← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 159/2018 du 22 novembre 2018 Numéro du rôle : 6796 En cause
: la question préjudicielle relative à l'article 128, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle, posée
par la chambre des mises en accusation de la Cour d'appe La Cour constitutionnelle, composée
des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges J.-P. Snapp(...)"
Extrait de l'arrêt n° 159/2018 du 22 novembre 2018 Numéro du rôle : 6796 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 128, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle, posée par la chambre des mises en accusation de la Cour d'appe La Cour constitutionnelle, composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges J.-P. Snapp(...) | Uittreksel uit arrest nr. 159/2018 van 22 november 2018 Rolnummer 6796 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 128, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters J.-P(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 159/2018 du 22 novembre 2018 | Uittreksel uit arrest nr. 159/2018 van 22 november 2018 |
Numéro du rôle : 6796 | Rolnummer 6796 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 128, alinéa | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 128, tweede lid, |
2, du Code d'instruction criminelle, posée par la chambre des mises en | van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de kamer van |
accusation de la Cour d'appel de Bruxelles. | inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Brussel. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges J.-P. | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters |
Snappe, T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen et M. Pâques, assistée | J.-P. Snappe, T. Merckx-Van Goey, T. Giet, R. Leysen en M. Pâques, |
du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président A. Alen, | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par arrêt du 14 décembre 2017 en cause de K.T., avec C.H. et autres | Bij arrest van 14 december 2017 in zake K.T., met als burgerlijke |
comme parties civiles, dont l'expédition est parvenue au greffe de la | partijen C.H. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof |
Cour le 20 décembre 2017, la chambre des mises en accusation de la | is ingekomen op 20 december 2017, heeft de kamer van |
Cour d'appel de Bruxelles a posé la question préjudicielle suivante : | inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Brussel de volgende |
« L'article 128, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle viole-t-il | prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 128, tweede lid, Wetboek van Strafvordering de |
les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'il dispose que | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het bepaalt dat de |
(buitenvervolging gestelde) inverdenkinggestelde recht heeft op een | |
l'inculpé (bénéficiant d'un non-lieu) a droit à une indemnité de | rechtsplegingsvergoeding ten laste van de burgerlijke partij die het |
onderzoek heeft ingeleid door een burgerlijke partijstelling in handen | |
procédure à charge de la partie civile qui a ouvert l'instruction en | van de onderzoeksrechter, terwijl de (buitenvervolging gestelde) |
se constituant partie civile entre les mains du juge d'instruction, | inverdenkinggestelde in hoger beroep geen aanspraak zou kunnen maken |
alors que l'inculpé (bénéficiant d'un non-lieu), en degré d'appel, ne | op een rechtsplegingsvergoeding ten laste van de burgerlijke partij |
pourrait pas prétendre à une indemnité de procédure à charge de la | die, hoewel zij de strafvervolging niet heeft ingeleid, niettemin |
partie civile qui, bien que n'ayant pas engagé les poursuites pénales, | hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing tot |
a cependant interjeté appel de la décision de non-lieu en l'absence de | buitenvervolgingstelling bij ontstentenis van enig beroep van het |
tout recours du ministère public ? ». | openbaar ministerie ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. L'article 128 du Code d'instruction criminelle, remplacé par | B.1. Artikel 128 van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij |
l'article 24 de la loi du 12 mars 1998 relative à l'amélioration de la procédure pénale au stade de l'information et de l'instruction et complété par l'article 8 de la loi du 21 avril 2007 relative à la répétibilité des honoraires et des frais d'avocat, dispose : « Si la chambre du conseil est d'avis que le fait ne présente ni crime, ni délit, ni contravention, ou qu'il n'existe aucune charge contre l'inculpé, elle déclare qu'il n'y a pas lieu à poursuivre. Dans ce cas, si l'instruction a été ouverte par constitution de partie | artikel 24 van de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, en aangevuld bij artikel 8 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, bepaalt : « Indien de raadkamer van oordeel is dat het feit noch een misdaad, noch een wanbedrijf, noch een overtreding oplevert, of dat tegen de inverdenkinggestelde generlei bezwaar bestaat, verklaart zij dat er geen reden is tot vervolging. In dat geval en indien het onderzoek werd ingeleid door de burgerlijke partijstelling in handen van de onderzoeksrechter, wordt de |
civile entre les mains du juge d'instruction, la partie civile est | burgerlijke partij veroordeeld tot het aan de inverdenkinggestelde |
condamnée envers l'inculpé à l'indemnité visée à l'article 1022 du | betalen van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk |
Code judiciaire ». | Wetboek ». |
Cette indemnité concerne l'indemnité de procédure, qui est « une | Die vergoeding betreft de rechtsplegingsvergoeding, zijnde « een |
intervention forfaitaire dans les frais et honoraires d'avocat de la | forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat |
partie ayant obtenu gain de cause » (article 1022, alinéa 1er, du Code | van de in het gelijk gestelde partij » (artikel 1022, eerste lid, van |
judiciaire, inséré par l'article 7 de la loi du 21 avril 2007). | het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 7 van de wet van 21 |
B.2. La Cour est interrogée sur la compatibilité de l'article 128, | april 2007). B.2. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel |
128, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering met de artikelen | |
alinéa 2, du Code d'instruction criminelle avec les articles 10 et 11 | 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die bepaling aan de |
de la Constitution, en ce que cette disposition accorde à l'inculpé | inverdenkinggestelde die een buitenvervolgingstelling geniet een |
qui bénéficie d'un non-lieu une indemnité de procédure à charge de la | rechtsplegingsvergoeding toekent, ten laste van de burgerlijke partij |
partie civile qui a ouvert l'instruction en se constituant partie civile entre les mains du juge d'instruction, mais pas à charge de la partie civile qui n'a pas ouvert elle-même l'instruction mais a interjeté appel de la décision de non-lieu en l'absence de tout recours du ministère public. B.3. L'indemnité de procédure visée par la disposition en cause ne concerne que l'action civile, c'est-à-dire l'action pour la réparation du dommage causé par une infraction. Cette indemnité est due à la partie qui obtient gain de cause. La disposition en cause vise donc à mettre à charge de quiconque a intenté une telle action - en se constituant partie civile devant un juge d'instruction - tout ou partie des frais et honoraires d'avocat que doit payer une personne qui a été inculpée dans le cadre de l'action publique - mise en mouvement par cette constitution de partie civile - et que la chambre du conseil n'estime pas, lors du règlement de la procédure, devoir renvoyer devant un tribunal pour l'infraction qui est à l'origine tant de l'action civile que de l'action publique. Par contre, la partie civile qui n'a pas mis elle-même l'action publique en mouvement, mais a greffé son action sur l'action publique introduite par le ministère public, ne peut être condamnée à payer l'indemnité de procédure à l'inculpé qui bénéficie d'un non-lieu. La situation de l'inculpé qui bénéficie d'un non-lieu varie donc, en matière de répétibilité, selon qu'il est poursuivi à l'initiative de la partie civile ou à celle du ministère public : dans le premier cas, il peut bénéficier de la répétibilité, dans le second cas, il ne le peut pas. B.4. La disposition en cause fait partie d'un ensemble de mesures que | die het onderzoek heeft ingeleid door een burgerlijkepartijstelling in handen van de onderzoeksrechter, doch niet ten laste van de burgerlijke partij die niet zelf het onderzoek heeft ingeleid maar hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing tot buitenvervolgingstelling bij ontstentenis van enig beroep van het openbaar ministerie. B.3. De rechtsplegingsvergoeding waarvan sprake is in de in het geding zijnde bepaling, heeft alleen betrekking op de burgerlijke vordering, namelijk de vordering voor het herstel van de schade veroorzaakt door een misdrijf. Die vergoeding is verschuldigd aan de partij die in het gelijk wordt gesteld. De in het geding zijnde bepaling strekt dus ertoe ten laste van diegene die een dergelijke vordering heeft ingesteld - door een burgerlijkepartijstelling bij een onderzoeksrechter - alle of een deel van de kosten en erelonen van de advocaat te leggen die een persoon moet betalen die in verdenking is gesteld in het kader van de strafvordering - op gang gebracht door die burgerlijkepartijstelling - en die de raadkamer, bij de regeling van de rechtspleging, meent niet te moeten verwijzen naar een rechtbank voor het misdrijf dat de grond van zowel de burgerlijke vordering als de strafvordering vormt. De burgerlijke partij die niet zelf de strafvordering op gang heeft gebracht maar die haar vordering heeft doen aansluiten bij de door het openbaar ministerie ingestelde strafvordering, kan daarentegen niet worden veroordeeld tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding aan de inverdenkinggestelde die een buitenvervolgingstelling geniet. De situatie van de inverdenkinggestelde die een buitenvervolgingstelling geniet, varieert dus op het vlak van de verhaalbaarheid naargelang hij wordt vervolgd op initiatief van de burgerlijke partij dan wel van het openbaar ministerie : in het eerste geval kan hij de verhaalbaarheid genieten en in het tweede geval niet. B.4. De in het geding zijnde bepaling maakt deel uit van een geheel van maatregelen die in het Wetboek van strafvordering werden ingevoerd |
la loi du 21 avril 2007 a introduites dans le Code d'instruction | bij de wet van 21 april 2007 en die beantwoorden aan de zorg « dat men |
criminelle et qui répondent au souci « de traiter de manière identique | de rechtsonderhorigen die het herstel vragen van een schade voor een |
les justiciables qui sollicitent la réparation d'un dommage devant une | |
juridiction civile ou une juridiction répressive » (Doc. parl., Sénat, | burgerlijke of een strafrechtelijke jurisdictie op gelijke voet zou |
2006-2007, n° 3-1686/4, pp. 6 et 8; ibid., n° 3-1686/5, p. 32; Doc. | behandelen » (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-1686/4, pp. 6 en 8; |
parl., Chambre, 2006-2007, DOC 51-2891/002, p. 5). La condamnation | ibid., nr. 3-1686/5, p. 32; Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC |
prescrite par la disposition en cause est justifiée par la | 51-2891/002, p. 5). De bij de in het geding zijnde bepaling |
circonstance que c'est la partie civile, et non le ministère public, | voorgeschreven veroordeling is verantwoord door het gegeven dat het de |
qui a « mis l'action publique en mouvement », si bien qu'elle doit | burgerlijke partij, en niet het openbaar ministerie, is die « de |
strafvordering [...] op gang heeft gebracht », zodat zij voor die | |
être considérée comme « responsable » de cette action à l'égard du | vordering « aansprakelijk » moet worden geacht ten aanzien van de |
prévenu ou de l'inculpé (Doc. parl., Sénat, 2006-2007, n° 3-1686/4, p. | beklaagde of de inverdenkinggestelde (Parl. St., Senaat, 2006-2007, |
8; Doc. parl., Chambre, 2006-2007, DOC 51-2891/002, p. 6). En ce qui concerne la situation du prévenu acquitté ou de l'inculpé bénéficiant d'un non-lieu, il est encore précisé ceci, dans les travaux préparatoires de la disposition en cause : « La répétibilité ne jouera par ailleurs pas dans les relations entre le prévenu et l'Etat, représenté par le ministère public, et ce toujours conformément à l'avis des ordres d'avocats et du Conseil supérieur de la Justice. Il faut ici relever que le ministère public, en exerçant les poursuites, représente l'intérêt général et ne peut dès lors être mis sur le même pied qu'une partie civile qui mettrait | nr. 3-1686/4, p. 8; Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2891/002, p. 6). Ten aanzien van de situatie van de vrijgesproken beklaagde of van de inverdenkinggestelde die een buitenvervolgingstelling geniet, wordt in de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling voorts gepreciseerd : « Overeenstemmend met het advies van de ordes van advocaten en van de Hoge Raad voor de Justitie, zal de verhaalbaarheid trouwens ook niet aan bod komen in de betrekkingen tussen de beklaagde en de Staat, die wordt vertegenwoordigd door het openbaar ministerie. Er moet op gewezen worden dat het openbaar ministerie, door vervolging in te stellen, het algemeen belang vertegenwoordigt en derhalve niet op één lijn kan worden gesteld met een burgerlijke partij die de |
seule en mouvement l'action publique pour la défense d'un intérêt | strafvordering alleen in gang zou zetten om een privébelang te |
particulier » (Doc. parl., Chambre, 2006-2007, DOC 51-2891/002, pp. | verdedigen » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2891/002, pp. 6-7). |
6-7). B.5. La Cour a déjà jugé à plusieurs reprises qu'il est justifié que | B.5. Het Hof heeft reeds herhaaldelijk geoordeeld dat het verantwoord |
is dat de burgerlijke partij slechts tot de betaling van de | |
la partie civile ne soit condamnée à payer l'indemnité de procédure au | rechtsplegingsvergoeding aan de vrijgesproken beklaagde of aan de |
prévenu acquitté ou à l'inculpé bénéficiant d'un non-lieu que quand | inverdenkinggestelde die een buitenvervolgingstelling geniet, wordt |
c'est elle qui a mis l'action publique en mouvement, et non quand elle | veroordeeld wanneer zij zelf de strafvordering op gang heeft gebracht |
a greffé son action sur une action publique intentée par le ministère | en niet wanneer zij haar vordering heeft doen aansluiten bij een door |
public, ni quand une juridiction d'instruction a ordonné le renvoi du | het openbaar ministerie ingestelde strafvordering of wanneer een |
prévenu devant une juridiction de jugement (arrêts nos 182/2008, | onderzoeksgerecht de verwijzing van de beklaagde naar een |
49/2009, 113/2016 et 33/2017). En effet, le législateur a pu | vonnisgerecht heeft bevolen (arresten nrs. 182/2008, 49/2009, 113/2016 |
raisonnablement considérer qu'en pareils cas, même si la partie civile | en 33/2017). De wetgever vermocht immers redelijkerwijs ervan uit te |
échoue dans ses prétentions, elle ne peut pas être tenue pour | gaan dat in die gevallen, ook al worden de eisen van de burgerlijke |
partij niet ingewilligd, ze niet aansprakelijk gesteld kan worden voor | |
responsable de la procédure pénale à l'égard du prévenu ou de | de strafprocedure ten aanzien van de beklaagde of de |
l'inculpé et elle ne peut donc pas non plus être condamnée à | inverdenkinggestelde en bijgevolg ook niet veroordeeld kan worden om |
indemniser celui-ci pour les frais de procédure engendrés à cette | die te vergoeden voor de procedurekosten die bij die gelegenheid zijn |
occasion. | ontstaan. |
B.6. Dans l'affaire présente, il est demandé à la Cour si la | B.6. Aan het Hof wordt thans de vraag gesteld of de in het geding |
disposition en cause est compatible avec les articles 10 et 11 de la | zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de |
Grondwet in zoverre zij geen rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep | |
Constitution en ce qu'elle n'accorde pas d'indemnité de procédure | toekent aan de inverdenkinggestelde die in eerste aanleg door de |
d'appel à l'inculpé que la chambre du conseil a mis hors de cause en | raadkamer buiten vervolging werd gesteld, ten laste van de burgerlijke |
première instance à charge de la partie civile qui, bien qu'elle n'ait | partij die, hoewel zij niet zelf de strafvordering op gang heeft |
pas mis elle-même l'action publique en mouvement, a interjeté appel en | gebracht, hoger beroep heeft ingesteld bij ontstentenis van enig |
l'absence de tout recours du ministère public. | beroep van het openbaar ministerie. |
B.7.1. Par son arrêt n° 113/2016 du 22 septembre 2016, la Cour s'est | B.7.1. Bij zijn arrest nr. 113/2016 van 22 september 2016 heeft het |
prononcée sur une question similaire, relative à l'article 162bis, | Hof zich uitgesproken over een soortgelijke vraag inzake artikel |
alinéa 2, du Code d'instruction criminelle, qui règle - dans le même | 162bis, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, dat - in |
sens que la disposition actuellement en cause - l'indemnité de | dezelfde zin als de thans in het geding zijnde bepaling - de |
procédure en matière pénale devant la juridiction de jugement. Aux | rechtsplegingsvergoeding in strafzaken voor het vonnisgerecht regelt. |
termes de cette disposition, la partie civile qui a lancé une citation | Krachtens die bepaling is de in het ongelijk gestelde burgerlijke |
directe et qui a succombé doit payer une indemnité de procédure au | partij die rechtstreeks heeft gedagvaard een rechtsplegingsvergoeding |
prévenu acquitté. | verschuldigd aan de vrijgesproken beklaagde. |
Dans cet arrêt, la Cour a dit pour droit que l'article 162bis, alinéa | Het Hof heeft in dat arrest voor recht gezegd dat artikel 162bis, |
2, du Code d'instruction criminelle viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il ne permet pas au juge répressif d'accorder au prévenu acquitté et au civilement responsable une indemnité de procédure d'appel à charge de la partie civile succombante qui, en l'absence de tout recours du ministère public, a interjeté appel d'un jugement d'acquittement statuant sur une action intentée par le ministère public. La Cour a motivé sa décision comme suit : « B.7. La partie civile qui, seule, interjette appel d'un jugement d'acquittement lorsque l'action publique a été intentée par le ministère public prend l'initiative d'une nouvelle instance, même si elle n'est pas à l'origine de l'action introduite en première instance et qu'elle a greffé son action initiale sur l'action publique. Elle exerce ainsi un droit qui lui est propre, le droit de faire réexaminer sa cause par une juridiction supérieure. Dès lors que le ministère public n'a pas interjeté appel, l'action de la partie civile en degré d'appel ne se greffe plus sur une action mue par l'intérêt général mais tend exclusivement à la défense d'un intérêt privé. Elle est donc à l'origine des frais et honoraires d'avocat exposés pour la procédure d'appel. La disposition en cause qui met à charge de la partie civile qui introduit une action par citation directe une indemnité de procédure au bénéfice du prévenu acquitté et du civilement responsable, sans la mettre à charge de la partie civile qui, sans être précédée ou suivie à cet égard par le ministère public, interjette appel d'un jugement rendu sur une action publique introduite par le ministère public au bénéfice du prévenu acquitté et du civilement responsable, n'est pas | tweede lid, van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre het de strafrechter niet toestaat aan de vrijgesproken beklaagde en aan de burgerrechtelijk aansprakelijke een rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep toe te kennen ten laste van de in het ongelijk gestelde burgerlijke partij die, bij ontstentenis van enig beroep van het openbaar ministerie, hoger beroep heeft ingesteld tegen een vrijsprekend vonnis dat is gewezen op een door het openbaar ministerie ingestelde vordering. Het Hof motiveerde zijn beslissing als volgt : « B.7. De burgerlijke partij die als enige hoger beroep instelt tegen een vrijsprekend vonnis wanneer de strafvordering werd ingesteld door het openbaar ministerie, neemt het initiatief tot een nieuwe aanleg, ook al heeft zij niet het initiatief genomen tot de in eerste aanleg ingestelde vordering en heeft zij haar initiële vordering bij de strafvordering doen aansluiten. Zij oefent op die manier een recht uit dat haar eigen is, namelijk het recht om haar zaak opnieuw te laten beoordelen door een hoger rechtscollege. Aangezien het openbaar ministerie geen hoger beroep heeft ingesteld, sluit de vordering van de burgerlijke partij in hoger beroep niet meer aan bij een vordering die op gang is gebracht wegens het algemeen belang, maar strekt zij uitsluitend tot de verdediging van een privébelang. Zij ligt dus aan de oorsprong van de kosten en erelonen van een advocaat die zijn gemaakt voor de procedure in hoger beroep. De in het geding zijnde bepaling, die ten gunste van de vrijgesproken beklaagde en de burgerrechtelijk aansprakelijke een rechtsplegingsvergoeding ten laste legt van de burgerlijke partij die een vordering instelt door middel van een rechtstreekse dagvaarding, zonder ze ten laste te leggen van de burgerlijke partij die, zonder daarin te worden voorafgegaan of gevolgd door het openbaar ministerie, hoger beroep instelt tegen een vonnis dat is gewezen op een strafvordering ingesteld door het openbaar ministerie ten gunste van de vrijgesproken beklaagde en de burgerrechtelijk aansprakelijke, is |
raisonnablement justifiée ». | niet redelijk verantwoord ». |
B.7.2. La Cour a statué dans le même sens par son arrêt n° 33/2017 du | B.7.2. Het Hof heeft in dezelfde zin geoordeeld bij zijn arrest nr. |
9 mars 2017 (B.6). B.8. Par identité de motifs, la question préjudicielle actuellement soumise à la Cour appelle une réponse affirmative. Contrairement à ce que fait valoir le Conseil des ministres, le fait que l'appel formé par la partie civile contre l'ordonnance de non-lieu porte l'action publique devant le juge d'appel, alors que l'appel formé par la partie civile contre un acquittement ne porte que l'action civile devant le juge d'appel, n'aboutit pas à un autre résultat. En effet, cette circonstance ne porte pas atteinte au fait que la partie civile qui, seule, a interjeté appel d'une ordonnance de non-lieu lorsque l'action publique a été mise en mouvement par le ministère public poursuit exclusivement la défense d'un intérêt privé | 33/2017 van 9 maart 2017 (B.6). B.8. Om dezelfde redenen dient de thans voorgelegde prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord. Anders dan de Ministerraad aanvoert, leidt het gegeven dat het hoger beroep van de burgerlijke partij tegen de beschikking tot buitenvervolgingstelling de strafvordering voor de appelrechter brengt, terwijl het hoger beroep van de burgerlijke partij tegen een vrijspraak enkel de burgerlijke rechtsvordering voor de appelrechter brengt, niet tot een ander resultaat. Dat gegeven doet immers geen afbreuk aan het feit dat de burgerlijke partij die als enige hoger beroep heeft ingesteld tegen een beschikking tot buitenvervolgingsstelling wanneer de strafvordering werd ingesteld door het openbaar ministerie, uitsluitend de verdediging van een privébelang nastreeft en daartoe het initiatief neemt tot een nieuwe |
et, à cette fin, prend l'initiative d'une nouvelle instance, même si | aanleg, ook al heeft zij niet het initiatief genomen tot de ingestelde |
elle n'a pas mis l'action publique en mouvement de sa propre | strafvordering en heeft zij haar initiële vordering bij de |
initiative, mais a greffé son action initiale sur l'action publique. | strafvordering doen aansluiten. Zij ligt dus aan de oorsprong van de |
Elle est donc à l'origine des frais et honoraires d'avocat générés | kosten en erelonen van een advocaat die zijn gemaakt voor de procedure |
pour la procédure d'appel. | in hoger beroep. |
B.9.1. La différence de traitement qui résulte du fait que la disposition en cause met, au profit de l'inculpé ayant bénéficié d'un non-lieu, une indemnité de procédure à charge de la partie civile qui a ouvert l'instruction en se constituant partie civile entre les mains du juge d'instruction, alors qu'une telle indemnité de procédure n'est pas mise à charge de la partie civile qui, sans être précédée ou suivie à cet égard par le ministère public, interjette appel d'une ordonnance de non-lieu rendue par la chambre du conseil sur une action publique intentée par le ministère public et succombe, n'est pas raisonnablement justifiée. B.9.2. Cette discrimination ne trouve toutefois pas son origine dans la disposition en cause, qui règle la procédure devant la chambre du conseil, mais bien dans l'absence d'une disposition législative permettant à la chambre des mises en accusation de mettre une indemnité de procédure à charge de la partie civile qui, sans être précédée ou suivie à cet égard par le ministère public, interjette appel d'une ordonnance de non-lieu rendue par la chambre du conseil | B.9.1. Het verschil in behandeling dat ontstaat doordat de in het geding zijnde bepaling ten gunste van de inverdenkinggestelde die een buitenvervolgingstelling geniet een rechtsplegingsvergoeding ten laste legt van de burgerlijke partij die het onderzoek heeft ingeleid door een burgerlijkepartijstelling in handen van de onderzoeksrechter, terwijl een dergelijke rechtsplegingsvergoeding niet ten laste wordt gelegd van de burgerlijke partij die, zonder daarin te worden voorafgegaan of gevolgd door het openbaar ministerie, hoger beroep instelt tegen een beschikking van de raadkamer tot buitenvervolgingstelling gewezen op een strafvordering ingesteld door het openbaar ministerie en die daarbij in het ongelijk wordt gesteld, is niet redelijk verantwoord. B.9.2. Die discriminatie vindt haar oorsprong evenwel niet in de in het geding zijnde bepaling, die de procedure voor de raadkamer regelt, doch wel in de ontstentenis van een wetsbepaling die de kamer van inbeschuldigingstelling toelaat een rechtsplegingsvergoeding ten laste te leggen van de burgerlijke partij die, zonder daarin te worden voorafgegaan of gevolgd door het openbaar ministerie, hoger beroep instelt tegen een beschikking van de raadkamer tot buitenvervolgingstelling gewezen op een strafvordering ingesteld door |
sur une action publique intentée par le ministère public et succombe. | het openbaar ministerie en die daarbij in het ongelijk wordt gesteld. |
B.10. Dès lors que le constat de la lacune qui a été fait en B.9.2 est | B.10. Aangezien de in B.9.2 gedane vaststelling van de lacune is |
exprimé en des termes suffisamment précis et complets, il appartient | uitgedrukt in voldoende nauwkeurige en volledige bewoordingen, staat |
au juge a quo de mettre fin à la discrimination constatée. | het aan de verwijzende rechter een einde te maken aan de vastgestelde |
discriminatie. | |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
- L'article 128, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle ne viole | - Artikel 128, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering schendt |
pas les articles 10 et 11 de la Constitution. | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
- L'absence d'une disposition législative permettant à la chambre des | - De ontstentenis van een wetsbepaling die de kamer van |
inbeschuldigingstelling toelaat een rechtsplegingsvergoeding ten laste | |
mises en accusation de mettre une indemnité de procédure à charge de | te leggen van de burgerlijke partij die, zonder daarin te worden |
la partie civile qui, sans être précédée ou suivie à cet égard par le | voorafgegaan of gevolgd door het openbaar ministerie, hoger beroep |
ministère public, interjette appel d'une ordonnance de non-lieu rendue | instelt tegen een beschikking van de raadkamer tot buitenvervolgingstelling gewezen op een strafvordering ingesteld door |
par la chambre du conseil sur une action publique intentée par le | het openbaar ministerie en die daarbij in het ongelijk wordt gesteld, |
ministère public et succombe, viole les articles 10 et 11 de la | schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
Constitution. Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
la Cour constitutionnelle, le 22 novembre 2018. | op 22 november 2018. |
Le greffier, Le président, | De griffier, De voorzitter, |
P.-Y. Dutilleux A. Alen | P.-Y. Dutilleux A. Alen |