← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 110/2021 du 15 juillet 2021 Numéro du rôle : 7413 En cause :
la question préjudicielle relative à l'article XX.59, § 3, du Code de droit économique, posée
par la Cour d'appel de Bruxelles. La Cour constitutionnel composée des présidents
L. Lavrysen et F. Daoût, et des juges J.-P. Moerman, R. Leysen, M. Pâques, (...)"
Extrait de l'arrêt n° 110/2021 du 15 juillet 2021 Numéro du rôle : 7413 En cause : la question préjudicielle relative à l'article XX.59, § 3, du Code de droit économique, posée par la Cour d'appel de Bruxelles. La Cour constitutionnel composée des présidents L. Lavrysen et F. Daoût, et des juges J.-P. Moerman, R. Leysen, M. Pâques, (...) | Uittreksel uit arrest nr. 110/2021 van 15 juli 2021 Rolnummer 7413 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel XX.59, § 3, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Grondwettelijk Ho samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de rechters J.-P. Moerman, R. Leysen, M(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 110/2021 du 15 juillet 2021 | Uittreksel uit arrest nr. 110/2021 van 15 juli 2021 |
Numéro du rôle : 7413 | Rolnummer 7413 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article XX.59, § 3, | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel XX.59, § 3, van |
du Code de droit économique, posée par la Cour d'appel de Bruxelles. | het Wetboek van economisch recht, gesteld door het Hof van Beroep te |
La Cour constitutionnelle, | Brussel. Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents L. Lavrysen et F. Daoût, et des juges J.-P. | samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de |
Moerman, R. Leysen, M. Pâques, Y. Kherbache et T. Detienne, assistée | rechters J.-P. Moerman, R. Leysen, M. Pâques, Y. Kherbache en T. |
du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président L. Lavrysen, | Detienne, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par arrêt du 22 juin 2020, dont l'expédition est parvenue au greffe de | Bij arrest van 22 juni 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het |
la Cour le 2 juillet 2020, la Cour d'appel de Bruxelles a posé la | Hof is ingekomen op 2 juli 2020, heeft het Hof van Beroep te Brussel |
question préjudicielle suivante : | de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article XX.59, § 3, du Code de droit économique viole-t-il les | « Schendt artikel XX.59 § 3 WER, de artikelen 10 en 11 van de |
articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'il ne permet pas | Grondwet, doordat zij het onmogelijk maakt om beroep aan te tekenen |
d'interjeter appel d'un jugement refusant une demande de prorogation | tegen een vonnis waarbij een verzoek tot verlenging van de procedure |
de la procédure de réorganisation judiciaire, alors qu'un débiteur | tot gerechtelijke reorganisatie geweigerd wordt, terwijl een debiteur |
confronté à la fin anticipée de son accès à la procédure de | wiens toegang tot de procedure tot gerechtelijke reorganisatie |
réorganisation judiciaire peut interjeter appel, étant donné qu'il en | voortijdig beëindigd is, wél hoger beroep kan aantekenen, aangezien |
résulte ainsi un traitement inégal de situations égales ? ». | daardoor een ongelijke behandeling ontstaat van gelijke gevallen ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. La question préjudicielle porte sur l'article XX.59, § 3, du | B.1.1. De prejudiciële vraag betreft artikel XX.59, § 3, van het |
Code de droit économique. | Wetboek van economisch recht. |
L'article XX.59 du Code de droit économique dispose : | Artikel XX.59 van het Wetboek van economisch recht bepaalt : |
« § 1er. Sur requête du débiteur ou du mandataire judiciaire dans le cas d'une procédure de transfert d'entreprise visée à l'article XX.84, le tribunal peut proroger le sursis octroyé conformément à l'article XX.46, § 2, ou conformément au présent article pour la durée qu'il détermine. Le tribunal statue sur le rapport du juge-délégué. Le juge-délégué dépose son rapport au moins deux jours ouvrables avant l'audience dans le registre. La durée maximale du sursis ainsi prorogé ne peut excéder douze mois à compter du jugement accordant le sursis. La requête doit être déposée, sous peine d'irrecevabilité, au plus tard quinze jours avant l'expiration du délai octroyé. § 2. Dans des circonstances exceptionnelles et si les intérêts des créanciers le permettent, ce délai peut cependant être prorogé de six mois au maximum. Peuvent notamment être considérées comme des circonstances | « § 1. Op verzoek van de schuldenaar of van de gerechtsmandataris in het geval van een procedure van overdracht onder gerechtelijk gezag bedoeld in artikel XX.84 kan de rechtbank de overeenkomstig artikel XX.46, § 2, of overeenkomstig dit artikel verleende opschorting verlengen voor de duur die de rechtbank bepaalt. De rechtbank oordeelt op verslag van de gedelegeerd rechter. Deze laatste legt zijn verslag in het register neer uiterlijk twee werkdagen voor de zitting. De maximale duur van de verlengde opschorting bedraagt niet meer dan twaalf maanden vanaf het vonnis dat de opschorting toestaat. Op straffe van onontvankelijkheid, dient het verzoekschrift uiterlijk vijftien dagen voor het einde van de toegekende termijn te worden neergelegd. § 2. In buitengewone omstandigheden en wanneer het belang van de schuldeisers dit toelaat, kan deze termijn echter worden verlengd met maximaal zes maanden. Buitengewone omstandigheden in de zin van deze bepaling zijn in het |
exceptionnelles au sens de la présente disposition, la taille de | bijzonder de grootte van de onderneming, de complexiteit van de zaak |
l'entreprise, la complexité de l'affaire ou l'importance de l'emploi | of de hoegrootheid van het behoud van de werkgelegenheid. |
qui peut être sauvegardé. § 3. Les décisions rendues en vertu du présent article ne sont susceptibles ni d'opposition ou d'appel. § 4. Le jugement prorogeant le sursis est publié par extrait, par les soins du greffier au Moniteur belge dans les cinq jours de sa date ». Le « sursis » est défini à l'article I.22, 20°, du Code de droit économique comme « le moratoire accordé par le tribunal au débiteur en vue de réaliser une réorganisation judiciaire par accord amiable, par accord collectif ou par transfert sous autorité de justice ». | § 3. Tegen de beslissingen gewezen op grond van dit artikel is geen verzet of hoger beroep toegelaten. § 4. Het vonnis dat de verlenging toestaat, wordt door toedoen van de griffier binnen een termijn van vijf dagen na de dagtekening ervan bekendgemaakt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad ». De « opschorting » wordt in artikel I.22, 20°, van het Wetboek van economisch recht gedefinieerd als « het door de rechtbank aan de schuldenaar toegekend moratorium teneinde een gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord of door een collectief akkoord of door een overdracht onder gerechtelijk gezag te realiseren ». |
B.1.2. La disposition en cause fait partie du titre V (« | B.1.2. De in het geding zijnde bepaling maakt deel uit van titel V (« |
Réorganisation judiciaire ») du livre XX (« Insolvabilité des | Gerechtelijke reorganisatie ») van boek XX (« Insolventie van de |
entreprises ») du Code de droit économique. | ondernemingen ») van het Wetboek van economisch recht. |
La procédure de réorganisation judiciaire « est ouverte si la | De procedure van gerechtelijke reorganisatie « wordt geopend indien de |
continuité de l'entreprise est menacée, à bref délai ou à terme » | continuïteit van de onderneming, onmiddellijk of op termijn bedreigd |
(article XX.45). La procédure « a pour but de préserver, sous le | is » (artikel XX.45). De procedure « strekt tot het behouden, onder |
contrôle du juge, la continuité de tout ou partie des actifs ou des | toezicht van de rechter, van de continuïteit van het geheel of een |
activités de l'entreprise » (article XX.39, alinéa 1er). Elle permet | gedeelte van de activa of van de activiteiten van de onderneming » |
d'accorder un sursis au débiteur en vue de permettre la conclusion | (artikel XX.39, eerste lid). Zij laat toe aan de schuldenaar een |
d'un accord amiable entre le débiteur et les créanciers, d'obtenir | opschorting toe te kennen met het oog op het bewerkstelligen van een |
l'accord des créanciers sur un plan de réorganisation ou de permettre | minnelijk akkoord tussen de schuldenaar en de schuldeisers, het |
verkrijgen van het akkoord van de schuldeisers over een | |
le transfert sous autorité de justice, à un ou plusieurs tiers, de | reorganisatieplan of het toestaan van de overdracht onder gerechtelijk |
gezag, aan een of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van | |
tout ou partie des actifs ou des activités (article XX.39, alinéa 2). | de activa of de activiteiten (artikel XX.39, tweede lid). |
B.1.3. Si le tribunal de l'entreprise déclare ouverte la procédure de | B.1.3. Indien de ondernemingsrechtbank de procedure van gerechtelijk |
reorganisatie geopend verklaart, bepaalt zij de duur van de | |
réorganisation judiciaire, il fixe la durée du sursis, qui ne peut en | opschorting, die in beginsel niet langer mag zijn dan zes maanden |
principe être supérieure à six mois (article XX.46, § 2). | (artikel XX.46, § 2). Die opschorting kan worden verlengd op verzoek van de schuldenaar |
Ce sursis peut être prorogé sur requête du débiteur (article XX.59, § | (artikel XX.59, § 1). Een verzoek tot verlenging van de opschorting |
1er). Toute requête en prorogation du sursis doit être déposée au plus | moet worden ingediend uiterlijk vijftien dagen vóór het einde van de |
tard quinze jours avant l'expiration du délai octroyé (article XX.59, | toegekende termijn (artikel XX.59, § 1, vierde lid). De rechtbank |
§ 1er, alinéa 4). Le tribunal statue sur le rapport du juge-délégué, | oordeelt op verslag van de gedelegeerd rechter, die zijn verslag in |
qui dépose son rapport dans le registre au moins deux jours ouvrables | het register neerlegt uiterlijk twee dagen vóór de zitting (artikel |
avant l'audience (article XX.59, § 1er, alinéa 2). La durée maximale | XX.59, § 1, tweede lid). De maximale duur van de verlengde opschorting |
du sursis ainsi prorogé ne peut excéder douze mois à compter du | bedraagt twaalf maanden vanaf het vonnis dat de opschorting toestaat, |
jugement accordant le sursis, mais, dans des circonstances | doch kan in buitengewone omstandigheden en als het belang van de |
exceptionnelles et si les intérêts des créanciers le permettent, ce | schuldeisers dit toelaat, worden verlengd met maximaal zes maanden |
délai peut être prorogé de six mois au maximum (article XX.59, § 1er, | (artikel XX.59, § 1, derde lid, en § 2). Krachtens het in het geding |
alinéa 3, et § 2). En vertu de l'article XX.59, § 3, en cause, du Code | zijnde artikel XX.59, § 3, van het Wetboek van economisch recht staat |
de droit économique, la décision relative à la requête en prorogation | tegen de beslissing inzake het verzoek tot verlenging van de |
du sursis n'est susceptible ni d'opposition ni d'appel. | opschorting geen verzet of hoger beroep open. |
B.1.4. L'article XX.59 du Code de droit économique a repris dans une | B.1.4. Artikel XX.59 van het Wetboek van economisch recht heeft in |
large mesure l'article 38 de la loi du 31 janvier 2009 « relative à la | grote mate artikel 38 van de wet van 31 januari 2009 « betreffende de |
continuité des entreprises » (ci-après : la loi du 31 janvier 2009), | continuïteit van de ondernemingen » (hierna : de wet van 31 januari |
lequel disposait également qu'une décision relative à une requête en | 2009) overgenomen, dat eveneens bepaalde dat geen verzet of hoger |
prorogation du sursis n'était susceptible ni d'opposition ni d'appel. | beroep mogelijk was tegen een beslissing inzake het verzoek tot verlenging van de opschorting. |
B.2. Le juge a quo demande à la Cour si l'article XX.59, § 3, du Code | B.2. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of artikel |
de droit économique viole les articles 10 et 11 de la Constitution, en | XX.59, § 3, van het Wetboek van economisch recht de artikelen 10 en 11 |
ce qu'il ne permet pas au débiteur dont la requête en prorogation du | van de Grondwet schendt, doordat geen hoger beroep kan worden |
sursis est rejetée d'interjeter appel de ce jugement, alors qu'un | ingesteld tegen een vonnis waarbij een verzoek van de schuldenaar tot |
débiteur confronté à la fin anticipée de la procédure de | verlenging van de opschorting wordt geweigerd, terwijl een schuldenaar |
wel hoger beroep kan instellen tegen een beslissing tot voortijdige | |
réorganisation judiciaire peut former appel de cette décision. | beëindiging van de procedure van gerechtelijke reorganisatie. |
B.3.1. Le Conseil des ministres fait valoir que la partie demanderesse | B.3.1. De Ministerraad voert aan dat de eisende partij voor de |
devant le juge a quo, dans son mémoire, étend doublement la portée de | verwijzende rechter in zijn memorie de draagwijdte van de |
la question préjudicielle reproduite plus haut : d'une part, en | bovenvermelde prejudiciële vraag op dubbele wijze uitbreidt : |
enerzijds door het aanvoeren van een extra categorie van | |
ajoutant une catégorie supplémentaire de justiciables, à savoir la | rechtzoekenden waarmee dient te worden vergeleken, namelijk de |
catégorie des justiciables souhaitant interjeter appel d'un jugement | categorie van rechtzoekenden die een vonnis wensen aan te vechten |
refusant la demande d'ouverture d'une procédure de réorganisation | waarbij het verzoek tot opening van een procedure tot gerechtelijke |
judiciaire, aux catégories à comparer et, d'autre part, en invoquant « | reorganisatie werd geweigerd, en anderzijds door « de rechten van |
les droits de la défense » comme norme de référence. | verdediging » als referentienorm op te werpen. |
B.3.2. Les parties devant la Cour ne peuvent modifier ou étendre la | B.3.2. De partijen voor het Hof vermogen de draagwijdte van een |
portée d'une question préjudicielle. C'est en effet à la seule | prejudiciële vraag niet te wijzigen of uit te breiden. Het komt immers |
juridiction a quo qu'il appartient de décider quelles sont les | alleen aan het verwijzende rechtscollege toe te oordelen welke |
questions préjudicielles qui doivent être posées à la Cour et de | prejudiciële vragen hij aan het Hof dient te stellen en daarbij de |
déterminer ainsi l'étendue de la saisine. | omvang van de saisine te bepalen. |
L'examen de la question ne peut donc être étendu à la comparaison de | Het onderzoek van de vraag kan bijgevolg niet worden uitgebreid tot |
catégories de justiciables autres que celles qui sont mentionnées en | een vergelijking van andere categorieën van rechtzoekenden dan diegene |
B.2, ni à un contrôle de la disposition en cause au regard des « | die in B.2 worden vermeld, noch tot een toetsing van de in het geding |
droits de la défense ». | zijnde bepaling aan « de rechten van verdediging ». |
B.4. Le principe d'égalité et de non-discrimination n'exclut pas | B.4. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit |
qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de | dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt |
personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et | ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust |
qu'elle soit raisonnablement justifiée. | en het redelijk verantwoord is. |
L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant | Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld |
compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la | rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel |
nature des principes en cause; le principe d'égalité et de non-discrimination est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. B.5. Sauf en matière pénale, il n'existe aucun principe général garantissant le double degré de juridiction. Toutefois, lorsque le législateur prévoit une faculté d'appel, il ne peut priver une catégorie déterminée de justiciables de cette faculté sans justification raisonnable. Le droit à un accès égal à la justice en second degré de juridiction ne s'applique que dans le cadre d'une même procédure. En effet, une différence de traitement entre certaines catégories de personnes qui résulte de l'application de règles de procédure différentes dans des circonstances différentes n'est pas discriminatoire en soi. Il ne pourrait y avoir de discrimination que si la différence de traitement résultant de l'application de ces règles de procédure entraînait une limitation disproportionnée des droits des parties concernées. B.6.1. La Cour doit par conséquent examiner si la différence de traitement qui résulte de la disposition en cause porte une atteinte disproportionnée aux droits des débiteurs dont la requête en prorogation du sursis est refusée. | en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. B.5. Er bestaat, behalve in strafzaken, geen algemeen beginsel waarbij de dubbele aanleg wordt gewaarborgd. Wanneer de wetgever evenwel in de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen voorziet, mag hij die mogelijkheid niet zonder redelijke verantwoording aan een bepaalde categorie van rechtzoekenden ontzeggen. Het recht op gelijke toegang tot de rechter in tweede aanleg geldt enkel in het kader van eenzelfde procedure. Een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende procedureregels in verschillende omstandigheden houdt immers op zich geen discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die procedureregels, een onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. B.6.1. Het Hof dient derhalve te onderzoeken of het verschil in behandeling dat uit de in het geding zijnde bepaling voortvloeit op onevenredige wijze afbreuk doet aan de rechten van schuldenaars van wie het verzoek tot verlenging van de opschorting wordt geweigerd. B.6.2. Krachtens artikel XX.46 van het Wetboek van economisch recht |
B.6.2. En vertu de l'article XX.46 du Code de droit économique, le | bepaalt de ondernemingsrechtbank, wanneer zij de procedure van |
tribunal de l'entreprise, lorsqu'il déclare ouverte la procédure de | gerechtelijke reorganisatie geopend verklaart, de duur van de |
réorganisation judiciaire, fixe la durée du sursis, qui ne peut être supérieure à six mois. Ce jugement, que le tribunal rend après avoir convoqué et entendu le débiteur (à moins que celui-ci ait renoncé à ce droit) et après avoir entendu le rapport du juge-délégué, est susceptible d'appel en vertu de l'article XX.47 du Code de droit économique. La disposition en cause prévoit la possibilité pour le débiteur de demander au tribunal de proroger le sursis ainsi fixé. Le tribunal statue sur le rapport du juge-délégué, que ce dernier dépose, au plus tard deux jours ouvrables avant l'audience, dans le registre qui peut également être consulté par le débiteur. Il découle du principe général des droits de la défense que le débiteur qui a introduit une requête en prorogation du délai du sursis doit être convoqué et entendu, à moins qu'il ait renoncé à ce droit (voy. en ce sens, en ce | opschorting, die maximaal zes maanden bedraagt. Tegen dat vonnis, dat door de rechtbank wordt gewezen na de schuldenaar te hebben opgeroepen en gehoord (tenzij hij van dat recht afstand heeft gedaan) en na het verslag van de gedelegeerd rechter te hebben gehoord, staat krachtens artikel XX.47 van het Wetboek van economisch recht hoger beroep open. De in het geding zijnde bepaling voorziet in de mogelijkheid voor de schuldenaar om aan de rechtbank de verlenging van de aldus vastgestelde opschorting te vragen. De rechtbank oordeelt op verslag van de gedelegeerd rechter, die zijn verslag uiterlijk twee werkdagen vóór de zitting neerlegt in het register dat ook door de schuldenaar kan worden geraadpleegd. Uit het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging vloeit voort dat de schuldenaar die een verzoek tot verlenging van de opschorting heeft ingesteld, moet worden opgeroepen en gehoord, tenzij hij van dat recht afstand heeft gedaan (zie in die |
qui concerne l'ancien article 38, § 1er, de la loi du 31 janvier 2009 | zin inzake het vroegere artikel 38, § 1, van de wet van 31 januari |
: Cass., 5 septembre 2013, C.13.0047.N). | 2009 : Cass. 5 september 2013, C.13.0047.N). |
B.6.3. Il relève du pouvoir d'appréciation du législateur de limiter | B.6.3. Het behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever om |
la décision relative à la requête du débiteur en prorogation du sursis | de beslissing inzake het verzoek van de schuldenaar tot verlenging van |
à un seul degré de juridiction ou de prévoir à cet effet un double degré de juridiction. A cet égard, il peut tenir compte de la préoccupation de ne pas alourdir ni ralentir inutilement la procédure de réorganisation judiciaire. Ce faisant, il doit également mettre en balance les intérêts du débiteur et ceux des créanciers, lesquels ne peuvent faire valoir pleinement leurs droits pendant le sursis. B.6.4. Il peut être admis que le législateur a tenu compte des difficultés pratiques qu'entraînerait la réformation d'une décision de non-prorogation du sursis. | de opschorting tot een enkele aanleg te beperken, dan wel daarvoor in een dubbele aanleg te voorzien. Hij vermag daarbij rekening te houden met de bekommernis om de procedure van gerechtelijke reorganisatie niet nodeloos te verzwaren en te vertragen. Daarbij dient hij ook een afweging te maken tussen de belangen van de schuldenaar en de belangen van de schuldeisers, die hun rechten niet onverkort kunnen laten gelden tijdens de opschorting. B.6.4. Het kan worden aangenomen dat de wetgever rekening hield met de praktische moeilijkheden die een hervorming van een beslissing tot niet-verlenging van de opschorting tot gevolg zou hebben. Een vonnis waarbij de verlenging van de opschorting wordt geweigerd, |
Un jugement refusant la prorogation du sursis a pour conséquence que | heeft tot gevolg dat de opschorting bij het einde van de initieel |
le sursis prend effectivement fin à l'expiration du délai initialement | vastgestelde termijn effectief een einde neemt. Overeenkomstig artikel |
fixé. Conformément à l'article XX.63, alinéa 2, du Code de droit | XX.63, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht zullen de |
économique, les créanciers pourront à nouveau exercer leurs droits et | schuldeisers, vanaf het moment van het verstrijken van de opschorting, |
actions à compter du moment où le sursis aura expiré. Dès lors que, en | opnieuw volledig hun rechten en vorderingen kunnen uitoefenen. |
vertu de l'article 1397 du Code judiciaire, un appel est en principe | Aangezien een hoger beroep krachtens artikel 1397 van het Gerechtelijk |
dépourvu d'effet suspensif, tel serait aussi le cas si un appel était | Wetboek in beginsel geen schorsende werking heeft, zou dit eveneens |
formé contre le jugement refusant la prorogation du sursis. | het geval zijn indien hoger beroep zou worden ingesteld tegen het |
Une éventuelle réformation de ce jugement en appel pourrait dès lors | vonnis waarbij de verlenging van de opschorting wordt geweigerd. |
Een eventuele hervorming van dat vonnis in hoger beroep zou dan ook | |
avoir des répercussions juridiques complexes sur la suite du processus | complexe rechtsgevolgen kunnen veroorzaken bij de verdere afhandeling |
de la réorganisation judiciaire. | van de gerechtelijke reorganisatie. |
B.6.5. La circonstance que le jugement ordonnant la fin anticipée de | B.6.5. Het feit dat wel een hoger beroep openstaat tegen het vonnis |
la procédure de réorganisation judiciaire en vertu des articles XX.61 | waarbij op grond van de artikelen XX.61 en XX.62 van het Wetboek van |
et XX.62 est susceptible d'appel se justifie par le fait que, dans ce | economisch recht de procedure van gerechtelijke reorganisatie |
cas, le tribunal modifie la situation protégée du débiteur dans un | voortijdig wordt beëindigd, wordt verantwoord door het feit dat de |
sens contraire à ce qui avait été établi et de manière défavorable. | beschermde situatie van de schuldenaar in dat geval anders dan |
Ce n'est pas le cas du débiteur qui voit le sursis prendre fin en | vooropgesteld en nadelig door de rechtbank wordt gewijzigd. |
raison de l'expiration du délai préalablement fixé par le juge lors de | Dat is niet het geval voor de schuldenaar die de opschorting beëindigd |
l'ouverture de la réorganisation judiciaire et qui ne parvient pas à | ziet door het verstrijken van de termijn die door de rechter werd |
convaincre la juridiction compétente de proroger la période protégée. | vooropgesteld bij het openen van de gerechtelijke reorganisatie en die |
Dans ce cas, la procédure de réorganisation judiciaire suit son cours | er niet in slaagt het bevoegde rechtscollege te overtuigen om de |
normal. Le législateur a pu estimer qu'il n'était pas nécessaire de | beschermde periode te verlengen. In dat geval kent de procedure van de |
gerechtelijke reorganisatie haar normale verloop. De wetgever vermocht | |
prévoir un second degré de juridiction dans pareil cas. | een tweede aanleg in dat geval niet noodzakelijk te vinden. |
B.6.6. En outre, les décisions prises en vertu de l'article XX.59 du | B.6.6. Bovendien staat cassatieberoep open tegen beslissingen die |
Code de droit économique sont susceptibles de pourvoi en cassation. | worden genomen op grond van artikel XX.59 van het Wetboek van |
Dès lors que le législateur n'a pas expressément exclu les voies de | economisch recht. Aangezien de wetgever de buitengewone rechtsmiddelen |
recours extraordinaires, un justiciable intéressé peut exercer ces | niet uitdrukkelijk heeft uitgesloten, kan een belanghebbende |
voies de recours contre une décision relative à une requête en | rechtzoekende die rechtsmiddelen aanwenden tegen een beslissing inzake |
prorogation du délai du sursis (voy. en ce sens, en ce qui concerne | het verzoek tot verlenging van de termijn van opschorting (zie in die |
l'ancien article 38, § 1er, de la loi du 31 janvier 2009 : Cass., 5 | zin inzake het vroegere artikel 38, § 1, van de wet van 31 januari |
septembre 2013, C.13.0047.N). | 2009 : Cass. 5 september 2013, C.13.0047.N). |
En conséquence, le justiciable a la possibilité de soumettre au | Dienvolgens heeft de rechtzoekende de mogelijkheid de wettigheid van |
contrôle de la Cour de cassation la légalité du refus de la | de weigering van de verlenging van de opschorting te laten beoordelen |
prorogation du sursis. | door het Hof van Cassatie. |
B.7. La question préjudicielle appelle une réponse négative. | B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article XX.59, § 3, du Code de droit économique ne viole pas les | Artikel XX.59, § 3, van het Wetboek van economisch recht schendt de |
articles 10 et 11 de la Constitution. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
la Cour constitutionnelle, le 15 juillet 2021. | op 15 juli 2021. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
Le président, | De voorzitter, |
L. Lavrysen | L. Lavrysen |