← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 199/2019 du 5 décembre 2019 Numéro du rôle : 7063 En cause:
la question préjudicielle relative à l'article 2272 du Code civil, posée par le Tribunal de première
instance de Flandre occidentale, division Courtrai. La composée
des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van(...)"
Extrait de l'arrêt n° 199/2019 du 5 décembre 2019 Numéro du rôle : 7063 En cause: la question préjudicielle relative à l'article 2272 du Code civil, posée par le Tribunal de première instance de Flandre occidentale, division Courtrai. La composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van(...) | Uittreksel uit arrest nr. 199/2019 van 5 december 2019 Rolnummer 7063 In zake: de prejudiciële vraag betreffende artikel 2272 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk. Het G samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. (...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 199/2019 du 5 décembre 2019 | Uittreksel uit arrest nr. 199/2019 van 5 december 2019 |
Numéro du rôle : 7063 | Rolnummer 7063 |
En cause: la question préjudicielle relative à l'article 2272 du Code | In zake: de prejudiciële vraag betreffende artikel 2272 van het |
civil, posée par le Tribunal de première instance de Flandre | Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg |
occidentale, division Courtrai. | West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen, | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. |
J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, T. Giet et R. Leysen, assistée du | Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, T. Giet en R. Leysen, |
greffier F. Meersschaut, présidée par le président A. Alen, | bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par jugement du 23 novembre 2018, dont l'expédition est parvenue au | Bij vonnis van 23 november 2018, waarvan de expeditie ter griffie van |
greffe de la Cour le 28 novembre 2018, le Tribunal de première | het Hof is ingekomen op 28 november 2018, heeft de Rechtbank van |
instance de Flandre occidentale, division Courtrai, a posé la question | eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, de volgende |
préjudicielle suivante : | prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 2272 du Code civil viole-t-il les articles 10 et 11 de la | « Schendt art. 2272 B.W. de artt. 10 en 11 van de Grondwet, door een |
Constitution en fixant à un an le délai de prescription des actions en | verjaringstermijn van één jaar te bepalen voor de vordering van |
recouvrement de factures scolaires introduites par des écoles, alors | scholen in betaling van schoolrekeningen, terwijl voor andere |
que d'autres fournisseurs de biens et services sont soumis à la | leveranciers van goederen en diensten de tienjarige termijn bepaald in |
prescription décennale prévue à l'article 2262bis du Code civil ? ». | art. 2262bis B.W. geldt ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. L'article 2272 du Code civil dispose : « L'action des huissiers de justice, pour le salaire des actes qu'ils signifient, et des commissions qu'ils exécutent; Celle des marchands, pour les marchandises qu'ils vendent aux particuliers non marchands; Celle des maîtres de pension, pour le prix de la pension de leurs élèves; et des autres maîtres, pour le prix de l'apprentissage; Celle des domestiques qui se louent à l'année, pour le payement de leur salaire, Se prescrivent par un an ». | B.1. Artikel 2272 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « De rechtsvordering van gerechtsdeurwaarders tot betaling van hun loon voor de akten die zij betekenen, en voor de opdrachten die zij uitvoeren; Die van kooplieden, wegens de koopwaren die zij verkopen aan personen die geen koopman zijn; Die van kostschoolhouders, tot betaling van het kostgeld van hun leerlingen; en van andere meesters, tot betaling van het leergeld; Die van dienstboden die zich bij het jaar verhuren, tot betaling van hun loon, verjaren door verloop van een jaar ». |
B.2. L'article 2272 du Code civil instaure un délai de prescription court d'un an pour certaines actions, dont celles des maîtres de pension, pour le prix de la pension de leurs élèves, et des autres maîtres, pour le prix de l'apprentissage. Cette disposition déroge à l'article 2262bis du même Code, en vertu duquel toutes les actions personnelles se prescrivent par dix ans. Le délai de prescription court repose sur une présomption de paiement et est motivé par le fait qu'en règle générale, aucun écrit attestant de la naissance et de l'acquittement de ces dettes n'est établi. Sur la base de l'article 2274, alinéa 2, du Code civil, la prescription cesse de courir « lorsqu'il y a eu compte arrêté, cédule ou obligation, ou citation en justice non périmée ». | B.2. Artikel 2272 van het Burgerlijk Wetboek voert een korte verjaringstermijn van één jaar in voor sommige rechtsvorderingen, waaronder die van kostschoolhouders, tot betaling van het kostgeld van hun leerlingen, en van andere meesters, tot betaling van het leergeld. Die bepaling wijkt af van artikel 2262bis van hetzelfde Wetboek, op grond waarvan alle persoonlijke rechtsvorderingen verjaren door verloop van tien jaar. De korte verjaringstermijn is gebaseerd op een vermoeden van betaling en wordt gemotiveerd door het feit dat van het ontstaan en de kwijting van dergelijke schulden doorgaans geen geschrift wordt opgesteld. Op grond van artikel 2274, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek houdt de verjaring op te lopen, « indien er een afgesloten rekening, een onderhandse of authentieke schuldbekentenis bestaat, ofwel een dagvaarding voor het gerecht, waarop geen verval van instantie is gevolgd ». |
Comme la Cour l'a déjà jugé précédemment, l'article 2272 du Code civil | Zoals het Hof reeds eerder heeft geoordeeld, dient artikel 2272 van |
doit être interprété strictement, dès lors que le délai de | het Burgerlijk Wetboek beperkend te worden geïnterpreteerd, aangezien |
prescription court déroge à la règle générale (arrêt n° 88/2007 du 20 | de korte verjaringstermijn afwijkt van de algemene regel (arrest nr. |
juin 2007 et arrêt n° 42/2019 du 14 mars 2019). | 88/2007 van 20 juni 2007 en arrest nr. 42/2019 van 14 maart 2019). |
B.3. Par son arrêt du 28 juin 2018, la Cour de cassation a interprété | B.3. Het Hof van Cassatie heeft de in het geding zijnde bepaling in |
een arrest van 28 juni 2018 in die zin uitgelegd dat zij van | |
la disposition en cause en ce sens qu'elle est applicable à toutes les | toepassing is op alle vorderingen van scholen voor de betaling van |
actions des écoles en recouvrement de factures scolaires : | schoolrekeningen : |
« En vertu de l'article 2272, alinéa 3, du Code civil, l'action des maîtres de pension, pour le prix de la pension de leurs élèves, et des autres maîtres, pour le prix de l'apprentissage, se prescrit par un an. Il ressort de la présente disposition que le but du législateur est de soumettre au délai de prescription d'un an toutes les actions liées à la dispense de l'enseignement. Une interprétation conforme à la Constitution de cette disposition ne permet par ailleurs pas d'établir une distinction selon la nature des prestations fournies dans ce cadre, ni de limiter le champ d'application uniquement à la pension et | « Volgens artikel 2272, derde lid, Burgerlijk Wetboek verjaart de rechtsvordering van kostschoolhouders, tot betaling van het kostgeld van hun leerlingen en van andere meesters, tot betaling van het leergeld, door verloop van een jaar. Uit deze bepaling blijkt de bedoeling van de wetgever om alle vorderingen die verband houden met het verschaffen van onderwijs te onderwerpen aan de eenjarige verjaringstermijn. Een grondwetconforme interpretatie van deze bepaling laat overigens niet toe hierbij een onderscheid te maken naargelang van de aard van in dat kader verstrekte prestaties en het toepassingsgebied te beperken tot louter |
à l'apprentissage » (Cass., 28 juin 2018, C.17.0705.N) (traduction | kostgeld en leergeld » (Cass., 28 juni 2018, C.17.0705.N). |
libre). B.4. Le juge a quo demande à la Cour si l'article 2272 du Code civil | B.4. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of artikel |
viole les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'il prévoit un délai de prescription d'un an pour des actions en recouvrement de factures scolaires, alors que d'autres fournisseurs de biens et services sont soumis à la prescription décennale ordinaire. B.5. En matière de prescription, la diversité des situations est telle que des règles uniformes ne sont généralement pas praticables et que le législateur doit disposer d'un large pouvoir d'appréciation lorsqu'il règle cette matière. La différence de traitement entre certaines catégories de personnes qui découle de l'application de | 2272 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat het in een verjaringstermijn van één jaar voorziet voor de vordering van scholen tot betaling van schoolrekeningen, terwijl voor andere leveranciers van goederen en diensten de gewone verjaringstermijn van tien jaar geldt. B.5. Inzake verjaring is er een zodanige verscheidenheid aan situaties dat uniforme regels in het algemeen niet haalbaar zijn en dat de wetgever moet kunnen beschikken over een ruime beoordelingsbevoegdheid wanneer hij die aangelegenheid regelt. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende verjaringstermijnen in verschillende |
délais de prescription différents dans des circonstances différentes | omstandigheden, houdt op zich geen discriminatie in. Van discriminatie |
n'est pas discriminatoire en soi. Il ne pourrait être question de | zou slechts sprake zijn indien het verschil in behandeling dat |
discrimination que si la différence de traitement qui découle de | voortvloeit uit de toepassing van die verjaringstermijnen, een |
l'application de ces délais de prescription entraînait une limitation | onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken |
disproportionnée des droits des personnes concernées. | personen met zich zou meebrengen. |
B.6. Le droit d'accès au juge ne s'oppose pas à des conditions de | B.6. Het recht op toegang tot de rechter verzet zich niet tegen |
recevabilité telles que des délais de prescription, pour autant que de | ontvankelijkheidsvoorwaarden zoals verjaringstermijnen, voor zover |
telles restrictions ne portent pas atteinte à l'essence de ce droit et | dergelijke beperkingen de essentie van dat recht niet aantasten en |
pour autant qu'elles soient proportionnées à un but légitime. Le droit | voor zover zij in een evenredige verhouding staan met een legitieme |
d'accès à un tribunal se trouve atteint lorsque sa réglementation | doelstelling. Het recht op toegang tot de rechter wordt geschonden |
cesse de servir les buts de sécurité juridique et de bonne | indien een beperking niet langer de rechtszekerheid en de goede |
administration de la justice et constitue une sorte de barrière qui | rechtsbedeling dient, maar veeleer een barrière vormt die de |
empêche le justiciable de voir son litige tranché au fond par la | rechtsonderhorige verhindert om zijn rechten door de bevoegde rechter |
juridiction compétente (CEDH, 27 juillet 2006, Efstathiou e.a. c. | te laten beoordelen (EHRM, 27 juli 2006, Efstathiou e.a. t. |
Grèce, § 24; 24 février 2009, L'Erablière ASBL c. Belgique, § 35; 17 | Griekenland, § 24; 24 februari 2009, L'Erablière ASBL t. België, § 35; |
juillet 2018, Ronald Vermeulen c. Belgique, § 43). | 17 juli 2018, Ronald Vermeulen t. België, § 43). |
La nature ou les modalités d'application d'un délai de prescription | De aard van een verjaringstermijn of de manier waarop hij wordt |
sont contraires au droit d'accès au juge si elles empêchent le | toegepast, zijn in strijd met het recht op toegang tot de rechter |
justiciable de faire usage d'un recours qui lui est en principe | indien zij de rechtsonderhorige verhinderen om een rechtsmiddel aan te |
disponible (CEDH, 12 janvier 2006, Mizzi c. Malte, § 89; 7 juillet | wenden dat in beginsel beschikbaar is (EHRM, 12 januari 2006, Mizzi t. |
2009, Stagno c. Belgique), si le respect de ce délai est tributaire de | Malta, § 89; 7 juli 2009, Stagno t. België), indien de haalbaarheid |
ervan afhankelijk is van omstandigheden buiten de wil van de verzoeker | |
circonstances échappant au pouvoir du requérant (CEDH, 22 juillet | (EHRM, 22 juli 2010, Melis t. Griekenland, § 28) of indien zij als |
2010, Melis c. Grèce, § 28) ou si elles ont pour effet que toute | gevolg hebben dat elke vordering bij voorbaat tot mislukken is gedoemd |
action sera a priori vouée à l'échec (CEDH, 11 mars 2014, Howald Moor e.a. c. Suisse). B.7. Le délai de prescription court d'un an n'empêche pas le requérant concerné d'introduire son action à temps. Il appartient au législateur d'instaurer le délai de prescription qu'il estime le plus souhaitable. La Cour ne peut sanctionner l'opportunité de ce choix, si ce dernier ne produit pas des effets disproportionnés. B.8. La question préjudicielle appelle une réponse négative. Par ces motifs, la Cour | (EHRM, 11 maart 2014, Howald Moor e.a. t. Zwitserland). B.7. De korte verjaringstermijn van één jaar verhindert de betrokken verzoeker niet zijn vordering tijdig in te stellen. Het komt de wetgever toe de meest wenselijke verjaringstermijn in te voeren. Het Hof vermag niet de opportuniteit van die keuze af te keuren wanneer zij geen onevenredige gevolgen heeft. B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 2272, alinéa 3, du Code civil ne viole pas les articles 10 | Artikel 2272, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek schendt de |
et 11 de la Constitution. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
la Cour constitutionnelle, le 5 décembre 2019. | op 5 december 2019. |
Le greffier, | De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
Le président, | De voorzitter, |
A. Alen | A. Alen |