Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 120/2018 du 4 octobre 2018 Numéro du rôle : 6649 En cause : le recours en annulation du décret flamand du 23 décembre 2016 réglant le fonctionnement et la répartition d'un « Vlaams fonds voor de stimulering van st(...) La Cour constitutionnelle, composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen(...)"
Extrait de l'arrêt n° 120/2018 du 4 octobre 2018 Numéro du rôle : 6649 En cause : le recours en annulation du décret flamand du 23 décembre 2016 réglant le fonctionnement et la répartition d'un « Vlaams fonds voor de stimulering van st(...) La Cour constitutionnelle, composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen(...) Uittreksel uit arrest nr. 120/2018 van 4 oktober 2018 Rolnummer 6649 In zake : het beroep tot vernietiging van het Vlaamse decreet van 23 december 2016 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van een Vlaams fonds voor Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)
COUR CONSTITUTIONNELLE GRONDWETTELIJK HOF
Extrait de l'arrêt n° 120/2018 du 4 octobre 2018 Uittreksel uit arrest nr. 120/2018 van 4 oktober 2018
Numéro du rôle : 6649 Rolnummer 6649
En cause : le recours en annulation du décret flamand du 23 décembre In zake : het beroep tot vernietiging van het Vlaamse decreet van 23
2016 réglant le fonctionnement et la répartition d'un « Vlaams fonds december 2016 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de
voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen verdeling van een Vlaams fonds voor de stimulering van
» (Fonds flamand d'encouragement aux investissements métropolitains, (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen, ingesteld door de stad
urbains et ruraux), introduit par la ville de Grammont et autres. Geraardsbergen en anderen.
La Cour constitutionnelle, Het Grondwettelijk Hof,
composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L.
J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey,
Nihoul, T. Giet et R. Leysen, assistée du greffier F. Meersschaut, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F.
présidée par le président A. Alen, Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet du recours et procédure I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging
Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 19 Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 april 2017
avril 2017 et parvenue au greffe le 20 avril 2017, un recours en ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 april
2017, is beroep tot vernietiging ingesteld van het Vlaamse decreet van
annulation du décret flamand du 23 décembre 2016 réglant le 23 december 2016 tot vaststelling van de regels inzake de werking en
fonctionnement et la répartition d'un « Vlaams fonds voor de de verdeling van een Vlaams fonds voor de stimulering van
stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen » (Fonds (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen, bekendgemaakt in het
flamand d'encouragement aux investissements métropolitains, urbains et
ruraux), publié au Moniteur belge du 26 janvier 2017, a été introduit Belgisch Staatsblad van 26 januari 2017, door de stad Geraardsbergen,
par la ville de Grammont, la ville de Ninove, la commune de
Denderleeuw, la ville de Lommel, les communes de Wetteren, de stad Ninove, de gemeente Denderleeuw, de stad Lommel, de gemeenten
Heusden-Zolder, Maasmechelen, Houthalen-Helchteren, Beveren, Wetteren, Heusden-Zolder, Maasmechelen, Houthalen-Helchteren, Beveren,
Destelbergen, Herck-la-Ville, Lochristi, Zonhoven et Tessenderlo, la Destelbergen, Herk-de-Stad, Lochristi, Zonhoven en Tessenderlo, de
ville de Halen et les communes d'Alken, Lummen, Wichelen et Nazareth, stad Halen en de gemeenten Alken, Lummen, Wichelen en Nazareth,
assistées et représentées par Me J. Vanpraet, avocat au barreau de bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Vanpraet, advocaat bij de
Bruges. balie te Brugge.
(...) (...)
II. En droit II. In rechte
(...) (...)
B.1.1. Le décret attaqué crée un « Vlaams fonds voor de stimulering B.1.1. Het bestreden decreet roept een Vlaams fonds in het leven voor
van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen » (ci-après : le de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen, met
Fonds flamand d'encouragement aux investissements métropolitains, als doel het ondersteunen van investeringen van steden en
urbains et ruraux), ayant pour objectif de soutenir les plattelandsgemeenten. Jaarlijks wordt voor dat fonds in de begroting
investissements des villes et des communes rurales. Un crédit
d'engagement pour ce fonds est inscrit annuellement au budget de la van de Vlaamse Gemeenschap een vastleggingskrediet ingeschreven
Communauté flamande (article 3). (artikel 3).
B.1.2. La répartition du fonds « repose sur les rapports historiques B.1.2. De verdeling van het fonds « is gebaseerd op de historische
qui régissaient les trois anciens systèmes de subvention qui sont verhoudingen van de drie vroegere subsidiekanalen die gebundeld worden
regroupés dans ce fonds » (Doc. parl., Parlement flamand, 2016-2017, in dit fonds » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 986/1, p.
n° 986/1, p. 15). Le fonds est réparti annuellement de la façon suivante (article 4) : 15). Het fonds wordt jaarlijks als volgt verdeeld (artikel 4) :
« 1° 46,36 % du fonds est prévu pour certaines villes-centres et « 1° 46,36 % van het fonds wordt voorzien voor bepaalde centrumsteden
ventilé comme suit : 34,79 % pour Anvers, 7,25 % pour Gand, 1,79 % en als volgt opgesplitst : 34,79 % voor Antwerpen, 7,25 % voor Gent,
pour Saint-Nicolas, 1,66 % pour Malines et 0,87 % pour Ostende; 1,79 % voor Sint-Niklaas, 1,66 % voor Mechelen en 0,87 % voor Oostende;
2° 29,37 % du fonds est prévu pour des subventions pour les 2° 29,37 % van het fonds wordt voorzien voor subsidies voor de
villes-centres, les villes provinciales et la Commission communautaire centrumsteden, de provinciale steden en de Vlaamse
flamande agissant comme établissement compétent pour la région Gemeenschapscommissie, die optreedt als bevoegde instelling voor het
bilingue de Bruxelles-Capitale; tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;
3° 24,27 % du fonds est prévu pour des subventions pour les communes 3° 24,27 % van het fonds wordt voorzien voor subsidies voor
rurales ». plattelandsgemeenten ».
Les villes-centres sont Anvers, Alost, Bruges, Hasselt, Genk, Gand, De centrumsteden zijn Antwerpen, Aalst, Brugge, Hasselt, Genk, Gent,
Courtrai, Louvain, Malines, Ostende, Roulers, Saint-Nicolas et Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en
Turnhout (article 2, 1°). Turnhout (artikel 2, 1°).
Les villes provinciales sont Aarschot, Deinze, Termonde, Diest, Eeklo, De provinciale steden zijn Aarschot, Deinze, Dendermonde, Diest,
Geel, Hal, Herentals, Ypres, Knokke-Heist, Lierre, Lokeren, Mol, Eeklo, Geel, Halle, Herentals, Ieper, Knokke-Heist, Lier, Lokeren,
Audenarde, Renaix, Saint-Trond, Tielt, Tirlemont, Tongres, Vilvorde et Mol, Oudenaarde, Ronse, Sint-Truiden, Tielt, Tienen, Tongeren,
Waregem (article 2, 6°). Vilvoorde en Waregem (artikel 2, 6°).
B.1.3. Les villes-centres, les villes provinciales et la Commission B.1.3. De centrumsteden, de provinciale steden en de Vlaamse
communautaire flamande doivent consacrer les moyens financiers qui
leur sont alloués à des investissements dans des projets de rénovation Gemeenschapscommissie moeten de toegewezen middelen aanwenden voor
urbaine. Le Gouvernement flamand peut imposer des modalités relatives investeringen in stadsvernieuwingsprojecten. De Vlaamse Regering kan
aux objectifs dans lesquels le projet de rénovation urbaine doit nadere bepalingen opleggen voor de doelstellingen waarin het
s'inscrire (articles 6 et 7) et il décide de l'octroi des subventions, stadsvernieuwingsproject moet kaderen (artikelen 6 en 7) en beslist
visées dans l'article 4, 2°, après un appel et l'avis d'un jury over de toekenning van de subsidies, bedoeld in artikel 4, 2°, na een
multidisciplinaire sur les projets introduits (article 8, alinéa 1er). oproep en na een advies van een multidisciplinaire jury over de
B.1.4. Les communes rurales doivent consacrer les subventions qui leur ingediende projecten (artikel 8, eerste lid).
sont attribuées à des investissements dans des actifs matériels B.1.4. De plattelandsgemeenten moeten de toegekende subsidies besteden
immobilisés (article 14). aan investeringen in materiële vaste activa (artikel 14).
Om te bepalen welke plattelandsgemeenten in aanmerking komen voor een
Afin de déterminer les communes rurales bénéficiant d'une subvention, subsidie stelt de Vlaamse Regering een doellijst vast van de gemeenten
le Gouvernement flamand établit une « liste cible » des communes de la van het Vlaamse Gewest op grond van hun plattelandskenmerken. De
Région flamande sur la base de leurs caractéristiques rurales. Les 50 eerste 50 gerangschikte gemeenten op deze lijst zijn de doelgemeenten
premières communes classées sur cette liste sont les communes cibles
(article 9, alinéa 1er). (artikel 9, eerste lid).
Le classement des communes sur cette liste s'effectue en prenant en De rangschikking van de gemeenten op de doellijst gebeurt op grond van
compte les critères suivants (1) le nombre moyen d'habitants par km2 de volgende criteria : (1) het gemiddeld aantal inwoners per km2 van
de la commune en question et (2) le pourcentage de superficie bâtie de de betrokken gemeente en (2) het percentage bebouwde oppervlakte van
la commune en question (article 9, alinéa 2). de betrokken gemeente (artikel 9, tweede lid).
La « liste cible » est établie par le Gouvernement flamand en De Vlaamse Regering stelt de doellijst vast met de volgende formule
utilisant la formule suivante (article 9, alinéa 3) : (artikel 9, derde lid) :
« x = inw/GinwVL + % bebO/G % bebOVL « x = inw/GinwVL + % bebO/G % bebOVL
où : Waarbij :
1° inw = le nombre d'habitants par km2 de la commune en question, fixé 1° inw = aantal inwoners per km2 van de betrokken gemeente bepaald op
sur la base des valeurs les plus récentes fournies par la Direction grond van de meest recente waarden verstrekt door de Algemene Directie
générale Statistique et Information économique (DGSIE); Statistiek en Economische Informatie (ADSEI);
2° GinwVL = le nombre moyen communal d'habitants par km2 de toutes les 2° GinwVL = gemeentelijk gemiddeld aantal inwoners per km2 van alle
communes flamandes, fixé sur la base des valeurs les plus récentes Vlaamse gemeenten bepaald op grond van de meest recente waarden
fournies par la Direction générale Statistique et Information verstrekt door de Algemene Directie Statistiek en Economische
économique (DGSIE); Informatie (ADSEI);
3° % bebO = le pourcentage de superficie bâtie de la commune en 3° % bebO = percentage bebouwde oppervlakte van de betrokken gemeente
question, fixé sur la base des valeurs les plus récentes fournies par bepaald op grond van de meest recente waarden verstrekt door de
la Direction générale Statistique et Information économique (DGSIE); Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI);
4° G % bebOVL = le pourcentage moyen communal de superficie bâtie de 4° G % bebOVL = gemeentelijk gemiddelde percentage bebouwde
toutes les communes flamandes, fixé sur la base des valeurs les plus oppervlakte van alle Vlaamse gemeenten bepaald op grond van de meest
récentes fournies par la Direction générale Statistique et Information recente waarden verstrekt door de Algemene Directie Statistiek en
économique (DGSIE) ». Economische Informatie (ADSEI) ».
Une valeur x est attribuée à chaque commune flamande sur la base de la Elke Vlaamse gemeente krijgt een waarde x toegekend op grond van de
formule précitée. Le classement de la liste commence par la valeur x voormelde formule. De doellijst begint met de laagste waarde x en
la plus basse et se termine par la valeur x la plus élevée (article 9, sluit af met de hoogste waarde x (artikel 9, vierde lid).
alinéa 4). La « liste cible » est établie par le Gouvernement flamand pour une De Vlaamse Regering stelt de doellijst vast voor een periode van zes
période de six ans coïncidant avec la législature locale. Lorsque le jaar die overeenstemt met de lokale beleidscyclus. Als geen nieuwe
Gouvernement flamand n'établit pas de nouvelle liste au début d'une doellijst wordt vastgesteld bij het begin van een nieuwe lokale
nouvelle législature locale, la dernière liste établie par le beleidscyclus, geldt de laatste door de Vlaamse Regering vastgestelde
Gouvernement flamand s'applique (article 10). doellijst (artikel 10).
B.1.5. Le Gouvernement flamand établit sur la base de la liste des 50 B.1.5. Op basis van de doellijst van 50 doelgemeenten stelt de Vlaamse
communes cibles une liste des priorités pour la répartition du crédit Regering een prioriteringslijst vast voor de verdeling van het
d'engagement disponible (article 11, alinéa 1er). beschikbare vastleggingskrediet (artikel 11, eerste lid).
Les communes cibles sont classées sur la liste des priorités selon les De rangschikking van de doelgemeenten op de prioriteringslijst gebeurt
critères suivants : (1) le revenu immobilier de la commune cible, (2) op grond van de volgende criteria : (1) het onroerend inkomen van de
les additionnels communaux à l'impôt des personnes physiques de la doelgemeente, (2) de aanvullende personenbelasting van de doelgemeente
commune cible et (3) le nombre d'habitants de la commune cible en (3) het aantal inwoners van de doelgemeente (artikel 11, tweede
(article 11, alinéa 2). lid).
La liste des priorités est établie en utilisant la formule suivante De Vlaamse Regering stelt de prioriteringslijst vast met de volgende
(article 11, alinéa 3) : formule (artikel 11, derde lid) :
« y = 1 % APB + 100 OOV/inwTOT « y = 1 % APB + 100 OOV/inwTOT
où : waarbij :
1° 1 % APB = le produit de 1 % de l'impôt des personnes physiques 1° 1 % APB = de opbrengst van 1 % aanvullende personenbelasting voor
additionnel pour la commune en question, selon la dernière estimation de betrokken gemeente, volgens de laatst beschikbare raming door de
disponible du SPF Finances; FOD Financiën;
2° 100 OOV = le produit de 100 centimes additionnels sur le précompte 2° 100 OOV = de opbrengst van 100 opcentiemen op de onroerende
immobilier pour la commune en question, selon la dernière estimation voorheffing voor de betrokken gemeente, volgens de laatst beschikbare
disponible du ' Vlaamse Belastingdienst ' (Service flamand des raming door de Vlaamse Belastingdienst;
Impôts); 3° inw TOT = le nombre total d'habitants de la commune en question, 3° inw TOT = totaal aantal inwoners van de betrokken gemeente bepaald
fixé sur la base des valeurs les plus récentes fournies par la op grond van de meest recente waarden verstrekt door de Algemene
Direction générale Statistique et Information économique (DGSIE) ». Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) ».
Une valeur y est attribuée à chaque commune cible sur la base de la Elke doelgemeente krijgt een waarde y toegekend op grond van de
formule précitée. Le classement de la liste des priorités commence par voormelde formule. De prioriteringslijst begint met de laagste waarde
la valeur y la plus basse et se termine par la valeur y la plus élevée y en sluit af met de hoogste waarde y (artikel 11, vierde lid).
(article 11, alinéa 4).
La liste des priorités est établie par le Gouvernement flamand pour De Vlaamse Regering stelt de prioriteringslijst vast voor een periode
une période de six ans coïncidant avec la législature locale. Lorsque van zes jaar die overeenstemt met de lokale beleidscyclus. Als geen
le Gouvernement flamand n'établit pas de nouvelle liste des priorités nieuwe prioriteringslijst wordt vastgesteld bij het begin van een
au début d'une nouvelle législature locale, la dernière liste établie nieuwe lokale beleidscyclus, geldt de laatste door de Vlaamse Regering
par le Gouvernement flamand s'applique (article 12). vastgestelde prioriteringslijst (artikel 12).
B.1.6. Enfin, l'octroi des subventions aux communes rurales s'effectue B.1.6. De toekenning van subsidies aan de plattelandsgemeenten gebeurt
de la manière suivante (article 13) : uiteindelijk als volgt (artikel 13) :
« La subvention annuelle par commune est fixée en multipliant le « De jaarlijkse subsidie per gemeente wordt bepaald op basis van de
nombre de kilomètres de réseau routier local revêtu pour lequel la vermenigvuldiging van het aantal kilometer lokaal verhard wegennet
commune en question est compétente à titre exclusif, par : waarvoor de betrokken gemeente exclusief bevoegd is met :
1° un facteur N, égal à 1 200 euro/km lors du premier accord si la 1° factor N, die bij de eerste goedkeuring 1200 euro/km bedraagt
valeur y, visée à l'article 11, est inférieure à 40; indien de waarde y, vermeld in artikel 11, lager is dan 40;
2° un facteur M, égal à 1 000 euro/km lors du premier accord si la valeur y, visée à l'article 11, est égale ou supérieure à 40. Si le résultat du calcul de l'alinéa 1er est supérieur à 250 000 euros, le montant est limité à 250 000 euros. Le montant résultant du calcul sur la base des alinéas 1er et 2 est payé aux communes concernées, en commençant par la commune avec la valeur y la plus basse, visée à l'article 11, jusqu'à épuisement du budget spécifique fixé annuellement. Le Gouvernement flamand peut modifier les facteurs N et M. Le nombre de kilomètres de réseau routier local revêtu pour lequel la commune en question est compétente à titre exclusif, tel que visé à l'alinéa 1er, est fixé sur la base des valeurs les plus récentes 2° factor M, die bij de eerste goedkeuring 1000 euro/km bedraagt indien de waarde y, vermeld in artikel 11, gelijk is aan of hoger is dan 40. Als het bedrag dat het resultaat is van een berekening op grond van het eerste lid, hoger is dan 250.000 euro, wordt het bedrag beperkt tot 250.000 euro. Het bedrag dat het resultaat is van de berekening op grond van het eerste en het tweede lid, wordt aan de betrokken gemeenten uitgekeerd beginnende met de gemeente met de laagste waarde y, vermeld in artikel 11, en dit totdat het specifiek jaarlijks vastgesteld budget is uitgeput. De Vlaamse Regering kan de factoren N en M wijzigen. Het aantal kilometer lokaal verhard wegennet waarvoor de betrokken gemeente exclusief bevoegd is als vermeld in het eerste lid, wordt bepaald op grond van de meest recente waarden verstrekt door de
fournies par la Direction générale Statistique et Information économique (DGSIE) ». Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) ».
B.1.7. Les articles 15, 16, 17 et 18 contiennent des dispositions B.1.7. De artikelen 15, 16, 17 en 18 bevatten opheffings- en
abrogatoires et transitoires. overgangsbepalingen.
B.2. Les parties requérantes sont dix-neuf villes et communes qui ne B.2. De verzoekende partijen zijn negentien steden en gemeenten die
sont ni des villes-centres, ni des villes provinciales. Elles prennent niet behoren tot de centrumsteden en provinciale steden. Hun enige
un moyen unique de la violation des articles 10 et 11 de la middel is afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de
Constitution, combinés ou non avec le principe de l'autonomie locale, Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het beginsel van de
tel qu'il est garanti par les articles 41 et 162 de la Constitution et lokale autonomie zoals gewaarborgd door de artikelen 41 en 162 van de
par l'article 6, § 1er, VIII, de la loi spéciale du 8 août 1980 de Grondwet en artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus
réformes institutionnelles. 1980 tot hervorming der instellingen.
Les parties requérantes allèguent qu'il n'existe aucune justification De verzoekende partijen voeren aan dat geen verantwoording bestaat
à la différence de traitement existant entre les villes-centres et les voor het verschil in behandeling tussen de centrumsteden en
villes provinciales, d'une part, et les autres communes, d'autre part, provinciale steden, enerzijds, en de overige gemeenten, anderzijds,
dans l'attribution de moyens d'investissement dans des projets de bij de toewijzing van middelen voor investeringen in
rénovation urbaine (première branche), à la différence de traitement stadsvernieuwingsprojecten (eerste onderdeel), voor het verschil in
instaurée entre les villes-centres et les villes provinciales dans behandeling tussen de centrumsteden en provinciale steden onderling
l'attribution des moyens d'investissement dans des projets de bij de toewijzing van middelen voor investeringen in
rénovation urbaine (deuxième branche) et à la différence de traitement stadsvernieuwingsprojecten (tweede onderdeel) en voor het verschil in
instaurée entre les communes rurales pour l'octroi des subventions behandeling tussen de plattelandsgemeenten onderling bij de toekenning
d'investissement (troisième branche). van investeringssubsidies (derde onderdeel).
B.3. Les articles 10 et 11 de la Constitution garantissent le principe d'égalité et de non-discrimination. Ce principe s'applique également aux villes et aux communes (voyez l'arrêt n° 13/91 du 28 mai 1991). B.4. Le financement général des communes s'effectue par le biais du Fonds des communes. En regroupant en un seul fonds d'investissement les moyens financiers affectés aux projets de rénovation urbaine, au fonds rural et à l'ancienne politique fédérale des grandes villes, le décret attaqué a pour objectif de simplifier le financement complémentaire des communes. Les moyens financiers du fonds d'investissement sont répartis selon une clé de répartition fixe. Cette répartition en pourcentage correspond à l'ancienne répartition applicable aux systèmes de subvention regroupés par le décret attaqué. Il ressort des travaux préparatoires que le maintien de la clé de répartition existante représente un choix politique essentiel, qui a aussi été confirmé à la suite des observations formulées à ce sujet par les conseils consultatifs stratégiques : « Dans l'ensemble, trois points sont récurrents chez les divers conseils consultatifs stratégiques. En premier lieu, le maintien des bénéficiaires actuels et de la répartition financière y afférente. En deuxième lieu, la réduction du nombre d'objectifs d'orientation du fonds et, en troisième lieu, la recherche d'une plus grande convergence avec d'autres flux de financement pertinents alloués par la Flandre aux administrations locales. [...] En ce qui concerne le premier thème sur lequel les conseils consultatifs ont formulé des observations, à savoir le fait de respecter la répartition existante, l'accord de gouvernement flamand 2014-2019 est clair : ' Nous regroupons les moyens financiers de la politique fédérale des grandes villes, des projets de rénovation urbaine et du Fonds rural dans un seul fonds d'investissement destiné à soutenir les investissements locaux, en respectant les objectifs et la répartition financière actuels '. Ce passage exprime l'ambition d'adopter une mesure neutre pour le budget en ce qui concerne toutes les villes et communes concernées. Le projet vise à l'intégration juridique de trois systèmes de subvention, dont deux étaient réglés dans le passé par décret et un par l'octroi annuel d'une subvention facultative. On se fonde à cet égard sur le principe de la sécurité juridique financière. Le Gouvernement flamand souhaite ainsi ne pas contrecarrer ni faire obstacle au plan pluriannuel que les villes et les communes ont établi pour la période 2014-2019. De cette manière, nous oeuvrons à la transparence financière et à la simplification juridique sans entraîner une lourde charge financière pour les autorités locales concernées. Ce choix politique s'inscrit dans la ligne politique générale du Gouvernement flamand visant à offrir un cadre financier clair et stable aux pouvoirs locaux flamands » (Doc. parl., Parlement flamand, 2016-2017, n° 986/1, pp. 9-11). B.5. Après une observation critique émise par la section de législation du Conseil d'Etat concernant le maintien de la répartition financière actuelle, le législateur décrétal a confirmé une fois encore son choix politique : « En outre, le projet de décret n'est pas adapté en fonction de l'observation du Conseil d'Etat relative au maintien de la répartition financière actuelle. Le projet de décret n'a en effet pas l'intention de modifier quoi que ce soit à la répartition actuelle, même si trois systèmes de subvention sont regroupés dans un seul fonds. La ratio legis du projet de décret est de réaliser une simplification maximale pour les villes et les communes et de limiter les flux financiers destinés aux pouvoirs locaux, mais en respectant les objectifs et la répartition financière actuels. Le projet entend intégrer juridiquement trois systèmes de subvention, dont deux étaient réglés dans le passé par décret et un par l'octroi annuel d'une subvention facultative. En adoptant ce projet de décret, le Gouvernement flamand a pour but de prendre une mesure neutre pour le budget pour toutes les villes et les communes concernées. Pour ce qui est des villes qui bénéficient à l'heure actuelle d'une subvention facultative dans le cadre de la politique flamande des grandes villes, ce projet de décret offre une sécurité juridique supplémentaire. Le maintien de la répartition financière existante représente pour le Gouvernement flamand une justification valable et n'entraîne nullement une différence de traitement » (Doc. parl., Parlement flamand, 2016-2017, n° 986/1, p. 14). B.6. Il résulte de ce qui précède que le législateur décrétal n'a pas voulu porter atteinte à la clé de répartition existante et aux choix politiques sur lesquels elle repose, mais qu'il a seulement entendu simplifier la manière dont les flux de financement peuvent être utilisés par les pouvoirs locaux. A cette fin, le législateur décrétal a regroupé ces systèmes de subvention dans un seul fonds d'investissement, le Fonds flamand d'encouragement aux investissements métropolitains, urbains et ruraux. En ce qui concerne le financement et les subventions des villes et des communes, le législateur décrétal dispose d'un pouvoir d'appréciation étendu. La Cour ne pourrait censurer le choix politique du législateur décrétal que s'il en résultait une différence de traitement qui soit manifestement déraisonnable. B.7. La différence de traitement entre les villes-centres et les villes provinciales, d'une part, et les autres communes, d'autre part, en matière d'octroi de moyens d'investissement destinés à des projets de rénovation urbaine n'est pas dénuée de justification raisonnable. Le législateur décrétal peut considérer que les villes et communes concernées, notamment en raison de leur taille, de leur composition ou de leur situation, ont des besoins différents en termes d'investissements. Les parties requérantes ne démontrent pas que la répartition des moyens financiers qui en découle entraîne des effets financiers qui sont manifestement disproportionnés. Le moyen, en sa première branche, n'est pas fondé. B.8. Le décret attaqué alloue une quote-part fixe des moyens financiers du fonds aux cinq villes-centres citées dans l'article 4, 1°, chacune recevant une quote-part différente, alors que les autres villes-centres et les villes provinciales doivent présenter des projets sur lesquels le Gouvernement flamand doit statuer. Cette différence de traitement n'est pas dénuée de justification raisonnable. Le maintien de la clé de répartition existante garantit que le regroupement envisagé des moyens d'investissement s'effectue de manière neutre pour le budget et assure la sécurité juridique financière des communes. Il n'appartient pas à la Cour de remettre en cause les objectifs politiques poursuivis. Les parties requérantes ne démontrent pas que la répartition des moyens financiers résultant du décret attaqué produise des effets qui soient manifestement disproportionnés. Le moyen, en sa deuxième branche, n'est pas fondé. B.9. La différence de traitement entre les communes rurales dans l'octroi des subventions d'investissement repose sur des critères objectifs. En établissant tout d'abord une liste des communes cibles et ensuite une liste des priorités, chaque fois sur la base de critères de sélection fixés par décret, lesquels ne sont pas manifestement déraisonnables, le législateur décrétal n'a pas excédé sa marge d'appréciation. La faible densité de population et de construction, qui détermine le classement dans la liste des communes cibles (article 9), peut expliquer les besoins plus importants en termes d'investissements complémentaires des communes concernées. A partir de la liste des 50 communes cibles, le Gouvernement flamand établit une liste des priorités, sur la base du revenu immobilier de la commune cible, des centimes additionnels à l'impôt des personnes physiques de la commune cible et du nombre d'habitants de la commune cible (article 11). Ces critères sont pertinents au regard du but poursuivi. L'octroi définitif des subventions aux communes rurales s'effectue en fonction du « nombre de kilomètres de réseau routier local revêtu pour lequel la commune en question est compétente à titre exclusif » et de la capacité fiscale de la commune concernée (article 13). La combinaison de ces critères ne peut pas davantage être considérée comme manifestement déraisonnable. Le moyen, en sa troisième branche, n'est pas fondé. B.10. Pour le surplus, les parties requérantes n'exposent pas en quoi les dispositions attaquées violeraient de manière discriminatoire le principe de l'autonomie locale. Le moyen, en aucune de ses branches, n'est fondé. Par ces motifs, la Cour rejette le recours. Ainsi rendu en langue néerlandaise, en langue française et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le 4 octobre 2018. Le greffier, F. Meersschaut Le président, B.3. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Dat beginsel geldt ook ten aanzien van de steden en gemeenten (zie arrest nr. 13/91 van 28 mei 1991). B.4. De algemene financiering van de gemeenten gebeurt via het Gemeentefonds. Door de middelen van de stadsvernieuwingsprojecten, van het plattelandsfonds en van het voormalige federale grootstedenbeleid te bundelen in één investeringsfonds, beoogt het bestreden decreet de aanvullende financiering van de gemeenten te vereenvoudigen. De middelen van het investeringsfonds worden volgens een vaste verdeelsleutel verdeeld. Die procentuele verdeling stemt overeen met de vroegere verdeling van de door het bestreden decreet gebundelde subsidiestromen. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat het behoud van de bestaande verdeelsleutel een essentiële beleidskeuze betreft, die ook na de opmerkingen daarover van de strategische adviesraden werd bevestigd : « Algemeen genomen zijn er drie zaken die terugkomen bij de diverse strategische adviesraden. Ten eerste het continueren van de huidige begunstigden en de bijbehorende financiële verhoudingen. Ten tweede het verminderen van sturende doelstellingen in het fonds en ten derde het zoeken naar verdere afstemming met andere relevante financieringsstromen vanuit Vlaanderen richting de lokale besturen. [...] Met betrekking tot het eerste thema waarrond de adviesraden opmerkingen formuleren, zijnde het respecteren van de bestaande financiële verhoudingen, is het Vlaams regeerakkoord 2014-2019 duidelijk : ' We bundelen de middelen van het federale grootstedenbeleid, de stadsvernieuwingsprojecten en het Plattelandsfonds in een investeringsfonds ter ondersteuning van de lokale investeringen, met respect voor de huidige focus en verhoudingen '. Deze passus schetst de ambitie tot het nemen van een budgetneutrale maatregel voor alle betrokken steden en gemeenten. Het ontwerp beoogt de juridische integratie van drie subsidiestromen, waarvan er in het verleden twee bij decreet en één via een jaarlijkse facultatieve toelage werden geregeld. Hierbij wordt vertrokken van het principe van de financiële rechtszekerheid. De Vlaamse Regering wenst zo de meerjarenplanning die de steden en gemeenten hebben opgemaakt voor de periode 2014-2019 niet te doorkruisen of te bezwaren. Op deze manier werken we aan financiële transparantie en juridische vereenvoudiging zonder dat de betrokken lokale besturen met een zware financiële last geconfronteerd worden. Deze beleidsoptie kadert in de algemene beleidslijn van de Vlaamse Regering tot het bieden van een helder en stabiel financieel kader richting de Vlaamse lokale besturen » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 986/1, pp. 9-11). B.5. Na een kritische opmerking van de afdeling wetgeving van de Raad van State inzake het behouden van de huidige financiële verhoudingen, bevestigde de decreetgever nogmaals zijn beleidskeuze : « Daarnaast wordt het ontwerp van decreet niet aangepast aan de opmerking van de Raad van State inzake het behouden van de huidige financiële verhoudingen. Het ontwerp van decreet heeft immers niet de bedoeling om iets te wijzigen aan de huidige verhoudingen, ook al worden drie subsidiestromen ondergebracht in één fonds. De ratio legis van het ontwerp van decreet is om een maximale vereenvoudiging te realiseren voor de steden en gemeenten en om de financiële stromen ten aanzien van lokale besturen te beperken, maar met respect voor de huidige focus en verhoudingen. Het ontwerp beoogt de juridische integratie van drie subsidiestromen, waarvan er in het verleden twee bij decreet en één via een jaarlijkse facultatieve toelage werden geregeld. Met dit ontwerp van decreet beoogt de Vlaamse Regering een budgetneutrale maatregel te treffen voor alle betrokken steden en gemeenten. Voor de steden die momenteel genieten van een facultatieve toelage in het kader van het Vlaamse Grootstedenbeleid, biedt dit ontwerp bijkomende rechtszekerheid. Het continueren van de bestaande financiële verhoudingen is voor de Vlaamse Regering een degelijke verantwoording en impliceert geenszins een verschil in behandeling » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 986/1, p. 14). B.6. Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat de decreetgever geen afbreuk heeft willen doen aan de bestaande verdeelsleutel en de daaraan ten grondslag liggende beleidsopties, maar dat hij enkel de wijze waarop de subsidiestromen door de lokale besturen kunnen worden aangewend, heeft willen vereenvoudigen. Daartoe heeft de decreetgever die subsidiestromen in één investeringsfonds ondergebracht, het Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen. Wat de financiering en subsidiëring van de steden en gemeenten betreft, beschikt de decreetgever over een ruime beoordelingsvrijheid. Het Hof zou de beleidskeuze van de decreetgever slechts kunnen afkeuren indien daaruit een verschil in behandeling voortvloeit dat kennelijk onredelijk is. B.7. Het verschil in behandeling tussen de centrumsteden en provinciale steden, enerzijds, en de overige gemeenten, anderzijds, bij de toewijzing van middelen voor investeringen in stadsvernieuwingsprojecten is niet zonder redelijke verantwoording. De decreetgever mag ervan uitgaan dat de betrokken steden en gemeenten, met name door hun omvang, hun samenstelling of hun ligging, andere investeringsbehoeften hebben. De verzoekende partijen tonen niet aan dat de daaruit voortvloeiende verdeling van middelen financiële gevolgen heeft die kennelijk onevenredig zijn. Het middel, in zijn eerste onderdeel, is niet gegrond. B.8. Het bestreden decreet wijst een vast aandeel van de middelen van het fonds toe aan de vijf in artikel 4, 1°, vermelde centrumsteden, die elk een verschillend aandeel ontvangen, terwijl de overige centrumsteden en de provinciale steden projecten moeten indienen waarover de Vlaamse Regering dient te beslissen. Dat verschil in behandeling is niet zonder redelijke verantwoording. De bestendiging van de bestaande verdeelsleutel waarborgt dat de beoogde bundeling van de investeringsmiddelen op een budgetneutrale wijze verloopt en de financiële rechtszekerheid van de gemeenten vrijwaart. Het staat niet aan het Hof de beleidsdoelstellingen in vraag te stellen. De verzoekende partijen tonen niet aan dat de verdeling van financiële middelen, door het bestreden decreet, gevolgen heeft die kennelijk onevenredig zijn. Het middel, in zijn tweede onderdeel, is niet gegrond. B.9. Het verschil in behandeling tussen de plattelandsgemeenten onderling bij de toekenning van investeringssubsidies steunt op objectieve criteria. Door, telkens op basis van decretaal bepaalde selectiecriteria, die niet kennelijk onredelijk zijn, eerst een doellijst en vervolgens een prioriteringslijst vast te stellen, heeft de decreetgever zijn beoordelingsmarge niet overschreden. De lage bevolkings- en bebouwingsdichtheid, die de rangschikking op de doellijst bepalen (artikel 9), kan de grotere behoefte aan bijkomende investeringen van de betrokken gemeenten verklaren. Op basis van de doellijst van 50 doelgemeenten stelt de Vlaamse Regering een prioriteringslijst vast, op basis van het onroerend inkomen van de doelgemeente, de aanvullende personenbelasting van de doelgemeente en het aantal inwoners van de doelgemeente (artikel 11). Die criteria zijn pertinent ten aanzien van het nagestreefde doel. De uiteindelijke toekenning van subsidies aan de plattelandsgemeenten gebeurt op grond van « het aantal kilometer lokaal verhard wegennet waarvoor de betrokken gemeente exclusief bevoegd is » en de fiscale draagkracht van de betrokken gemeente (artikel 13). De combinatie van die criteria kan evenmin kennelijk onredelijk worden geacht. Het middel, in zijn derde onderdeel, is niet gegrond. B.10. Voor het overige zetten de verzoekende partijen niet uiteen in welk opzicht de bestreden bepalingen op discriminerende wijze het beginsel van de lokale autonomie zouden schenden. Het middel is in geen van zijn onderdelen gegrond. Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep. Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 4 oktober 2018. De griffier, F. Meersschaut De voorzitter,
A. Alen A. Alen
^