Extrait de l'arrêt n° 91/2019 du 28 mai 2019 Numéro du rôle : 7115 En cause : le recours en annulation des articles 2 à 8 de la loi de Finances du 21 décembre 2018 pour l'année budgétaire 2019 et du programme 12.59.2 du tableau annexé à cette La Cour constitutionnelle, chambre restreinte, composée du président A. Alen et des juges-rappor(...) | Uittreksel uit arrest nr. 91/2019 van 28 mei 2019 Rolnummer 7115 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 2 tot 8 van de Financiewet van 21 december 2018 voor het begrotingsjaar 2019 en van het programma 12.59.2 in de tabel gevo Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters-versl(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 91/2019 du 28 mai 2019 | Uittreksel uit arrest nr. 91/2019 van 28 mei 2019 |
Numéro du rôle : 7115 | Rolnummer 7115 |
En cause : le recours en annulation des articles 2 à 8 de la loi de | In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 2 tot 8 van de |
Finances du 21 décembre 2018 pour l'année budgétaire 2019 et du | Financiewet van 21 december 2018 voor het begrotingsjaar 2019 en van |
programme 12.59.2 du tableau annexé à cette loi de Finances, pour | het programma 12.59.2 in de tabel gevoegd bij deze Financiewet, in |
autant qu'ils concernent le « Subside pour la reconnaissance du culte | zoverre zij betrekking hebben op de « Toelage voor de erkenning van de |
islamique », introduit par Luc Lamine. | islamitische eredienst », ingesteld door Luc Lamine. |
La Cour constitutionnelle, chambre restreinte, | Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, |
composée du président A. Alen et des juges-rapporteurs E. Derycke et | samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters-verslaggevers E. |
M. Pâques, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, | Derycke en M. Pâques, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet du recours et procédure | I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging |
Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 6 | Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 februari |
février 2019 et parvenue au greffe le 7 février 2019, Luc Lamine a | 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 7 |
introduit un recours en annulation des articles 2 à 8 de la loi de | februari 2019, heeft Luc Lamine beroep tot vernietiging ingesteld van |
Finances du 21 décembre 2018 pour l'année budgétaire 2019 et du | de artikelen 2 tot 8 van de Financiewet van 21 december 2018 voor het |
programme 12.59.2 du tableau annexé à cette loi de Finances (publiée | begrotingsjaar 2019 en van het programma 12.59.2 in de tabel gevoegd |
au Moniteur belge du 31 décembre 2018), pour autant qu'ils concernent | bij deze Financiewet (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 |
december 2018), in zoverre zij betrekking hebben op de « Toelage voor | |
le « Subside pour la reconnaissance du culte islamique ». | de erkenning van de islamitische eredienst ». |
Le 28 février 2019, en application de l'article 71, alinéa 1er, de la | Op 28 februari 2019 hebben de rechters-verslaggevers E. Derycke en M. |
Pâques, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere | |
loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, les | wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan |
juges-rapporteurs E. Derycke et M. Pâques ont informé le président | in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het |
qu'ils pourraient être amenés à proposer à la Cour, siégeant en | Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te |
chambre restreinte, de rendre un arrêt constatant que le recours en | wijzen waarin wordt vastgesteld dat het beroep tot vernietiging |
annulation ne relève manifestement pas de la compétence de la Cour. | klaarblijkelijk niet tot de bevoegdheid van het Hof behoort. |
La partie requérante a introduit un mémoire justificatif. | De verzoekende partij heeft een memorie met verantwoording ingediend. |
(...) | (...) |
II. En droit | II. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. La partie requérante demande l'annulation des articles 2 à 8 de | B.1.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van de artikelen |
la loi de Finances du 21 décembre 2018 pour l'année budgétaire 2019 et | 2 tot 8 van de Financiewet van 21 december 2018 voor het |
du programme 12.59.2 du tableau annexé à cette loi de Finances, pour | begrotingsjaar 2019 en van het programma 12.59.2 in de tabel gevoegd |
autant qu'ils concernent le « Subside pour la reconnaissance du culte | bij deze Financiewet, in zoverre zij betrekking hebben op de « Toelage |
islamique ». | voor de erkenning van de islamitische eredienst ». |
Les articles attaqués disposent : | De bestreden artikelen bepalen : |
« Art. 2.§ 1er. Des crédits provisoires à valoir sur le budget |
« Art. 2.§ 1. Voorlopige kredieten, welke in mindering komen van de |
général des dépenses pour l'année budgétaire 2019 sont ouverts pour | algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2019, worden |
les mois de janvier, février et mars à concurrence des montants qui | geopend voor de maanden januari, februari en maart ter grootte van de |
figurent dans le tableau annexé à la présente loi. | bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel. |
§ 2. Les dépenses à charge des crédits variables des fonds organiques | § 2. De uitgaven ten laste van de variabele kredieten van de organieke |
sont estimées pour les trois premiers mois de l'année budgétaire 2019 | fondsen worden voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2019 |
aux montants repris dans le tableau annexé à la présente loi. | geraamd op de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel. |
§ 3. Les imputations des sections 02 - Chancellerie du Premier | § 3. De aanrekeningen van de secties 02 - Kanselarij van de Eerste |
Ministre, 06 - SPF Stratégie et Appui, 12 - SPF Justice, 14 - SPF | Minister, 06 - FOD Beleid en Ondersteuning, 12 - FOD Justitie, 14 - |
Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au | FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel, en |
Développement, 17 - Police fédérale et Fonctionnement intégré, 24 - | Ontwikkelingssamenwerking, 17 - Federale Politie en Geïntegreerde |
SPF Sécurité sociale et 25 - SPF Santé publique, Sécurité de la Chaine | Werking, 24 - FOD Sociale Zekerheid en 25 - FOD Volksgezondheid, |
alimentaire et Environnement du budget peuvent être effectuées selon | Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu mogen gebeuren volgens de |
la structure par programmes et le codage des allocations de base | aangepaste programmastructuur en de codering van de basisallocaties |
adaptés figurant dans le tableau ci-annexé. | vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel. |
Art. 3.Des subsides facultatifs peuvent être octroyés sur base des |
Art. 3.Facultatieve toelagen kunnen worden verleend op basis van de |
dispositions spéciales reprises dans le budget général des dépenses, | in de algemene uitgavenbegroting alsook in de aangepaste algemene |
ainsi que dans le budget général des dépenses ajusté de l'année budgétaire 2018. | uitgavenbegroting voor het jaar 2018 opgenomen specifieke bepalingen. |
Art. 4.§ 1er. Par dérogation à l'article 52, alinéa 1er, 1°, de la |
Art. 4.§ 1. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de |
loi du 22 mai 2003 portant organisation du budget et de la | wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de |
comptabilité de l'Etat fédéral, les crédits d'engagement des | comptabiliteit van de Federale Staat, mogen de vastleggingskredieten |
allocations de base relatives aux rémunérations et allocations | van de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en |
généralement quelconques ' 11.00.03 - Personnel statutaire définitif | allerhande toelagen ' 11.00.03 - Vast en stagedoend statutair |
et stagiaire ' et ' 11.00.04 - Personnel autre que statutaire ' ainsi | personeel ' en ' 11.00.04 - Ander dan statutair personeel ' alsook de |
que les allocations de base 12.21.48 et 12.11.99, peuvent être | basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99, binnen éénzelfde sectie van de |
redistribuées entre eux et exclusivement entre eux au sein d'une même | begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden. |
section du budget. | |
Cette dérogation ne s'applique pas aux allocations de base relatives | Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de |
aux dépenses des organes stratégiques des ministres et des secrétaires | uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de |
d'Etat. | staatssecretarissen. |
§ 2. Par dérogation à l'article 52, alinéa 1er, 1°, de la loi du 22 | § 2. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van |
mai 2003 portant organisation du budget et de la comptabilité de | 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de |
l'Etat fédéral, les crédits d'engagement des allocations de base | comptabiliteit van de Federale Staat, mogen de vastleggingskredieten |
11.00.05, 11.40.05 et 4160.05 - Dépenses de service social - et des | van de basisallocaties 11.00.05, 11.40.05 en 4160.05 - Uitgaven voor |
allocations de base relatives aux dépenses de fonctionnement et | sociaal dienstbetoon - en van de basisallocaties betreffende de |
d'investissement pourvues des codes économiques 12 et 74, spécifiques | werkings- en investeringsuitgaven met de economische codes 12 en 74, |
al of niet specifiek en al dan niet behorend tot een | |
ou non et relevant ou non d'un programme de subsistance, peuvent être | bestaansmiddelenprogramma, binnen éénzelfde sectie van de begroting |
redistribués entre eux et exclusivement entre eux au sein d'une même | onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden. |
section du budget. | |
Cette dérogation ne s'applique pas aux allocations de base relatives | Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de |
aux dépenses des organes stratégiques des ministres et des secrétaires | uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de |
d'Etat, ni aux allocations de base 12.21.48 et 12.11.99. | staatssecretarissen, noch op de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99. |
§ 3. Par dérogation au paragraphe 2, les allocations de base y visées | § 3. In afwijking van paragraaf 3 mogen de erin bedoelde |
peuvent être redistribuées, au sein d'une même section du budget, | basisallocaties binnen éénzelfde sectie van de begroting eveneens naar |
également vers les allocations de base 21.40.01 et 21.60.02. | de basisallocaties 21.40.01 en 21.60.02 worden herverdeeld. |
§ 4. Par dérogation à l'article 52 de la loi du 22 mai 2003 portant | § 4. In afwijking van artikel 52 van de wet van 22 mei 2003 houdende |
organisation du budget et de la comptabilité de l'Etat fédéral et sans | organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale |
préjudice des dispositions des §§ 1 à 8 et 5 à 7, le président du | Staat en onverminderd de bepalingen van de §§ 1 tot 8 en 5 tot 7, mag |
comité de direction compétent peut, après l'accord du Directeur | de bevoegde voorzitter van het directiecomité, mits het akkoord van de |
général de la Direction générale Budget et Evaluation de la Politique | Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Begroting en |
du SPF Stratégie et Appui, redistribuer les crédits d'engagement d'une | Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning, de |
part et les crédits de liquidation d'autre part des allocations de | vastleggingskredieten enerzijds en de vereffeningskredieten anderzijds |
base. Les augmentations proposées ne peuvent toutefois pas dépasser un | van de basisallocaties herverdelen. De voorgestelde verhogingen mogen |
montant maximum de 50 000 EUR par allocation de base. Lorsqu'une même | echter een maximumbedrag van 50 000 EUR per basisallocatie niet |
allocation de base fait l'objet d'augmentations successives, les montants sont additionnés pour l'application de cette disposition. Cette dérogation s'applique également au Ministère de la Défense, pour lequel la compétence attribuée au président du comité de direction l'est au chef de la défense, et à la Police fédérale, pour laquelle cette compétence est attribuée au commissaire général. Cette dérogation ne s'applique pas aux allocations de base relatives aux dépenses des organes stratégiques des ministres et des secrétaires d'Etat. | overschrijden. Wanneer eenzelfde basisallocatie het voorwerp is van opeenvolgende verhogingen worden de bedragen samengeteld voor de toepassing van deze bepaling. Deze afwijking is ook van toepassing op [het] Ministerie van Landsverdediging, voor dewelke de bevoegdheid toegewezen aan de voorzitter van het directiecomité deze voor de chef defensie is, en aan de Federale Politie, voor dewelke de bevoegdheid toegewezen is aan de commissaris-generaal. Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen. |
§ 5. 1°. Par dérogation à l'article 52, alinéa 1er, 1° et 2°, de la | § 5. 1°. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van de wet |
loi du 22 mai 2003 portant organisation du budget et de la | van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de |
comptabilité de l'Etat fédéral, et au paragraphe 1er de cet article, | comptabiliteit van de Federale Staat, en van paragraaf 1 van dit |
les crédits d'engagement des allocations de base généralement | artikel, mogen de vastleggingskredieten van allerhande basisallocaties |
quelconques ' 11.00.03 - Personnel statutaire définitif et stagiaire ' | ' 11.00.03 - Vast en stagedoend statutair personeel ' en ' 11.00.04 - |
et ' 11.00.04 - Personnel autre que statutaire ' ainsi que les | Ander dan statutair personeel ' evenals de basisallocaties 12.21.48 en |
allocations de base 12.21.48 et 12.11.99 des sections 16 et 17 du | 12.11.99 van de secties 16 en 17 van de begroting herverdeeld worden |
budget peuvent être redistribués avec les crédits correspondants d'engagement de la section 01 comme suit : | met de overeenkomstige vastleggingskredieten van sectie 01 op volgende wijze : |
- Les crédits susmentionnés de la section 16 avec les crédits | - Bovenvermelde kredieten van sectie 16 met de overeenkomstige |
correspondants de l'activité 3 du programme 30/6 de la section 01; | kredieten van activiteit 3 van het programma 30/6 van sectie 01; |
- Les crédits susmentionnés de la section 17 avec les crédits | - Bovenvermelde kredieten van sectie 17 met de overeenkomstige |
correspondants des activités 6, 7 et 8 du programme 30/6 de la section | kredieten van de activiteiten 6, 7 en 8 van het programma 30/6 van |
01. | sectie 01. |
2°. Par dérogation à l'article 52, alinéa 1er, 1° et 2°, de la même | 2°. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van dezelfde |
loi du 22 mai 2003, et au paragraphe 2 de cet article, les crédits | wet van 22 mei 2003, en van paragraaf 2 van dit artikel, mogen de |
d'engagement des allocations de base 11.00.05, 11.40.05 et 4160.05 - | vastleggingskredieten van de basisallocaties 11.00.05, 11.40.05 en |
Dépenses de service social - et des allocations de base relatives aux | 4160.05 - Uitgaven voor sociaal dienstbetoon - en van de |
dépenses de fonctionnement et d'investissement pourvues des codes | basisallocaties betreffende de niet specifieke werkings- en |
économiques 12 et 74, spécifiques ou non, et relevant ou non d'un | investeringsuitgaven met de economische codes 12 en 74 van de secties |
programme de subsistance, des sections 02, 05, 14, 16 et 17 peuvent | 02, 05, 14, 16 en 17 herverdeeld worden met de overeenkomstige |
être redistribués avec les crédits correspondant d'engagement de la section 01, comme suit : | vastleggingskredieten van sectie 01, op volgende wijze : |
- Les crédits susmentionnés de la section 02 avec les crédits | - Bovenvermelde kredieten van sectie 02 met de overeenkomstige |
correspondants de l'activité 1 du programme 30/6 de la section 01 | kredieten van activiteit 1 van het programma 30/6 van sectie 01 |
- Les crédits susmentionnés de la section 06 avec les crédits | - Bovenvermelde kredieten van sectie 06 met de overeenkomstige |
correspondants de l'activité 9 du programme 30/6 de la section 01 | kredieten van activiteit 9 van het programma 30/6 van sectie 01 |
- Les crédits susmentionnés de la section 14 avec les crédits | - Bovenvermelde kredieten van sectie 14 met de overeenkomstige |
correspondants de l'activité 2 du programme 30/6 de la section 01 | kredieten van activiteit 2 van het programma 30/6 van sectie 01 |
- Les crédits susmentionnés de la section 16 avec les crédits | - Bovenvermelde kredieten van sectie 16 met de overeenkomstige |
correspondants de l'activité 3 du programme 30/6 de la section 01 | kredieten van activiteit 3 van het programma 30/6 van sectie 01 |
- Les crédits susmentionnés de la section 17 avec les crédits | - Bovenvermelde kredieten van sectie 17 met de overeenkomstige |
correspondants des activités 6, 7 et 8 du programme 30/6 de la section | kredieten van de activiteiten 6, 7 en 8 van het programma 30/6 van |
01 | sectie 01 |
Cette dérogation ne s'applique pas aux allocations de base 12.21.48 et | Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties 12.21.48 |
12.11.99. | en 12.11.99. |
3°. Par dérogation à l'article 52, alinéa 1er, 1° et 2° de la même loi | 3°. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° en 2°, van dezelfde |
du 22 mai 2003, les crédits d'engagement des allocations de base 19.55 | wet van 22 mei 2003 mogen de vastleggingskredieten van de |
21 61.41.03 et 19.55 22 41.40.02 peuvent être redistribués avec les | basisallocaties 19.55 21 61.41.03 en 19.55 22 41.40.02 herverdeeld |
crédits correspondants d'engagement de l'activité 5 du programme 30/6 | worden met de overeenkomstige vastleggingskredieten van activiteit 5 |
de la section 01 et les crédits d'engagement des allocations de base | van programma 30/6 van sectie 01 en mogen de vastleggingskredieten van |
46.60 11 33.00.01 et 46.61 12.11.23 peuvent être redistribués avec les | de basisallocaties 46.60 11 33.00.01 en 46.61 12.11.23 herverdeeld |
crédits correspondants d'engagement de l'activité 4 du programme 30/6 | worden met de overeenkomstige kredieten van activiteit 4 van het |
de la section 01. | programma 30/6 van sectie 01. |
4°. Les crédits de liquidation des allocations de base de ce | 4°. De vereffeningskredieten van de basisallocaties van deze paragraaf |
paragraphe peuvent également être redistribués mutatis mutandis aux | mogen mutatis mutandis eveneens herverdeeld worden onder dezelfde |
mêmes conditions. | voorwaarden. |
§ 6. Par dérogation à l'article 52 de la même loi du 22 mai 2003 et | § 6. In afwijking van artikel 52 van dezelfde wet van 22 mei en van de |
aux paragraphes 1 et 2 de cet article, des redistributions sont | paragrafen 1 en 2 van dit artikel, worden herverdelingen enkel |
uniquement autorisées, à la section 01 du budget, dans les limites des | toegestaan in sectie 01 van de begroting binnen de grenzen van de |
crédits d'engagement d'une part et des crédits de liquidation d'autre | vastleggingskredieten enerzijds en de vereffeningskredieten anderzijds |
part de chacune des activités du programme 30/6. Cette dérogation ne | van elke activiteit van het programma 30/6. Deze afwijking geldt niet |
s'applique pas aux activités 6, 7 et 8 du programme 30/6 précité qui | voor de activiteiten 6, 7 en 8 van het voormelde programma 30/6, die |
peuvent être redistribuées entre elles. | onderling herverdeeld mogen worden. |
§ 7. 1°. Les paragraphes 1 et 2 ne sont pas applicables aux | § 7. 1°. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de |
allocations de base des programmes suivants : | basisallocaties van de volgende programma's : |
12.62.9, 13.54.5, 13.54.9, 25.54.6, 25.54.7, 25.54.8, 32.21.6, | 12.62.9, 13.54.5, 13.54.9, 25.54.6, 25.54.7, 25.54.8, 32.21.6, |
32.46.7, 32.49.4 et 44.55.2. | 32.46.7, 32.49.4 en 44.55.2. |
2°. Par dérogation à l'article 52, alinéa 1er, 2°, de la même loi du | 2°. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 2°, van dezelfde wet van |
22 mai 2003, les crédits de liquidation des allocations de base des | 22 mei 2003, kunnen de vereffeningskredieten van de basisallocaties |
programmes repris au point 1° ci-dessus ne peuvent être reventilées | van de programma's opgenomen onder punt 1° hierboven slechts worden |
qu'au sein de chacun de ces programmes. | herverdeeld binnen elk van deze programma's. |
Art. 5.Autorisation est donnée d'allouer des provisions aux avocats, |
Art. 5.Machtiging wordt verleend provisies toe te staan aan |
aux experts et aux huissiers de justice agissant pour le compte de | advocaten, experten en gerechtsdeurwaarders die voor rekening van de |
l'Etat. | Staat optreden. |
Art. 6.Par dérogation à l'article 48, alinéa 3, de la loi du 22 mai |
Art. 6.In afwijking van artikel 48, derde lid, van de wet van 22 mei |
2003 portant organisation du budget et de la comptabilité de l'Etat | 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit |
fédéral, des subsides peuvent être octroyés, en application de | van de Federale Staat, kunnen toelagen worden toegekend in toepassing |
l'article 43 de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux | van artikel 43 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met |
Institutions bruxelloises, et à charge du Fonds de financement du rôle | betrekking tot de Brusselse Instellingen en ten laste van het Fonds |
international et de la fonction de capitale de Bruxelles. | ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke |
functie van Brussel. | |
Art. 7.§ 1er. Les dispositions particulières départementales de la |
Art. 7.§ 1. De bijzondere departementale bepalingen van de wet van 22 |
loi du 22 décembre 2017 contenant le budget général des dépenses pour | december 2017 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het |
l'année budgétaire 2018 et de la loi du 11 juillet 2018 contenant le | begrotingsjaar 2018 en van de wet van 11 juli 2018 houdende de eerste |
premier ajustement du budget général des dépenses de l'année | aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar |
budgétaire 2018 peuvent être appliquées mutatis mutandis pour | 2018 mogen mutatis mutandis worden toegepast voor de uitvoering van |
l'exécution de la présente loi. | deze wet. |
§ 2. Des autorisations d'engagement sont accordées pour les trois | § 2. Voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2019 worden |
premiers mois de l'année budgétaire 2019 à concurrence de 25 % des | vastleggingsmachtigingen verleend tot beloop van 25 % van de |
autorisations d'engagement correspondantes du budget général des | overeenkomstige vastleggingsmachtigingen van de algemene |
dépenses pour l'année budgétaire 2018 et de la loi du 11 juillet 2018 | uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 en van de eerste |
contenant le premier ajustement du budget général des dépenses de | aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar |
l'année budgétaire 2018. | 2018. |
§ 3. Par dérogation à l'article 62 de la loi du 22 mai 2003 portant | § 3. In afwijking van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende |
organisation du budget et de la comptabilité de l'Etat fédéral, les | organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale |
fonds organiques autorisés à présenter une position débitrice en | |
engagement et en liquidation pendant l'année budgétaire 2018 sont | Staat mogen de organieke fondsen die tijdens het begrotingsjaar 2018 |
autorisés à présenter une position débitrice à concurrence des mêmes montants. Art. 8.Les droits et obligations à charge des fonds des animaux, non soldés au 31 décembre 2018, sont transférés à la section 25. Ils peuvent être engagés et liquidés à charge des crédits du programme 60/1 en fonction de leur nature économique ». En ce qui concerne le programme 12.59.2, le tableau annexé à la loi de Finances du 21 décembre 2018 pour l'année budgétaire 2019 indique : |
een debetpositie in vastleggingen en vereffeningen mogen vertonen een debetpositie vertonen ten belope van dezelfde bedragen. Art. 8.De rechten en verplichtingen ten laste van het Dierenfonds, die op 31 december 2018 niet verricht zijn, worden overgedragen naar sectie 25. Ze kunnen worden vastgelegd en vereffend ten laste van de kredieten van programma 60/1 rekening houdend met hun economische aard ». De tabel gevoegd bij de Financiewet van 21 december 2018 voor het begrotingsjaar 2019 vermeldt het volgende voor wat het programma 12.59.2 betreft : |
(X 1 000 EUR) | (X 1 000 EUR) |
2 Islamitische eredienst | 2 Islamitische eredienst |
1.222 | 1.222 |
- | - |
1.222 | 1.222 |
2 Culte Islamique | 2 Culte Islamique |
Totalen voor het programma 12.59.2 | Totalen voor het programma 12.59.2 |
1.230 | 1.230 |
- | - |
1.230 | 1.230 |
Totaux pour le programme 12.59.2 | Totaux pour le programme 12.59.2 |
- Geraamde betalingen | - Geraamde betalingen |
1.230 | 1.230 |
- | - |
1.230 | 1.230 |
- Paiements estimés ». | - Paiements estimés ». |
B.1.2. Les travaux préparatoires décrivent la loi de Finances du 21 | B.1.2. In de parlementaire voorbereiding wordt de Financiewet van 21 |
décembre 2018 pour l'année budgétaire 2019 comme suit : | december 2018 voor het begrotingsjaar 2019 als volgt omschreven : |
« Le budget des voies et moyens et le budget général des dépenses pour | « De Middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting voor het jaar |
l'année 2019 ne seront probablement pas votés avant le 31 décembre | 2019 zullen vermoedelijk niet vóór 31 december a.s. goedgekeurd |
prochain. | worden. |
Dans ces conditions, le Gouvernement est amené à soumettre le présent | Ten einde de werking van de openbare diensten gedurende de eerste |
projet de loi de finances à l'approbation de la Chambre des représentants, afin d'assurer le fonctionnement des services publics pendant les premiers mois de l'année prochaine. Ce projet de loi règle [...] deux parties distinctes, à savoir : - l'ouverture de crédits provisoires à valoir sur le budget général des dépenses (BGD) de l'année budgétaire 2019 (chapitre II); - le renouvellement d'un certain nombre de dispositions légales à caractère financier qui figurent traditionnellement au budget des voies et moyens (BVM) (chapitre III) » (Doc. parl., Chambre, 2018-2019, DOC 54-3432/001, p. 3). B.2. La Constitution et la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle imposent à toute personne physique ou morale qui introduit un recours en annulation de justifier d'un intérêt. Ne justifient de l'intérêt requis que les personnes dont la situation pourrait être affectée directement et défavorablement par la norme attaquée; il s'ensuit que l'action populaire n'est pas admissible. B.3.1. La partie requérante estime justifier d'un intérêt personnel, actuel et direct au recours. Elle invoque sa qualité de non-musulman et considère que les dispositions attaquées sont de nature à porter atteinte à la mémoire du génocide des Juifs durant la Seconde Guerre mondiale. Luc Lamine dit en outre avoir intérêt à ce que « l'interdiction de commettre un génocide, l'interdiction de tuer des non-croyants pour des motifs religieux, l'interdiction de la torture et l'interdiction de discriminer des non-croyants devant les juridictions soient strictement respectées » et il critique « le fait que l'Etat finance (potentiellement) des associations et des groupes qui veulent transgresser ces interdictions ou qui incitent à le faire ». Luc Lamine fait valoir encore qu'il n'est pas musulman, de sorte qu'il fait partie des « pires créatures » (verset 98: 6 du Coran) et qu'il est implicitement stigmatisé par les dispositions attaquées. Enfin, Luc Lamine observe que tout un chacun a intérêt à lutter contre les décisions de l'autorité qui s'apparentent à une « complicité d'incitation à un génocide dont on est soi-même la cible ». B.3.2. Les éléments invoqués par la partie requérante ne suffisent pas à justifier l'intérêt requis à l'annulation des articles attaqués de la loi de Finances. En ce qui concerne l'intérêt personnel de la partie requérante à agir, celle-ci ne démontre pas que sa situation est affectée directement et défavorablement par les dispositions attaquées. Lorsqu'il n'existe pas de lien suffisamment individualisé entre les dispositions attaquées et la situation de la partie requérante, le recours doit être considéré comme une action populaire, ce que le Constituant n'a pas voulu admettre. B.4.1. Dans son mémoire justificatif, la partie requérante souligne pour la première fois l'importance de l'article 2 de la Charte des droits fondamentaux de l'Union européenne. Elle renvoie également à la décision-cadre 2008/913/JAI du Conseil du 28 novembre 2008 sur la lutte contre certaines formes et manifestations de racisme et de xénophobie au moyen du droit pénal et demande à la Cour de poser à la Cour de justice de l'Union européenne des questions préjudicielles au sujet de l'interprétation à donner à ces dispositions. B.4.2. Dans son mémoire justificatif, la partie requérante se borne à invoquer un moyen nouveau, sans toutefois démontrer son intérêt personnel et direct au recours. En outre, il n'appartient pas à la partie requérante de modifier, dans son mémoire justificatif, les moyens du recours tels qu'elle les a elle-même formulés dans la requête. Un grief qui est formulé dans un mémoire justificatif mais qui diffère de celui qui est énoncé dans la requête constitue dès lors un moyen nouveau et n'est pas recevable. Il n'y a donc pas lieu d'accéder à la demande de la partie requérante de poser des questions préjudicielles à la Cour de justice de l'Union européenne. B.5. Le recours en annulation est manifestement irrecevable, faute de l'intérêt requis. Par ces motifs, la Cour, chambre restreinte, statuant à l'unanimité des voix, rejette le recours. Ainsi rendu en langue néerlandaise, en langue française et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le 28 mai 2019. Le greffier, P.-Y. Dutilleux Le président, | maanden van het volgende jaar te kunnen verzekeren is de Regering bijgevolg genoodzaakt het onderhavig ontwerp van financiewet ter goedkeuring van de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor te leggen. Dit wetsontwerp [...] bevat twee onderscheiden delen, te weten : - de opening van voorlopige kredieten welke in mindering komen van de algemene uitgavenbegroting (AUB) voor het begrotingsjaar 2019 (hoofdstuk II); - de hernieuwing van een aantal wettelijke bepalingen met financiële inslag die traditioneel worden opgenomen in de Middelenbegroting (MB) (hoofdstuk III) » (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3432/001, p. 3). B.2. De Grondwet en de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar. B.3.1. De verzoekende partij meent te beschikken over een persoonlijk, actueel en rechtstreeks belang bij het beroep. Zij voert haar hoedanigheid van niet-moslim aan en meent dat de bestreden bepalingen van die aard zijn dat zij de nagedachtenis van de genocide op de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog nadelig kunnen beïnvloeden. Daarnaast stelt Luc Lamine er belang bij te hebben dat het « genocideverbod, het verbod ongelovigen te doden om religieuze redenen, het folterverbod, en het verbod ongelovigen voor de rechtscolleges te discrimineren strikt wordt nageleefd » en komt hij op tegen de « (mogelijke) staatssteun aan verenigingen en groepen die deze verboden willen overtreden of aanzetten om deze verboden te overtreden ». Als derde element voert Luc Lamine aan dat hij geen moslim is, waardoor hij behoort tot « de slechtsten der schepselen » (Koranvers K.98: 6) en door de bestreden bepalingen impliciet wordt gestigmatiseerd. Als laatste punt wordt door Luc Lamine opgemerkt dat eenieder er belang bij heeft overheidsbeslissingen te bestrijden die neerkomen op een « medeplichtigheid aan aanzetting tot genocide waarvan men zelf het doelwit is ». B.3.2. De door de verzoekende partij aangevoerde elementen volstaan niet ter verantwoording van het vereiste belang om de vernietiging te vorderen van de bestreden artikelen van de Financiewet. Wat betreft het persoonlijk belang van de verzoekende partij om in rechte te treden, blijkt niet dat de verzoekende partij aantoont dat haar situatie rechtstreeks en ongunstig wordt geraakt door de bestreden bepalingen. Wanneer geen voldoende geïndividualiseerd verband bestaat tussen de bestreden bepalingen en de situatie van de verzoekende partij, dient het beroep als een actio popularis te worden beschouwd, hetgeen de Grondwetgever niet heeft gewild. B.4.1. In haar memorie met verantwoording wijst de verzoekende partij, voor het eerst, op het belang van artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Zij verwijst ook naar het kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht en verzoekt het Hof prejudiciële vragen over de uitlegging van die bepalingen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen. B.4.2. In haar memorie met verantwoording beperkt de verzoekende partij zich tot het aanvoeren van een nieuw middel, zonder evenwel haar persoonlijk en rechtstreeks belang bij het beroep aan te tonen. Bovendien staat het niet aan de verzoekende partij in haar memorie met verantwoording de middelen van het beroep zoals door haarzelf omschreven in het verzoekschrift, te wijzigen. Een bezwaar dat in een memorie met verantwoording wordt aangebracht maar dat verschilt van datgene dat in het verzoekschrift is geformuleerd, is dan ook een nieuw middel en is onontvankelijk. Er dient bijgevolg niet te worden ingegaan op de vraag van de verzoekende partij om aan het Hof van Justitie van de Europese Unie prejudiciële vragen te stellen. B.5. Het beroep tot vernietiging is klaarblijkelijk niet ontvankelijk wegens ontstentenis van het vereiste belang. Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, verwerpt het beroep. Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 28 mei 2019. De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, |
A. Alen | A. Alen |