← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 54/2017 du 11 mai 2017 Numéro du rôle : 6473 En cause : les
questions préjudicielles relatives aux articles 246, § 2, et 504bis, § 2, du Code pénal
et à l'article 20, alinéa 2, du titre préliminaire du Code de La Cour constitutionnelle, composée des présidents E. De Groot et J. Spreutels,
et des juges A. (...)"
Extrait de l'arrêt n° 54/2017 du 11 mai 2017 Numéro du rôle : 6473 En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles 246, § 2, et 504bis, § 2, du Code pénal et à l'article 20, alinéa 2, du titre préliminaire du Code de La Cour constitutionnelle, composée des présidents E. De Groot et J. Spreutels, et des juges A. (...) | Uittreksel uit arrest nr. 54/2017 van 11 mei 2017 Rolnummer 6473 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 246, § 2, en 504bis, § 2, van het Strafwetboek en artikel 20, tweede lid, van de voorafgaande titel van het W Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de recht(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 54/2017 du 11 mai 2017 | Uittreksel uit arrest nr. 54/2017 van 11 mei 2017 |
Numéro du rôle : 6473 | Rolnummer 6473 |
En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles 246, § | In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 246, § 2, en |
2, et 504bis, § 2, du Code pénal et à l'article 20, alinéa 2, du titre | 504bis, § 2, van het Strafwetboek en artikel 20, tweede lid, van de |
préliminaire du Code de procédure pénale, posées par la Cour d'appel | voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, gesteld door |
de Gand. | het Hof van Beroep te Gent. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents E. De Groot et J. Spreutels, et des juges A. | samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de |
Alen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût et T. Giet, assistée du | rechters A. Alen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, |
greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président E. De Groot, | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet des questions préjudicielles et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Par arrêt du 29 juin 2016 en cause de l'Office national de sécurité | Bij arrest van 29 juni 2016 in zake de Rijksdienst voor Sociale |
sociale contre J.M. et autres, dont l'expédition est parvenue au | Zekerheid tegen J.M. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van |
greffe de la Cour le 5 juillet 2016, la Cour d'appel de Gand a posé | het Hof is ingekomen op 5 juli 2016, heeft het Hof van Beroep te Gent |
les questions préjudicielles suivantes : | de volgende prejudiciële vragen gesteld : |
« I. Les articles 246, § 2, et 504bis, § 2, du Code pénal, combinés ou | « I. Schenden de artikelen 246, § 2 en 504bis, § 2 van het |
non avec les articles 3 et 4 de la loi interprétative du 11 mai 2007, | strafwetboek, al dan niet te samen met de artikelen 3 en 4 van de |
violent-ils le principe de légalité et également le principe de | interpretatieve wet van 11 mei 2007, het legaliteitsbeginsel, en ook |
non-rétroactivité en matière pénale, tel qu'il est notamment contenu | evenzeer het niet-retroactiviteitsbeginsel in strafzaken, zoals onder |
dans les articles 12, alinéa 2, et 14 de la Constitution, en | meer weergegeven in de artikelen 12, tweede lid en 14 van de Grondwet, |
combinaison avec l'article 7 de la Convention européenne des droits de | |
l'homme, avec l'article 15 du Pacte international relatif aux droits | in samenhang met het artikel 7 van het EVRM, met artikel 15 van het |
civils et politiques et avec l'article 2 du Code pénal, s'il fallait | BUPO-Verdrag en met artikel 2 van het strafwetboek, wanneer men er zou |
partir du principe que celui qui, avant le 8 juin 2007 également (date | moeten van uitgaan dat diegene die ook vóór 8 juni 2007 (datum van de |
d'entrée en vigueur des articles 3 et 4 de la loi interprétative du 11 | inwerkingtreding van de artikelen 3 en 4 van de interpretatieve wet |
mai 2007), a uniquement octroyé une offre, une promesse ou un avantage | van 11 mei 2007) enkel een in artikel 246, § 2 of artikel 504bis, § 2 |
visés à l'article 246, § 2, ou à l'article 504bis, § 2, du Code pénal, | van het strafwetboek bedoeld aanbod, belofte of voordeel verstrekte, |
én dit zonder dat hij ook enig voorstel daartoe gemaakt of | |
et ce sans avoir formulé la moindre proposition en ce sens, serait | geformuleerd had, toch strafbaar zou zijn op grond van deze artikelen |
néanmoins punissable en vertu de ces articles 246, § 2, ou 504bis, § | 246, § 2 of artikel 504bis, § 2 van het strafwetboek, terwijl de tekst |
2, du Code pénal, alors que le texte de ces dispositions légales | van deze wetsbepalingen zelf nochtans vóór de inwerkingtreding van de |
mentionne toutefois lui-même comme condition d'incrimination, avant | |
l'entrée en vigueur des articles 3 et 4 de la loi interprétative du 11 | artikelen 3 en 4 van de interpretatieve wet van 11 mei 2007, het |
mai 2007, le fait de proposer l'offre, la promesse ou l'avantage en | voorstellen van het bedoelde aanbod, belofte of voordeel, vermeldt als |
question ? | een vereiste voorwaarde voor strafbaarheid ? |
II. L'article 20, alinéa 2, du titre préliminaire du Code de procédure | II. Schendt artikel 20, tweede lid van de Voorafgaande Titel van het |
pénale viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il | wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door |
prévoit que l'action publique pourra encore être exercée | te bepalen dat de strafvordering toch nog verder kan worden |
ultérieurement à l'égard d'une personne morale qui a perdu sa | uitgeoefend tegenover een rechtspersoon die zijn rechtspersoonlijkheid |
personnalité juridique d'une des manières visées à l'article 20, | heeft verloren op één van de wijzen bepaald in artikel 20, eerste lid |
alinéa 1er, du titre préliminaire du Code de procédure pénale, et ce | van de Voorafgaande Titel van het wetboek van strafvordering, én dit |
sans qu'il doive être prouvé que cette perte de la personnalité | zonder dat bewijs moet worden geleverd dat dit verlies van de |
juridique a pour but d'échapper aux poursuites, si la perte de la | rechtspersoonlijkheid tot doel heeft om te ontsnappen aan de |
personnalité juridique n'a lieu qu'après que la personne morale a été | vervolging, wanneer dit verlies van rechtspersoonlijkheid zich pas |
inculpée par le juge d'instruction conformément à l'article 61bis du | voordoet nadat de rechtspersoon overeenkomstig artikel 61bis van het |
Code d'instruction criminelle, alors que l'action publique sans | wetboek van strafvordering door de onderzoeksrechter in verdenking is |
pareille preuve que la perte de la personnalité juridique a pour but | gesteld, terwijl de strafvordering zonder dergelijk bewijs dat het |
d'échapper aux poursuites, ne peut plus être exercée à l'égard d'une | verlies van de rechtspersoonlijkheid tot doel heeft om te ontsnappen |
personne morale qui a également perdu sa personnalité juridique de la | aan de vervolging, niet meer kan worden uitgeoefend tegenover een |
même manière, et que cette perte de la personnalité juridique ne se | rechtspersoon die ook zijn rechtspersoonlijkheid heeft verloren op |
dezelfde wijze, én dit verlies van rechtspersoonlijkheid zich ook pas | |
produit également qu'après : | voordoet nadat : |
- que le ministère public a introduit contre la personne morale une | - er tegen de rechtspersoon een nominatieve vordering tot gerechtelijk |
demande nominative d'ouverture d'une instruction judiciaire; | onderzoek [...] werd genomen door het openbaar ministerie; |
- qu'une plainte nominative avec constitution de partie civile a été | - er tegen de rechtspersoon een nominatieve klacht met burgerlijke |
déposée contre la personne morale; | partijstelling werd gedaan; |
- que la personne morale a été renvoyée par la chambre du conseil | - de rechtspersoon door de raadkamer werd verwezen naar de |
devant le tribunal correctionnel, et ce sans avoir été inculpée par le | correctionele rechtbank, en dit zonder in verdenking te zijn gesteld |
juge d'instruction; | door de onderzoeksrechter; |
- que cette personne morale a été directement citée à comparaître | - deze rechtspersoon door het openbaar ministerie of door de |
devant le juge pénal du fond par le ministère public ou la partie | burgerlijke partij rechtstreeks werd gedaagd voor de strafrechter ten |
civile ? ». | gronde ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
Quant à la première question préjudicielle | Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag |
B.1. La première question préjudicielle concerne les articles 246, § | B.1. De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen |
2, et 504bis, § 2, du Code pénal, combinés ou non avec les articles 3 | 246, § 2, en 504bis, § 2, van het Strafwetboek, al dan niet in |
et 4 de la loi du 11 mai 2007 adaptant la législation en matière de | samenhang gelezen met de artikelen 3 en 4 van de wet van 11 mei 2007 |
lutte contre la corruption. | tot aanpassing van de wetgeving inzake de bestrijding van omkoping. |
L'article 246, § 2, du Code pénal dispose : | Artikel 246, § 2, van het Strafwetboek bepaalt : |
« Est constitutif de corruption active le fait de proposer, | « Actieve omkoping bestaat in het rechtstreeks of door tussenpersonen |
directement ou par interposition de personnes, à une personne exerçant | |
une fonction publique une offre, une promesse ou un avantage de toute | voorstellen aan een persoon die een openbaar ambt uitoefent, van een |
nature, pour elle-même ou pour un tiers, afin qu'elle adopte un des | aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor |
comportements visés à l'article 247 ». | zichzelf of voor een derde om een van de in artikel 247 bedoelde |
L'article 504bis, § 2, du Code pénal dispose : « Est constitutif de corruption privée active le fait de proposer, directement ou par interposition de personnes, à une personne qui a la qualité d'administrateur ou de gérant d'une personne morale, de mandataire ou de préposé d'une personne morale ou physique, une offre, une promesse ou un avantage de toute nature, pour elle-même ou pour un tiers, pour faire ou s'abstenir de faire un acte de sa fonction ou facilité par sa fonction, à l'insu et sans l'autorisation, selon le cas, du Conseil d'administration ou de l'Assemblée générale, du mandant ou de l'employeur ». | gedragingen aan te nemen ». Artikel 504bis, § 2, van het Strafwetboek bepaalt : « Actieve private omkoping bestaat in het rechtstreeks of door tussenpersonen voorstellen aan een persoon die bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, lasthebber of aangestelde van een rechtspersoon of van een natuurlijke persoon is, van een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde om zonder medeweten en zonder machtiging van, naar gelang van het geval, de raad van bestuur of de algemene vergadering, de lastgever of de werkgever, een handeling van zijn functie of een door zijn functie vergemakkelijkte handeling te verrichten of na te laten ». |
Les articles 3 et 4 de la loi du 11 mai 2007 adaptant la législation | De artikelen 3 en 4 van de wet van 11 mei 2007 tot aanpassing van de |
en matière de lutte contre la corruption disposent : | wetgeving inzake de bestrijding van omkoping bepalen : |
« Art. 3.Artikel 246, § 2, van het Strafwetboek, gewijzigd bij de wet |
|
« Art. 3.L'article 246, § 2, du Code pénal, modifié par la loi du 10 |
van 10 februari 1999, dient te worden uitgelegd in de zin dat onder |
février 1999, doit être interprété dans le sens qu'est également | actieve omkoping ook wordt verstaan het rechtstreeks of door |
constitutif de corruption active le fait d'octroyer, directement ou | tussenpersonen toekennen aan een persoon die een openbaar ambt |
par interposition de personnes, à une personne exerçant une fonction | uitoefent van een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of |
publique un avantage de toute nature, pour elle-même ou pour un tiers, | voor een derde om een van de in artikel 247 bedoelde gedragingen aan te nemen. |
afin qu'elle adopte un des comportements visés à l'article 247. | Art. 4.Artikel 504bis, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de |
Art. 4.L'article 504bis, § 2, du même Code, inséré par la loi du 10 |
wet van 10 februari 1999, dient te worden uitgelegd in de zin dat |
février 1999, doit être interprété dans le sens qu'est également | onder actieve private omkoping ook wordt verstaan het rechtstreeks of |
constitutif de corruption privée active le fait d'octroyer, | door tussenpersonen toekennen aan een persoon die bestuurder of |
directement ou par interposition de personnes, à une personne qui a la | zaakvoerder van een rechtspersoon, lasthebber of aangestelde van een |
qualité d'administrateur ou de gérant d'une personne morale, de | rechtspersoon of van een natuurlijke persoon is, van een voordeel van |
mandataire ou de préposé d'une personne morale ou physique, un | welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde om zonder medeweten |
avantage de toute nature, pour elle-même ou pour un tiers, pour faire | en zonder machtiging van, naargelang van het geval, de raad van |
ou s'abstenir de faire un acte de sa fonction ou facilité par sa | bestuur of de algemene vergadering, de lastgever of de werkgever, een |
fonction, à l'insu et sans l'autorisation, selon le cas, du conseil | handeling van zijn functie of een door zijn functie vergemakkelijkte |
d'administration ou de l'assemblée générale, du mandant ou de l'employeur ». | handeling te verrichten of na te laten ». |
B.2. La juridiction a quo soumet les articles 246, § 2, et 504bis, § | B.2. Het verwijzende rechtscollege legt de artikelen 246, § 2, en |
2, du Code pénal à la Cour, dans l'interprétation selon laquelle ils | 504bis, § 2, van het Strafwetboek voor aan het Hof in die |
incriminent la personne qui, avant le 8 juin 2007, date d'entrée en | interpretatie dat zij de persoon strafbaar stellen die vóór 8 juni |
vigueur des articles 3 et 4 de la loi du 11 mai 2007, a octroyé un | 2007, zijnde de datum van inwerkingtreding van de artikelen 3 en 4 van |
avantage visé par ces articles, « sans avoir formulé la moindre | de wet van 11 mei 2007, een daarin bedoeld voordeel heeft toegekend, « |
proposition en ce sens ». | zonder dat hij ook enig voorstel daartoe gemaakt of geformuleerd had ». |
Il est demandé si, dans cette interprétation, les dispositions en | De vraag wordt gesteld of de in het geding zijnde bepalingen in die |
cause sont compatibles avec le principe de légalité et avec le | interpretatie bestaanbaar zijn met het wettigheidsbeginsel en het |
principe de la non-rétroactivité en matière pénale, garantis par les | niet-retroactiviteitsbeginsel in strafzaken, gewaarborgd door de |
articles 12 et 14 de la Constitution, combinés avec l'article 7 de la | artikelen 12 en 14 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7 |
Convention européenne des droits de l'homme, avec l'article 15 du | van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, artikel 15 van |
Pacte international relatif aux droits civils et politiques et avec | het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten |
l'article 2 du Code pénal. | en artikel 2 van het Strafwetboek. |
B.3.1. L'article 12, alinéa 2, de la Constitution dispose : | B.3.1. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bepaalt : |
« Nul ne peut être poursuivi que dans les cas prévus par la loi, et | « Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en |
dans la forme qu'elle prescrit ». | in de vorm die zij voorschrijft ». |
L'article 14 de la Constitution dispose : | Artikel 14 van de Grondwet bepaalt : |
« Nulle peine ne peut être établie ni appliquée qu'en vertu de la loi ». | « Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet ». |
L'article 7.1 de la Convention européenne des droits de l'homme | Artikel 7.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens |
dispose : | bepaalt : |
« Nul ne peut être condamné pour une action ou une omission qui, au | « Niemand kan worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat |
moment où elle a été commise, ne constituait pas une infraction | geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte |
d'après le droit national ou international. De même il n'est infligé | ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin zal een |
aucune peine plus forte que celle qui était applicable au moment où | zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan |
l'infraction a été commise ». | van het strafbare feit van toepassing was ». |
L'article 15, paragraphe 1, du Pacte international relatif aux droits | Artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten |
civils et politiques dispose : | en politieke rechten bepaalt : |
« Nul ne sera condamné pour des actions ou omissions qui ne | « Niemand kan worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat |
constituaient pas un acte délictueux d'après le droit national ou | geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte |
international au moment où elles ont été commises. De même, il ne sera | ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin, mag een |
infligé aucune peine plus forte que celle qui était applicable au | zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan |
moment où l'infraction a été commise. Si, postérieurement à cette | van het strafbare feit van toepassing was. Indien, na het begaan van |
infraction, la loi prévoit l'application d'une peine plus légère, le | het strafbare feit de wet mocht voorzien in de oplegging van een |
délinquant doit en bénéficier ». | lichtere straf, dient de overtreder daarvan te profiteren ». |
L'article 2 du Code pénal dispose : | Artikel 2 van het Strafwetboek bepaalt : |
« Nulle infraction ne peut être punie de peines qui n'étaient pas | « Geen misdrijf kan worden gestraft met straffen die bij de wet niet |
portées par la loi avant que l'infraction fût commise. | waren gesteld voordat het misdrijf werd gepleegd. |
Si la peine établie au temps du jugement diffère de celle qui était | Indien de straf, ten tijde van het vonnis bepaald, verschilt van die |
portée au temps de l'infraction, la peine la moins forte sera | welke ten tijde van het misdrijf was bepaald, wordt de minst zware |
appliquée ». | straf toegepast ». |
B.3.2. La Cour n'est pas compétente pour contrôler les dispositions en | B.3.2. Het Hof is niet bevoegd om de in het geding zijnde bepalingen |
cause au regard de normes législatives. Elle prend cependant en compte | te toetsen aan wetskrachtige normen. Het houdt echter rekening met het |
le principe général de la non-rétroactivité des lois en matière | algemeen beginsel van de niet-retroactiviteit van de wetten in |
pénale, tel qu'il est notamment exprimé par l'article 7.1 de la | strafzaken, zoals het met name is uitgedrukt in artikel 7.1 van het |
Convention européenne des droits de l'homme, par l'article 15 du Pacte | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in artikel 15 van het |
international relatif aux droits civils et politiques et par l'article | Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en in |
2 du Code pénal. | artikel 2 van het Strafwetboek. |
B.3.3. En ce qu'ils garantissent le principe de légalité en matière | B.3.3. In zoverre zij het wettigheidsbeginsel in strafzaken |
pénale, l'article 7.1 de la Convention européenne des droits de | waarborgen, hebben artikel 7.1 van het Europees Verdrag voor de |
l'homme et l'article 15, paragraphe 1, du Pacte international relatif | rechten van de mens en artikel 15, lid 1, van het Internationaal |
aux droits civils et politiques ont une portée analogue à celle des | Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten een draagwijdte die |
articles 12, alinéa 2, et 14 de la Constitution. | analoog is aan die van de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de |
B.3.4. Le principe de légalité en matière pénale procède de l'idée que la loi pénale doit être formulée en des termes qui permettent à chacun de savoir, au moment où il adopte un comportement, si celui-ci est ou non punissable. Il exige que le législateur indique, en des termes suffisamment précis, clairs et offrant la sécurité juridique, quels faits sont sanctionnés, afin, d'une part, que celui qui adopte un comportement puisse évaluer préalablement, de manière satisfaisante, quelle sera la conséquence pénale de ce comportement et afin, d'autre part, que ne soit pas laissé au juge un trop grand pouvoir d'appréciation. Le principe de légalité en matière pénale interdit en particulier l'application rétroactive de la loi pénale lorsqu'elle joue en défaveur de l'intéressé. Ainsi, il est requis qu'au moment où le prévenu a posé l'acte donnant lieu à des poursuites et à une condamnation, une disposition législative existât qui rendait cet acte punissable. | Grondwet. B.3.4. Het wettigheidsbeginsel in strafzaken gaat uit van de idee dat de strafwet moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is. Het eist dat de wetgever in voldoende nauwkeurige, duidelijke en rechtszekerheid biedende bewoordingen bepaalt welke feiten strafbaar worden gesteld, zodat, enerzijds, diegene die een gedrag aanneemt, vooraf op afdoende wijze kan inschatten wat het strafrechtelijke gevolg van dat gedrag zal zijn en, anderzijds, aan de rechter geen al te grote beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten. Het wettigheidsbeginsel in strafzaken verbiedt in het bijzonder de retroactieve toepassing van de strafwet wanneer dit in het nadeel van de betrokkene is. Zo is vereist dat er, op het ogenblik dat de beklaagde de handeling heeft gesteld die aanleiding geeft tot vervolging en veroordeling, een wettelijke bepaling bestond die die handeling strafbaar stelde. |
B.4.1. Les articles 246, § 2, et 504bis, § 2, en cause, du Code pénal, | B.4.1. De in het geding zijnde artikelen 246, § 2, en 504bis, § 2, van |
tels qu'ils ont été respectivement modifiés et insérés par la loi du | het Strafwetboek, zoals gewijzigd, respectievelijk ingevoegd bij de |
10 février 1999 relative à la répression de la corruption, érigent en | wet van 10 februari 1999 betreffende de bestraffing van corruptie, |
infraction la corruption active, publique et privée. En vertu de ces | stellen de publieke en private actieve omkoping strafbaar. Krachtens |
dispositions, « le fait de proposer » une offre, une promesse ou un | die bepalingen bevat het misdrijf van actieve omkoping als |
avantage de toute nature est constitutif de l'infraction de corruption | constitutief bestanddeel het « voorstellen » van een aanbod, belofte |
active. | of voordeel van welke aard. |
Avant la modification du Code pénal par la loi précitée du 10 février | Vóór de wijziging van het Strafwetboek bij de voormelde wet van 10 |
1999, c'était l'existence d'un accord de volontés entre le corrupteur | februari 1999 was het bestaan van een wilsovereenstemming tussen de |
et le corrompu, dénommé "pacte de corruption", qui constituait | omkoper en de omgekochte, het zogenaamde « corruptiepact », een |
l'infraction de corruption, tant de la part du corrompu (corruption | constitutief bestanddeel van het misdrijf van omkoping, zowel voor de |
passive) que de la part du corrupteur (corruption active). Le | omgekochte (passieve omkoping) als voor de omkoper (actieve omkoping). |
corrupteur devait donc avoir fait une offre qui avait été acceptée par | Er diende aldus een aanbod te zijn door de omkoper dat door de |
le corrompu. Faute d'accord de volonté, il n'était pas question de | omgekochte werd aangenomen. Bij gebrek aan wilsovereenstemming was er |
corruption. | geen omkoping. |
En adoptant la loi du 10 février 1999, le législateur a abandonné " | Bij de wet van 10 februari 1999 heeft de wetgever « de idee [...] |
l'idée que l'élément constitutif déterminant de la corruption est | verlaten dat het doorslaggevende constitutieve element van corruptie |
l'existence du pacte de corruption » (Doc. parl., Sénat, 1997-1998, n° | het bestaan is van een corruptie-pact » (Parl. St., Senaat, 1997-1998, |
1-107/4, pp. 9-10). Depuis les modifications apportées au Code pénal | nr. 1-107/4, pp. 9-10). Sedert de bij die wet doorgevoerde wijzigingen |
par cette loi, l'acte unilatéral consistant à « solliciter » un | van het Strafwetboek, is de eenzijdige handeling van het « vragen » |
avantage est punissable au titre de corruption passive (articles 246, | van een voordeel strafbaar als passieve omkoping (de artikelen 246, § |
§ 1er, et 504bis, § 1er, du Code pénal) et l'acte unilatéral | 1, en 504bis, § 1, van het Strafwetboek), terwijl de eenzijdige |
consistant à « proposer » un avantage est punissable au titre de | handeling van het « voorstellen » van een voordeel strafbaar is als |
corruption active (articles 246, § 2, et 504bis, § 2 du Code pénal). | actieve omkoping (de in het geding zijnde artikelen 246, § 2, en 504bis, § 2, van het Strafwetboek). |
Cependant, l'existence d'un pacte de corruption est toujours | Het bestaan van een corruptiepact geldt wel nog als een objectief |
considérée comme une circonstance aggravante objective du fait. Ainsi, | verzwarende omstandigheid van het feit. Aldus voorzien de artikelen |
les articles 247, 249 et 504ter, du Code pénal prévoient des peines | 247, 249, 504ter van het Strafwetboek in hogere straffen indien de |
supérieures lorsque la sollicitation est suivie d'une proposition et | vraag gevolgd wordt door een voorstel, alsook indien het voorstel |
lorsque la proposition est acceptée. | wordt aangenomen. |
B.4.2. Par la loi du 11 mai 2007 adaptant la législation en matière de | B.4.2. Bij de wet van 11 mei 2007 tot aanpassing van de wetgeving |
inzake de bestrijding van omkoping heeft de wetgever bepalingen | |
lutte contre la corruption, le législateur a adopté des dispositions | aangenomen tot uitlegging van de in het geding zijnde artikelen 246, § |
visant à expliciter les articles 246, § 2, et 504bis, § 2, du Code | 2, en 504bis, § 2, van het Stafwetboek. Meer in het bijzonder heeft de |
pénal. Plus particulièrement, le législateur a précisé que par « | wetgever verduidelijkt dat onder « actieve omkoping » ook wordt |
corruption active », il faut aussi entendre « le fait d'octroyer [...] | verstaan het « toekennen [...] van een voordeel van welke aard dan ook |
un avantage de toute nature ». | ». |
Le législateur souhaitait ainsi tenir compte des recommandations | |
formulées par le groupe de travail « Corruption dans les transactions | De wetgever wenste aldus tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de |
commerciales internationales » de l'Organisation de coopération et de | werkgroep « Corruptie in internationale handelstransacties » van de |
développement économiques (dénommé ci-après : le groupe de travail de | Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna : de |
l'OCDE) dans son rapport du 21 juillet 2005 sur l'application, par la | OESO-Werkgroep) in zijn rapport van 21 juli 2005 over de toepassing |
Belgique, de la Convention sur la lutte contre la corruption d'agents | door België van de Overeenkomst inzake de bestrijding van de omkoping |
publics étrangers dans les transactions commerciales internationales, | van buitenlandse ambtenaren in internationale zakelijke transacties en |
et de la Recommandation de 1997 sur la lutte contre la corruption | van de Aanbeveling van 1997 inzake de bestrijding van de omkoping van |
d'agents publics étrangers dans les transactions commerciales | buitenlandse ambtenaren in internationale zakelijke transacties. In |
internationales. Dans ce rapport, le groupe de travail a constaté : | dat rapport heeft de OESO-Werkgroep vastgesteld : |
« Des doutes subsistent cependant quant à la possibilité pratique de | « Niettemin blijft twijfel bestaan inzake de praktische mogelijkheid |
sanctionner, par la loi de 1999, l'octroi d'un avantage à un agent | om, via de wet van 1999, het toekennen van een voordeel aan een |
public. Alors que la Convention de l'OCDE exige que soient pénalisés | ambtenaar te sanctioneren. Terwijl de OESO-Overeenkomst vereist dat |
non seulement l'offre et la promesse mais aussi l'octroi d'un | niet alleen het aanbieden en het beloven maar ook het toekennen van |
avantage, le Code pénal belge n'incrimine que le fait de ' proposer | een voordeel worden bestraft, stelt het Belgische Strafwetboek enkel |
une offre, une promesse ou un avantage de toute nature '. De l'avis | het ' voorstellen van een aanbod, een belofte of een voordeel van |
des examinateurs principaux, cette omission, qui pourrait sembler | welke aard dan ook ' strafbaar. Naar mening van de onderzoekers zou |
théorique à première vue, serait susceptible d'entraver la poursuite | die weglating, die op het eerste gezicht theoretisch zou kunnen |
[de] certains des participants impliqués dans la commission de l'infraction. | lijken, een belemmering kunnen vormen voor de vervolging van bepaalde |
Commentaire : La définition actuelle de la corruption selon les termes | personen die betrokken waren bij het plegen van het misdrijf. |
de l'article 246 du Code pénal ne semble pas couvrir spécifiquement | Toelichting : de huidige definitie van omkoping volgens artikel 246 |
l'octroi d'un avantage mais uniquement la proposition d'un avantage. | van het Strafwetboek lijkt niet specifiek de toekenning van een |
Les examinateurs principaux invitent les autorités belges et le Groupe | voordeel te omvatten, maar uitsluitend het voorstellen van een |
de travail de l'OCDE à suivre et à réévaluer cette question lorsqu'une | voordeel. De onderzoekers verzoeken de Belgische autoriteiten en de |
Werkgroep van de OESO om deze kwestie op te volgen en te herbekijken | |
in het licht van eventuele toekomstige rechtspraak hieromtrent » | |
jurisprudence existera » (rapport du groupe de travail du 21 juillet | (eigen vertaling; rapport van 21 juli 2005 van de OESO-Werkgroep, p. |
2005, p. 36 | 36 - |
https://www.oecd.org/fr/daf/anti-corruption/conventioncontrelacorruption/35462014.pdf). | https://www.oecd.org/fr/daf/anti-corruption/conventioncontrelacorruption/35462014.pdf). |
Le législateur a jugé souhaitable de répondre à ce souci formulé par | De wetgever heeft het wenselijk geacht om aan die bekommernis van de |
le groupe de travail de l'OCDE en précisant le sens des dispositions | OESO-Werkgroep tegemoet te komen door de betekenis van de in het |
en cause : | geding zijnde bepalingen te verduidelijken : |
« Tant le gouvernement belge que les autorités judiciaires qui doivent | « Zowel de Belgische regering als de gerechtelijke autoriteiten die de |
appliquer la législation estiment pourtant que la définition de la | wetgeving moeten toepassen, zijn van oordeel dat de toekenning van een |
corruption vise bel et bien systématiquement l'octroi d'un avantage. | voordeel wel degelijk altijd beoogd is door de definitie van omkoping. |
En effet, si une proposition d'octroi d'un avantage est déjà | Wanneer immers een voorstel tot het geven van een voordeel al |
punissable, il semble alors logique que l'octroi immédiat de | strafbaar is, dan lijkt het logisch dat het onmiddellijk toekennen van |
l'avantage, sans même qu'il y ait promesse, le soit également. | het voordeel, zonder dat er zelfs een belofte aan te pas komt, dat ook |
Cependant, aucune jurisprudence ne l'a jusqu'à présent confirmé. | is. Tot op heden is er echter geen rechtspraak die dit bevestigt. |
Bien que le Groupe de travail en ait seulement fait qu'un point ' à | Hoewel de Werkgroep dit slechts als een punt van ' opvolging ' heeft |
suivre ' dans son rapport, et n'ait donc formulé aucune recommandation | opgenomen in haar rapport en dus geen aanbeveling gedaan heeft om de |
quant à l'adaptation de la législation à ce sujet, le gouvernement | wetgeving hieromtrent aan te passen, lijkt het de regering wenselijk |
pense qu'il est à présent souhaitable de procéder à la confirmation | om de bovenstaande interpretatie van de wet nu ook wettelijk te |
légale de l'interprétation susmentionnée de la loi. [...] | bevestigen. [...] |
Néanmoins, le gouvernement a souligné qu'il ne faut pas en déduire que | De regering heeft niettemin benadrukt dat hieruit niet afgeleid mag |
l'octroi d'un avantage n'était jusqu'à présent pas couvert par la | worden dat de toekenning van een voordeel tot op heden niet gedekt |
définition. Dans son optique, cela a toujours été le cas et cette | werd door de definitie. In haar optiek is dit altijd zo geweest en |
interprétation de l'ancien texte légal est à présent confirmée dans la | wordt deze interpretatie van de oude wettekst nu wettelijk bevestigd » |
loi » (Doc. parl., Chambre, 2005-2006, DOC 51-2677/001, p. 7). | (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2677/001, p. 7). |
B.5. La Cour doit examiner si les articles 246, § 2, et 504bis, § 2, | B.5. Het Hof dient te beoordelen of de artikelen 246, § 2, en 504bis, |
du Code pénal sont compatibles avec le principe de légalité et avec le | § 2, van het Strafwetboek bestaanbaar zijn met het wettigheidsbeginsel |
principe de la non-rétroactivité en matière pénale, lorsque, | en het niet-retroactiviteitsbeginsel in strafzaken, in zoverre zij |
conformément aux articles 3 et 4 de la loi du 11 mai 2007, ils sont | overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van de wet van 11 mei 2007 aldus |
interprétés en ce sens qu'ils s'appliquent dès leur entrée en vigueur | worden uitgelegd dat zij vanaf hun inwerkingtreding van toepassing |
à l'octroi d'un avantage. | zijn op het toekennen van een voordeel. |
B.6.1. Il ressort des travaux préparatoires précités de la loi du 11 | B.6.1. Uit de voormelde parlementaire voorbereiding van de wet van 11 |
mai 2007 que tant le gouvernement belge que les autorités judiciaires qui doivent appliquer la législation ont toujours estimé que la définition de la « corruption active » contenue dans les dispositions en cause visait l'octroi d'un avantage. Force est de constater, avec le Conseil des ministres, qu'il s'agit raisonnablement de la seule signification qui puisse être donnée à ces dispositions. En effet, l'octroi d'un avantage implique toujours la proposition d'un avantage. Dès lors qu'il est établi qu'un avantage a été octroyé, il est également établi qu'une proposition a été faite - du moins implicitement - en ce sens, de sorte que les dispositions pénales en cause sont applicables. | mei 2007 blijkt dat zowel de federale Regering als de gerechtelijke autoriteiten die de strafbepalingen moeten toepassen steeds van oordeel zijn geweest dat het toekennen van een voordeel werd beoogd door de definitie van « actieve omkoping » in de in het geding zijnde bepalingen. Samen met de Ministerraad dient te worden vastgesteld dat zulks redelijkerwijze de enige betekenis is die aan die bepalingen kan worden toegekend. Het toekennen van een voordeel impliceert immers steeds het voorstellen van een voordeel. Zodra vaststaat dat een voordeel werd toegekend, al dan niet op vraag van de omgekochte, staat bijgevolg ook vast dat er - minstens impliciet - een voorstel daartoe werd gemaakt, zodat de in het geding zijnde strafbepalingen van toepassing zijn. B.6.2. Ook uit de ontstaansgeschiedenis van de in het geding zijnde |
B.6.2. La genèse des articles 246, § 2, et 504bis, § 2, en cause, du | artikelen 246, § 2, en 504bis, § 2, van het Strafwetboek, zoals |
Code pénal, tels qu'ils ont été respectivement modifiés et insérés par | |
la loi du 10 février 1999 relative à la répression de la corruption, | gewijzigd, respectievelijk ingevoegd bij de wet van 10 februari 1999, |
fait aussi apparaître que l'octroi d'un avantage a toujours été visé. | blijkt dat het toekennen van een voordeel steeds werd beoogd. Zoals |
Ainsi qu'il a été exposé plus haut, le législateur a voulu, par cette | hierboven uiteengezet, heeft de wetgever bij de wet van 10 februari |
loi, abandonner l'exigence d'un accord de volonté entre le corrupteur | 1999 willen afstappen van de vereiste van een wilsovereenstemming |
et le corrompu comme condition d'existence de l'infraction de | tussen de omkoper en de omgekochte als constitutief bestanddeel van |
corruption. Pour cette raison, le législateur a érigé en infraction | het misdrijf van omkoping. Om die reden heeft de wetgever het louter |
pénale le simple « fait de proposer » unilatéralement un avantage. Le | eenzijdig « voorstellen » van een voordeel strafbaar gesteld. De |
législateur a précisé à cet égard que « le fait que des choses aient | wetgever verduidelijkte daarbij dat « het feit dat bepaalde zaken aan |
été effectivement données au corrompu ou aient été simplement | de omgekochte zijn gegeven of hem gewoon zijn beloofd zonder dat ze |
promises, sans avoir encore été données, n'a pas d'incidence sur | later gegeven worden, [...] geen invloed [heeft] op het bestaan of de |
l'existence ou la gravité de l'infraction, [...] » (Doc. parl., Sénat, | ernst van het misdrijf » (Parl. St., Senaat, 1997-1998, nr. 1-107/4, |
1997-1998, n° 1-107/4, p. 10). | p. 10). |
B.6.3. Enfin, l'interprétation précitée trouve également une | B.6.3. De voormelde interpretatie wordt tot slot ook bevestigd door |
confirmation dans le fait que le législateur souhaitait, par la loi du | |
10 février 1999, préciser les notions de base en matière de | het feit dat de wetgever bij de wet van 10 februari 1999 de |
corruption, compte tenu de la Convention relative à la lutte contre la | basisbegrippen inzake omkoping wenste te verduidelijken, rekening |
corruption impliquant des fonctionnaires des communautés européennes | houdend met de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij |
ou des fonctionnaires des Etats membres de l'Union européenne, | ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de |
approuvée par le Conseil de l'Union européenne le 26 mai 1997, et de | Europese Unie betrokken zijn, die op 26 mei 1997 is goedgekeurd door |
la Convention sur la lutte contre la corruption d'agents publics | de Raad van de Europese Unie, en met de Overeenkomst inzake de |
étrangers dans les transactions commerciales internationales, faite à | bestrijding van de omkoping van buitenlandse ambtenaren in |
Paris le 17 décembre 1997, dans le cadre de l'Organisation de | internationale zakelijke transacties, opgemaakt te Parijs op 17 |
coopération et de développement économiques (Doc. parl., Sénat, | december 1997 in het kader van de Organisatie voor Economische |
Samenwerking en Ontwikkeling (Parl. St., Senaat, 1997-1998, nr. | |
1997-1998, n° 1-107/4, pp. 8-9). Les deux conventions obligent les | 1-107/4, pp. 8-9). Beide overeenkomsten verplichten de partijen ertoe |
parties à prendre les mesures nécessaires pour punir à la fois la | de nodige maatregelen te nemen om zowel het beloven als het |
promesse et l'octroi d'un avantage. | verstrekken van een voordeel strafbaar te stellen. |
B.6.4. Il découle de ce qui précède que le législateur, en punissant, | B.6.4. Uit hetgeen voorafgaat vloeit voort dat de wetgever, door bij |
par les articles 246, § 2, et 504bis, § 2, en cause, du Code pénal, le | de in het geding zijnde artikelen 246, § 2, en 504bis, § 2, van het |
« fait de proposer » un avantage visé par ces articles, a également, | Strafwetboek het « voorstellen » van een daarin bedoeld voordeel |
en des termes suffisamment clairs et garants de la sécurité juridique, | strafbaar te stellen, op voldoende duidelijke en rechtszekere wijze |
érigé en infraction le « fait d'octroyer » un avantage. Quiconque a | ook het « toekennen » van een dergelijk voordeel strafbaar heeft |
commis ces faits après l'entrée en vigueur de ces dispositions | gesteld. Diegene die die feiten heeft begaan na de inwerkingtreding |
pénales, telles qu'elles ont été modifiées ou insérées par la loi du | van die strafbepalingen, zoals gewijzigd dan wel ingevoegd bij de wet |
10 février 1999, pouvait dès lors mesurer les conséquences de ses | van 10 februari 1999, kon bijgevolg vooraf op zekere wijze inschatten |
actes de manière certaine. | wat de gevolgen van zijn daden konden zijn. |
Le fait que le législateur ait par la suite confirmé cette | Aan die vaststelling wordt geen afbreuk gedaan door het feit dat de |
signification par les articles 3 et 4 de la loi du 11 mai 2007 ne | wetgever die betekenis naderhand, bij de artikelen 3 en 4 van de wet |
porte pas atteinte à ce constat. Certes, une disposition | van 11 mei 2007, heeft bevestigd. Weliswaar is een interpretatieve |
interprétative est en principe uniquement requise lorsque le sens de | bepaling in beginsel slechts vereist indien de betekenis van de |
la disposition interprétée n'est pas clair, ce qui - ainsi qu'il | uitgelegde bepaling onduidelijk is, hetgeen - zoals blijkt uit hetgeen |
ressort de ce qui précède - n'était pas le cas en l'espèce. Bien que | voorafgaat - te dezen niet het geval was. Ofschoon de interpretatieve |
les dispositions interprétatives de la loi du 11 mai 2007 puissent | bepalingen van de wet van 11 mei 2007 aldus als overtollig kunnen |
être considérées comme superflues, elles confirment la signification | worden beschouwd, bevestigen zij de betekenis die de wetgever aan de |
que le législateur a voulu donner aux articles 246, § 2, et 504bis, § | in het geding zijnde artikelen 246, § 2, en 504bis, § 2, van het |
2, en cause, du Code pénal, lors de leur adoption, et que ces articles | Strafwetboek bij de aanneming ervan heeft willen geven en die zij |
pouvaient raisonnablement recevoir. Les articles 3 et 4 de la loi du | redelijkerwijze konden krijgen. De artikelen 3 en 4 van de wet van 11 |
11 mai 2007 sont donc de nature à renforcer la clarté de la définition | mei 2007 zijn bijgevolg van dien aard dat de duidelijkheid van de |
de la « corruption active » et la sécurité juridique plutôt qu'à leur nuire, sans instaurer rétroactivement une nouvelle incrimination. B.6.5. Les articles 246, § 2, et 504bis, § 2, du Code pénal ne sont incompatibles ni avec le principe de légalité ni avec le principe de la non-rétroactivité en matière pénale, dans l'interprétation selon laquelle ils s'appliquent à l'octroi d'un avantage depuis leur entrée en vigueur. La première question préjudicielle appelle une réponse négative. Quant à la seconde question préjudicielle | definitie van « actieve omkoping » en de rechtszekerheid worden versterkt, veeleer dan dat er afbreuk aan wordt gedaan, zonder dat zij ertoe leiden dat op retroactieve wijze een nieuwe strafbaarstelling wordt ingevoerd. B.6.5. De artikelen 246, § 2, en 504bis, § 2, van het Strafwetboek zijn niet onbestaanbaar met het wettigheidsbeginsel noch met het niet-retroactiviteitsbeginsel in strafzaken, indien zij aldus worden uitgelegd dat zij vanaf hun inwerkingtreding van toepassing zijn op het toekennen van een voordeel. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag |
B.7.1. La seconde question préjudicielle concerne l'article 20, alinéa | B.7.1. De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 20, |
2, du titre préliminaire du Code de procédure pénale. | tweede lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van |
L'article 20 du titre préliminaire du Code de procédure pénale dispose : « L'action publique s'éteint par la mort de l'inculpé ou par la clôture de la liquidation, la dissolution judiciaire ou la dissolution sans liquidation lorsqu'il s'agit d'une personne morale. L'action publique pourra encore être exercée ultérieurement, si la mise en liquidation, la dissolution judiciaire ou la dissolution sans liquidation a eu pour but d'échapper aux poursuites ou si la personne morale a été inculpée par le juge d'instruction conformément à l'article 61bis avant la perte de la personnalité juridique. L'action civile peut être exercée contre l'inculpé et contre ses ayants-droit ». B.7.2. La juridiction a quo demande à la Cour si l'alinéa 2 de la | strafvordering. Artikel 20 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering bepaalt : « De strafvordering vervalt door de dood van de verdachte of door afsluiting van vereffening, door gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening wanneer het om een rechtspersoon gaat. De strafvordering kan daarna nog worden uitgeoefend, indien de invereffeningstelling, de gerechtelijke ontbinding of de ontbinding zonder vereffening tot doel hebben te ontsnappen aan de vervolging, of indien de rechtspersoon overeenkomstig artikel 61bis door de onderzoeksrechter in verdenking gesteld is voor het verlies van de rechtspersoonlijkheid. De burgerlijke rechtsvordering kan uitgeoefend worden tegen de verdachte en tegen zijn rechtsopvolgers ». B.7.2. Het verwijzende rechtscollege wenst van het Hof te vernemen of het tweede lid van de voormelde bepaling bestaanbaar is met de |
disposition précitée est compatible avec les articles 10 et 11 de la | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een verschil in |
Constitution, dans la mesure où il instaure, en ce qui concerne | |
l'extinction de l'action publique, une différence de traitement entre | behandeling instelt, wat het verval van de strafvordering betreft, |
plusieurs catégories de personnes morales qui ont perdu leur | tussen verschillende categorieën van rechtspersonen die hun |
personnalité juridique d'une des manières mentionnées à l'alinéa 1er | rechtspersoonlijkheid hebben verloren op één van de wijzen vermeld in |
de cette même disposition : d'une part, les personnes qui ont été | het eerste lid van dezelfde bepaling : enerzijds, diegene die vóór het |
inculpées par un juge d'instruction avant de perdre leur personnalité | verlies van hun rechtspersoonlijkheid in verdenking zijn gesteld door |
juridique et, d'autre part, celles qui, avant de perdre leur | een onderzoeksrechter en, anderzijds, diegene die vóór het verlies van |
personnalité juridique, (1) ont fait l'objet d'une demande nominative | hun rechtspersoonlijkheid (1) het voorwerp hebben uitgemaakt van een |
d'ouverture d'une instruction judiciaire de la part du ministère | nominatieve vordering tot gerechtelijk onderzoek van het openbaar |
public, (2) ont fait l'objet d'une plainte nominative avec | ministerie, (2) het voorwerp hebben uitgemaakt van een nominatieve |
constitution de partie civile, (3) ont été renvoyées devant le | klacht met burgerlijkepartijstelling, (3) zijn verwezen naar de |
tribunal correctionnel par la chambre du conseil ou (4) ont été citées | correctionele rechtbank door de raadkamer, dan wel (4) rechtstreeks |
directement à comparaître devant le juge pénal du fond par le | voor de strafrechter ten gronde zijn gedagvaard door het openbaar |
ministère public ou par la partie civile. L'action publique pourrait | ministerie of door de burgerlijke partij. Ten aanzien van de eerste |
encore être exercée contre la première catégorie, sans qu'il soit | categorie zou de strafvordering nog kunnen worden uitgeoefend zonder |
nécessaire de fournir la preuve que la perte de la personnalité | dat het bewijs moet worden geleverd dat het verlies van de |
juridique avait pour but d'échapper aux poursuites, alors que, contre | rechtspersoonlijkheid tot doel had aan de vervolging te ontsnappen, |
les autres catégories, l'action publique ne pourrait plus être exercée | terwijl de strafvordering ten aanzien van de andere categorieën enkel |
que si cette preuve était fournie. | nog zou kunnen worden uitgeoefend indien dat bewijs zou worden |
B.8.1. L'article 20 du titre préliminaire du Code de procédure pénale, | geleverd. B.8.1. Artikel 20 van de voorafgaande titel van het Wetboek van |
remplacé par l'article 13 de la loi du 4 mai 1999 instaurant la | strafvordering, vervangen bij artikel 13 van de wet van 4 mei 1999 tot |
responsabilité pénale des personnes morales, prévoit que l'action | invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van |
publique s'éteint par la mort de l'inculpé, lorsqu'il s'agit d'une | rechtspersonen, voorziet in het verval van de strafvordering door het |
personne physique, et par la clôture de la liquidation, par la dissolution judiciaire ou par la dissolution sans liquidation, lorsqu'il s'agit d'une personne morale (article 20, alinéa 1er, du titre préliminaire du Code de procédure pénale). Alors que l'action publique est toujours éteinte par la mort de l'inculpé, de sorte qu'une personne physique décédée ne peut plus jamais être poursuivie, l'action publique n'est pas toujours éteinte par la perte de la personnalité juridique d'une personne morale d'une des manières précitées. Une personne morale peut encore être poursuivie si la mise en liquidation, la dissolution judiciaire ou la | overlijden van de verdachte, wanneer het een natuurlijke persoon betreft, en door afsluiting van vereffening, door gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening, wanneer het een rechtspersoon betreft (artikel 20, eerste lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering). Terwijl de strafvordering steeds vervalt door de dood van de verdachte, zodat een overleden natuurlijke persoon nooit meer kan worden vervolgd, vervalt de strafvordering niet altijd door het verlies van de rechtspersoonlijkheid van een rechtspersoon op één van de in artikel 20, eerste lid, vermelde wijzen. Een rechtspersoon kan nog worden vervolgd indien de invereffeningstelling, de gerechtelijke ontbinding of de ontbinding zonder vereffening tot doel had te |
dissolution sans liquidation a eu pour but d'échapper aux poursuites | ontsnappen aan de vervolging, of indien de rechtspersoon door de |
ou si la personne morale a été inculpée par le juge d'instruction | onderzoeksrechter in verdenking is gesteld vóór het verlies van de |
avant la perte de la personnalité juridique (article 20, alinéa 2, du | rechtspersoonlijkheid (het in het geding zijnde artikel 20, tweede |
titre préliminaire du Code de procédure pénale). | lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering). |
B.8.2. Lorsqu'il a instauré la responsabilité pénale des personnes | B.8.2. Bij de invoering van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van |
morales par la loi précitée du 4 mai 1999, le législateur fédéral | rechtspersonen bij de voormelde wet van 4 mei 1999 wou de federale |
entendait « assimiler, dans la plus large mesure possible, les | wetgever dat « in de mate van het mogelijke rechtspersonen worden |
personnes morales aux personnes physiques » (Doc. parl., Sénat, | geassimileerd met natuurlijke personen » (Parl. St., Senaat, |
1998-1999, n° 1-1217/1, p. 1). | 1998-1999, nr. 1-1217/1, p. 1). |
Le principe de l'extinction de l'action publique en cas de perte de la | Het beginsel van het verval van de strafvordering in geval van verlies |
personnalité juridique d'une personne morale résulte de la volonté de | van de rechtspersoonlijkheid van een rechtspersoon is het gevolg van |
réserver à cette perte de la personnalité juridique un traitement | de wil om aan dat verlies van de rechtspersoonlijkheid een behandeling |
analogue à celui du décès d'une personne physique (Doc. parl., Sénat, | voor te behouden die analoog is met die van het overlijden van een |
1998-1999, n° 1-1217/1, p. 11). La volonté d'« éviter des abus » a | natuurlijke persoon (Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-1217/1, p. |
néanmoins incité le législateur à prévoir la poursuite de l'action | 11). De wil om « misbruiken te voorkomen » heeft de wetgever niettemin |
publique dans les cas mentionnés dans l'article 20, alinéa 2 (ibid., | ertoe aangezet te voorzien in de voortzetting van de strafvordering in |
p. 12). | de in artikel 20, tweede lid, vermelde gevallen (ibid., p. 12). |
B.9.1. Le Conseil des ministres fait valoir que la disposition en | B.9.1. De Ministerraad voert aan dat de in het geding zijnde bepaling |
cause ne fait naître aucune distinction entre, d'une part, les | geen onderscheid doet ontstaan tussen, enerzijds, de rechtspersonen |
personnes morales qui ont été inculpées par un juge d'instruction | die vóór het verlies van hun rechtspersoonlijkheid in verdenking zijn |
avant la perte de leur personnalité juridique et, d'autre part, les | gesteld door een onderzoeksrechter en, anderzijds, de rechtspersonen |
personnes morales qui, avant la perte de leur personnalité juridique, | die vóór het verlies van hun rechtspersoonlijkheid door de raadkamer |
ont été renvoyées devant le tribunal correctionnel par la chambre du | zijn verwezen naar de correctionele rechtbank, dan wel rechtstreeks |
conseil ou ont été directement citées à comparaître devant le juge | voor de strafrechter ten gronde zijn gedagvaard. In elk van die |
pénal du fond. Dans chacun de ces cas, l'action publique pourrait | gevallen zou de strafvordering verder kunnen worden uitgeoefend zonder |
continuer à être exercée sans que la preuve que la mise en | dat het bewijs moet worden geleverd dat de invereffeningstelling, de |
liquidation, la dissolution judiciaire ou la dissolution sans | gerechtelijke ontbinding of de ontbinding zonder vereffening tot doel |
liquidation avait pour but d'échapper aux poursuites pénales doive | had aan de strafvordering te ontsnappen. Vermits de betrokken |
être fournie. Etant donné que la personne morale concernée a, dans | rechtspersoon in elk van die gevallen kennis heeft van het feit dat |
chacun de ces cas, connaissance du fait qu'une action publique a été | een strafvordering lastens hem werd ingesteld, zou ipso facto |
intentée contre elle, il serait établi ipso facto qu'une mise en | vaststaan dat een latere invereffeningstelling of ontbinding tot doel |
liquidation ou dissolution ultérieure avait pour but d'échapper à des | had aan de vervolging te ontsnappen. Ter ondersteuning van die |
poursuites. A l'appui de ce point de vue, le Conseil des ministres | zienswijze, verwijst de Ministerraad naar een arrest van het Hof van |
renvoie à un arrêt de la Cour de cassation, du 17 avril 2013 (Pas., 2013, n° 240). B.9.2. Il appartient en règle au juge a quo d'interpréter les dispositions qu'il applique, sous réserve d'une lecture manifestement erronée des dispositions en cause. B.9.3. La disposition en cause prévoit deux exceptions distinctes au principe de l'extinction de l'action publique en cas de mise en liquidation, dissolution judiciaire ou dissolution sans liquidation : d'une part, lorsque la mise en liquidation ou dissolution avait pour but d'échapper aux poursuites, et, d'autre part, lorsque la personne morale a été inculpée par le juge d'instruction conformément à l'article 61bis du Code d'instruction criminelle, avant la perte de la personnalité juridique. D'après le texte clair de la disposition en cause, le second cas est le seul dans lequel l'action publique peut encore être exercée sans qu'il soit nécessaire de fournir la preuve que la mise en liquidation ou la dissolution avait pour but d'échapper aux poursuites, alors que cette preuve doit toujours être fournie dans les autres cas pour que l'action publique puisse être poursuivie. Eu égard à ce qui précède, l'interprétation de l'article 20, alinéa 2, du titre préliminaire du Code de procédure pénale, selon laquelle celui-ci fait naître les différences de traitement sur lesquelles la Cour est interrogée n'est pas manifestement erronée. La Cour examine donc la disposition en cause dans cette interprétation. B.10.1. Le juge d'instruction procède à l'inculpation en communiquant à l'intéressé, lors d'un interrogatoire ou par notification, que des indices sérieux de culpabilité existent contre lui (article 61bis, alinéa 1er, du Code d'instruction criminelle). A la lumière de l'objectif précité qui consiste à éviter des abus et compte tenu du fait qu'une inculpation ne peut avoir lieu que s'il existe des « indices sérieux de culpabilité », il peut être admis que la personne morale qui est inculpée par le juge d'instruction et donc formellement informée de l'action publique intentée contre elle ne puisse plus échapper aux poursuites par une mise en liquidation, dissolution judiciaire ou dissolution sans liquidation ultérieures. Le législateur a pu considérer que, dans cette circonstance, une mise en | Cassatie van 17 april 2013 (Arr. Cass., 2013, nr. 240). B.9.2. Het komt in de regel de verwijzende rechter toe de bepalingen die hij toepast te interpreteren, onder voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling. B.9.3. De in het geding zijnde bepaling voorziet in twee onderscheiden uitzonderingen op het principiële verval van de strafvordering bij invereffeningstelling, gerechtelijke ontbinding of ontbinding zonder vereffening : enerzijds, wanneer de invereffeningstelling of de ontbinding tot doel had te ontsnappen aan de vervolging en, anderzijds, wanneer de rechtspersoon vóór het verlies van de rechtspersoonlijkheid door de onderzoeksrechter in verdenking is gesteld overeenkomstig artikel 61bis van het Wetboek van strafvordering. Blijkens de duidelijke bewoordingen van de in het geding zijnde bepaling kan enkel in het tweede geval de strafvordering nog worden uitgeoefend zonder dat het bewijs moet worden geleverd dat de invereffeningstelling of de ontbinding tot doel had aan de vervolging te ontsnappen, terwijl dat bewijs in de andere gevallen wel steeds moet worden geleverd opdat de strafvordering kan worden voortgezet. Gelet op hetgeen voorafgaat, blijkt de interpretatie van artikel 20, tweede lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, in die zin dat het leidt tot de verschillen in behandeling waarover het Hof wordt ondervraagd, niet kennelijk verkeerd. Het Hof onderzoekt bijgevolg de in het geding zijnde bepaling in die interpretatie. B.10.1. De inverdenkingstelling geschiedt door de mededeling door de onderzoeksrechter aan de betrokkene, ter gelegenheid van een verhoor of door kennisgeving, dat er ernstige aanwijzingen van schuld lastens hem bestaan (artikel 61bis, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering). In het licht van het voormelde doel om misbruiken te voorkomen en rekening houdend met het feit dat een inverdenkingstelling slechts kan plaatsvinden als er « ernstige aanwijzingen van schuld » bestaan, kan worden aanvaard dat de rechtspersoon die door de onderzoeksrechter in verdenking is gesteld, en aldus formeel in kennis is gesteld van de lastens hem ingestelde strafvordering, niet meer aan de vervolging kan ontsnappen door een latere invereffeningstelling, gerechtelijke ontbinding of ontbinding zonder vereffening. De wetgever vermocht daarbij ervan uit te gaan dat een latere invereffeningstelling of |
liquidation ou dissolution ultérieure est toujours réputée avoir pour | ontbinding in die omstandigheid steeds wordt geacht tot doel te hebben |
but d'échapper aux poursuites. | aan de vervolging te ontsnappen. |
B.10.2. En ce qui concerne la comparaison avec les personnes morales | B.10.2. Voor wat betreft de vergelijking met de rechtspersonen die |
qui, avant leur mise en liquidation, dissolution judiciaire ou | vóór hun invereffeningstelling, hun gerechtelijke ontbinding of hun |
dissolution sans liquidation, ont fait l'objet d'une demande | ontbinding zonder vereffening het voorwerp hebben uitgemaakt van een |
nominative d'ouverture d'une instruction judiciaire ou d'une plainte nominative avec constitution de partie civile, il y a lieu de constater que, contrairement à ce qui est le cas lors d'une inculpation, la personne morale nominativement visée ne doit pas en être avertie formellement. Etant donné qu'il n'est donc pas établi avec certitude que la personne morale concernée avait connaissance, avant sa mise en liquidation ou dissolution, de l'action publique intentée contre elle, le législateur pouvait prévoir que, dans ce cas, l'action publique ne peut être poursuivie que dans la mesure où il est démontré que la mise en liquidation ou dissolution avait pour but d'échapper aux poursuites. Par conséquent, la disposition en cause est compatible avec les | nominatieve vordering tot gerechtelijk onderzoek of van een nominatieve klacht met burgerlijkepartijstelling, dient te worden vastgesteld dat, anders dan bij een inverdenkingstelling, de nominatief geviseerde rechtspersoon daarvan niet formeel in kennis dient te worden gesteld. Vermits aldus niet met zekerheid vaststaat dat de betrokken rechtspersoon vóór zijn invereffeningstelling of ontbinding kennis had van de lastens hem ingestelde strafvordering, vermocht de wetgever te bepalen dat de strafvordering in die gevallen slechts kan worden voortgezet in zoverre wordt aangetoond dat de invereffeningstelling of de ontbinding tot doel had aan de vervolging te ontsnappen. Bijgevolg is de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar met de |
articles 10 et 11 de la Constitution, dans la mesure où elle fait naître la différence de traitement visée dans la question préjudicielle, en ce qui concerne l'extinction de l'action publique, entre, d'une part, les personnes morales qui ont été inculpées par un juge d'instruction, avant leur mise en liquidation ou dissolution, et, d'autre part, les personnes morales qui, avant leur mise en liquidation ou dissolution, ont fait l'objet d'une demande nominative d'ouverture d'une instruction judiciaire ou d'une plainte nominative avec constitution de partie civile. Dans cette mesure, la seconde question préjudicielle appelle une réponse négative. B.10.3. En ce qui concerne la comparaison avec les personnes morales qui, avant leur mise en liquidation, dissolution judiciaire ou dissolution sans liquidation, ont été renvoyées devant le tribunal correctionnel par la chambre du conseil ou ont été directement citées par le ministère public ou par la partie civile à comparaître devant | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij het in de prejudiciële vraag bedoelde verschil in behandeling doet ontstaan, wat het verval van de strafvordering betreft, tussen, enerzijds, de rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling of hun ontbinding in verdenking zijn gesteld door een onderzoeksrechter en, anderzijds, de rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling of hun ontbinding het voorwerp hebben uitgemaakt van een nominatieve vordering tot gerechtelijk onderzoek of van een nominatieve klacht met burgerlijkepartijstelling. In die mate dient de tweede prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord. B.10.3. Voor wat betreft de vergelijking met de rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling, hun gerechtelijke ontbinding of hun ontbinding zonder vereffening door de raadkamer zijn verwezen naar de correctionele rechtbank of rechtstreeks voor de strafrechter ten gronde zijn gedagvaard door het openbaar ministerie of door de |
le juge pénal du fond, il y a lieu de constater, comme le déclare le | burgerlijke partij, dient samen met de Ministerraad te worden |
Conseil des ministres, que ces personnes morales - tout comme les | vastgesteld dat die rechtspersonen - net zoals de inverdenkinggestelde |
personnes morales inculpées - ont toujours été informées du fait | rechtspersonen - steeds op de hoogte zijn gesteld van het feit dat een |
qu'une action publique avait été intentée contre elles. | strafvordering lastens hen is ingesteld. |
Au regard de l'objectif poursuivi par le législateur, qui consiste à | In het licht van het door de wetgever nagestreefde doel om misbruiken |
prévenir les abus, il n'est pas raisonnablement justifié que l'action | te voorkomen, is het niet redelijk verantwoord dat de strafvordering |
publique ne puisse être poursuivie contre ces catégories de personnes | ten aanzien van die categorieën van rechtspersonen enkel kan worden |
morales que s'il est démontré que la mise en liquidation ou | voortgezet indien wordt aangetoond dat de invereffeningstelling of de |
dissolution avait pour but d'échapper aux poursuites, alors que cette | ontbinding tot doel had aan de vervolging te ontsnappen, terwijl dat |
preuve n'est pas requise en ce qui concerne l'action publique intentée | bewijs niet is vereist voor de voortzetting van de strafvordering ten |
contre des personnes morales qui, avant leur mise en liquidation ou | aanzien van de rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling of |
dissolution, ont été inculpées par un juge d'instruction, étant donné | hun ontbinding door een onderzoeksrechter in verdenking zijn gesteld, |
que les personnes morales concernées ont, dans chacun de ces cas, | nu de betrokken rechtspersonen in elk van die gevallen vóór het |
connaissance de l'action publique intentée contre elles, avant la | verlies van hun rechtspersoonlijkheid kennis hebben van de ingestelde |
perte de leur personnalité juridique. | strafvordering. |
Partant, la disposition en cause n'est pas compatible avec les | Bijgevolg is de in het geding zijnde bepaling niet bestaanbaar met de |
articles 10 et 11 de la Constitution, dans la mesure où elle fait naître la différence de traitement visée par la question préjudicielle, en ce qui concerne l'extinction de l'action publique, entre, d'une part, les personnes morales qui ont été inculpées par un juge d'instruction avant leur mise en liquidation ou dissolution et, d'autre part, les personnes morales qui, avant leur mise en liquidation ou dissolution, ont été renvoyées devant le tribunal correctionnel par la chambre du conseil ou ont été directement citées à comparaître devant le juge pénal du fond. Dans cette mesure, la seconde question préjudicielle appelle une réponse affirmative. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij het in de prejudiciële vraag bedoelde verschil in behandeling doet ontstaan, wat het verval van de strafvordering betreft, tussen, enerzijds, de rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling of hun ontbinding in verdenking zijn gesteld door een onderzoeksrechter en, anderzijds, de rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling of hun ontbinding door de raadkamer zijn verwezen naar de correctionele rechtbank of rechtstreeks voor de strafrechter ten gronde zijn gedagvaard. In die mate dient de tweede prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : |
1. Les articles 246, § 2, et 504bis, § 2, du Code pénal ne violent pas | 1. De artikelen 246, § 2, en 504bis, § 2, van het Strafwetboek |
les articles 12 et 14 de la Constitution, combinés avec l'article 7 de | schenden niet de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, in samenhang |
gelezen met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de | |
la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 15 du | mens en met artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake |
Pacte international relatif aux droits civils et politiques. | burgerrechten en politieke rechten. |
2. - L'article 20, alinéa 2, du titre préliminaire du Code de | 2. - Artikel 20, tweede lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek |
procédure pénale ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution | van strafvordering schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, |
en ce qu'il crée une différence de traitement entre, d'une part, les | in zoverre het een verschil in behandeling instelt tussen, enerzijds, |
personnes morales qui ont été inculpées par un juge d'instruction | de rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling, hun |
avant leur mise en liquidation, dissolution judiciaire ou dissolution | gerechtelijke ontbinding of hun ontbinding zonder vereffening in |
sans liquidation et, d'autre part, les personnes morales qui, avant | verdenking zijn gesteld door een onderzoeksrechter en, anderzijds, de |
leur mise en liquidation, dissolution judiciaire ou dissolution sans | rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling, hun gerechtelijke |
liquidation, ont fait l'objet d'une demande nominative d'ouverture | ontbinding of hun ontbinding zonder vereffening het voorwerp hebben |
d'une instruction judiciaire ou d'une plainte nominative avec | uitgemaakt van een nominatieve vordering tot gerechtelijk onderzoek of |
constitution de partie civile. | van een nominatieve klacht met burgerlijkepartijstelling. |
- L'article 20, alinéa 2, du titre préliminaire du Code de procédure | - Artikel 20, tweede lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek |
pénale viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il crée | van strafvordering schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in |
une différence de traitement entre, d'une part, les personnes morales | zoverre het een verschil in behandeling instelt tussen, enerzijds, de |
qui ont été inculpées par un juge d'instruction avant leur mise en | rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling, hun gerechtelijke |
liquidation, dissolution judiciaire ou dissolution sans liquidation | ontbinding of hun ontbinding zonder vereffening in verdenking zijn |
et, d'autre part, les personnes morales qui, avant leur mise en | gesteld door een onderzoeksrechter en, anderzijds, de rechtspersonen |
liquidation, dissolution judiciaire ou dissolution sans liquidation, | die vóór hun invereffeningstelling, hun gerechtelijke ontbinding of |
ont été renvoyées devant le tribunal correctionnel par la chambre du | hun ontbinding zonder vereffening door de raadkamer zijn verwezen naar |
conseil ou ont été directement citées à comparaître devant le juge | de correctionele rechtbank of rechtstreeks voor de strafrechter ten |
pénal du fond. | gronde zijn gedagvaard. |
Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
la Cour constitutionnelle, le 11 mai 2017. | op 11 mei 2017. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
Le président, | De voorzitter, |
E. De Groot | E. De Groot |