← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 142/2019 du 17 octobre 2019 Numéro du rôle : 6928 En cause :
la question préjudicielle relative à l'article 331ter du Code civil, posée par le tribunal de la famille
du Tribunal de première instance du Hainaut, division La Cour constitutionnelle, composée
des présidents F. Daoût et A. Alen, et des juges L. Lavrysen(...)"
Extrait de l'arrêt n° 142/2019 du 17 octobre 2019 Numéro du rôle : 6928 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 331ter du Code civil, posée par le tribunal de la famille du Tribunal de première instance du Hainaut, division La Cour constitutionnelle, composée des présidents F. Daoût et A. Alen, et des juges L. Lavrysen(...) | Uittreksel uit arrest nr. 142/2019 van 17 oktober 2019 Rolnummer 6928 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 331ter van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdel Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 142/2019 du 17 octobre 2019 | Uittreksel uit arrest nr. 142/2019 van 17 oktober 2019 |
Numéro du rôle : 6928 | Rolnummer 6928 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 331ter du | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 331ter van het |
Code civil, posée par le tribunal de la famille du Tribunal de | Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank |
première instance du Hainaut, division Tournai. | van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Doornik. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents F. Daoût et A. Alen, et des juges L. Lavrysen, | samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. |
J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. | Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, |
Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman et M. Pâques, assistée du | P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan |
greffier F. Meersschaut, présidée par le président F. Daoût, | door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par jugement du 8 mai 2018, dont l'expédition est parvenue au greffe | Bij vonnis van 8 mei 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het |
de la Cour le 18 mai 2018, le tribunal de la famille du Tribunal de | Hof is ingekomen op 18 mei 2018, heeft de familierechtbank van de |
première instance du Hainaut, division Tournai, a posé la question | Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Doornik, de volgende |
préjudicielle suivante : | prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 331ter du Code civil viole-t-il l'article 22bis de la | « Schendt artikel 331ter van het Burgerlijk Wetboek artikel 22bis van |
Constitution lu ou non en combinaison avec l'article 8 de la | de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het |
Convention européenne des droits de l'homme en ce qu'il fixe le délai | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de |
de prescription de l'action de l'enfant en matière de recherche de | verjaringstermijn van de vordering van het kind inzake het onderzoek |
paternité (article 332 du même code) à 30 ans (le délai étant suspendu | naar het vaderschap (artikel 332 van hetzelfde Wetboek) vaststelt op |
durant la minorité de l'enfant), interdisant ainsi à l'enfant de | 30 jaar (waarbij de termijn wordt geschorst tijdens de minderjarigheid |
van het kind), waardoor het het kind aldus verbiedt zowel zijn | |
connaître tant ses origines biologiques, que sa filiation paternelle; | biologische oorsprong als zijn afstamming van vaderszijde te kennen, |
alors qu'en matière de contestation de paternité, l'enfant peut | terwijl het kind, inzake de betwisting van het vaderschap, voortaan in |
désormais agir sans plus aucun obstacle de prescription de sa demande | rechte kan treden zonder nog enig beletsel van verjaring van zijn |
? ». | vordering ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. La question préjudicielle porte sur l'article 331ter du Code | B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 331ter van |
civil, qui dispose : | het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt : |
« Lorsque la loi ne prévoit pas un délai plus court, les actions | « Wanneer de wet geen kortere termijn stelt, verjaren de vorderingen |
relatives à la filiation se prescrivent par trente ans à compter du | betreffende de afstamming door verloop van dertig jaar te rekenen van |
jour où la possession d'état a pris fin ou, à défaut de possession | de dag waarop het bezit van staat geëindigd is, of, bij gebreke van |
d'état, à partir de la naissance, ou à compter du jour où l'enfant a | bezit van staat, vanaf de geboorte, of te rekenen van de dag waarop |
commencé à jouir d'une possession d'état conforme à l'état qui lui est | het kind in het bezit van staat is gekomen overeenkomstig de staat die |
contesté, sans préjudice de l'article 2252. | hem werd betwist, waarbij artikel 2252 onverkort van toepassing blijft. |
L'article 2253 n'est pas applicable. | Artikel 2253 is niet van toepassing. |
Le délai de prescription prévu par le présent article ne s'applique | De in dit artikel bepaalde verjaringstermijn geldt niet voor de op |
pas aux actions fondées sur l'article 329bis ». | artikel 329bis gegronde vorderingen ». |
A l'égard de l'enfant lui-même, ce délai est suspendu pendant sa | Ten aanzien van het kind zelf wordt die termijn geschorst tijdens zijn |
minorité (article 2252 du Code civil). | minderjarigheid (artikel 2252 van het Burgerlijk Wetboek). |
B.1.2. L'article 331ter du Code civil a été inséré par l'article 38 de | B.1.2. Artikel 331ter van het Burgerlijk Wetboek is ingevoegd bij |
la loi du 31 mars 1987 « modifiant diverses dispositions légales | artikel 38 van de wet van 31 maart 1987 « tot wijziging van een aantal |
relatives à la filiation », entrée en vigueur le 6 juin 1987, et a été | bepalingen betreffende de afstamming », in werking getreden op 6 juni |
modifié ensuite par l'article 17 de la loi du 1er juillet 2006 « | 1987, en vervolgens gewijzigd bij artikel 17 van de wet van 1 juli |
modifiant des dispositions du Code civil relatives à l'établissement | 2006 « tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met |
de la filiation et aux effets de celle-ci ». | betrekking tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan |
B.2.1. Le juge a quo interroge la Cour sur la compatibilité de la | ». B.2.1. De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de |
disposition en cause avec l'article 22bis de la Constitution, lu ou | bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met artikel 22bis |
non en combinaison avec l'article 8 de la Convention européenne des | van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van |
droits de l'homme, en ce qu'elle a pour effet que l'action en | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij tot |
recherche de paternité se prescrit par trente ans à compter du moment | gevolg heeft dat de vordering tot onderzoek naar het vaderschap |
verjaart door verloop van 30 jaar vanaf het ogenblik dat het kind | |
où l'enfant devient majeur, ce qui lui interdirait de connaître ses | meerderjarig wordt, hetgeen dat kind zou verbieden zijn oorsprong te |
origines et de voir établie sa filiation paternelle une fois le délai | kennen en zijn afstamming van vaderszijde vastgesteld te zien zodra de |
expiré, alors que l'action en contestation de paternité ne serait plus | termijn is verstreken, terwijl de vordering tot betwisting van het |
soumise à prescription. | vaderschap niet meer aan verjaring onderworpen zou zijn. |
Le jugement de renvoi ne contient aucune indication au sujet de la | Het verwijzingsvonnis bevat geen enkele aanwijzing over de reden |
raison pour laquelle la partie demanderesse devant le juge a quo n'a | waarom de eisende partij voor de verwijzende rechter geen vordering |
pas introduit d'action en recherche de paternité dans le délai prévu | tot onderzoek naar het vaderschap heeft ingesteld binnen de in de in |
par la disposition en cause. | het geding zijnde bepaling bedoelde termijn. |
B.2.2. Il ressort de la motivation du jugement de renvoi ainsi que du | B.2.2. Uit de motivering van het verwijzingsvonnis en uit de context |
contexte de l'affaire soumise au juge a quo que la question | van de aan de verwijzende rechter voorgelegde zaak blijkt dat de |
préjudicielle porte sur la compatibilité de la disposition en cause | prejudiciële vraag betrekking heeft op de bestaanbaarheid van de in |
non pas avec l'article 22bis de la Constitution, qui consacre le droit | het geding zijnde bepaling, niet met artikel 22bis van de Grondwet, |
qu'a chaque enfant au respect de son intégrité morale, physique, | waarin het recht is vastgelegd dat elk kind heeft op eerbiediging van |
zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit, maar | |
psychique et sexuelle, mais avec l'article 22 de la Constitution, qui | met artikel 22 van de Grondwet, waarin het recht op eerbiediging van |
consacre le droit au respect de la vie privée et familiale. La Cour a | het privé- en gezinsleven is vastgelegd. Het Hof heeft herhaalde malen |
jugé à plusieurs reprises que les garanties que cette disposition | geoordeeld dat de waarborgen die die bepaling biedt en die welke |
offre et celles qu'offre l'article 8 de la Convention européenne des | artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens biedt, |
droits de l'homme, qui est cité dans la question, forment un ensemble | dat in de vraag wordt aangehaald, een onlosmakelijk geheel vormen (zie |
indissociable (cf. notamment arrêts nos 32/2017 du 9 mars 2017, | met name de arresten nrs. 32/2017 van 9 maart 2017, B.15.1, en 86/2018 |
B.15.1, et 86/2018 du 5 juillet 2018, B.7.1). | van 5 juli 2018, B.7.1). |
Il ressort du mémoire du Conseil des ministres que celui-ci a compris | Uit de memorie van de Ministerraad blijkt dat hij de gestelde vraag op |
la question posée de cette manière et qu'il a pu répondre adéquatement | die manier heeft begrepen en dat hij op gepaste wijze heeft kunnen |
aux critiques formulées. | antwoorden op de geformuleerde kritiek. |
La Cour examine dès lors la question préjudicielle en ce sens. | Het Hof onderzoekt de prejudiciële vraag bijgevolg in die zin. |
B.3. L'article 22 de la Constitution dispose : | B.3. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : |
« Chacun a droit au respect de sa vie privée et familiale, sauf dans | « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn |
les cas et conditions fixés par la loi. | gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald. |
La loi, le décret ou la règle visée à l'article 134 garantissent la | De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de |
protection de ce droit ». | bescherming van dat recht ». |
L'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme dispose | Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt |
: | : |
« 1. Toute personne a droit au respect de sa vie privée et familiale, | « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn |
de son domicile et de sa correspondance. | gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. |
2. Il ne peut y avoir ingérence d'une autorité publique dans | 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking |
l'exercice de ce droit que pour autant que cette ingérence est prévue | tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien |
par la loi et qu'elle constitue une mesure qui, dans une société | en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's |
démocratique, est nécessaire à la sécurité nationale, à la sûreté | lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn |
publique, au bien-être économique du pays, à la défense de l'ordre et | van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van |
à la prévention des infractions pénales, à la protection de la santé | strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, |
ou de la morale, ou à la protection des droits et libertés d'autrui ». | of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». |
B.4. Le droit au respect de la vie privée et familiale, tel qu'il est | B.4. Het recht op de eerbiediging van het privéleven en het |
garanti par les dispositions précitées, a pour but essentiel de | gezinsleven, zoals het door de voormelde bepalingen wordt gewaarborgd, |
protéger les personnes contre des ingérences dans leur vie privée et | beoogt in wezen de personen te beschermen tegen inmengingen in hun |
familiale. | privéleven en hun gezinsleven. |
Ni l'article 22, alinéa 1er, de la Constitution ni l'article 8 de la | Artikel 22, eerste lid, van de Grondwet sluit, evenmin als artikel 8 |
Convention européenne des droits de l'homme n'excluent une ingérence | van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, een |
d'une autorité publique dans l'exercice de ce droit, mais ils exigent | overheidsinmenging in de uitoefening van dat recht niet uit, maar |
que cette ingérence soit prévue par une disposition législative | beide artikelen vereisen dat in die inmenging wordt voorzien door een |
suffisamment précise, qu'elle corresponde à un besoin social impérieux | voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan een |
dwingende maatschappelijke behoefte en dat zij evenredig is met de | |
et qu'elle soit proportionnée à l'objectif légitime qu'elle poursuit. | daarmee nagestreefde wettige doelstelling. Die bepalingen houden voor |
Ces dispositions engendrent de surcroît l'obligation positive pour | de overheid bovendien de positieve verplichting in om maatregelen te |
l'autorité publique de prendre des mesures qui assurent le respect | nemen die een daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven en het |
effectif de la vie privée et familiale, aussi dans la sphère des | gezinsleven verzekeren, ook in de sfeer van de onderlinge verhoudingen |
relations entre les individus (CEDH, 27 octobre 1994, Kroon et autres | tussen individuen (EHRM, 27 oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § |
c. Pays-Bas, § 31). | 31). |
B.5.1. Les procédures relatives à l'établissement ou à la contestation | B.5.1. De procedures met betrekking tot het vaststellen of betwisten |
de paternité concernent la vie privée, parce que la matière de la | van de vaderlijke afstamming, raken het privéleven, omdat de materie |
filiation englobe d'importants aspects de l'identité personnelle d'un | van de afstamming belangrijke aspecten van iemands persoonlijke |
individu (CEDH, 28 novembre 1984, Rasmussen c. Danemark, § 33; 24 | identiteit omvat (EHRM, 28 november 1984, Rasmussen t. Denemarken, § |
novembre 2005, Shofman c. Russie, § 30; 12 janvier 2006, Mizzi c. | 33; 24 november 2005, Shofman t. Rusland, § 30; 12 januari 2006, Mizzi |
Malte, § 102; 16 juin 2011, Pascaud c. France, §§ 48-49; 21 juin 2011, | t. Malta, § 102; 16 juni 2011, Pascaud t. Frankrijk, §§ 48-49; 21 juni |
KruAhskoviAac c. Croatie, § 20; 22 mars 2012, Ahrens c. Allemagne, § | 2011, KruAhskoviAac t. Kroatië, § 20; 22 maart 2012, Ahrens t. |
60; 12 février 2013, Krisztian Barnabàs Tóth c. Hongrie, § 28), dont | Duitsland, § 60; 12 februari 2013, Krisztiàn Barnabàs Tóth t. |
l'identité de ses géniteurs fait partie (CEDH, 7 février 2002, | Hongarije, § 28), waartoe de identiteit van zijn verwekkers behoort |
MikuliAac c. Croatie, §§ 53 et 54; 13 juillet 2006, Jäggi c. Suisse, § | (EHRM, 7 februari 2002, MikuliAac t. Kroatië, §§ 53 en 54; 13 juli |
25; 16 juin 2011, Pascaud c. France, §§ 48-49). | 2006, Jäggi t. Zwitserland, § 25; 16 juni 2011, Pascaud t. Frankrijk, |
B.5.2. Le législateur, lorsqu'il élabore un régime légal qui entraîne | §§ 48-49). B.5.2. De wetgever beschikt over een appreciatiemarge om bij de |
une ingérence de l'autorité publique dans la vie privée, jouit d'une | uitwerking van een wettelijke regeling die een overheidsinmenging in |
marge d'appréciation pour tenir compte du juste équilibre à ménager | het privéleven inhoudt, rekening te houden met een billijk evenwicht |
entre les intérêts concurrents de l'individu et de la société dans son | tussen de tegenstrijdige belangen van het individu en de samenleving |
ensemble (CEDH, 26 mai 1994, Keegan c. Irlande, § 49; 27 octobre 1994, | in haar geheel (EHRM, 26 mei 1994, Keegan t. Ierland, § 49; 27 oktober |
Kroon et autres c. Pays-Bas, § 31; 2 juin 2005, Znamenskaya c. Russie, | 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; 2 juni 2005, Znamenskaya t. |
§ 28; 24 novembre 2005, Shofman c. Russie, § 34; 20 décembre 2007, | Rusland, § 28; 24 november 2005, Shofman t. Rusland, § 34; 20 december |
Phinikaridou c. Chypre, §§ 51 à 53; 25 février 2014, Ostace c. | 2007, Phinikaridou t. Cyprus, §§ 51 tot 53; 25 februari 2014, Ostace |
Roumanie, § 33). | t. Roemenië, § 33). |
Cette marge d'appréciation du législateur n'est toutefois pas | Die appreciatiemarge van de wetgever is evenwel niet onbegrensd : |
illimitée : pour apprécier si une règle législative est compatible | opdat een wettelijke regeling verenigbaar is met het recht op |
avec le droit au respect de la vie privée, il convient de vérifier si | eerbiediging van het privéleven, moet worden nagegaan of de wetgever |
le législateur a trouvé un juste équilibre entre tous les droits et | een billijk evenwicht heeft gevonden tussen alle rechten en belangen |
intérêts en cause. Pour cela, il ne suffit pas que le législateur | die in het geding zijn. Zulks vereist dat de wetgever niet alleen een |
ménage un équilibre entre les intérêts concurrents de l'individu et de | afweging maakt tussen de belangen van het individu tegenover de |
la société dans son ensemble; il doit également ménager un équilibre | samenleving in haar geheel, maar tevens tussen de tegenstrijdige |
entre les intérêts contradictoires des personnes concernées (CEDH, 6 | belangen van de betrokken personen (EHRM, 6 juli 2010, Backlund t. |
juillet 2010, Backlund c. Finlande, § 46; 15 janvier 2013, Laakso c. | Finland, § 46; 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § 46; 29 januari |
Finlande, § 46; 29 janvier 2013, Röman c. Finlande, § 51). | 2013, Röman t. Finland, § 51). |
B.6.1. En ce qui concerne en particulier les délais prévus dans le | B.6.1. In het bijzonder voor wat de voorgeschreven termijnen in het |
droit de la filiation, la Cour européenne des droits de l'homme n'a | afstammingsrecht betreft, wordt door het Europees Hof voor de Rechten |
pas estimé que l'instauration de délais était en soi contraire à | van de Mens het invoeren van termijnen op zich niet strijdig geacht |
l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme; seule | met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens; |
la nature d'un tel délai peut être considérée comme contraire au droit | enkel de aard van een dergelijke termijn kan als strijdig worden |
au respect de la vie privée (CEDH, 6 juillet 2010, Backlund c. | beschouwd met het recht op eerbiediging van het privéleven (EHRM, 6 |
Finlande, § 45; 15 janvier 2013, Laakso c. Finlande, § 45; 29 janvier | juli 2010, Backlund t. Finland, § 45; 15 januari 2013, Laakso t. |
2013, Röman c. Finlande, § 50; 3 avril 2014, Konstantinidis c. Grèce, | Finland, § 45; 29 januari 2013, Röman t. Finland, § 50; 3 april 2014, |
§ 46). | Konstantinidis t. Griekenland, § 46). |
B.6.2. La Cour européenne des droits de l'homme admet en outre que la | B.6.2. Bovendien wordt door het Europees Hof voor de Rechten van de |
marge d'appréciation du législateur national est plus grande lorsqu'il | Mens aanvaard dat de appreciatiemarge van de nationale wetgever groter |
n'existe pas de consensus au sein des Etats membres du Conseil de | is wanneer er bij de lidstaten van de Raad van Europa geen consensus |
l'Europe concernant l'intérêt en cause ou la manière dont cet intérêt | bestaat omtrent het belang dat in het geding is of omtrent de manier |
doit être protégé (CEDH, 22 mars 2012, Ahrens c. Allemagne, § 68). De | waarop dat belang dient te worden beschermd (EHRM, 22 maart 2012, |
Ahrens t. Duitsland, § 68). Daarnaast benadrukt het Europees Hof dat | |
plus, la Cour européenne souligne qu'il ne lui incombe pas de prendre | het niet zijn taak is om, in de plaats van de nationale overheden, |
des décisions à la place des autorités nationales (CEDH, 15 janvier | beslissingen te nemen (EHRM, 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § |
2013, Laakso c. Finlande, § 41). | 41). |
B.6.3. La fixation d'un délai de prescription pour l'ouverture d'une | B.6.3. Het vaststellen van een verjaringstermijn voor het instellen |
van een vordering tot onderzoek naar het vaderschap kan worden | |
action en recherche de paternité peut se justifier par le souci de | verantwoord door de zorg om de rechtszekerheid en een definitief |
garantir la sécurité juridique et un caractère définitif aux relations | karakter van de familiebanden te waarborgen. Om vast te stellen of |
familiales. Pour établir si l'article 8 de la Convention européenne | artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens in acht |
des droits de l'homme est respecté, il y a lieu de vérifier si le | wordt genomen, dient te worden nagegaan of de wetgever een billijk |
législateur a ménagé un juste équilibre entre les droits et les | evenwicht heeft ingesteld tussen de in het geding zijnde concurrerende |
intérêts concurrents en jeu. Il faut ainsi « non seulement mesurer les | rechten en belangen. Aldus dienen « niet alleen de belangen van het |
individu te worden afgewogen tegen het algemeen belang van de | |
intérêts de l'individu à l'intérêt général de la collectivité prise | gemeenschap in haar geheel, maar dienen ook de in het geding zijnde |
dans son ensemble, mais encore peser les intérêts privés concurrents | concurrerende privébelangen tegen elkaar te worden afgewogen » (EHRM, |
en jeu » (CEDH, 20 décembre 2007, Phinikaridou c. Chypre, §§ 51 à 53). | 20 december 2007, Phinikaridou t. Cyprus, §§ 51 tot 53). |
B.6.4. Selon la Cour européenne des droits de l'homme, lorsque le | B.6.4. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet de |
législateur fixe les règles en matière de filiation, il doit non | wetgever, wanneer hij de regels inzake afstamming vaststelt, niet |
seulement tenir compte des droits des intéressés, mais aussi de la | alleen rekening houden met de rechten van de betrokkenen, maar ook met |
nature de ces droits. Lorsqu'est en cause le droit à une identité, | de aard van die rechten. Wanneer het gaat om het recht op een |
dont relève le droit de connaître son ascendance, un examen approfondi | identiteit, waartoe het recht behoort om zijn afstamming te kennen, is |
est nécessaire pour peser les intérêts en présence (CEDH, 13 juillet | een diepgaande belangenafweging noodzakelijk (EHRM, 13 juli 2006, |
2006, Jäggi c. Suisse, § 37; 3 avril 2014, Konstantinidis c. Grèce, § | Jäggi t. Zwitserland, § 37; 3 april 2014, Konstantinidis t. |
47). Même si une personne a pu développer sa personnalité sans avoir | Griekenland, § 47). Zelfs indien een persoon zijn persoonlijkheid |
de certitude quant à l'identité de son père biologique, il faut | heeft kunnen uitbouwen zonder zekerheid te hebben over de identiteit |
van zijn biologische vader, moet worden aangenomen dat het belang dat | |
admettre que l'intérêt qu'un individu peut avoir à connaître son | een individu kan hebben om zijn afstamming te kennen niet afneemt met |
ascendance ne décroît pas avec les années, bien au contraire (CEDH, 13 | de jaren, wel integendeel (EHRM, 13 juli 2006, Jäggi t. Zwitserland, § |
juillet 2006, Jäggi c. Suisse, § 40; 16 juin 2011, Pascaud c. France, | 40; 16 juni 2011, Pascaud t. Frankrijk, § 65). Het Europees Hof stelt |
§ 65). La Cour européenne constate également qu'il ressort d'une étude | eveneens vast dat uit vergelijkend onderzoek blijkt dat in een |
comparée que dans un nombre important d'Etats, l'action de l'enfant en | belangrijk aantal Staten de vordering van het kind om het vaderschap |
recherche de paternité n'est pas soumise à un délai, et qu'il existe | te doen vaststellen niet aan een termijn is gebonden en dat een |
une tendance à accorder à l'enfant une plus grande protection (CEDH, | tendens waarneembaar is om een grotere bescherming toe te kennen aan |
20 décembre 2007, Phinikaridou c. Chypre, § 58; 3 avril 2014, | het kind (EHRM, 20 december 2007, Phinikaridou t. Cyprus, § 58; 3 |
Konstantinidis c. Grèce, § 44). | april 2014, Konstantinidis t. Griekenland, § 44). |
B.6.5. La Cour européenne des droits de l'homme a jugé par ailleurs | B.6.5. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft daarenboven |
geoordeeld dat, wanneer er een termijn bestaat om een vordering tot | |
que, lorsqu'un délai pour agir en recherche de paternité existe, | onderzoek naar het vaderschap in te stellen, die termijn niet in de |
celui-ci ne doit pas faire obstacle à l'action dans l'hypothèse où | weg mag staan aan de vordering in het geval waarin het kind, vóór het |
l'enfant n'a pas eu connaissance, avant l'écoulement du délai, des | verstrijken van de termijn, geen kennis heeft gekregen van de |
circonstances se rapportant à l'identité du père, sans qu'aucune | omstandigheden in verband met de identiteit van de vader, zonder dat |
dérogation ne soit prévue (CEDH, 20 décembre 2007, Phinikaridou c. | in enige afwijking wordt voorzien (EHRM, 20 december 2007, |
Chypre, §§ 62-63). Elle a jugé à cet égard qu'il faut distinguer entre | Phinikaridou t. Cyprus, § § 62-63). Het heeft in dat verband |
les affaires dans lesquelles un requérant n'a eu aucune possibilité de | geoordeeld dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen de zaken |
connaître les faits et celles où un requérant sait avec certitude ou a | waarin een verzoeker geen enkele mogelijkheid heeft gehad om de feiten |
des raisons de supposer qui est son père mais, pour des motifs sans | te kennen en die waarin een verzoeker zeker weet of redenen heeft om |
aan te nemen wie zijn vader is maar, om redenen die geen verband | |
rapport avec la loi, ne prend aucune mesure pour engager une procédure | houden met de wet, geen enkele maatregel neemt om een procedure binnen |
dans le délai légal (ibid.). | de wettelijke termijn in te stellen (ibid.). |
B.7.1. Par son arrêt n° 18/2016 du 3 février 2016, la Cour a jugé que | B.7.1. Bij zijn arrest nr. 18/2016 van 3 februari 2016 heeft het Hof |
l'article 318, § 2, du Code civil viole l'article 22 de la | geoordeeld dat artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 |
Constitution, lu en combinaison avec l'article 8 de la Convention | van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees |
européenne des droits de l'homme, en ce qu'il impose à l'enfant âgé de | Verdrag voor de rechten van de mens, schendt in zoverre daarin aan het |
plus de 22 ans un délai d'un an à compter de la découverte du fait que | kind ouder dan 22 jaar een termijn wordt opgelegd van één jaar vanaf |
le mari de sa mère n'est pas son père pour intenter une action en | de ontdekking van het feit dat de echtgenoot van zijn moeder niet zijn |
contestation de paternité : | vader is om een vordering tot betwisting van het vaderschap in te stellen : |
« B.15. Dans une procédure judiciaire d'établissement de la filiation, | « B.15. In een gerechtelijke procedure tot vaststelling van de |
afstamming dient het recht van eenieder op vaststelling van zijn | |
le droit de chacun à l'établissement de sa filiation doit dès lors | afstamming in beginsel dan ook de overhand te krijgen op het belang |
l'emporter, en principe, sur l'intérêt de la paix des familles et de la sécurité juridique des liens familiaux. B.16. Même s'il existe ou s'il a existé des liens familiaux, concrétisés par la possession d'état, la disposition en cause porte une atteinte disproportionnée au droit au respect de la vie privée de l'enfant, en raison du court délai de prescription qui pourrait le priver de la possibilité de saisir un juge susceptible de tenir compte des faits établis ainsi que de l'intérêt de toutes les parties concernées. Par ailleurs, si l'enfant était né hors mariage et s'il avait fait | van de rust der families en de rechtszekerheid van de familiale banden. B.16. Ook al bestaan er familiale banden, geconcretiseerd door het bezit van staat, of ook al hebben ze bestaan, toch doet de in het geding zijnde bepaling op onevenredige wijze afbreuk aan het recht op eerbiediging van het privéleven van het kind, door de korte verjaringstermijn die aan het kind de mogelijkheid zou kunnen ontzeggen om zich tot een rechter te wenden die rekening kan houden met de vaststaande feiten, alsook met het belang van alle betrokken partijen. Daarenboven, indien het kind buiten het huwelijk was geboren en het |
l'objet d'une reconnaissance paternelle, il aurait pu contester | voorwerp van een vaderlijke erkenning had uitgemaakt, had het die |
celle-ci bien au-delà de l'âge de 22 ans, en application des articles | |
330 et 331ter du Code civil, tels qu'ils ont été remplacés par | erkenning met toepassing van de artikelen 330 en 331ter van het |
l'article 38 de la loi du 31 mars 1987. Il en découle une | Burgerlijk Wetboek, vervangen bij artikel 38 van de wet van 31 maart |
1987, nog ver na de leeftijd van 22 jaar kunnen betwisten. Daaruit | |
discrimination entre l'enfant soumis au délai fixé par la disposition | vloeit een discriminatie voort tussen het kind dat aan de bij de in |
en cause et celui soumis au délai de prescription prévu par les | het geding zijnde bepaling vastgestelde termijn is onderworpen en het |
articles 330 et 331ter précités. | kind dat aan de in de voormelde artikelen 330 en 331ter vermelde |
verjaringstermijn is onderworpen. | |
B.17. La disposition en cause n'est dès lors pas compatible avec | B.17. De in het geding zijnde bepaling is bijgevolg niet bestaanbaar |
l'article 22 de la Constitution, combiné avec l'article 8 de la | met artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van |
Convention européenne des droits de l'homme, en ce qu'elle impose à | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre daarin |
l'enfant âgé de plus de 22 ans un délai d'un an à compter de la découverte du fait que le mari de sa mère n'est pas son père pour intenter une action en contestation de paternité ». B.7.2. L'hypothèse qui est visée dans la question préjudicielle se distingue de celle qui a donné lieu à l'arrêt n° 18/2016, dès lors qu'elle concerne l'action en recherche de paternité, qui est soumise à un délai de prescription de trente ans, à compter du moment où l'enfant devient majeur. B.7.3. Le juge a quo semble déduire de cet arrêt que l'action en contestation de paternité n'est plus, dans le chef de l'enfant, soumise à prescription. Sur la base de ce constat, il interroge la Cour au sujet de la constitutionnalité du délai de prescription trentenaire applicable à l'action en recherche de paternité. Contrairement à ce qu'affirme le juge a quo, si elle n'est plus | aan het kind ouder dan 22 jaar een termijn wordt opgelegd van één jaar vanaf de ontdekking van het feit dat de echtgenoot van zijn moeder niet zijn vader is om een vordering tot betwisting van het vaderschap in te stellen ». B.7.2. Het geval dat in de prejudiciële vraag wordt beoogd, onderscheidt zich van het geval dat aanleiding heeft gegeven tot het arrest nr. 18/2016, aangezien het betrekking heeft op de vordering tot onderzoek naar het vaderschap, die aan een verjaringstermijn van 30 jaar is onderworpen, vanaf het ogenblik waarop het kind meerderjarig wordt. B.7.3. De verwijzende rechter lijkt uit dat arrest af te leiden dat de vordering tot betwisting van het vaderschap, ten aanzien van het kind, niet langer aan verjaring onderworpen is. Op basis van die vaststelling stelt hij het Hof een vraag over de grondwettigheid van de dertigjarige verjaringstermijn die op de vordering tot onderzoek naar het vaderschap van toepassing is. In tegenstelling tot hetgeen de verwijzende rechter beweert, blijft de vordering tot betwisting van het vaderschap, hoewel zij niet langer |
soumise au délai prévu par l'article 318, § 2, du Code civil, compte | aan de in artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde |
tenu de l'arrêt n° 18/2016, l'action en contestation de paternité | termijn is onderworpen, rekening houdend met het arrest nr. 18/2016, |
reste en principe soumise au délai de droit commun prévu par l'article | in beginsel onderworpen aan de gemeenrechtelijke termijn die is |
331ter du même Code, en cause. | bedoeld in artikel 331ter van hetzelfde Wetboek, dat de in het geding |
zijnde bepaling is. | |
B.8. Dans une procédure judiciaire d'établissement de la filiation, le | B.8. In een gerechtelijke procedure tot vaststelling van de afstamming |
droit de chacun à l'établissement de sa filiation doit l'emporter, en | dient het recht van eenieder op vaststelling van zijn afstamming in |
principe, sur l'intérêt de la paix des familles et de la sécurité | beginsel de overhand te krijgen op het belang van de rust der families |
juridique des liens familiaux. | en de rechtszekerheid van de familiale banden. |
Cela n'empêche toutefois pas le législateur, en vue de favoriser la | Zulks belet de wetgever evenwel niet, teneinde de rust der families en |
paix des familles et la sécurité juridique des liens familiaux, de | de rechtszekerheid van de familiale banden te bevorderen, |
fixer des délais de prescription pour agir en recherche de paternité. | verjaringstermijnen vast te stellen om een vordering tot onderzoek |
naar het vaderschap in te stellen. | |
B.9. Même si le législateur a prévu un délai de prescription très | B.9. Ook al heeft de wetgever in een zeer lange verjaringstermijn |
voorzien, toch heeft de keuze van het aanvangspunt ervan op het | |
long, le choix de son point de départ au moment où l'enfant atteint la | ogenblik dat het kind de meerderjarigheid bereikt, tot gevolg dat aan |
majorité a pour conséquence de priver d'action en recherche de | diegene die de identiteit van zijn vermeende vader na het verstrijken |
paternité celui qui apprend l'identité de son père supposé après | van de termijn verneemt, een vordering tot onderzoek naar het |
l'expiration du délai. Dans cette mesure, la disposition en cause | vaderschap wordt ontzegd. In die mate is de in het geding zijnde |
n'est pas compatible avec l'article 22 de la Constitution, lu ou non | bepaling niet bestaanbaar met artikel 22 van de Grondwet, al dan niet |
en combinaison avec l'article 8 de la Convention européenne des droits | in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de |
de l'homme. | rechten van de mens. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
En ce qu'il permet de priver d'action en recherche de paternité celui | In zoverre aan diegene die de identiteit van zijn vermeende vader na |
qui apprend l'identité de son père supposé après l'expiration du délai | het verstrijken van de verjaringstermijn verneemt, een vordering tot |
onderzoek naar het vaderschap wordt ontzegd, schendt artikel 331ter | |
de prescription, l'article 331ter du Code civil viole l'article 22 de | van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van de Grondwet, al dan niet in |
la Constitution, lu ou non en combinaison avec l'article 8 de la | samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de |
Convention européenne des droits de l'homme. | rechten van de mens. |
Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
la Cour constitutionnelle, le 17 octobre 2019. | op 17 oktober 2019. |
Le greffier, Le président, | De griffier, De voorzitter, |
F. Meersschaut F. Daoût | F. Meersschaut F. Daoût |