← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 79/2021 du 3 juin 2021 Numéro du rôle : 7250 En cause : la question
préjudicielle concernant l'article 56bis, § 1 er , alinéa 1 er ,
de la loi générale relative aux allocations familiales, posée pa La Cour constitutionnelle, composée des présidents F. Daoût et L. Lavrysen,
et des juges P. Niho(...)"
| Extrait de l'arrêt n° 79/2021 du 3 juin 2021 Numéro du rôle : 7250 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 56bis, § 1 er , alinéa 1 er , de la loi générale relative aux allocations familiales, posée pa La Cour constitutionnelle, composée des présidents F. Daoût et L. Lavrysen, et des juges P. Niho(...) | Uittreksel uit arrest nr. 79/2021 van 3 juni 2021 Rolnummer 7250 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 56bis, § 1, eerste lid, van de Algemene kinderbijslagwet, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik. He samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters P. Nihoul, T. Giet, Y. Kher(...) |
|---|---|
| COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
| Extrait de l'arrêt n° 79/2021 du 3 juin 2021 | Uittreksel uit arrest nr. 79/2021 van 3 juni 2021 |
| Numéro du rôle : 7250 | Rolnummer 7250 |
| En cause : la question préjudicielle concernant l'article 56bis, § 1er, | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 56bis, § 1, eerste |
| alinéa 1er, de la loi générale relative aux allocations familiales, | lid, van de Algemene kinderbijslagwet, gesteld door de |
| posée par le Tribunal du travail de Liège, division de Liège. | Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik. |
| La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
| composée des présidents F. Daoût et L. Lavrysen, et des juges P. | samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de |
| Nihoul, T. Giet, Y. Kherbache, T. Detienne et D. Pieters, assistée du | rechters P. Nihoul, T. Giet, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, |
| greffier F. Meersschaut, présidée par le président F. Daoût, | bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, |
| après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Par jugement du 12 septembre 2019, dont l'expédition est parvenue au | Bij vonnis van 12 september 2019, waarvan de expeditie ter griffie van |
| greffe de la Cour le 17 septembre 2019, le Tribunal du travail de | het Hof is ingekomen op 17 september 2019, heeft de Arbeidsrechtbank |
| Liège, division de Liège, a posé la question préjudicielle suivante : | te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « L'article 56bis, § 1er, alinéa 1er, de la LGAF [loi générale | « Schendt artikel 56bis, § 1, eerste lid, van de AKBW [Algemene |
| relative aux allocations familiales], en ce qu'il traite moins | |
| favorablement les orphelins pour lesquels un attributaire visé à | kinderbijslagwet], in zoverre het de wezen voor wie een rechthebbende |
| l'article 51 § § 3 et 4 de la LGAF a satisfait aux conditions | bedoeld in artikel 51, § § 3 en 4, van de AKBW, de maandelijkse |
| forfaitaires mensuelles postérieurement au décès de l'un de ses | forfaitaire voorwaarden heeft vervuld na het overlijden van een van de |
| parents, et les orphelins pour lesquels cette condition a été remplie | ouders, minder gunstig behandelt dan de wezen voor wie die voorwaarde |
| au cours des douze mois précédant immédiatement le décès, les privant | werd vervuld in de loop van de twaalf maanden die onmiddellijk het |
| ainsi du taux orphelin visé à l'article 50bis de la LGAF, viole-t-il | overlijden voorafgaan, waardoor hun het bedrag voor wezen bedoeld in |
| les articles 10 et 11 de la Constitution, éventuellement combinés avec | artikel 50bis van de AKBW wordt ontzegd, de artikelen 10 en 11 van de |
| les articles 3 et 26 de la Convention des Nations Unies relative aux | Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met de artikelen 3 en 26 van |
| het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en | |
| droits de l'enfant et les articles 16 et 17 de la Charte sociale | de artikelen 16 en 17 van het Europees Sociaal Handvest ? ». |
| européenne ? ». | |
| (...) | (...) |
| III. En droit | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1.1. La question préjudicielle porte sur l'article 56bis, § 1er, de | B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 56bis, § 1, |
| la loi générale relative aux allocations familiales, qui dispose : | van de Algemene kinderbijslagwet, dat bepaalt : |
| « Est attributaire d'allocations familiales aux taux prévus à | « Is rechthebbende op kinderbijslag tegen de bedragen bepaald in |
| l'article 50bis, l'orphelin, si au moment du décès de l'un de ses | artikel 50bis, de wees indien op het ogenblik van het overlijden van |
| parents, un attributaire visé à l'article 51, § § 3 et 4 a satisfait | één van de ouders, een rechthebbende bedoeld in artikel 51, § § 3 en 4 |
| aux conditions pour prétendre à au moins six allocations forfaitaires | in de loop van de twaalf maanden die onmiddellijk het overlijden |
| mensuelles en vertu de la présente loi, au cours des douze mois | voorafgaan de voorwaarden heeft vervuld om krachtens deze wet |
| précédant immédiatement le décès ». | aanspraak te maken op ten minste zes maandelijkse forfaitaire bijslagen ». |
| B.1.2. Le juge a quo interroge la Cour sur la différence de traitement | B.1.2. De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over het |
| qui existe entre, d'une part, des orphelins d'un père n'ayant pas | verschil in behandeling tussen, enerzijds, wezen van een vader die |
| cotisé à la sécurité sociale belge dont la mère n'a satisfait aux | niet heeft bijgedragen aan de Belgische sociale zekerheid, van wie de |
| conditions forfaitaires mensuelles que postérieurement au décès de | moeder de maandelijkse forfaitaire voorwaarden pas na het overlijden |
| leur père et, d'autre part, les orphelins du même père dont la mère a satisfait à cette condition au cours des douze mois qui ont immédiatement précédé le décès de leur père. La Cour limite son examen à cette situation. B.1.3. Le Gouvernement wallon demande à la Cour de reformuler la question préjudicielle pour tenir compte de ce que, avant son décès, le père des enfants était affilié à l'Office de sécurité sociale d'outre-mer. Il n'appartient pas aux parties de modifier le contenu d'une question préjudicielle. Dès lors, la Cour limite son examen à la question telle qu'elle a été posée par le juge a quo. B.2. La disposition en cause organise un régime d'allocations familiales spéciales afin d'offrir une protection particulière aux orphelins. A la lumière de cette disposition, les catégories d'orphelins visées dans la question préjudicielle sont suffisamment comparables. B.3. Il n'appartient pas à la Cour d'apprécier si un système de sécurité sociale est équitable ou non. Il lui appartient d'apprécier si le législateur a traité de manière discriminatoire ou non des catégories de personnes suffisamment comparables. | van hun vader heeft vervuld, en, anderzijds, de wezen van dezelfde vader, van wie de moeder aan die voorwaarde heeft voldaan in de loop van de twaalf maanden die het overlijden van hun vader onmiddellijk voorafgingen. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situatie. B.1.3. De Waalse Regering verzoekt het Hof om een herformulering van de prejudiciële vraag teneinde rekening te houden met het feit dat, vóór zijn overlijden, de vader van de kinderen aangesloten was bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid. Het staat niet aan de partijen de inhoud van een prejudiciële vraag te wijzigen. Het Hof beperkt dan ook zijn onderzoek tot de vraag zoals ze is gesteld door de verwijzende rechter. B.2. De in het geding zijnde bepaling voorziet in een regeling van bijzondere kinderbijslag, om de wezen een bijzondere bescherming te bieden. In het licht van die bepaling zijn de in de prejudiciële vraag beoogde categorieën van wezen voldoende vergelijkbaar. B.3. Het staat niet aan het Hof na te gaan of een stelsel van sociale zekerheid al dan niet rechtvaardig is. Het staat aan het Hof te beoordelen of de wetgever voldoende vergelijkbare categorieën van personen al dan niet op een discriminerende manier heeft behandeld. |
| B.4.1. Le système général des allocations familiales fait partie du | B.4.1. Het algemene stelsel van de kinderbijslag maakt deel uit van |
| régime de la sécurité sociale. Il s'agit d'une assurance sociale pour | het socialezekerheidsstelsel. Het betreft een sociale verzekering voor |
| les actifs, qui en sont les attributaires, afin d'aider à supporter | de actieven, die de rechthebbenden ervan zijn, teneinde de kosten van |
| les frais des enfants, qui en sont les bénéficiaires. | de kinderen, die rechtgevenden ervan zijn, te helpen dragen. |
| B.4.2. C'est le propre d'un régime d'assurance sociale de lier l'accès aux allocations à la condition d'avoir fait partie, durant une certaine période, de la population des assurés sociaux. La disposition en cause élargit le champ d'application du régime des allocations familiales au profit des enfants des assurés sociaux qui décèdent. Ces enfants deviennent personnellement les attributaires de ces allocations. Compte tenu de la spécificité d'un régime d'assurance sociale, cette disposition exige à cet effet que le parent décédé ou l'autre parent ait déjà été un assuré social durant un certain temps et qu'il ait eu droit aux prestations familiales. B.5.1. La différence de traitement en cause est fondée sur un critère objectif, à savoir le moment du décès du parent de l'orphelin. B.5.2. Etant donné que le régime des allocations familiales spéciales pour orphelins est accessoire au régime général des allocations familiales pour travailleurs salariés, le législateur peut exiger en outre, pour l'application de ce régime, que les attributaires originaires aient eu un lien suffisant avec la population des assurés sociaux. B.5.3. L'exigence selon laquelle ces attributaires originaires doivent avoir été pendant un certain temps travailleurs salariés et allocataires dans le régime légal des allocations familiales est pertinente à la lumière de cet objectif. Le choix du moment pris en compte pour l'examen de ce lien avec le régime social des travailleurs salariés est également pertinent à la lumière de cet objectif. C'est en effet à ce moment que naît la | B.4.2. Het is eigen aan een stelsel van sociale verzekering om de toegang tot de bijslagen te koppelen aan de voorwaarde gedurende een bepaalde periode deel te hebben uitgemaakt van de populatie van sociaal verzekerden. De in het geding zijnde bepaling breidt het toepassingsgebied van de kinderbijslagregeling uit ten voordele van de kinderen van de sociaal verzekerden die overlijden. Die kinderen worden persoonlijk de rechthebbenden van die bijslag. Rekening houdend met het specifieke karakter van een stelsel van sociale verzekering, vereist die bepaling daartoe dat de overleden ouder of de andere ouder reeds gedurende een bepaalde tijd een sociaal verzekerde is geweest en dat hij recht heeft gehad op de gezinsbijslag. B.5.1. Het in het geding zijnde verschil in behandeling is gebaseerd op een objectief criterium, namelijk het ogenblik waarop de ouder van de wees is overleden. B.5.2. Aangezien de regeling van de bijzondere kinderbijslag voor wezen bij de algemene kinderbijslagregeling voor werknemers komt, kan de wetgever bovendien, voor de toepassing van die regeling, eisen dat de oorspronkelijke rechthebbenden een voldoende band met de populatie van sociaal verzekerden hebben gehad. B.5.3. De vereiste dat die oorspronkelijke rechthebbenden gedurende een bepaalde tijd werknemer en bijslagtrekkende in de wettelijke kinderbijslagregeling moeten zijn geweest, is pertinent in het licht van dat doel. De keuze van het ogenblik dat in aanmerking wordt genomen om die band met de sociale regeling van de werknemers te onderzoeken, is eveneens pertinent in het licht van dat doel. Het is immers op dat ogenblik dat de hoedanigheid van wees ontstaat en een belangrijke bron van |
| qualité d'orphelin et qu'une source importante de revenus qui peut | inkomsten die kan dienen voor het onderhoud van het kind, verdwijnt. |
| servir à l'entretien de l'enfant disparaît. | B.5.4. Gelet op de ruime beoordelingsmarge waarover hij in sociale |
| B.5.4. Eu égard à la marge d'appréciation étendue dont il dispose en | aangelegenheden beschikt, vermocht de wetgever te oordelen dat een |
| matière sociale, le législateur a pu estimer qu'un orphelin ne pouvait | wees geen rechthebbende op de sociale verzekering van de kinderbijslag |
| devenir attributaire de l'assurance sociale des allocations familiales | kon worden indien noch de overleden ouder, noch de langstlevende |
| si ni le parent décédé ni le parent survivant n'avaient, au moment du | ouder, op het ogenblik van het overlijden, een voldoende band met de |
| décès, un lien suffisant avec le régime de sécurité sociale des | sociale zekerheidsregeling van de werknemers hadden. Hij heeft die |
| travailleurs salariés. Il n'a pas davantage excédé cette marge | beoordelingsmarge evenmin overschreden door die band afhankelijk te |
| d'appréciation en subordonnant ce lien à l'exigence que le parent | stellen van de vereiste dat de overleden ouder of de andere ouder op |
| décédé ou l'autre parent aient pu prétendre, au moment du décès, à un | het ogenblik van het overlijden aanspraak heeft kunnen maken op een |
| certain nombre d'allocations forfaitaires mensuelles. | aantal maandelijkse forfaitaire bijslagen. |
| B.5.5. Si le parent survivant satisfait ultérieurement aux conditions | B.5.5. Indien de langstlevende ouder later voldoet aan de in de in het |
| prévues par la disposition en cause pour prétendre à au moins six | geding zijnde bepaling bedoelde voorwaarden om aanspraak te maken op |
| allocations forfaitaires mensuelles, il n'en découle certes plus un | ten minste zes maandelijkse forfaitaire bijslagen, vloeit daaruit |
| droit aux allocations familiales spéciales dont l'orphelin est | weliswaar geen recht meer voort op de bijzondere kinderbijslag waarop |
| attributaire, mais cette circonstance ouvre par contre un droit aux | de wees rechthebbende is, maar die omstandigheid opent daarentegen een |
| allocations familiales générales dont ce parent est attributaire, dès | recht op algemene kinderbijslag waarop die ouder rechthebbende is, |
| lors qu'à partir de ce moment, son lien avec le régime social des | aangezien vanaf dat ogenblik zijn band met de sociale regeling van de |
| travailleurs salariés est établi. | werknemers wordt aangetoond. |
| B.6.1. La disposition en cause n'impliquerait une différence de traitement entre les orphelins nés du premier mariage du parent décédé et les orphelins nés de son deuxième mariage que si le parent survivant de ce premier mariage avait, au moment du décès de l'autre parent, un lien suffisant avec le régime de sécurité sociale des travailleurs salariés, alors que le parent survivant du deuxième mariage ne disposait pas d'un tel lien. La Cour ne pourrait censurer pareille différence de traitement sans compromettre la spécificité d'une assurance sociale. B.6.2. La disposition en cause n'emporte par ailleurs pas des effets disproportionnés à l'égard des orphelins pour lesquels elle n'ouvre pas de droit propre aux allocations familiales. L'exigence selon laquelle le père ou la mère de l'enfant devenu orphelin doit réunir les conditions pour prétendre à six allocations forfaitaires mensuelles au moment du décès de l'autre parent ne prive en effet pas d'allocations familiales l'enfant dont les parents n'auraient pas satisfait à cette condition. S'il est à charge d'un travailleur salarié, l'enfant entre en considération pour les allocations familiales ordinaires. Par ailleurs, si le parent attributaire n'est ni travailleur salarié, ni indépendant ni fonctionnaire, l'enfant qui se trouve dans le besoin peut entrer en considération pour les allocations familiales | B.6.1. De in het geding zijnde bepaling zou enkel een verschil in behandeling inhouden tussen de wezen die uit het eerste huwelijk van de overleden ouder zijn geboren en de wezen die uit zijn tweede huwelijk zijn geboren, indien de langstlevende ouder uit dat eerste huwelijk, op het ogenblik van het overlijden van de andere ouder, een voldoende band met het socialezekerheidsstelsel van de werknemers had, terwijl de langstlevende ouder uit het tweede huwelijk niet over een dergelijke band beschikte. Het Hof zou een dergelijk verschil in behandeling niet kunnen afkeuren zonder het specifieke karakter van een sociale verzekering in gevaar te brengen. B.6.2. De in het geding zijnde bepaling brengt daarenboven geen onevenredige gevolgen teweeg ten aanzien van de wezen voor wie zij geen eigen recht op kinderbijslag opent. De vereiste volgens welke de vader of de moeder van het kind dat wees geworden is, moet voldoen aan de voorwaarden om aanspraak te maken op zes maandelijkse forfaitaire bijslagen op het ogenblik van het overlijden van de andere ouder, ontzegt het kind wiens ouders niet aan die voorwaarde zouden hebben voldaan, immers geen kinderbijslag. Indien het kind ten laste is van een werknemer, komt het in aanmerking voor de gewone kinderbijslag. Bovendien, indien de rechthebbende ouder noch werknemer, noch zelfstandige of ambtenaar is, kan het kind dat in staat van behoefte verkeert, in aanmerking komen voor de gewaarborgde kinderbijslag. De |
| garanties. La loi du 20 juillet 1971 « instituant des prestations | wet van 20 juli 1971 « tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag » |
| familiales garanties » offre à chaque enfant, à titre résiduel, le | biedt elk kind, residuair, het genot van diverse gezinsbijslagen, |
| bénéfice de diverses prestations familiales, dont les allocations | waaronder de kinderbijslag. In de aan de verwijzende rechter |
| familiales. De surcroît, dans la situation soumise au juge a quo, la | |
| loi du 17 juillet 1963 « relative à la sécurité sociale d'outre-mer » | voorgelegde situatie voorziet de wet van 17 juli 1963 « betreffende de |
| overzeese sociale zekerheid », bij overlijden van een verzekerde, in | |
| prévoit, en cas de décès de l'assuré, une rente d'orphelin et, le cas | een wezenrente en in voorkomend geval een aanvullende jaarlijkse |
| échéant, une allocation complémentaire annuelle à charge du Fonds de | bijslag ten laste van het Solidariteits- en Perequatiefonds (artikelen |
| solidarité et de péréquation (articles 23 et suivants de la loi du 17 | 23 en volgende van de wet van 17 juli 1973). |
| juillet 1973). | |
| B.7. L'examen de la disposition en cause au regard des articles 3 et | B.7. Het onderzoek van de in het geding zijnde bepaling in het licht |
| 26 de la Convention internationale relative aux droits de l'enfant et | van de artikelen 3 en 26 van het internationaal Verdrag inzake de |
| des articles 16 et 17 de la Charte sociale européenne ne conduit pas à | rechten van het kind en van de artikelen 16 en 17 van het Europees |
| une autre conclusion. | Sociaal Handvest leidt niet tot een andere conclusie. |
| B.8. La question préjudicielle appelle une réponse négative. | B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Par ces motifs, | Om die redenen, |
| la Cour | het Hof |
| dit pour droit : | zegt voor recht : |
| L'article 56bis, § 1er, alinéa 1er, de la loi générale relative aux | Artikel 56bis, § 1, eerste lid, van de Algemene kinderbijslagwet |
| allocations familiales ne viole pas les articles 10 et 11 de la | schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
| Constitution. Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
| conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
| la Cour constitutionnelle, le 3 juin 2021. | op 3 juni 2021. |
| Le greffier, | De griffier, |
| F. Meersschaut | F. Meersschaut |
| Le président, | De voorzitter, |
| F. Daoût | F. Daoût |