Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 205/2019 du 19 décembre 2019 Numéro du rôle : 7133 En cause : la question préjudicielle relative à l'article III.26, § 2, du Code de droit économique, posée par le Tribunal de l'entreprise d'Anvers, division Anvers. La Cour constitutionnelle, composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen(...)"
Extrait de l'arrêt n° 205/2019 du 19 décembre 2019 Numéro du rôle : 7133 En cause : la question préjudicielle relative à l'article III.26, § 2, du Code de droit économique, posée par le Tribunal de l'entreprise d'Anvers, division Anvers. La Cour constitutionnelle, composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen(...) Uittreksel uit arrest nr. 205/2019 van 19 december 2019 Rolnummer 7133 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel III.26, § 2, van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling An Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)
COUR CONSTITUTIONNELLE GRONDWETTELIJK HOF
Extrait de l'arrêt n° 205/2019 du 19 décembre 2019 Uittreksel uit arrest nr. 205/2019 van 19 december 2019
Numéro du rôle : 7133 Rolnummer 7133
En cause : la question préjudicielle relative à l'article III.26, § 2, In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel III.26, § 2, van
du Code de droit économique, posée par le Tribunal de l'entreprise het Wetboek van economisch recht, gesteld door de
d'Anvers, division Anvers. Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Antwerpen.
La Cour constitutionnelle, Het Grondwettelijk Hof,
composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L.
J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, T. Giet et R. Leysen, assistée du Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, T. Giet en R. Leysen,
greffier F. Meersschaut, présidée par le président A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par jugement du 21 février 2019, dont l'expédition est parvenue au Bij vonnis van 21 februari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van
greffe de la Cour le 4 mars 2019, le Tribunal de l'entreprise het Hof is ingekomen op 4 maart 2019, heeft de Ondernemingsrechtbank
d'Anvers, division Anvers, a posé la question préjudicielle suivante : te Antwerpen, afdeling Antwerpen, de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« L'article III.26, § 2, [du Code de droit économique] viole-t-il les « Schendt artikel III.26, § 2 [van het Wetboek van economisch recht]
articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il dispose que l'irrecevabilité qu'il instaure est couverte si elle n'est pas proposée avant toute autre exception ou moyen de défense par la ou les parties défenderesses et en ce que cela impliquerait que le juge ne puisse pas soulever d'office cette recevabilité [lire : irrecevabilité], qui est conçue comme un mécanisme visant à sanctionner le non-respect des possibilités de contrôle au regard du droit fiscal et du droit social, alors que les parties défenderesses à l'encontre desquelles a été introduite une action qui devrait être déclarée irrecevable pour une autre raison d'ordre public peuvent effectivement bénéficier du fait que le juge puisse soulever d'office de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het bepaalt dat de onontvankelijkheid die het instelt gedekt is indien ze niet door de verwerende partij(en) voor elke andere exceptie of verweermiddel wordt ingeroepen en dit zou impliceren dat de rechter deze ontvankelijkheid [lees : onontvankelijkheid] die ingegeven is als sanctiemechanisme voor het niet-naleven van fiscaal- en sociaalrechtelijke controlemogelijkheden niet ambtshalve zou mogen opwerpen, terwijl verwerende partijen tegen wie een vordering is gericht die omwille van een andere reden van openbare orde onontvankelijk zou moeten worden verklaard wel het voordeel kunnen genieten dat de rechter deze
cette irrecevabilité ? ». onontvankelijkheid ambtshalve kan opwerpen ? ».
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
B.1. Il peut être déduit de la question préjudicielle et du jugement B.1. Uit de prejudiciële vraag en het verwijzende vonnis kan worden
de renvoi que la Cour est interrogée sur la compatibilité de l'article afgeleid dat aan het Hof een vraag wordt gesteld over de
III.26, § 2, du Code de droit économique avec les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que cette disposition crée une différence de traitement entre des parties défenderesses qui sont confrontées à une action émanant d'une entreprise non inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises et des personnes qui sont confrontées à une action émanant d'une entreprise effectivement inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises, mais pas pour l'activité sur laquelle porte le litige. La juridiction a quo insiste sur le fait que le législateur poursuit, dans les deux cas, les mêmes intérêts économiques généraux, mais que ce n'est que dans le cas d'une inscription irrégulière qu'il n'autorise pas le juge à déclarer d'office l'action irrecevable. La Cour limite son examen de la disposition en cause à cette hypothèse. bestaanbaarheid van artikel III.26, § 2, van het Wetboek van economisch recht met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat die bepaling een verschil in behandeling doet ontstaan tussen verwerende partijen die geconfronteerd worden met een vordering vanwege een onderneming die niet is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, en personen die worden geconfronteerd met een vordering vanwege een onderneming die er wel is ingeschreven, maar niet voor de activiteit waarop de vordering betrekking heeft. Het verwijzende rechtscollege legt de nadruk op het feit dat de wetgever in beide gevallen dezelfde economische algemene belangen nastreeft, maar enkel in het geval van een foutieve inschrijving niet toelaat dat de rechter de vordering ambtshalve onontvankelijk verklaart. Het Hof beperkt zijn onderzoek van de in het geding zijnde bepaling tot die hypothese.
B.2. L'article III.26, § 2, du Code de droit économique a été abrogé B.2. Artikel III.26, § 2, van het Wetboek van economisch recht werd
par l'article 2 de la loi du 2 mai 2019 « modifiant le Code de droit opgeheven bij artikel 2 van de wet van 2 mei 2019 « tot wijziging van
het Wetboek van Economisch Recht wat de inschrijving in de
économique en ce qui concerne l'inscription dans la Banque-Carrefour Kruispuntbank van Ondernemingen betreft ». Die opheffing is gebaseerd
des Entreprises ». L'abrogation de cette disposition se fonde sur op verschillende overwegingen. Uit de parlementaire voorbereiding
plusieurs considérations. Il ressort des travaux préparatoires que le blijkt dat de wetgever heeft vastgesteld dat het niet altijd eenvoudig
législateur a constaté qu'il n'est pas toujours simple ou même of zelfs mogelijk is om de juiste activiteit te identificeren.
possible d'identifier l'activité exacte. En outre, il était possible Bovendien was het mogelijk om na de verklaring van onontvankelijkheid
de régulariser l'inscription et de réintroduire l'action lorsqu'une van een vordering, de inschrijving aan te passen en de vordering
action avait été déclarée irrecevable, ce qui pouvait engendrer une opnieuw in te dienen, waardoor zowel voor de betrokken onderneming als
charge de travail et des frais supplémentaires tant pour l'entreprise voor het gerechtelijk systeem bijkomende werklast en kosten konden
concernée que pour le système judiciaire. Enfin, l'inscription ontstaan. Tot slot wordt de foutieve inschrijving reeds
irrégulière est déjà sanctionnée par des dispositions pénales (Doc. strafrechtelijk bestraft (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC
parl., Chambre, 2017-2018, DOC 54-3029/001, pp. 3-4). 54-3029/001, pp. 3-4).
B.3. Les lois de procédure étant d'application immédiate, la B.3. Aangezien procedurewetten van onmiddellijke toepassing zijn, is
modification opérée par la loi du 2 mai 2019 s'applique à partir de la de bij de wet van 2 mei 2019 doorgevoerde wijziging van toepassing
date d'entrée en vigueur de la loi, soit dix jours après sa vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet, zijnde tien dagen
publication au Moniteur belge. nadat zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Die wijziging is bijgevolg van toepassing op de procedures die
Cette modification s'applique dès lors aux procédures pendantes au 27 hangende zijn op 27 mei 2019, met name in het kader van de procedure
mai 2019, notamment dans le cadre de la procédure qui a donné lieu à die aanleiding heeft gegeven tot de vraag die te dezen bij het Hof
la question dont la Cour est saisie en l'espèce. aanhangig is gemaakt.
B.4. Compte tenu de l'abrogation de la disposition en cause et des B.4. Rekening houdend met de opheffing van de in het geding zijnde
faits de l'espèce tels qu'ils ressortent du dossier soumis au Tribunal bepaling en de feiten van de zaak zoals zij blijken uit het dossier
de l'entreprise d'Anvers, il convient de renvoyer l'affaire au juge a dat is voorgelegd aan de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen, dient de
quo, afin que celui-ci apprécie si une question préjudicielle est zaak te worden teruggezonden naar de verwijzende rechter opdat hij
encore utile. nagaat of een prejudiciële vraag nog dienstig is.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
renvoie la question préjudicielle au Tribunal de l'entreprise zendt de prejudiciële vraag terug naar de Ondernemingsrechtbank te
d'Anvers, division Anvers. Antwerpen, afdeling Antwerpen.
Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof,
la Cour constitutionnelle, le 19 décembre 2019. op 19 december 2019.
Le greffier, De griffier,
F. Meersschaut F. Meersschaut
Le président, De voorzitter,
A. Alen A. Alen
^