← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 144/2016 du 17 novembre 2016 Numéro du rôle : 6327 En cause
: la question préjudicielle relative à l'article 21, alinéa 2, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées
le 12 janvier 1973, posée par le Conseil d'Etat. L composée
des présidents E. De Groot et J. Spreutels, et des juges L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. (...)"
Extrait de l'arrêt n° 144/2016 du 17 novembre 2016 Numéro du rôle : 6327 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 21, alinéa 2, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, posée par le Conseil d'Etat. L composée des présidents E. De Groot et J. Spreutels, et des juges L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. (...) | Uittreksel uit arrest nr. 144/2016 van 17 november 2016 Rolnummer 6327 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 21, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gesteld door de Raad van State. |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 144/2016 du 17 novembre 2016 | Uittreksel uit arrest nr. 144/2016 van 17 november 2016 |
Numéro du rôle : 6327 | Rolnummer 6327 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 21, alinéa | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 21, tweede lid, |
2, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, | van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, |
posée par le Conseil d'Etat. | gesteld door de Raad van State. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents E. De Groot et J. Spreutels, et des juges L. | samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de |
Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke et F. Daoût, | rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en F. |
assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président E. De | Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
Groot, | voorzitterschap van voorzitter E. De Groot, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par arrêt n° 233.358 du 23 décembre 2015 en cause de l'ASBL « Unizo | Bij arrest nr. 233.358 van 23 december 2015 in zake de vzw « Unizo |
regio Westhoek » et autres contre la députation du conseil provincial | regio Westhoek » en anderen tegen de deputatie van de provincieraad |
de Flandre occidentale, dont l'expédition est parvenue au greffe de la | van West-Vlaanderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is |
Cour le 6 janvier 2016, le Conseil d'Etat a posé la question | ingekomen op 6 januari 2016, heeft de Raad van State de volgende |
préjudicielle suivante : | prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat | « Schendt artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de |
viole-t-il les articles 10, 11 et 13 de la Constitution ainsi que | Raad van State de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, alsook |
l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme dans la | artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in die |
mesure où les parties à une procédure en annulation devant la Cour | mate dat er op partijen in procedures tot nietigverklaring voor het |
constitutionnelle ne sont pas tenues de déposer un mémoire et où le | Grondwettelijk Hof geen verplichting rust om een memorie in te dienen |
fait de ne pas introduire un mémoire ne donne pas lieu à un constat de | en dat bij het niet indienen van een memorie geen gebrek aan belang |
défaut d'intérêt, alors que les parties ayant introduit, devant le | wordt vastgesteld, terwijl er in procedures tot nietigverklaring voor |
de Raad van State van een arrest van de Raad voor | |
Conseil d'Etat, une procédure en annulation d'un arrêt du Conseil pour | Vergunningsbetwistingen wel een dergelijke verplichting bestaat, |
les contestations des autorisations sont tenues d'introduire un | alsmede er een automatisch rechtsgevolg van niet-belang wordt gekleefd |
mémoire, sans quoi le défaut d'intérêt est automatiquement constaté ? ». | aan het niet hebben ingediend ervan ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. La question préjudicielle concerne l'article 21, alinéa 2, des | B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 21, tweede lid, |
lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, appliqué | van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State, |
dans le cadre d'un recours en cassation introduit devant la section du | toegepast in het kader van een cassatieberoep bij de afdeling |
contentieux administratif du Conseil d'Etat contre un arrêt du Conseil | bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen een arrest van de Raad |
pour les contestations des autorisations. | voor Vergunningsbetwistingen. |
Cet article 21, alinéa 2, dispose : | Dat artikel 21, tweede lid, bepaalt : |
« Lorsque la partie requérante ne respecte pas les délais prévus pour | « Wanneer de verzoekende partij de termijnen voor het toesturen van de |
memorie van wederantwoord of van de toelichtende memorie niet | |
l'envoi du mémoire en réplique ou du mémoire ampliatif, la section | eerbiedigt, doet de afdeling, nadat de partijen die daarom verzocht |
statue sans délai, les parties entendues à leur demande, en constatant | hebben, gehoord zijn, zonder verwijl uitspraak, waarbij het ontbreken |
l'absence de l'intérêt requis ». | van het vereiste belang wordt vastgesteld ». |
B.2. Le juge a quo demande à la Cour si cette disposition viole les | B.2. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of die |
articles 10, 11 et 13 de la Constitution, combinés avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, dans la mesure où « les parties à une procédure en annulation devant la Cour constitutionnelle ne sont pas tenues de déposer un mémoire et où le fait de ne pas introduire un mémoire ne donne pas lieu à un constat de défaut d'intérêt, alors que les parties ayant introduit, devant le Conseil d'Etat, une procédure en annulation d'un arrêt du Conseil pour les contestations des autorisations sont tenues d'introduire un mémoire, sans quoi le défaut d'intérêt est automatiquement constaté ». B.3. La différence de traitement entre certaines catégories de personnes qui découle de l'application de règles procédurales différentes dans des circonstances différentes n'est pas | bepaling de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, schendt in zoverre « er op partijen in procedures tot nietigverklaring voor het Grondwettelijk Hof geen verplichting rust om een memorie in te dienen en dat bij het niet indienen van een memorie geen gebrek aan belang wordt vastgesteld, terwijl er in procedures tot nietigverklaring voor de Raad van State van een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen wel een dergelijke verplichting bestaat, alsmede er een automatisch rechtsgevolg van niet-belang wordt gekleefd aan het niet hebben ingediend ervan ». B.3. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende procedureregels in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen |
discriminatoire en soi. Il ne pourrait être question de discrimination | discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het |
que si la différence de traitement qui découle de l'application de ces | verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die |
règles de procédure entraînait une limitation disproportionnée des | procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van de |
droits des personnes concernées. | daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. |
B.4. L'article 13 de la Constitution implique un droit d'accès au juge | B.4. Artikel 13 van de Grondwet houdt een recht in op toegang tot de |
compétent. Ce droit est également garanti par l'article 6.1 de la | bevoegde rechter. Dat recht wordt eveneens gewaarborgd bij artikel 6.1 |
Convention européenne des droits de l'homme et par un principe général | van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en bij een |
de droit. | algemeen rechtsbeginsel. |
B.5. Le droit d'accès au juge n'est pas absolu et peut être soumis à | B.5. Het recht op toegang tot de rechter is niet absoluut en kan |
des conditions de recevabilité visant à assurer une bonne | worden onderworpen aan ontvankelijkheidsvoorwaarden die zijn gericht |
administration de la justice et à écarter les risques d'insécurité | op een goede rechtsbedeling en het weren van risico's van |
juridique. Un recours en cassation, qui porte uniquement sur des | rechtsonzekerheid. Een cassatieberoep, dat enkel rechtsvragen betreft, |
questions de droit, peut être soumis à des conditions plus rigoureuses | kan aan strengere voorwaarden worden onderworpen dan andere beroepen |
que d'autres recours (CEDH, 2 février 2016, Meggi Cala c. Portugal, §§ | (EHRM, 2 februari 2016, Meggi Cala t. Portugal, §§ 37 en 38). |
37 et 38). Les conditions de recevabilité ne peuvent toutefois avoir pour effet | De ontvankelijkheidsvoorwaarden mogen evenwel niet ertoe leiden dat |
de limiter le droit d'accès au juge d'une manière telle que le coeur | het recht op toegang tot de rechter op zodanige wijze wordt beperkt |
de ce droit serait affecté (CEDH, 2 juin 2016, Papaioannou c. Grèce, § | dat de kern ervan wordt aangetast (EHRM, 2 juni 2016, Papaioannou t. |
40). B.6. La réglementation en cause est claire et ne fait naître aucune difficulté particulière d'interprétation. Même si la partie défenderesse n'a pas introduit un mémoire en réponse dans le délai imparti, on peut attendre des parties requérantes qu'elles démontrent la persistance de leur intérêt à introduire leur recours en cassation. Dans ce cas, le greffier en chef les avise qu'elles peuvent remplacer le mémoire en réplique par un mémoire ampliatif de la requête (article 14, alinéa 2, de l'arrêté royal du 30 novembre 2006 déterminant la procédure en cassation devant le Conseil d'Etat). Le mémoire en réplique ou le mémoire ampliatif prennent la forme d'un mémoire de synthèse ordonnant l'ensemble des arguments de la partie requérante. Sans préjudice de la recevabilité du recours et des moyens, le Conseil d'Etat statue au vu du mémoire de synthèse (article | Griekenland, § 40). B.6. De in het geding zijnde regeling is duidelijk en doet geen bijzondere moeilijkheden ontstaan op het vlak van uitlegging. Ook indien de verwerende partij niet tijdig een memorie van antwoord heeft ingediend, mag van de verzoekende partijen worden verwacht dat zij blijk geven van een volgehouden belangstelling in hun cassatieberoep. In dat geval brengt de hoofdgriffier hen ervan op de hoogte dat ze de memorie van wederantwoord mogen vervangen door een toelichtende memorie bij het verzoekschrift (artikel 14, tweede lid, van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State). De memorie van wederantwoord of de toelichtende memorie heeft de vorm van een samenvattende memorie waarin alle argumenten van de verzoekende partij op een rij worden gezet. Behoudens wat de ontvankelijkheid van het beroep en van de middelen betreft, doet de Raad van State uitspraak op basis van de samenvattende memorie (artikel 14, derde lid, van het voormelde koninklijk besluit). |
14, alinéa 3, de l'arrêté royal précité). | Zoals de verwijzende rechter aangeeft, strekt die samenvattende |
Ainsi que le juge a quo l'indique, l'objectif de ce mémoire de | memorie tot de vereenvoudiging van het onderzoek van het |
synthèse est de simplifier l'examen du recours en cassation (CE, 23 | cassatieberoep (RvSt, 23 december 2015, nr. 233.358). |
décembre 2015, n° 233.358). | |
Il ressort de la jurisprudence que le Conseil d'Etat n'applique pas | Uit de rechtspraak blijkt dat de Raad van State de voormelde vereisten |
les conditions précitées de manière trop formaliste. Dans un arrêt du | niet op een overdreven formalistische wijze toepast. In een arrest van |
4 juin 2015, il jugeait « qu'à la différence du cas où la partie | 4 juni 2015 was hij van oordeel « dat in tegenstelling tot het geval |
adverse défend la décision attaquée et où des mémoires en réponse et | waarin de tegenpartij de bestreden beslissing verdedigt en waarin |
en réplique sont déposés, il n'y a pas matière à synthèse lorsque, | memories van antwoord en van wederantwoord worden ingediend, er geen |
comme en l'espèce, la partie adverse ne dépose pas de mémoire en | reden is tot synthese wanneer, zoals te dezen, de tegenpartij geen |
réponse, si donc aucun argument n'est opposé aux moyens exposés par le | memorie van antwoord indient, indien dus geen enkel argument wordt |
tegengeworpen tegen de middelen die door de verzoeker in het | |
verzoekschrift worden uiteengezet, of indien de raadpleging van het | |
requérant dans la requête, ou si la consultation du dossier n'inspire | dossier niet leidt tot enige nieuwe overweging bij de verzoeker, |
aucune considération nouvelle au requérant, une ' synthèse ' n'étant | waarbij een ' synthese ' slechts denkbaar is wanneer er diverse |
concevable que lorsqu'il y a des éléments divers à ordonner; qu'en | elementen moeten worden geordend; dat in een dergelijk geval de |
pareille hypothèse, le mémoire ampliatif peut se limiter à se référer | toelichtende memorie ertoe kan worden beperkt te verwijzen naar het |
à la requête et, donc, a fortiori, à en reproduire la teneur; | verzoekschrift en dus, a fortiori, de inhoud ervan weer te geven; dat |
qu'alors, le Conseil d'Etat statue en effet au vu d'un seul acte de | de Raad van State dan immers uitspraak doet na inzage van een enkel |
procédure émanant du requérant et l'objectif de simplification | processtuk uitgaande van de verzoeker en dat de met de |
procedureregeling nagestreefde doelstelling van vereenvoudiging wordt | |
poursuivi par le règlement de procédure est atteint » (CE, 4 juin | bereikt » (eigen vertaling) (RvSt, 4 juni 2015, nr. 231.441). |
2015, n° 231.441). | |
B.7. En outre, la réglementation en cause est entourée de garanties | B.7. Bovendien is de in het geding zijnde regeling met bijzondere |
spéciales. | waarborgen omringd. |
Tout d'abord, les parties requérantes disposent d'un délai de trente | Allereerst beschikken de verzoekende partijen over een termijn van |
jours pour déposer le mémoire en réplique ou le mémoire ampliatif | dertig dagen om de memorie van wederantwoord of de toelichtende |
(article 14, alinéa 1er, de l'arrêté royal précité). | memorie in te dienen (artikel 14, eerste lid, van het voormelde |
koninklijk besluit). | |
Ensuite, elles sont avisées des suites du non-respect de ce délai. | Bovendien worden zij ingelicht over de gevolgen van de niet-naleving |
Lorsque le greffier en chef du Conseil d'Etat notifie le mémoire en | van die termijn. Wanneer de hoofdgriffier van de Raad van State de |
réponse aux parties requérantes ou lorsqu'il avise les parties | memorie van antwoord ter kennis brengt van de verzoekende partijen of |
requérantes qu'aucun mémoire de ce type n'a été introduit dans le | wanneer hij hen ter kennis brengt dat binnen de voorgeschreven termijn |
délai imparti, il fait mention de la disposition en cause, ainsi que | geen dergelijke memorie is ingediend, maakt hij melding van de in het |
de l'article 15, § 1er, de l'arrêté royal précité (article 15, § 2, du même arrêté royal). Si, malgré cet avertissement, les parties requérantes ne satisfont pas à la condition fixée, le Conseil d'Etat ne constate pas systématiquement l'absence de l'intérêt requis : il doit entendre les parties à leur demande. Ces dernières disposent d'un délai de quinze jours pour introduire cette demande (article 15, § 1er, du même arrêté royal). Le droit d'être entendu donne aux parties requérantes l'occasion d'expliquer pourquoi elles n'ont pas respecté le délai imparti. Les | geding zijnde bepaling, alsook van artikel 15, § 1, van het voormelde koninklijk besluit (artikel 15, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit). Indien de verzoekende partijen in weerwil van die verwittiging niet voldoen aan de vooropgestelde vereiste, gaat de Raad van State niet automatisch over tot de vaststelling dat het vereiste belang ontbreekt, maar dient hij de partijen op hun verzoek te horen. Zij beschikken over een termijn van vijftien dagen om dat verzoek in te dienen (artikel 15, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit). Het recht om te worden gehoord biedt de verzoekende partijen de gelegenheid om toe te lichten waarom zij de opgelegde termijn niet |
parties requérantes peuvent, si elles démontrent l'existence d'une | hebben nageleefd. De verzoekende partijen kunnen door het bestaan van |
force majeure, échapper à la sanction d'irrecevabilité de leur recours | overmacht aan te tonen, ontsnappen aan de sanctie van |
(voir l'arrêt n° 112/2013 du 31 juillet 2013, B.9.2). L'explication | niet-ontvankelijkheid van hun beroep (zie arrest nr. 112/2013 van 31 |
des parties requérantes peut préserver le Conseil d'Etat d'une | juli 2013, B.9.2). De toelichting van de verzoekende partijen kan de |
application trop formaliste de la règle de procédure en cause. | Raad van State ervoor behoeden dat hij de in het geding zijnde |
procedureregel op overdreven formalistische wijze zou toepassen. | |
B.8. Compte tenu de l'objectif qui consiste à accélérer le déroulement | B.8. Rekening houdend met de doelstelling van een vlot verloop van de |
de la procédure en cassation et eu égard aux garanties dont est | cassatieprocedure en gelet op de waarborgen waarmee de in het geding |
entourée la disposition en cause, celle-ci ne porte pas une atteinte | zijnde bepaling is omringd, doet zij niet op onevenredige wijze |
disproportionnée au droit d'accès au juge. | afbreuk aan het recht op toegang tot de rechter. |
B.9. La question préjudicielle appelle une réponse négative. | B.9. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 21, alinéa 2, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le | Artikel 21, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, |
12 janvier 1973, ne viole pas les articles 10, 11 et 13 de la | gecoördineerd op 12 januari 1973, schendt niet de artikelen 10, 11 en |
Constitution, combinés avec l'article 6 de la Convention européenne | 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het |
des droits de l'homme. | Europees Verdrag voor de rechten van de mens. |
Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
la Cour constitutionnelle, le 17 novembre 2016. | op 17 november 2016. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
Le président, | De voorzitter, |
E. De Groot | E. De Groot |