrait de l'arrêt n° 36/2022 du 10 mars 2022 Numéro du rôle : 7622 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 58bis de la loi du 16 mars 1968 « relative à la police de la circulation routière », posée par la chambre des mises La Cour constitutionnelle, composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, et des juges M. Pâq(...) | Uittreksel uit arrest nr. 36/2022 van 10 maart 2022 Rolnummer 7622 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 58bis van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer », gesteld door de kamer van inbeschuldigingstelli Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 36/2022 du 10 mars 2022 | Uittreksel uit arrest nr. 36/2022 van 10 maart 2022 |
Numéro du rôle : 7622 | Rolnummer 7622 |
En cause : la question préjudicielle concernant l'article 58bis de la | In zake : de prejudiciële vraag over artikel 58bis van de wet van 16 |
loi du 16 mars 1968 « relative à la police de la circulation routière | maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer », gesteld |
», posée par la chambre des mises en accusation de la Cour d'appel de | door de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te |
Bruxelles. | Brussel. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents L. Lavrysen et P. Nihoul, et des juges M. | samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de |
Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters et S. de Bethune, | rechters M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters en S. de |
assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président L. | Bethune, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
Lavrysen, | voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par un arrêt du 12 novembre 2020, dont l'expédition est parvenue au | Bij arrest van 12 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van |
greffe de la Cour le 11 août 2021, la chambre des mises en accusation | het Hof is ingekomen op 11 augustus 2021, heeft de kamer van |
de la Cour d'appel de Bruxelles a posé la question préjudicielle | inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Brussel de volgende |
suivante : | prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 58bis de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la | « Is art. 58bis van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie |
circulation routière est-il compatible avec les articles 10 et 11 de | over het wegverkeer bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de |
la Constitution, en ce qu'il ne prévoit pas, pour le propriétaire d'un | Grondwet, in zoverre het ten aanzien van de eigenaar van een voertuig |
véhicule qui fait l'objet d'une immobilisation, un droit de recours | dat het voorwerp uitmaakt van een immobilisatie niet voorziet in een |
lorsque le ministère public refuse de libérer le véhicule ou de mettre | recht op hoger beroep in geval van weigering van het openbaar |
fin à l'immobilisation du véhicule, alors qu'un tel droit de recours | ministerie om het voertuig vrij te geven of de immobilisatie ervan op |
est accordé au propriétaire d'un véhicule qui fait l'objet d'une | te heffen, terwijl dergelijk recht op hoger beroep wel [wordt] |
saisie dans le cadre d'une information ou d'une instruction judiciaire | toegekend aan de eigenaar van een voertuig dat het voorwerp uitmaakt |
van een beslag in het kader van een opsporingsonderzoek of een | |
? ». | gerechtelijk onderzoek ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. La Cour est interrogée sur la compatibilité de l'article 58bis de | B.1. Aan het Hof is een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 58bis van de wet van | |
la loi du 16 mars 1968 « relative à la police de la circulation | 16 maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer » (hierna : |
routière » (ci-après : la loi relative à la police de la circulation | de Wegverkeerswet), « in zoverre het ten aanzien van de eigenaar van |
routière) avec les articles 10 et 11 de la Constitution, « en ce qu'il | een voertuig dat het voorwerp uitmaakt van een immobilisatie niet |
ne prévoit pas, pour le propriétaire d'un véhicule qui fait l'objet | voorziet in een recht op hoger beroep in geval van weigering van het |
d'une immobilisation, un droit de recours lorsque le ministère public | openbaar ministerie om het voertuig vrij te geven of de immobilisatie |
refuse de libérer le véhicule ou de mettre fin à l'immobilisation du | ervan op te heffen, terwijl dergelijk recht op hoger beroep wel |
véhicule, alors qu'un tel droit de recours est accordé au propriétaire | [wordt] toegekend aan de eigenaar van een voertuig dat het voorwerp |
d'un véhicule qui fait l'objet d'une saisie dans le cadre d'une | uitmaakt van een beslag in het kader van een opsporingsonderzoek of |
information ou d'une instruction judiciaire ». | een gerechtelijk onderzoek ». |
B.2.1. L'article 58bis de la loi relative à la police de la | B.2.1. Artikel 58bis van de Wegverkeerswet is de enige bepaling van |
circulation routière est l'unique disposition du chapitre VIIIbis du | |
titre IV, intitulé « L'immobilisation du véhicule comme mesure de | hoofdstuk VIIIbis van titel IV, met als opschrift « De immobilisering |
sûreté », et dispose : | van een voertuig als beveiligingsmaatregel », en luidt : |
« § 1er. L'immobilisation du véhicule comme mesure de sûreté peut être | « § 1. De immobilisering van het voertuig als beveiligingsmaatregel |
ordonnée dans les cas visés à l'article 30, § § 1er à 3, et à | kan worden bevolen in de gevallen bedoeld in artikel 30, § § 1 tot 3, |
l'article 48. | en in artikel 48. |
L'immobilisation comme mesure de sûreté est ordonnée par les personnes | De immobilisering als beveiligingsmaatregel wordt bevolen door de in |
visées à l'article 55, § 1er, alinéa 3. | artikel 55, § 1, derde lid bedoelde personen. |
Ingeval de officier van gerechtelijke politie toepassing maakt van | |
Lorsque l'officier de police judiciaire applique l'article 55, § 2, il | artikel 55, § 2, kan hij eveneens de immobilisering van het voertuig |
peut, lui aussi, ordonner l'immobilisation du véhicule comme mesure de | als beveiligingsmaatregel bevelen. |
sûreté. § 2. Le véhicule est immobilisé aux frais et aux risques du | § 2. Het voertuig wordt geïmmobiliseerd op kosten en op risico van de |
contrevenant. | overtreder. |
Si le propriétaire du véhicule n'est pas le contrevenant, il peut le | Indien de eigenaar van het voertuig niet de overtreder is, kan hij het |
récupérer sans frais. Les frais et risques sont mis à la charge du | zonder kosten terugkrijgen. De kosten en de risico's zijn ten laste |
contrevenant. | van de overtreder. |
§ 3. Il est mis fin à l'immobilisation comme mesure de sûreté par les | § 3. De immobilisering als beveiligingsmaatregel wordt beëindigd door |
personnes qui ont ordonné l'immobilisation ou, en cas d'application de | de personen die de immobilisering hebben bevolen, of ingeval van |
l'article 55, § 2, par le procureur du Roi ou le procureur général | toepassing van artikel 55, § 2, door de procureur des Konings of de |
visé à l'article 55, § 2, alinéa 2, soit d'office soit à la demande du contrevenant. | procureur-generaal, bedoeld in artikel 55, § 2, tweede lid, hetzij |
L'immobilisation ne peut pas durer au-delà du délai de remise du | ambtshalve, hetzij op verzoek van de overtreder. |
permis ou du titre qui en tient lieu dans les cas visés au § 1er ou si | De immobilisering mag niet langer duren dan tot het tijdstip waarop |
un juge a prononcé la fin de la déchéance du droit à la conduite. | het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs wordt teruggegeven in |
§ 4. Quiconque utilise ou autorise un tiers à utiliser un véhicule | de gevallen bedoeld in § 1 of wanneer een rechter het einde van het |
dont il sait que l'immobilisation comme mesure de sûreté a été | verval van het recht tot sturen heeft uitgesproken. |
ordonnée est puni d'une peine d'emprisonnement de huit jours à six | § 4. Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met |
mois et d'une amende de 100 euros à 1 000 euros ou d'une de ces peines | geldboete van 100 euro tot 1 000 euro of met een van die straffen |
alleen, wordt gestraft hij die gebruik maakt of aan een derde toelaat | |
gebruik te maken van een voertuig waarvan hij weet dat de | |
seulement ». | immobilisering als beveiligingsmaatregel is bevolen ». |
B.2.2. En vertu de l'article 58bis de la loi relative à la police de | B.2.2. Op grond van artikel 58bis van de Wegverkeerswet kan de |
la circulation routière, le procureur du Roi ou, dans certains cas, le | procureur des Konings, of in welbepaalde gevallen de |
procureur général près la cour d'appel ou l'officier de police judiciaire, peut ordonner l'immobilisation d'un véhicule comme mesure de sûreté, notamment lorsque le conducteur a conduit le véhicule sans disposer d'un permis de conduire valable, après un retrait immédiat du permis de conduire, ou lorsqu'il a été déchu du droit de conduire ( § 1er). En principe, il est mis fin à l'immobilisation comme mesure de sûreté par les personnes qui ont ordonné l'immobilisation, soit d'office, soit à la demande du contrevenant ( § 3, alinéa 1er). L'immobilisation ne peut en aucun cas durer au-delà du délai de remise du permis ou si un juge a prononcé la fin de la déchéance du droit de conduire ( § 3, alinéa 2). Si le propriétaire du véhicule n'est pas le contrevenant, il peut le | procureur-generaal bij het hof van beroep of de officier van gerechtelijke politie, de immobilisering van een voertuig als beveiligingsmaatregel bevelen wanneer de bestuurder het voertuig heeft bestuurd zonder over een geldig rijbewijs te beschikken of terwijl het rijbewijs onmiddellijk is ingetrokken of het verval van het recht tot sturen is uitgesproken ( § 1). De immobilisering als beveiligingsmaatregel wordt beëindigd door, in beginsel, de personen die de immobilisering hebben bevolen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de overtreder ( § 3, eerste lid). De immobilisering mag in ieder geval niet langer duren dan tot het tijdstip waarop het rijbewijs wordt teruggegeven of wanneer een rechter het einde van het verval van het recht tot sturen heeft uitgesproken ( § 3, tweede lid). Indien de eigenaar van het voertuig niet de overtreder is, kan hij het |
récupérer sans frais. Les frais et risques sont mis à charge du | zonder kosten terugkrijgen. De kosten en de risico's zijn ten laste |
contrevenant ( § 2, alinéa 2). | van de overtreder ( § 2, tweede lid). |
B.3.1. La disposition en cause ne prévoit pas la possibilité | B.3.1. De in het geding zijnde bepaling voorziet niet in de |
d'introduire un recours contre le refus du ministère public de lever | mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen de weigering van het |
l'immobilisation du véhicule. | openbaar ministerie om de immobilisering van het voertuig op te |
La Cour de cassation, suivie par le juge a quo, en a déduit que « la | heffen. Het Hof van Cassatie, dat daarin wordt gevolgd door de verwijzende |
décision rendue sur la base de l'article 58bis de la loi sur la | rechter, heeft daaruit afgeleid dat « tegen een beslissing op grond |
circulation routière n'est pas susceptible d'appel ni davantage, s'il | van artikel 58bis Wegverkeerswet [...] geen hoger beroep open[staat] |
y échet, d'un pourvoi en cassation contre une décision rendue en appel | en bijaldien ook geen cassatieberoep tegen een in hoger beroep genomen |
» (Cass., 20 janvier 2009, P.08.1434.N). Dans cet arrêt, la Cour de | beslissing » (Cass., 20 januari 2009, P.08.1434.N). Het Hof van |
cassation a précisé que « la levée de l'immobilisation du véhicule | Cassatie verduidelijkte in dat arrest dat « de opheffing van de |
comme mesure de sûreté en application de l'article 58bis de la loi du | immobilisering van het voertuig als beveiligingsmaatregel bij |
16 mars 1968 [...] est une procédure spécifique qui est incompatible | toepassing van artikel 58bis Wegverkeerswet [...] een specifieke |
avec la procédure sur requête en levée d'un acte d'instruction relatif | rechtspleging [is] die afwijkt van en niet verenigbaar is met de |
rechtspleging op verzoekschrift tot opheffing van een | |
aux biens régie par l'article 28sexies du Code d'instruction | opsporingshandeling met betrekking [tot] goederen geregeld door |
criminelle et qui lui déroge ». L'article 28sexies du Code | artikel 28sexies Wetboek van Strafvordering ». Laatstgenoemde bepaling |
d'instruction criminelle permet à la personne qui s'estime lésée par | voorziet, voor een persoon die zich geschaad acht door een |
une saisie dans le cadre d'une information d'en demander la levée au | inbeslagneming in het kader van een opsporingsonderzoek, in de |
procureur du Roi et, en cas de refus, de saisir la chambre des mises en accusation. L'article 61quater, § 1er, du Code d'instruction criminelle prévoit des garanties juridiques similaires en cas de saisie dans le cadre d'une instruction judiciaire. B.3.2. Le juge a quo demande à la Cour si la disposition en cause fait naître une discrimination entre, d'une part, le propriétaire d'un véhicule qui a fait l'objet d'une immobilisation comme mesure de sûreté et, d'autre part, le propriétaire d'un véhicule qui a fait l'objet d'une saisie dans le cadre d'une information ou d'une instruction judiciaire. Tandis que le premier ne dispose pas d'une possibilité de recours contre une décision de refus de lever l'immobilisation, le second dispose quant à lui d'une possibilité de recours contre une décision de refus de lever la saisie. B.4.1. Selon le Conseil des ministres, le propriétaire d'un véhicule qui a fait l'objet d'une immobilisation comme mesure de sûreté et le propriétaire d'un véhicule qui a fait l'objet d'une saisie dans le cadre d'une information ou d'une instruction judiciaire ne sont pas comparables. Le Conseil des ministres se réfère à cet égard aux finalités différentes d'une immobilisation comme mesure de sûreté et d'une saisie, ainsi qu'aux conséquences juridiques différentes et aux possibilités de levée différentes de ces mesures. B.4.2. Il ne faut pas confondre différence et non-comparabilité. Les différences soulevées par le Conseil des ministres peuvent certes | mogelijkheid om de opheffing ervan te vragen aan de procureur des Konings en om zich, in geval van weigering, tot de kamer van inbeschuldigingstelling te wenden. Artikel 61quater, § 1, van het Wetboek van strafvordering voorziet in soortgelijke rechtswaarborgen in geval van een inbeslagneming in het kader van een gerechtelijk onderzoek. B.3.2. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of de in het geding zijnde bepaling aldus een discriminatie in het leven roept tussen, enerzijds, de eigenaar van een voertuig dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een immobilisering als beveiligingsmaatregel en, anderzijds, de eigenaar van een voertuig dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een beslag in het kader van een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek. Terwijl de eerstgenoemde niet beschikt over een beroepsmogelijkheid tegen een beslissing tot weigering van de opheffing van de immobilisering, beschikt de laatstgenoemde wel over een beroepsmogelijkheid tegen een beslissing tot weigering van de opheffing van het beslag. B.4.1. Volgens de Ministerraad zijn de eigenaar van een voertuig dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een immobilisering als beveiligingsmaatregel en de eigenaar van een voertuig dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een beslag in het kader van een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek niet vergelijkbaar. De Ministerraad verwijst ter zake naar de verschillende finaliteit van een immobilisering als beveiligingsmaatregel en de inbeslagname, evenals naar de verschillende rechtsgevolgen en de verschillende beëindigingsmogelijkheden van die maatregelen. B.4.2. Verschil en niet-vergelijkbaarheid mogen niet worden verward. De verschillen waarnaar de Ministerraad verwijst, kunnen weliswaar een |
constituer un élément dans l'appréciation d'une différence de | element zijn in de beoordeling van een verschil in behandeling, maar |
traitement, mais elles ne sauraient suffire pour conclure à la | zij kunnen niet volstaan om tot de niet-vergelijkbaarheid te |
non-comparabilité, sous peine de vider de sa substance le contrôle au | besluiten, anders zou de toetsing aan het beginsel van gelijkheid en |
regard du principe d'égalité et de non-discrimination. | niet-discriminatie van elke inhoud worden ontdaan. |
B.5.1. L'article 13 de la Constitution implique un droit d'accès au | B.5.1. Artikel 13 van de Grondwet houdt een recht in op toegang tot de |
juge compétent. Ce droit est également garanti par l'article 6, | bevoegde rechter. Dat recht wordt eveneens gewaarborgd bij artikel 6, |
paragraphe 1, de la Convention européenne des droits de l'homme et par | lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en bij een |
algemeen rechtsbeginsel. | |
un principe général de droit. | Uit de beslissing van de verwijzende rechter blijkt dat de gestelde |
Il ressort de la décision du juge a quo que la question posée porte | vraag betrekking heeft op de ontstentenis van een mogelijkheid van |
sur l'absence d'une possibilité de saisir le juge d'un recours dirigé | hoger beroep bij een rechter, tegen de beslissing van het openbaar |
contre la décision par laquelle le ministère public refuse de mettre | ministerie tot weigering van een beëindiging van de immobilisatie van |
fin à l'immobilisation du véhicule. Dans sa décision, le juge a quo se | een voertuig. In zijn beslissing refereert de verwijzende rechter aan |
réfère aux articles 6 et 13 de la Convention européenne des droits de | de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
l'homme et à l'article 47 de la Charte des droits fondamentaux de | mens en aan artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de |
l'Union européenne. | Europese Unie. |
Dans le cadre de son examen, la Cour tient compte du principe général | Het Hof houdt bij zijn onderzoek rekening met het algemene |
de droit du droit d'accès au juge. | rechtsbeginsel van het recht op toegang tot een rechter. |
B.5.2. Lorsque, pour répondre à une question préjudicielle, la Cour | B.5.2. Wanneer het Hof wordt verzocht, in antwoord op een prejudiciële |
est invitée à se prononcer sur la compatibilité d'une disposition | vraag, uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van een wetsbepaling |
législative avec les articles 10 et 11 de la Constitution, lus en | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met |
combinaison avec des droits fondamentaux, la question porte sur la | grondrechten, heeft de vraag betrekking op de grondwettigheid van een |
constitutionnalité d'une différence de traitement entre, d'une part, | verschil in behandeling tussen, enerzijds, de personen die het |
les personnes qui sont victimes d'une violation de ces droits | slachtoffer zijn van een schending van die grondrechten en, |
fondamentaux et, d'autre part, les personnes qui jouissent de ces | anderzijds, de personen die die rechten genieten, en moeten bijgevolg |
droits, et ces deux catégories de personnes doivent dès lors être | die twee categorieën van personen worden vergeleken. Om de |
comparées. Pour répondre à la question préjudicielle, il suffit | prejudiciële vraag te beantwoorden, volstaat het te onderzoeken of de |
d'examiner si la disposition en cause est compatible avec le droit | in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met het recht op toegang |
d'accès au juge qui est garanti à l'ensemble des justiciables. | tot een rechter dat aan alle rechtzoekenden wordt gewaarborgd. |
B.6.1. Le défaut d'accès à un juge indépendant et impartial peut, en | B.6.1. Het gebrek aan toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige |
ce qui concerne la décision initiale d'immobiliser un véhicule comme | rechter kan, ten aanzien van een aanvankelijke beslissing om het |
mesure de sûreté, se justifier par la nécessité de prendre rapidement | voertuig als beveiligingsmaatregel te immobiliseren, worden |
une décision dans l'intérêt de la sécurité routière. | verantwoord door de noodzaak om, in het belang van de |
La situation est différente en ce qui concerne le refus, par | verkeersveiligheid, snel te beslissen. |
l'instance compétente, de lever l'immobilisation du véhicule. | De situatie is anders wat betreft de weigering, door de bevoegde |
L'absence d'une voie de recours effective auprès d'un juge indépendant | instantie, om de immobilisering van het voertuig op te heffen. Het |
et impartial contre un tel refus produit des effets disproportionnés à | ontbreken van een effectieve beroepsmogelijkheid bij een rechter tegen |
l'égard des intéressés, en particulier à l'égard du propriétaire qui | een dergelijke weigering heeft onevenredige gevolgen voor de |
n'est pas le contrevenant mais qui est néanmoins privé de la jouissance de son véhicule. Ils ne disposent en effet d'aucune possibilité de faire contrôler la décision de refus par un juge indépendant et impartial. B.6.2. Ce constat n'est pas infirmé par le Conseil des ministres, qui soutient que l'impossibilité d'introduire un recours est justifiée par le fait que l'immobilisation comme mesure de sûreté serait, en règle, limitée dans le temps. Cette durée « limitée » est en effet uniquement garantie si l'immobilisation a été ordonnée pour conduite d'un véhicule après un retrait de permis immédiat. L'immobilisation est dans ce cas levée | betrokkenen, inzonderheid voor de eigenaar die niet de overtreder is doch aan wie desalniettemin het genot van zijn voertuig wordt ontnomen. Zij beschikken immers over geen enkele mogelijkheid om de weigeringsbeslissing door een onafhankelijke en onpartijdige rechter te laten beoordelen. B.6.2. Die vaststelling wordt niet weerlegd door de Ministerraad, die aanvoert dat de onmogelijkheid om een beroep in te stellen verantwoord is vermits de immobilisering als beveiligingsmaatregel in de regel in de tijd beperkt zou zijn. Die « beperkte » duurtijd is immers enkel gewaarborgd indien de immobilisering wordt bevolen wegens het besturen van een voertuig terwijl het rijbewijs onmiddellijk is ingetrokken. De immobilisering wordt in dat geval beëindigd wanneer er een einde komt aan de |
lorsqu'il est mis fin au retrait immédiat du permis de conduire, qui | onmiddellijke intrekking van het rijbewijs, die in beginsel slechts |
est en principe limité à quinze jours et peut être prolongé au maximum | vijftien dagen duurt en met ten hoogste drie maanden kan worden |
de trois mois (article 55bis de la loi relative à la police de la circulation routière). Aucune date limite n'est toutefois prévue dans tous les autres cas où l'immobilisation d'un véhicule comme mesure de sûreté peut être ordonnée. Si l'immobilisation est ordonnée pour conduite d'un véhicule en dépit de la déchéance du droit de conduire, cette mesure peut s'appliquer sans limitation dans le temps, dans la mesure où l'intéressé a été condamné à une déchéance à vie du droit de conduire. Le fait que le propriétaire du véhicule immobilisé puisse adresser une demande gracieuse au parquet en vue d'obtenir la levée de l'immobilisation ou puisse tenter de récupérer son véhicule immédiatement après que l'infraction a été établie à charge d'un tiers et avant que le véhicule soit immobilisé n'enlève rien au constat que | verlengd (artikel 55bis van de Wegverkeerswet). In alle andere gevallen waarin de immobilisering van een voertuig als beveiligingsmaatregel kan worden bevolen, is evenwel in geen einddatum voorzien. Indien de immobilisering wordt bevolen wegens het besturen van een voertuig niettegenstaande het verval van het recht tot sturen, kan die maatregel zonder beperking in de tijd gelden, in zoverre de betrokkene werd veroordeeld tot een levenslang verval van het recht tot sturen. Het feit dat de eigenaar van het geïmmobiliseerde voertuig een minnelijk verzoek aan het parket kan richten om de opheffing van de immobilisatie te verkrijgen of kan proberen zijn voertuig af te halen onmiddellijk nadat de overtreding ten laste van een derde persoon werd vastgesteld en vooraleer het voertuig werd geïmmobiliseerd, doet geen afbreuk aan de vaststelling dat zulks geen enkele rechtswaarborg aan |
l'intéressé est privé de garanties juridiques. | de betrokkene biedt. |
Enfin, la thèse du Conseil des ministres selon laquelle | Tot slot is de stelling van de Ministerraad dat de immobilisering als |
l'immobilisation comme mesure de sûreté tend à garantir la sécurité | beveiligingsmaatregel ertoe strekt de verkeersveiligheid te waarborgen |
routière et est imposée à l'égard d'une personne qui n'est quoi qu'il | en wordt opgelegd ten aanzien van een persoon die hoe dan ook niet met |
arrive pas autorisée à conduire le véhicule n'est en tout cas pas | de auto mag rijden, in ieder geval niet pertinent ten aanzien van de |
pertinente en ce qui concerne le propriétaire du véhicule qui n'est | eigenaar van het voertuig die niet de overtreder is. |
pas le contrevenant. | |
B.6.3. L'article 58bis de la loi sur la circulation routière n'est pas | B.6.3. Het in het geding zijnde artikel 58bis van de Wegverkeerswet is |
compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'il | niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre |
ne prévoit pas, pour le propriétaire du véhicule, une voie de recours | het voor de eigenaar van het voertuig niet voorziet in een effectieve |
effective auprès d'un juge contre une décision de refus de lever | beroepsmogelijkheid bij een rechter met betrekking tot een beslissing |
l'immobilisation du véhicule. | tot weigering van de opheffing van de immobilisering van het voertuig. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 58bis de la loi du 16 mars 1968 « relative à la police de la | Artikel 58bis van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie |
circulation routière » viole les articles 10 et 11 de la Constitution, | over het wegverkeer » schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, |
en ce qu'il ne prévoit pas, pour le propriétaire du véhicule, une voie | in zoverre het voor de eigenaar van het voertuig niet voorziet in een |
effectieve beroepsmogelijkheid bij een rechter met betrekking tot een | |
de recours effective auprès d'un juge contre une décision de refus de | beslissing tot weigering van de opheffing van de immobilisering van |
lever l'immobilisation du véhicule. | het voertuig. |
Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
la Cour constitutionnelle, le 10 mars 2022. | op 10 maart 2022. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
Le président, | De voorzitter, |
L. Lavrysen | L. Lavrysen |