Extrait de l'arrêt n° 108/2020 du 16 juillet 2020 Numéro du rôle : 7167 En cause : la question préjudicielle relative aux articles 848 à 850 du Code judiciaire et aux articles 152 et 209bis du Code d'instruction criminelle, posée par la Cour La Cour constitutionnelle, composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges T. Merckx-V(...) | Uittreksel uit arrest nr. 108/2020 van 16 juli 2020 Rolnummer 7167 In zake: de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek en de artikelen 152 en 209bis van het Wetboek van strafvordering, gesteld door Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters T. M(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 108/2020 du 16 juillet 2020 | Uittreksel uit arrest nr. 108/2020 van 16 juli 2020 |
Numéro du rôle : 7167 | Rolnummer 7167 |
En cause : la question préjudicielle relative aux articles 848 à 850 | In zake: de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 848 tot 850 |
du Code judiciaire et aux articles 152 et 209bis du Code d'instruction | van het Gerechtelijk Wetboek en de artikelen 152 en 209bis van het |
criminelle, posée par la Cour d'appel de Gand. | Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges T. | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters T. |
Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman et M. Pâques, assistée | Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, |
du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président A. Alen, | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par arrêt du 24 avril 2019, dont l'expédition est parvenue au greffe | Bij arrest van 24 april 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het |
de la Cour le 29 avril 2019, la Cour d'appel de Gand a posé la | Hof is ingekomen op 29 april 2019, heeft het Hof van Beroep te Gent de |
question préjudicielle suivante : | volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« Les articles 848 à 850 du Code judiciaire et les articles 152 et | « Schenden de artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek en de |
209bis du Code d'instruction criminelle violent-ils les articles 10 et | artikelen 152 en 209bis van het Wetboek van Strafvordering de |
11 de la Constitution, lus en combinaison avec l'article 6 de la | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 |
Convention européenne des droits de l'homme, interprétés en ce sens | EVRM, in die zin geïnterpreteerd dat een procespartij, nadat namens |
qu'une partie litigante, après que des conclusions ont été prises en | haar conclusies werden genomen conform een beschikking op grond van |
son nom conformément à une ordonnance rendue en vertu de l'article 152 | artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering, evenwel zonder dat zij |
du Code d'instruction criminelle, sans toutefois qu'elle ait eu | |
connaissance de leur contenu et ne les a ni permises ni ratifiées, | kennis had van de inhoud en deze niet toegelaten noch bekrachtigd |
n'aurait pas le droit de faire déclarer ces conclusions non avenues, | heeft, het recht niet zou hebben om deze conclusies van onwaarde te |
alors qu'une autre partie litigante, après que des conclusions ont été | laten verklaren, terwijl een andere procespartij, nadat namens haar |
prises en son nom conformément à une ordonnance rendue sur la base de | conclusies werden genomen conform een beschikking op grond van artikel |
l'article 747 du Code judiciaire, sans toutefois qu'elle ait eu | 747 van het Gerechtelijk Wetboek, evenwel zonder dat zij kennis had |
connaissance de leur contenu et qu'elle ne les a ni permises ni | van de inhoud en deze niet toegelaten noch bekrachtigd heeft, wel het |
ratifiées, a le droit de faire déclarer ces conclusions non avenues ? | recht heeft om deze conclusies van onwaarde te laten verklaren ? ». |
». Le 21 mai 2019, en application de l'article 72, alinéa 1er, de la loi | Op 21 mei 2019 hebben de rechters-verslaggevers R. Leysen en T. Giet, |
met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 | |
spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, les | januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis |
juges-rapporteurs R. Leysen et T. Giet ont informé la Cour qu'ils | gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen |
pourraient être amenés à proposer de mettre fin à l'examen de | het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op |
l'affaire par un arrêt rendu sur procédure préliminaire. | voorafgaande rechtspleging. |
(...) | (...) |
Par ordonnance du 9 juillet 2019, la Cour a décidé de poursuivre | Bij beschikking van 9 juli 2019 heeft het Hof beslist de zaak |
l'examen de l'affaire suivant la procédure ordinaire. | overeenkomstig de gewone rechtspleging voort te zetten. |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. Le juge a quo demande à la Cour si les articles 848 à 850 du Code | B.1. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of de |
judiciaire et les articles 152 et 209bis du Code d'instruction criminelle sont compatibles avec les articles 10 et 11 de la Constitution, lus en combinaison avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce qu'une partie litigante devant une juridiction répressive n'aurait pas le droit de faire déclarer non avenues des conclusions qui ont été introduites par son conseil, alors qu'une partie litigante devant une juridiction civile dispose de ce droit. La question préjudicielle invite ainsi à comparer la situation des justiciables qui souhaitent désavouer leur conseil devant une juridiction civile et celle des justiciables qui souhaitent désavouer leur conseil devant une juridiction répressive. | artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek en de artikelen 152 en 209bis van het Wetboek van strafvordering bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre een procespartij voor een strafgerecht niet het recht zou hebben om conclusies die werden ingediend door haar raadsman, van onwaarde te laten verklaren, terwijl een procespartij voor een burgerlijk rechtscollege wel over dat recht beschikt. In de prejudiciële vraag wordt aldus verzocht de situatie van de rechtzoekenden die bij een burgerlijk rechtscollege een vordering tot ontkentenis tegen hun raadsman wensen in te stellen, te vergelijken met de situatie van de rechtzoekenden die voor een strafgerecht een vordering tot ontkentenis tegen hun raadsman wensen in te stellen. |
B.2. Les articles 848 à 850 du Code judiciaire, qui constituent le | B.2. De artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek, die |
chapitre VI (« Le désaveu ») du titre III (« Des incidents et de la | hoofdstuk VI (« Ontkentenis van proceshandelingen ») van titel III (« |
preuve ») du livre II (« L'instance ») de la quatrième partie (« De la | Tussengeschillen en bewijs ») van boek II (« Geding ») van deel IV (« |
procédure civile ») du Code judiciaire, disposent : « Art. 848.Dans le cas où un acte de procédure aurait été accompli au nom d'une personne en l'absence de toute représentation légale sans qu'elle l'ait ordonné, permis ou ratifié, même tacitement, elle pourra demander au juge de le déclarer non avenu. Il en sera de même des actes d'instruction accomplis et des décisions rendues ensuite de l'acte ainsi déclaré non avenu. Les autres parties litigantes peuvent introduire les mêmes demandes à moins que la personne au nom de laquelle l'acte a été accompli ne le ratifie ou ne le confirme en temps utile. |
Burgerlijke rechtspleging ») van het Gerechtelijk Wetboek vormen, bepalen : « Art. 848.Ingeval een proceshandeling wordt verricht namens een persoon, buiten iedere wettelijke vertegenwoordiging, zonder dat deze die handeling, zelfs stilzwijgend, heeft gelast, toegelaten of bekrachtigd, kan hij de rechter verzoeken die handeling van onwaarde te verklaren. Dit geldt eveneens voor de reeds gedane onderzoeksverrichtingen en voor de beslissingen gewezen ingevolge de van onwaarde verklaarde handeling. De andere partijen in het geding kunnen dezelfde vordering indienen, tenzij de persoon namens wie de handeling is verricht, deze bekrachtigt of te bekwamer tijd bevestigt. |
Art. 849.Lorsque l'affaire est pendante devant le juge, au premier ou |
Art. 849.Wanneer de zaak voor de rechter aanhangig is in eerste of |
au second degré de juridiction, la demande en désaveu prévue à l'article 848 est formée selon les règles des interventions. Si une voie de recours demeure ouverte, la demande en désaveu peut être introduite ensemble avec cette voie de recours. Dans les autres cas, la demande en désaveu est formée ensemble avec la requête civile, comme il est dit à l'article 1134. Toute demande en désaveu est communiquée au ministère public. Le désavoué peut être condamné aux dommages-intérêts envers le demandeur et les autres parties. Art. 850.Le juge peut, à la demande d'une partie, refuser de faire état de l'offre, de l'aveu ou de l'acquiescement qui ne seraient pas justifiés par la signature de celui dont ils émanent ou de son fondé de pouvoir spécial ». |
tweede aanleg, wordt de in artikel 848 bedoelde vordering tot ontkentenis gedaan volgens de regels van de tussenkomst. Blijft er een rechtsmiddel mogelijk, dan kan de vordering tot ontkentenis ingediend worden samen met dit rechtsmiddel. In de andere gevallen wordt de vordering tot ontkentenis ingediend samen met de herroeping van het gewijsde zoals gezegd wordt in artikel 1134. Iedere vordering tot ontkentenis wordt aan het openbaar ministerie medegedeeld. Degene tegen wie de vordering tot ontkentenis is toegewezen, kan worden veroordeeld tot schadevergoeding jegens de eiser en jegens de andere partijen. Art. 850.De rechter kan, op verzoek van een partij, weigeren rekening te houden met de aanbieding, erkenning of toestemming die niet gewettigd is door de handtekening van degene van wie zij uitgaat of van zijn bijzondere gemachtigde ». |
B.3. Le litige pendant devant le juge a quo concerne un appel formé | B.3. Het geschil dat voor de verwijzende rechter hangende is, betreft |
contre un jugement du tribunal correctionnel. Dans le cadre de cet | een hoger beroep tegen een vonnis van de correctionele rechtbank. In |
appel, le prévenu souhaite introduire une procédure en désaveu de son | het kader van dat hoger beroep wenst de beklaagde een procedure tot |
conseil précédent, au motif que, dans la procédure devant la Cour | ontkentenis in te stellen tegen zijn vorige raadsman, doordat |
d'appel, des conclusions auraient été déposées conformément aux | conclusies in de procedure voor het Hof van Beroep, overeenkomstig de |
articles 152 et 209bis du Code d'instruction criminelle, sans que le | artikelen 152 en 209bis van het Wetboek van strafvordering, zouden |
prévenu ait connaissance de leur contenu et sans qu'il ait permis ou | zijn neergelegd zonder dat beklaagde kennis had van de inhoud en |
ratifié cet acte de procédure. | zonder dat die laatste die proceshandeling heeft toegelaten of |
B.4. Les articles 848 à 850 du Code judiciaire organisent la procédure | bekrachtigd. B.4. Bij de artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek wordt |
de procedure geregeld die het mogelijk maakt een vordering tot | |
ontkentenis in te stellen tegen een persoon die, zonder lastgeving of | |
permettant de désavouer une personne qui aurait accompli un acte de | met overschrijding van de grenzen ervan, een proceshandeling zou |
procédure sans mandat ou en en dépassant les limites. Le juge pourra | hebben verricht. De rechter zal de aldus verrichte proceshandeling |
déclarer non avenu l'acte de procédure ainsi accompli, ainsi que, le | alsook, in voorkomend geval, de reeds gedane onderzoeksverrichtingen |
cas échéant, les actes d'instruction accomplis et des décisions | en de beslissingen gewezen ingevolge de van onwaarde verklaarde |
rendues ensuite de l'acte ainsi déclaré non avenu (article 848, | handeling, van onwaarde kunnen verklaren (artikel 848, eerste en |
alinéas 1er et 2, du Code judiciaire). | tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek). |
La demande en désaveu peut être introduite par la personne au nom de | De vordering tot ontkentenis kan worden ingediend door de persoon |
laquelle l'acte a été accompli (article 848, alinéa 1er, du Code | namens wie de handeling is verricht (artikel 848, eerste lid, van het |
judiciaire) ou par les autres parties litigantes (articles 848, alinéa | Gerechtelijk Wetboek) of door de andere partijen in het geding |
3, et 850 du Code judiciaire), sauf lorsque la partie au nom de laquelle l'acte a été posé l'a ratifié ou confirmé en temps utile (article 848, alinéa 3, du Code judiciaire). La demande en désaveu peut être incidente, formée selon les règles des interventions, lorsque l'affaire est pendante devant le juge, au premier ou au second degré de juridiction (article 849, alinéa 1er, du Code judiciaire). Elle peut également être introduite ensemble avec une voie de recours, si une voie de recours demeure ouverte (article 849, alinéa 2, du Code judiciaire), ou, dans les autres cas, ensemble | (artikelen 848, derde lid, en 850 van het Gerechtelijk Wetboek), behalve wanneer de partij namens wie de handeling is verricht, die heeft bekrachtigd of te bekwamer tijd heeft bevestigd (artikel 848, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek). De vordering tot ontkentenis kan een tussenvordering zijn en wordt gedaan volgens de regels van de tussenkomst, wanneer de zaak voor de rechter aanhangig is in eerste of tweede aanleg (artikel 849, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek). Zij kan ook worden ingediend samen met een rechtsmiddel, indien er een rechtsmiddel mogelijk blijft (artikel 849, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek), of, in de andere gevallen, samen met de herroeping van het gewijsde zoals |
avec la requête civile, comme il est dit à l'article 1134 du Code | bepaald in artikel 1134 van het Gerechtelijk Wetboek (artikel 849, |
derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek). | |
judiciaire (article 849, alinéa 3, du Code judiciaire). | Degene tegen wie de vordering tot ontkentenis is toegewezen, kan |
Le désavoué peut être condamné aux dommages-intérêts envers le | worden veroordeeld tot schadevergoeding jegens de eiser en jegens de |
demandeur et les autres parties (article 849, alinéa 5, du Code | andere partijen (artikel 849, vijfde lid, van het Gerechtelijk |
judiciaire). La personne contre laquelle la demande en désaveu est | Wetboek). De persoon tegen wie de vordering tot ontkentenis is |
introduite doit, dans le respect des droits de la défense, être mise à | ingediend, moet, met inachtneming van de rechten van de verdediging, |
la cause (Cass., 16 mars 2016, P.15.1662.F). | bij de zaak worden betrokken (Cass., 16 maart 2016, P.15.1662.F). |
B.5.1. En ce qui concerne le champ d'application des dispositions en | B.5.1. Wat het toepassingsgebied van de in het geding zijnde |
cause, la Cour de cassation a jugé qu'elles ne s'appliquent pas devant | bepalingen betreft, heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat zij niet |
les juridictions répressives (Cass., 11 février 1986, Pas., 1986, I, | van toepassing zijn voor de strafgerechten (Cass., 11 februari 1986, |
n° 373; 15 décembre 2004, P.04.1590.F; 24 septembre 2014, P.14.0022.F; | Arr. Cass., 1986, nr. 373; 15 december 2004, P.04.1590.F; 24 september |
16 mars 2016, P.15.1662.F), dès lors que « le Code d'instruction | 2014, P.14.0022.F; 16 maart 2016, P.15.1662.F) aangezien « het Wetboek |
criminelle qui régit la représentation du prévenu ne permet pas que | van Strafvordering, dat de vertegenwoordiging van de beklaagde regelt, |
celle-ci suscite des incidents qui risqueraient de retarder la | [...] niet [toestaat] dat dit tussengeschillen veroorzaakt die de |
procédure » (Cass., 24 septembre 2014, P.14.0022.F). | rechtspleging dreigen te vertragen » (Cass., 24 september 2014, |
P.14.0022.F). | |
B.5.2. En ce qui concerne la possibilité d'introduire une demande en | B.5.2. Wat de mogelijkheid betreft om een vordering tot ontkentenis in |
désaveu, telle qu'elle est réglée par les articles 848 à 850 du Code | te dienen, zoals zij is geregeld bij de artikelen 848 tot 850 van het |
judiciaire, les catégories de personnes visées dans la question | Gerechtelijk Wetboek, worden de in de prejudiciële vraag beoogde |
préjudicielle sont dès lors traitées différemment. | categorieën van personen derhalve verschillend behandeld. |
B.6. La différence de traitement entre certaines catégories de | B.6. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van |
personnes qui découle de l'application de règles procédurales | personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende |
différentes dans des circonstances différentes n'est pas | procedureregels in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen |
discriminatoire en soi. Il ne pourrait être question de discrimination | discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het |
que si la différence de traitement qui découle de l'application de ces | verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die |
règles de procédure entraînait une limitation disproportionnée des | procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van de |
droits des personnes concernées. | daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. |
B.7. Par son arrêt n° 21/2018 du 22 février 2018, la Cour a jugé que | B.7. Bij zijn arrest nr. 21/2018 van 22 februari 2018 heeft het Hof |
le fait que le Code d'instruction criminelle ne prévoie pas une | geoordeeld dat het feit dat het Wetboek van strafvordering niet |
procédure spécifique en désaveu ne signifie pas que les articles 848 à | voorziet in een specifieke procedure tot ontkentenis niet betekent dat |
850 du Code judiciaire ont vocation à s'appliquer devant les | de artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek ertoe strekken |
juridictions répressives. En effet, l'application des dispositions en | van toepassing te zijn voor de strafgerechten. De toepassing van de in |
cause à la procédure pénale organisée par le Code d'instruction | het geding zijnde bepalingen op de door het Wetboek van strafvordering |
criminelle serait manifestement contraire aux principes et objectifs | georganiseerde strafrechtspleging zou immers klaarblijkelijk strijdig |
généraux poursuivis par le Code d'instruction criminelle, à savoir les | zijn met de door het Wetboek van strafvordering nagestreefde algemene |
objectifs de célérité et d'intérêt général propres à la procédure | beginselen en doelstellingen, namelijk de doelstellingen van snelheid |
en algemeen belang die eigen zijn aan de voor de strafrechter gevoerde | |
pénale menée devant le juge répressif, et le souci de ne pas laisser | strafrechtspleging, en de zorg om tussengeschillen die rechtspleging |
des incidents retarder cette procédure (en ce sens, Cass., 24 | niet te laten vertragen (in die zin, Cass., 24 september 2014, |
septembre 2014, P.14.0022.F). | P.14.0022.F). |
B.8.1. Le prévenu qui se fait représenter par un avocat en début de | B.8.1. De beklaagde die zich in het begin van de rechtspleging laat |
procédure est présumé donner mandat à celui-ci pour le représenter | vertegenwoordigen door een advocaat wordt geacht aan die advocaat een |
jusqu'au terme de la procédure, sauf indication expresse en sens | machtiging te geven om hem te vertegenwoordigen tot het einde van de |
rechtspleging, behoudens uitdrukkelijke aanwijzing van het tegendeel | |
contraire émanant soit du prévenu, soit de son avocat. Il peut | die uitgaat ofwel van de beklaagde, ofwel van zijn advocaat. Hij kan |
également mettre en cause la responsabilité professionnelle de son | ook de beroepsaansprakelijkheid van zijn advocaat in het geding |
avocat si celui-ci pose un acte qui dépasse le mandat qu'il a reçu. | brengen indien die een handeling stelt die de lastgeving die hij heeft |
ontvangen, overschrijdt. | |
B.8.2. Dès lors que la présomption du mandat ad litem prévue par | B.8.2. Aangezien het vermoeden van het mandaat ad litem waarin is |
l'article 440 du Code judiciaire s'applique devant les juridictions | voorzien bij artikel 440 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing |
répressives (Cass., 22 décembre 1999, P.99.0154.F; 9 janvier 2007, | is voor de strafgerechten (Cass., 22 december 1999, P.99.0154.F; |
P.06.1175.N) et est réfutable (Cass., 9 février 1978, Pas., 1978, I, | Cass., 9 januari 2007, P.06.1175.N) en weerlegbaar is (Cass., 9 |
p. 688; 17 avril 1997, C.96.0051.F; 9 janvier 2007, P.06.1175.N), il | februari 1978, Arr. Cass., 1978, p. 688; 17 april 1997, C.96.0051.F; 9 |
convient de considérer qu'indépendamment de l'application des articles | januari 2007, P.06.1175.N), dient ervan te worden uitgegaan dat, los |
848 à 850 du Code judiciaire, le prévenu doit pouvoir renverser cette présomption, par toutes voies de droit et dans le respect des droits de la défense. B.8.3. Compte tenu de ce qui est dit en B.8.2, les dispositions en cause, en ce qu'elles ne s'appliquent pas devant les juridictions répressives, ne créent pas d'atteinte disproportionnée aux droits du prévenu qui souhaiterait désavouer son précédent conseil. B.9. La question préjudicielle appelle une réponse négative. Par ces motifs, la Cour | van de toepassing van de artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek, de beklaagde dat vermoeden moet kunnen weerleggen met alle middelen van recht en met inachtneming van de rechten van de verdediging. B.8.3.Rekening houdend met hetgeen is vermeld in B.8.2, leiden de in het geding zijnde bepalingen, in zoverre zij niet van toepassing zijn voor de strafgerechten, niet tot een onevenredige aantasting van de rechten van de beklaagde die tegen zijn vorige raadsman een vordering tot ontkentenis zou wensen in te stellen. B.9. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
Compte tenu de ce qui est dit en B.8.2, les articles 848 à 850 du Code | Rekening houdend met hetgeen is vermeld in B.8.2, schenden de |
judiciaire et les articles 152 et 209bis du Code d'instruction | artikelen 848 tot 850 van het Gerechtelijk Wetboek en de artikelen 152 |
criminelle ne violent pas les articles 10 et 11 de la Constitution, | en 209bis van het Wetboek van strafvordering niet de artikelen 10 en |
lus ou non en combinaison avec l'article 6 de la Convention européenne | 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van |
des droits de l'homme. | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. |
Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
la Cour constitutionnelle, le 16 juillet 2020. | op 16 juli 2020. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
Le président, | De voorzitter, |
A. Alen | A. Alen |