← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 18/2016 du 3 février 2016 Numéro du rôle : 6120 En cause : les
questions préjudicielles relatives à l'article 318, §§ 1 er et 2, du Code
civil, posées par le Tribunal de première instance francophone La Cour constitutionnelle, composée
des présidents J. Spreutels et E. De Groot, et des juges L. (...)"
Extrait de l'arrêt n° 18/2016 du 3 février 2016 Numéro du rôle : 6120 En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 318, §§ 1 er et 2, du Code civil, posées par le Tribunal de première instance francophone La Cour constitutionnelle, composée des présidents J. Spreutels et E. De Groot, et des juges L. (...) | Uittreksel uit arrest nr. 18/2016 van 3 februari 2016 Rolnummer : 6120 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 318, §§ 1 en 2, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Bruss Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 18/2016 du 3 février 2016 | Uittreksel uit arrest nr. 18/2016 van 3 februari 2016 |
Numéro du rôle : 6120 | Rolnummer : 6120 |
En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 318, §§ | In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 318, §§ 1 en 2, |
1er et 2, du Code civil, posées par le Tribunal de première instance | van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Franstalige Rechtbank van |
francophone de Bruxelles. | eerste aanleg te Brussel. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents J. Spreutels et E. De Groot, et des juges L. | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de |
Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. | rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. |
Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet et R. Leysen, assistée | Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. |
du greffier F. Meersschaut, présidée par le président J. Spreutels, | Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet des questions préjudicielles et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Par jugement du 27 novembre 2014 en cause de Delphine Boël contre | Bij vonnis van 27 november 2014 in zake Delphine Boël tegen Jacques |
Jacques Boël et S.M. le Roi Albert II, en présence de Sybille de Selys | Boël en Z.M. Koning Albert II, in aanwezigheid van Sybille de Selys |
Longchamps, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen | |
Longchamps, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 17 | op 17 december 2014, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg |
décembre 2014, le Tribunal de première instance francophone de | |
Bruxelles a posé les questions préjudicielles suivantes : | te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : |
1. « L'article 318, § 2, du Code civil viole-t-il l'article 22 de la | 1. « Schendt artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 |
Constitution, lu ou non en combinaison avec l'article 8 de la | van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van |
Convention européenne des droits de l'homme, en ce qu'il fixe un délai | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het een |
préfix interdisant à un enfant de plus de 22 ans de contester la | vaste termijn bepaalt die een kind ouder dan 22 jaar verbiedt om het |
paternité du mari de sa mère, plus d'un an après la découverte de ce | vaderschap van de echtgenoot van zijn moeder meer dan een jaar na de |
ontdekking dat die niet zijn vader is, te betwisten, terwijl dat kind | |
que celui-ci n'est pas son père, alors que cet enfant est majeur | reeds vele jaren meerderjarig is, over een vorderingsrecht heeft |
depuis de nombreuses années, a disposé d'un droit d'action pour | beschikt om het wettelijk vaderschap te betwisten en een bezit van |
contester la paternité légale et a laissé se constituer une possession d'état avec le mari de sa mère malgré sa conviction que cette possession d'état ne correspondait pas à la vérité biologique ? »; 2. « En ce qu'il instaure une fin absolue de non-recevoir due à la possession d'état à l'action en contestation de paternité introduite par l'enfant largement majeur qui agit en justice plusieurs années après la découverte du fait que le mari de sa mère n'est pas son père, découverte ayant eu lieu avant l'entrée en vigueur de la loi du 1er | staat met de echtgenoot van zijn moeder heeft laten vormen ondanks zijn overtuiging dat dat bezit van staat niet overeenstemde met de biologische werkelijkheid ? »; 2. « Schendt artikel 318, § 1, van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het een aan het bezit van staat te wijten absolute grond van niet-ontvankelijkheid invoert voor de vordering tot betwisting van het vaderschap die is ingesteld door het ruim meerderjarige kind dat verschillende jaren na de ontdekking van het feit dat de echtgenoot van zijn moeder niet zijn vader is, in rechte treedt, ontdekking die heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de wet van 1 juli |
juillet 2006 modifiée par la loi du 27 décembre 2006 portant | 2006 die bij de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen |
dispositions diverses [lire : portant des dispositions diverses (I)], | |
l'article 318, § 1er, du Code civil viole-t-il l'article 22 de la | |
Constitution, lu ou non en combinaison avec l'article 8 de la | |
Convention européenne des droits de l'homme ? ». | (I) is gewijzigd ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
Quant à la disposition en cause | Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling |
B.1.1. Au moment du prononcé de la décision de renvoi et avant sa | B.1.1. Op het ogenblik van de uitspraak van de verwijzingsbeslissing |
modification par l'article 11 de la loi du 18 décembre 2014 « | en vóór de wijziging ervan bij artikel 11 van de wet van 18 december |
2014 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van | |
modifiant le Code civil, le Code de droit international privé, le Code | internationaal privaatrecht, het Consulair Wetboek, de wet van 5 mei |
consulaire, la loi du 5 mai 2014 portant établissement de la filiation | 2014 houdende de vaststelling van de afstamming van de meemoeder en de |
de la coparente et la loi du 8 mai 2014 modifiant le Code civil en vue | wet van 8 mei 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het |
d'instaurer l'égalité de l'homme et de la femme dans le mode de | oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de |
wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde », | |
transmission du nom à l'enfant et à l'adopté », l'article 318 du Code | bepaalde artikel 318 van het Burgerlijk Wetboek : |
civil disposait : | |
« § 1er. A moins que l'enfant ait la possession d'état à l'égard du | « § 1. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de |
mari, la présomption de paternité peut être contestée devant le | echtgenoot, kan het vermoeden van vaderschap worden betwist voor de |
tribunal de la famille par la mère, l'enfant, l'homme à l'égard duquel | familierechtbank door de moeder, het kind, de man ten aanzien van wie |
la filiation est établie et par la personne qui revendique la | de afstamming vaststaat en de persoon die het vaderschap van het kind opeist. |
paternité de l'enfant. | § 2. De vordering van de moeder moet worden ingesteld binnen een jaar |
§ 2. L'action de la mère doit être intentée dans l'année de la | na de geboorte. De vordering van de echtgenoot moet worden ingesteld |
binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet de vader | |
naissance. L'action du mari doit être intentée dans l'année de la | van het kind is, die van de man die het vaderschap van het kind opeist |
découverte du fait qu'il n'est pas le père de l'enfant, celle de celui | moet worden ingesteld binnen het jaar na de ontdekking van het feit |
qui revendique la paternité de l'enfant doit être intentée dans | dat hij de vader van het kind is en die van het kind moet worden |
l'année de la découverte qu'il est le père de l'enfant et celle de | ingesteld op zijn vroegst op de dag waarop het de leeftijd van twaalf |
l'enfant doit être intentée au plus tôt le jour où il a atteint l'âge | jaar heeft bereikt en uiterlijk op de dag waarop het de leeftijd van |
de douze ans et au plus tard le jour où il atteint l'âge de vingt-deux | tweeëntwintig jaar heeft bereikt of binnen een jaar na de ontdekking |
van het feit dat de echtgenoot zijn vader niet is. | |
ans ou dans l'année de la découverte du fait que le mari n'est pas son père. | Indien de echtgenoot overleden is zonder in rechte te zijn opgetreden, |
Si le mari est décédé sans avoir agi, mais étant encore dans le délai | terwijl de termijn om zulks te doen nog niet verstreken is, kan zijn |
utile pour le faire, sa paternité peut être contestée, dans l'année de | vaderschap binnen een jaar na zijn overlijden of na de geboorte, |
son décès ou de la naissance, par ses ascendants et par ses | worden betwist door zijn bloedverwanten in de opgaande en in de |
descendants. | neerdalende lijn. |
La paternité établie en vertu de l'article 317 peut en outre être | Het vaderschap dat vaststaat krachtens artikel 317 kan daarenboven |
contestée par le précédent mari. | worden betwist door de vorige echtgenoot. |
§ 3. Sans préjudice des §§ 1er et 2, la présomption de paternité du | § 3. Onverminderd het bepaalde in §§ 1 en 2, wordt het vermoeden van |
mari est mise à néant s'il est prouvé par toutes voies de droit que | vaderschap teniet gedaan indien door alle wettelijke middelen is |
l'intéressé n'est pas le père. | bewezen dat de betrokkene niet de vader is. |
La contestation de la présomption de paternité du mari est en outre | De betwisting van het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot wordt |
déclarée fondée, sauf preuve contraire : | bovendien, behoudens tegenbewijs, gegrond verklaard : |
1° dans les cas visés à l'article 316bis; | 1° in de gevallen bedoeld in artikel 316bis; |
2° lorsque la filiation maternelle est établie par reconnaissance ou | 2° wanneer de afstamming van moederszijde door erkenning of bij |
par décision judiciaire; | rechterlijke beslissing is vastgesteld; |
3° lorsque l'action est introduite avant que la filiation maternelle ne soit établie. § 4. La demande en contestation de la présomption de paternité n'est pas recevable si le mari a consenti à l'insémination artificielle ou à un autre acte ayant la procréation pour but, sauf si la conception de l'enfant ne peut en être la conséquence. § 5. La demande en contestation introduite par la personne qui se prétend le père biologique de l'enfant n'est fondée que si sa paternité est établie. La décision faisant droit à cette action en | 3° wanneer de vordering werd ingesteld vooraleer de afstamming van moederszijde is komen vast te staan. § 4. De vordering tot betwisting van het vermoeden van vaderschap is niet ontvankelijk, als de echtgenoot toestemming heeft gegeven tot kunstmatige inseminatie of tot een andere daad die de voortplanting tot doel had, tenzij de verwekking van het kind hiervan niet het gevolg kan zijn. § 5. De vordering tot betwisting die wordt ingesteld door de persoon die beweert de biologische vader van het kind te zijn, is maar gegrond als diens vaderschap is komen vast te staan. De beslissing welke die vordering tot betwisting inwilligt, brengt van rechtswege de |
contestation entraîne de plein droit l'établissement de la filiation | vaststelling van de afstammingsband van de verzoeker met zich. De |
du demandeur. Le tribunal de la famille vérifie que les conditions de | familierechtbank gaat na of aan de voorwaarden van artikel |
l'article 332quinquies sont respectées. A défaut, l'action est rejetée | 332quinquies is voldaan. In ontkennend geval wordt de vordering |
». | afgewezen ». |
B.1.2. Au moment du prononcé de la décision de renvoi, l'article | B.1.2. Op het ogenblik van de uitspraak van de verwijzingsbeslissing |
331nonies du même Code disposait : | bepaalde artikel 331nonies van hetzelfde Wetboek : |
« La possession d'état doit être continue. | « Het bezit van staat moet voortdurend zijn. |
Elle s'établit par des faits qui, ensemble ou séparément, indiquent le | Het wordt bewezen door feiten die te samen of afzonderlijk de |
rapport de filiation. | betrekking van afstamming aantonen. |
Ces faits sont entre autres : | Die feiten zijn onder meer : |
- que l'enfant a toujours porté le nom de celui dont on le dit issu; | - dat het kind altijd de naam heeft gedragen van degene van wie wordt |
gezegd dat het afstamt; | |
- que celui-ci l'a traité comme son enfant; | - dat laatstgenoemde het als zijn kind heeft behandeld; |
- qu'il a, en qualité de père ou de mère, pourvu à son entretien et à | - dat die persoon als vader of moeder in zijn onderhoud en opvoeding |
son éducation; | heeft voorzien; |
- que l'enfant l'a traité comme son père ou sa mère; | - dat het kind die persoon heeft behandeld als zijn vader of moeder; |
- qu'il est reconnu comme son enfant par la famille et dans la société; | - dat het kind wordt erkend door de familie en in de maatschappij; |
- que l'autorité publique le considère comme tel ». | - dat de openbare overheid het als zodanig beschouwt ». |
B.2. L'article 318 du Code civil en cause règle la possibilité de | B.2. Het in het geding zijnde artikel 318 van het Burgerlijk Wetboek |
regelt de mogelijkheid tot betwisting van het vermoeden van het | |
contester la présomption de paternité du mari de la mère de l'enfant. | vaderschap van de echtgenoot van de moeder van het kind. Het vermoeden |
La présomption de paternité a été instituée par l'article 315 du Code | van vaderschap is ingesteld in artikel 315 van het Burgerlijk Wetboek. |
civil. Dans les délais fixés au paragraphe 2 de l'article 318 - qui | Binnen de in paragraaf 2 van artikel 318 bepaalde termijnen - die |
diffèrent selon les titulaires de l'action -, l'action est ouverte | verschillen naar gelang van de vorderingsgerechtigden - staat de |
seulement à la mère, à l'enfant, à l'homme à l'égard duquel la | vordering enkel open voor de moeder, het kind, de man ten aanzien van |
filiation est établie et à la personne qui revendique la paternité de | wie de afstamming vaststaat en de persoon die het vaderschap van het |
l'enfant. | kind opeist. |
La possibilité de contester la présomption de paternité est toutefois | De mogelijkheid tot betwisting van het vermoeden van vaderschap is |
soumise à une limitation : la demande en contestation est irrecevable | evenwel onderworpen aan een beperking : de vordering is - voor alle |
- pour tous les titulaires de l'action - lorsque l'enfant a la | vorderingsgerechtigden - onontvankelijk wanneer het kind bezit van |
possession d'état à l'égard du mari. | staat heeft ten aanzien van de echtgenoot. |
B.3.1. L'article 332 du Code civil, tel qu'il a été remplacé par | B.3.1. Artikel 332 van het Burgerlijk Wetboek, zoals vervangen bij |
l'article 38 de la loi du 31 mars 1987 « modifiant diverses | artikel 38 van de wet van 31 maart 1987 « tot wijziging van een aantal |
dispositions légales relatives à la filiation », disposait : | bepalingen betreffende de afstamming », bepaalde : |
« La paternité établie en vertu de l'article 315 peut être contestée | « Het vaderschap dat vaststaat krachtens artikel 315, kan worden |
par le mari, par la mère et par l'enfant. | betwist door de echtgenoot, door de moeder en door het kind. |
[...] | [...] |
L'action de la mère doit être intentée dans l'année de la naissance et | De rechtsvordering van de moeder moet worden ingesteld binnen een jaar |
celle du mari ou du précédent mari dans l'année de la naissance ou de | na de geboorte en die van de echtgenoot of van de vorige echtgenoot |
la découverte de celle-ci. | binnen een jaar na de geboorte of na de ontdekking ervan. |
Celle de l'enfant doit être intentée au plus tard dans les quatre ans | De rechtsvordering van het kind moet worden ingesteld uiterlijk vier |
à compter du moment où il atteint l'âge de dix-huit ans. Sauf | jaar nadat het de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Behoudens |
circonstances exceptionnelles, elle est irrecevable si le mari a élevé | buitengewone omstandigheden is ze niet ontvankelijk wanneer de |
l'enfant comme le sien. | echtgenoot het kind als het zijne heeft opgevoed. |
[...] ». | [...] ». |
Considérant que l'octroi d'un droit d'action dès la naissance pouvait | Omdat de wetgever oordeelde dat het toekennen van een vorderingsrecht |
soulever le problème de la représentation de l'enfant mineur et | vanaf de geboorte problemen kon doen rijzen in verband met de |
vertegenwoordiging van de minderjarige en belangentegenstellingen met | |
entraîner des conflits d'intérêts, le législateur a ainsi choisi | zich kon meebrengen, heeft hij aldus ervoor gekozen het kind een |
d'accorder un droit d'action personnel à l'enfant à partir du moment | persoonlijk vorderingsrecht toe te kennen vanaf het ogenblik dat het |
où celui-ci doit être censé prendre lui-même une décision mûrement | moet worden geacht zelf een weloverwogen beslissing te kunnen nemen |
réfléchie (Doc. parl., Sénat, 1984-1985, n° 904-2, pp. 115 et s.). | (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 904-2, pp. 115 e.v.). |
B.3.2. Le droit de la filiation a fait l'objet d'une profonde réforme | B.3.2. Het afstammingsrecht is diepgaand hervormd door de wet van 1 |
par la loi du 1er juillet 2006 « modifiant des dispositions du Code | juli 2006 « tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek |
civil relatives à l'établissement de la filiation et aux effets de | met betrekking tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen |
celle-ci ». | ervan ». |
La possession d'état a été érigée par l'article 7 de la loi du 1er | Het bezit van staat werd bij artikel 7 van de wet van 1 juli 2006 als |
juillet 2006 en fin de non-recevoir de la demande en contestation de | grond van niet-ontvankelijkheid van de vordering tot betwisting van |
la présomption de paternité afin de « protéger autant que possible la | het vermoeden van vaderschap ingevoerd teneinde « de gezinscel van het |
cellule familiale de l'enfant en maintenant, d'une part, la possession | kind zoveel mogelijk te beschermen door eensdeels het bezit van staat |
d'état qui correspond à la situation d'un enfant considéré par tous | te behouden die overeenstemt met de situatie van een kind dat door |
comme étant véritablement l'enfant de ses parents même si cela ne | iedereen werkelijk als het kind van zijn ouders wordt beschouwd, ook |
correspond pas à la filiation biologique, et d'autre part, en fixant | al strookt dat niet met de biologische afstamming, en anderdeels door |
des délais d'action » (Doc. parl., Chambre, 2004-2005, DOC | termijnen te bepalen voor het instellen van de vordering » (Parl. St., |
51-0597/026, p. 6, et DOC 51-0597/032, p. 31). | Kamer, 2004-2005, DOC 51-0597/026, p. 6, en DOC 51-0597/032, p. 31). |
Pendant le débat en commission de la Justice du Sénat, la ministre de | Tijdens de bespreking in de commissie voor de Justitie van de Senaat |
la Justice a confirmé l'importance de la notion de possession d'état | heeft de minister van Justitie het belang van het begrip « bezit van |
en déclarant ce qui suit : | staat » bevestigd door het volgende te verklaren : |
« Le projet modifie déjà un nombre important de règles et même si | « Het ontwerp wijzigt reeds een groot aantal regels, en ook al rijzen |
l'application de la notion de possession d'état présente parfois | er bij de toepassing van het begrip soms problemen, toch hoeft dit |
certaines difficultés en jurisprudence, il n'est pas nécessaire de | |
modifier cette institution séculaire. Le législateur de 1987 avait | niet te worden aangepast. De wetgever heeft er in 1987 voor gekozen |
choisi de la maintenir afin que la vérité biologique ne l'emporte pas | het begrip te behouden om ervoor te zorgen dat de biologische waarheid |
toujours sur la vérité socio-affective. Ce choix doit être préservé et | het niet altijd wint van de sociaal-affectieve realiteit. Deze keuze |
la nécessité de modifier le concept de possession d'état ne s'impose | moet behouden blijven en het bezit van staat hoeft dus niet te worden |
pas » (Doc. parl., Sénat, 2005-2006, n° 3-1402/7, p. 9). | aangepast » (Parl. St., Senaat, 2005-2006, nr. 3-1402/7, p. 9). |
B.3.3. Le délai préfix d'un an à compter de la découverte, par | B.3.3. De vaste termijn van één jaar vanaf de ontdekking, door het |
l'enfant âgé de plus de 22 ans, du fait que le mari de sa mère n'est | kind ouder dan 22 jaar, van het feit dat de echtgenoot van zijn moeder |
pas son père a été instauré par l'article 368 de la loi du 27 décembre | niet zijn vader is, werd ingevoerd bij artikel 368 van de wet van 27 |
2006 « portant des dispositions diverses (I) ». | december 2006 « houdende diverse bepalingen (I) ». |
L'exposé des motifs du projet ayant abouti à l'adoption de la loi du | De memorie van toelichting bij het ontwerp dat heeft geleid tot de |
27 décembre 2006 mentionne à cet égard : | aanneming van de wet van 27 december 2006, vermeldt in dat verband : |
« La loi du 1er juillet 2006 impose des délais préfix pour les | « De wet van 1 juli 2006 legt vooraf bepaalde termijnen op voor de |
contestations de paternité. Pour les différents intéressés, le point | vaderschapsbetwistingen. Voor de diverse betrokkenen kan het startpunt |
de départ du délai peut être différé puisque la date à prendre en | van de termijn worden uitgesteld, aangezien de datum die in aanmerking |
considération est celle de la prise de connaissance du caractère | moet worden genomen die is van de kennisname van het onjuiste karakter |
erroné du lien de filiation. Seule l'action de l'enfant ne bénéficiait | van de band van afstamming. Alleen de vordering van het kind genoot |
pas de cette possibilité. Il y a lieu de corriger cette restriction | niet van deze mogelijkheid. Deze beperking moet verbeterd worden, want |
qui pourrait être considérée comme discriminatoire » (Doc. parl., | men zou die als discriminerend kunnen beschouwen » (Parl. St., Kamer, |
Chambre, 2006-2007, DOC 51-2760/001, p. 239; Doc. parl., Sénat, | 2006-2007, DOC 51-2760/001, p. 239; Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. |
2006-2007, n° 3-1988/4, pp. 3 et 4). | 3-1988/4, pp. 3 en 4). |
Quant au délai d'un an, il a été justifié par le fait qu'il était | De termijn van één jaar werd verantwoord door het feit dat het |
indispensable de limiter dans le temps la possibilité de contester la | onontbeerlijk was de mogelijkheid tot betwisting van het vaderschap te |
paternité, en vue de sécuriser le lien de filiation. De cette manière, | beperken in de tijd, teneinde de afstammingsband veilig te stellen. Op |
le législateur entendait éviter l'insécurité juridique et les troubles | die manier streefde de wetgever ernaar rechtsonzekerheid en onrust in |
au sein du ménage (Doc. parl., Chambre, 2003-2004, DOC 51-0597/014, p. | het gezin tegen te gaan (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0597/014, |
5) et protéger autant que possible la cellule familiale de l'enfant | p. 5) en de gezinscel van het kind zoveel mogelijk te beschermen |
(Doc. parl., Chambre, 2004-2005, DOC 51-0597/032, p. 14, et DOC | (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-0597/032, p. 14, en DOC |
51-0597/026, p. 6). | 51-0597/026, p. 6). |
Quant au fond | Ten gronde |
B.4. Le juge a quo demande à la Cour si l'article 318 du Code civil | B.4. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 318 van het |
est compatible avec l'article 22 de la Constitution, combiné ou non | Burgerlijk Wetboek bestaanbaar is met artikel 22 van de Grondwet, al |
avec l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme, en | dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag |
ce que, d'une part, il fixe un délai préfix interdisant à un enfant de | voor de rechten van de mens, in zoverre het, enerzijds, een vaste |
plus de 22 ans de contester la paternité du mari de sa mère plus d'un | termijn bepaalt die een kind ouder dan 22 jaar verbiedt om het |
vaderschap van de echtgenoot van zijn moeder meer dan één jaar na de | |
an après la découverte du fait qu'il n'est pas son père (première | ontdekking van het feit dat hij niet zijn vader is, te betwisten |
question préjudicielle) et, d'autre part, en ce qu'il instaure une fin | (eerste prejudiciële vraag) en, anderzijds, een absolute grond van |
absolue de non-recevoir due à la possession d'état entre le père légal | niet-ontvankelijkheid invoert die aan het bezit van staat tussen de |
et l'enfant (seconde question préjudicielle). | wettige vader en het kind is te wijten (tweede prejudiciële vraag). |
B.5.1. Le régime de contestation de la présomption de paternité en | B.5.1. De in het geding zijnde regeling van betwisting van het |
cause relève de l'application de l'article 22 de la Constitution et de | vermoeden van vaderschap valt onder de toepassing van artikel 22 van |
l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme. | de Grondwet en van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten |
B.5.2. Le droit au respect de la vie privée et familiale, tel qu'il | van de mens. B.5.2. Het recht op de eerbiediging van het privéleven en het |
est garanti par les dispositions précitées, a pour but essentiel de | gezinsleven, zoals het door de voormelde bepalingen wordt gewaarborgd, |
protéger les personnes contre les ingérences dans leur vie privée et | heeft als essentieel doel de personen te beschermen tegen inmengingen |
leur vie familiale. | in hun privéleven en hun gezinsleven. |
L'article 22, alinéa 1er, de la Constitution, pas plus que l'article 8 | Artikel 22, eerste lid, van de Grondwet sluit, evenmin als artikel 8 |
de la Convention européenne des droits de l'homme, n'exclut une | van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, een |
ingérence de l'autorité publique dans le droit au respect de la vie | overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven |
privée, mais exige que cette ingérence soit prévue dans une | niet uit, maar vereist dat in die inmenging wordt voorzien in een |
disposition législative suffisamment précise, réponde à un besoin | voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan een |
social impérieux et soit proportionnée à l'objectif légitime | dwingende maatschappelijke behoefte en dat zij evenredig is met de |
poursuivi. Ces dispositions engendrent en outre l'obligation positive | daarmee nagestreefde wettige doelstelling. Die bepalingen houden |
pour l'autorité publique de prendre des mesures visant à garantir un | bovendien de positieve verplichting in voor de overheid om maatregelen |
te nemen die een daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven en het | |
respect effectif de la vie familiale, même dans le cadre des relations | gezinsleven verzekeren, zelfs in de sfeer van de onderlinge |
entre individus (CEDH, 27 octobre 1994, Kroon e.a. c. Pays-Bas, § 31). | verhoudingen van individuen (EHRM, 27 oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31). |
B.5.3. Les procédures relatives à l'établissement ou à la contestation | B.5.3. De procedures met betrekking tot het vaststellen of betwisten |
de paternité concernent la vie privée, parce que la matière de la | van de vaderlijke afstamming, raken het privéleven, omdat de materie |
filiation englobe d'importants aspects de l'identité personnelle d'un | van de afstamming belangrijke aspecten van iemands persoonlijke |
individu (CEDH, 28 novembre 1984, Rasmussen c. Danemark, § 33; 24 | identiteit omvat (EHRM, 28 november 1984, Rasmussen t. Denemarken, § |
novembre 2005, Shofman c. Russie, § 30; 12 janvier 2006, Mizzi c. | 33; 24 november 2005, Shofman t. Rusland, § 30; 12 januari 2006, Mizzi |
Malte, § 102; 16 juin 2011, Pascaud c. France, §§ 48-49; 21 juin 2011, | t. Malta, § 102; 16 juni 2011, Pascaud t. Frankrijk, §§ 48-49; 21 juni |
Kruskovic c. Croatie, § 20; 22 mars 2012, Ahrens c. Allemagne, § 60; | 2011, Kruskovic t. Kroatië, § 20; 22 maart 2012, Ahrens t. Duitsland, |
12 février 2013, Krisztissn Barnabsss Tóth c. Hongrie, § 28). | § 60; 12 februari 2013, Krisztissn Barnabsss Tóth t. Hongarije, § 28). |
B.5.4. Le législateur, lorsqu'il élabore un régime légal qui entraîne | B.5.4. De wetgever beschikt over een appreciatiemarge om bij de |
une ingérence de l'autorité publique dans la vie privée, jouit d'une | uitwerking van een wettelijke regeling die een overheidsinmenging in |
marge d'appréciation pour tenir compte du juste équilibre à ménager | het privéleven inhoudt, rekening te houden met een billijk evenwicht |
entre les intérêts concurrents de l'individu et de la société dans son | tussen de tegenstrijdige belangen van het individu en de samenleving |
ensemble (CEDH, 26 mai 1994, Keegan c. Irlande, § 49; 27 octobre 1994, | in haar geheel (EHRM, 26 mei 1994, Keegan t. Ierland, § 49; 27 oktober |
Kroon et autres c. Pays-Bas, § 31; 2 juin 2005, Znamenskaya c. Russie, | 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; 2 juni 2005, Znamenskaya t. |
§ 28; 24 novembre 2005, Shofman c. Russie, § 34). | Rusland, § 28; 24 november 2005, Shofman t. Rusland, § 34). |
Cette marge d'appréciation du législateur n'est toutefois pas | |
illimitée : pour apprécier si une règle légale est compatible avec le | Die appreciatiemarge van de wetgever is evenwel niet onbegrensd : |
droit au respect de la vie privée, il convient de vérifier si le | opdat een wettelijke regeling verenigbaar is met het recht op |
législateur a trouvé un juste équilibre entre tous les droits et | eerbiediging van het privéleven, moet worden nagegaan of de wetgever |
intérêts en cause. Pour cela, il ne suffit pas que le législateur | een billijk evenwicht heeft gevonden tussen alle rechten en belangen |
ménage un équilibre entre les intérêts concurrents de l'individu et de | die in het geding zijn. Zulks vereist dat de wetgever niet alleen een |
la société dans son ensemble, mais il doit également ménager un | afweging maakt tussen de belangen van het individu tegenover de |
équilibre entre les intérêts contradictoires des personnes concernées | samenleving in haar geheel, maar tevens tussen de tegenstrijdige |
(CEDH, 6 juillet 2010, Backlund c. Finlande, § 46), sous peine de | belangen van de betrokken personen (EHRM, 6 juli 2010, Backlund t. |
prendre une mesure qui ne serait pas proportionnée aux objectifs | Finland, § 46), op gevaar af anders een maatregel te nemen die niet |
légitimes poursuivis. | evenredig is met de nagestreefde wettige doelstellingen. |
B.6. Dès lors que la seconde question préjudicielle concerne une | B.6. Aangezien de tweede prejudiciële vraag betrekking heeft op een |
limitation absolue du droit d'agir en contestation de paternité, il | absolute beperking van het recht om het vaderschap te betwisten, dient |
convient d'y répondre en premier lieu. | zij eerst te worden beantwoord. |
En ce qui concerne la cause d'irrecevabilité liée à la possession | Wat betreft de grond van niet-ontvankelijkheid in verband met het |
d'état | bezit van staat |
B.7.1. Par la seconde question préjudicielle, le juge a quo interroge | B.7.1. Met zijn tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter |
la Cour sur la compatibilité de l'article 318, § 1er, du Code civil | van het Hof te vernemen of artikel 318, § 1, van het Burgerlijk |
avec l'article 22 de la Constitution, combiné ou non avec l'article 8 | Wetboek bestaanbaar is met artikel 22 van de Grondwet, al dan niet in |
de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que l'action | samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de |
en contestation de paternité introduite par l'enfant est irrecevable | rechten van de mens, in zoverre de vordering tot betwisting van het |
vaderschap die door het kind is ingesteld onontvankelijk is zodra er | |
dès qu'existe entre cet enfant et son père légal une possession | tussen dat kind en zijn wettige vader een bezit van staat bestaat. |
d'état. B.7.2. Par son arrêt n° 147/2013 du 7 novembre 2013, la Cour a dit | B.7.2. Bij zijn arrest nr. 147/2013 van 7 november 2013 heeft het Hof |
pour droit : | voor recht gezegd : |
« L'article 318, § 1er, du Code civil viole l'article 22 de la | « Artikel 318, § 1, van het Burgerlijk Wetboek schendt artikel 22 van |
Constitution, combiné avec l'article 8 de la Convention européenne des | de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees |
droits de l'homme, en ce que l'action en contestation de paternité | Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de door het kind |
ingestelde vordering tot betwisting van het vaderschap niet | |
intentée par l'enfant n'est pas recevable si l'enfant a la possession | ontvankelijk is wanneer het kind bezit van staat heeft ten aanzien van |
d'état à l'égard du mari de sa mère ». | de echtgenoot van zijn moeder ». |
Elle a motivé sa décision de la manière suivante : | Het heeft zijn beslissing als volgt gemotiveerd : |
« B.17. La paix des familles et la sécurité juridique des liens | « B.17. De rust der families en de rechtszekerheid van de familiale |
familiaux, d'une part, et l'intérêt de l'enfant, d'autre part, | banden, enerzijds, en het belang van het kind, anderzijds, zijn |
constituent des buts légitimes dont le législateur peut tenir compte | legitieme doelstellingen waarvan de wetgever kan uitgaan om een |
pour empêcher que la contestation de la présomption de paternité | onbeperkte mogelijkheid tot betwisting van het vermoeden van |
puisse être exercée sans limitation. A cet égard, il est pertinent de | vaderschap te verhinderen. In dat opzicht is het pertinent om de |
ne pas laisser prévaloir a priori la réalité biologique sur la réalité | biologische werkelijkheid niet a priori te laten prevaleren op de |
socio-affective de la paternité. | socioaffectieve werkelijkheid van het vaderschap. |
B.18. En érigeant la ' possession d'état ' en fin de non-recevoir | B.18. Door het ' bezit van staat ' als absolute grond van |
niet-ontvankelijkheid van de vordering tot betwisting van het | |
absolue de l'action en contestation de la présomption de paternité, le | vermoeden van vaderschap in te stellen, heeft de wetgever de |
législateur a cependant fait prévaloir dans tous les cas la réalité | socioaffectieve werkelijkheid van het vaderschap evenwel steeds laten |
socio-affective de la paternité sur la réalité biologique. Du fait de | prevaleren op de biologische werkelijkheid. Door die absolute grond |
cette fin de non-recevoir absolue, l'enfant est totalement privé de la | van niet-ontvankelijkheid wordt het kind volledig de mogelijkheid |
ontnomen om het vermoeden van vaderschap te betwisten. | |
possibilité de contester la présomption de paternité. | Aldus bestaat voor de rechter geen enkele mogelijkheid om rekening te |
Il n'existe dès lors, pour le juge, aucune possibilité de tenir compte | houden met de belangen van alle betrokken partijen. |
des intérêts de toutes les parties concernées. | Een dergelijke maatregel is onevenredig met de door de wetgever |
Une telle mesure n'est pas proportionnée aux buts légitimes poursuivis | nagestreefde, legitieme doelstellingen, en derhalve niet bestaanbaar |
par le législateur et n'est dès lors pas compatible avec l'article 22 | met artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van |
de la Constitution, combiné avec l'article 8 de la Convention | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. |
B.19. Aan het voorgaande wordt geen afbreuk gedaan door het gegeven | |
européenne des droits de l'homme. | dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat |
B.19. Le fait que la Cour européenne des droits de l'homme ait jugé | een rechterlijke beslissing waarbij een regeling werd toegepast die |
qu'une décision de justice appliquant un régime comparable à la mesure | vergelijkbaar is met de in het geding zijnde maatregel, geen schending |
en cause ne violait pas l'article 8 de la Convention européenne des | van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens |
droits de l'homme (CEDH, 22 mars 2012, Ahrens c. Allemagne; 22 mars | inhield (EHRM, 22 maart 2012, Ahrens t. Duitsland; 22 maart 2012, |
2012, Kautzor c. Allemagne) ne change rien à ce qui précède. La Cour | Kautzor t. Duitsland). Het Europees Hof wees erop dat binnen de |
européenne a souligné que la matière en cause ne faisait pas | lidstaten van de Raad van Europa geen eensgezindheid over de in het |
l'unanimité au sein des Etats membres du Conseil de l'Europe, de sorte | geding zijnde aangelegenheid bestaat, zodat de lidstaten over een |
que ces derniers jouissent d'une grande marge d'appréciation en ce qui | ruime appreciatiebevoegdheid beschikken wat de regelgeving inzake het |
concerne la réglementation visant à fixer le statut juridique de | vaststellen van het juridisch statuut van het kind betreft (Ahrens, |
l'enfant (Ahrens, précité, §§ 69-70 et 89; Kautzor, précité, §§ 70-71 | voormeld, §§ 69-70 en 89; Kautzor, voormeld, §§ 70-71 en 91). |
et 91). Par ailleurs, la Cour européenne a également examiné si | Overigens onderzocht het Europees Hof eveneens of de concrete |
l'application concrète de la réglementation en question, compte tenu | toepassing van de desbetreffende regeling, rekening houdend met alle |
de tous les éléments concrets de la cause, satisfaisait aux exigences | concrete omstandigheden van de zaak, voldeed aan de vereisten van |
de l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme | artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens |
(Ahrens, précité, §§ 75-77; Kautzor, précité, §§ 62, 78 et 80) ». | (Ahrens, voormeld, §§ 75-77; Kautzor, voormeld, §§ 62, 78 en 80) ». |
B.7.3. Selon le juge a quo, l'enfant a laissé perdurer la possession | B.7.3. Volgens de verwijzende rechter heeft het kind het bezit van |
d'état après avoir appris que le mari de sa mère n'était pas son père | staat te dezen laten voortbestaan na te hebben vernomen dat de |
echtgenoot van zijn moeder niet zijn biologische vader was. Die | |
biologique. Cette circonstance n'est pas de nature à modifier la | omstandigheid kan de conclusie waartoe het Hof in zijn voormelde |
conclusion à laquelle la Cour a abouti dans son arrêt n° 147/2013 | arrest nr. 147/2013 is gekomen, niet wijzigen. |
précité. En effet, opposer, même dans une telle hypothèse, une fin de | Het aanvoeren van een grond van niet-ontvankelijkheid, zelfs in een |
non-recevoir à l'action en contestation de paternité introduite par | dergelijke hypothese, tegen de door het kind ingestelde vordering tot |
betwisting van het vaderschap, wegens het bestaan van een bezit van | |
l'enfant, en raison de l'existence d'une possession d'état entre lui | staat tussen dat kind en zijn wettige vader, leidt immers ertoe dat de |
et son père légal, aboutit à empêcher de façon absolue le juge de tenir compte des intérêts de toutes les parties concernées. B.7.4. Par ailleurs, les raisons pour lesquelles un enfant n'a pas cherché à mettre un terme à la possession d'état, à supposer qu'il eût été en mesure de le faire, dès qu'il a appris que le mari de sa mère n'était pas son père, peuvent être multiples. Cette attitude ne peut dès lors être considérée nécessairement comme la manifestation libre et éclairée de la volonté irréversible de cet enfant de voir primer sa filiation légale sur sa filiation biologique. De surcroît, même si l'enfant y avait mis un terme, la possession d'état qui préexistait entre lui et son père légal aurait encore pu aboutir à ce que l'action en contestation de paternité soit déclarée irrecevable. B.8. La seconde question préjudicielle appelle une réponse affirmative. En ce qui concerne le délai préfix d'un an B.9. La Cour est encore interrogée sur la compatibilité, avec | rechter op absolute wijze wordt verhinderd rekening te houden met de belangen van alle betrokken partijen. B.7.4. Daarenboven kunnen er velerlei redenen zijn waarom een kind niet heeft geprobeerd een einde te maken aan het bezit van staat, gesteld dat het in staat zou zijn geweest zulks te doen, zodra het heeft vernomen dat de echtgenoot van zijn moeder niet zijn vader was. Die houding moet daarom nog niet noodzakelijkerwijze worden beschouwd als de vrije en weloverwogen uiting van de onherroepelijke wil van dat kind om zijn wettelijke afstamming op zijn biologische afstamming te zien prevaleren. Bovendien had het bezit van staat dat reeds tussen het kind en zijn wettige vader bestond, zelfs indien het kind daaraan een einde had gemaakt, ook ertoe kunnen leiden dat de vordering tot betwisting van het vaderschap onontvankelijk werd verklaard. B.8. De tweede prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord. Met betrekking tot de vaste termijn van één jaar B.9. Aan het Hof wordt ook een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, |
l'article 22 de la Constitution, combiné avec l'article 8 de la | met artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van |
Convention européenne des droits de l'homme, de l'article 318, § 2, du | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 318, § |
2, van het Burgerlijk Wetboek in zoverre daarin aan het kind ouder dan | |
Code civil en ce qu'il impose à l'enfant âgé de plus de 22 ans un | 22 jaar een termijn wordt opgelegd van één jaar vanaf de ontdekking |
délai d'un an à compter de la découverte du fait que le mari de sa | van het feit dat de echtgenoot van zijn moeder niet zijn vader is om |
mère n'est pas son père pour intenter une action en contestation de | een vordering tot betwisting van het vaderschap in te stellen. |
paternité. B.10.1. En ce qui concerne en particulier les délais dans le droit de | B.10.1. In het bijzonder voor wat de termijnen in het afstammingsrecht |
la filiation, la Cour européenne des droits de l'homme n'a pas estimé | betreft, wordt door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het |
que l'instauration de délais était en soi contraire à l'article 8 de | invoeren van termijnen op zich niet strijdig geacht met artikel 8 van |
la Convention européenne des droits de l'homme; seule la nature d'un | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens; enkel de aard van |
tel délai peut être considérée comme contraire au droit au respect de | een dergelijke termijn kan als strijdig worden beschouwd met het recht |
la vie privée (CEDH, 6 juillet 2010, Backlund c. Finlande, § 45; 15 | op eerbiediging van het privéleven (EHRM, 6 juli 2010, Backlund t. |
janvier 2013, Laakso c. Finlande, § 45; 29 janvier 2013, Röman c. | Finland, § 45; 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § 45; 29 januari |
Finlande, § 50; 3 avril 2014, Konstantinidis c. Grèce, § 46). | 2013, Röman t. Finland, § 50; 3 april 2014, Konstantinidis t. |
Griekenland, § 46). | |
B.10.2. La Cour européenne des droits de l'homme admet en outre que la | B.10.2. Bovendien wordt door het Europees Hof voor de Rechten van de |
marge d'appréciation du législateur national est plus grande lorsqu'il | Mens aanvaard dat de appreciatiemarge van de nationale wetgever groter |
n'existe pas de consensus au sein des Etats membres du Conseil de | is wanneer er bij de lidstaten van de Raad van Europa geen consensus |
l'Europe concernant l'intérêt en cause ou la manière dont cet intérêt | bestaat omtrent het belang dat in het geding is, noch omtrent de |
doit être protégé (CEDH, 22 mars 2012, Ahrens c. Allemagne, § 68). De | manier waarop dat belang dient te worden beschermd (EHRM, 22 maart |
2012, Ahrens t. Duitsland, § 68). Daarnaast benadrukt het Europees Hof | |
plus, la Cour européenne souligne qu'il ne lui incombe pas de prendre | dat het niet zijn taak is om, in de plaats van de nationale overheden, |
des décisions à la place des autorités nationales (CEDH, 15 janvier | beslissingen te nemen (EHRM, 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § |
2013, Laakso c. Finlande, § 41). | 41). |
B.10.3. La fixation d'un délai de prescription pour l'ouverture d'une | B.10.3. Het vaststellen van een verjaringstermijn voor het instellen |
van een vordering tot onderzoek naar het vaderschap kan worden | |
action en recherche de paternité peut se justifier par le souci de | verantwoord door de zorg om de rechtszekerheid en een definitief |
garantir la sécurité juridique et un caractère définitif aux relations | karakter van de familiebanden te waarborgen. Om vast te stellen of |
familiales. Pour établir si l'article 8 de la Convention européenne | artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens in acht |
est respecté, il y a lieu de vérifier si le législateur a ménagé un | wordt genomen, dient te worden nagegaan of de wetgever een billijk |
evenwicht heeft ingesteld tussen de in het geding zijnde concurrerende | |
juste équilibre entre les droits et les intérêts concurrents en jeu. | rechten en belangen. Aldus dienen « niet alleen de belangen van het |
Il faut ainsi « non seulement mesurer les intérêts de l'individu à | individu te worden afgewogen tegen het algemeen belang van de |
l'intérêt général de la collectivité prise dans son ensemble, mais | gemeenschap in haar geheel, maar dienen ook de in het geding zijnde |
encore peser les intérêts privés concurrents en jeu » (CEDH, 20 | concurrerende privébelangen tegen elkaar te worden afgewogen » (EHRM, |
décembre 2007, Phinikaridou c. Chypre, §§ 51 à 53). | 20 december 2007, Phinikaridou t. Cyprus, §§ 51 tot 53). |
B.11.1. Par son arrêt n° 96/2011 du 31 mai 2011, la Cour a jugé, à | B.11.1. Bij zijn arrest nr. 96/2011 van 31 mei 2011 heeft het Hof, met |
betrekking tot een vordering tot betwisting van het vermoeden van | |
propos d'une action en contestation de présomption de paternité | vaderschap die door een meerderjarig kind tegen de echtgenoot van zijn |
introduite par un enfant majeur contre le mari de sa mère alors que | moeder was ingesteld terwijl dat vermoeden noch met de biologische |
cette présomption ne correspondait ni à la vérité biologique, ni, en | waarheid, noch, bij ontstentenis van een bezit van staat, met de |
l'absence de possession d'état, à la vérité socio-affective : | socioaffectieve waarheid overeenstemde, geoordeeld : |
« B.7. Il ressort des motifs du jugement rendu par le juge a quo que, | « B.7. Uit de motivering van het vonnis van de verwijzende rechter |
d'après les éléments du dossier, la présomption de paternité du mari | blijkt dat, volgens de elementen van het dossier, het vermoeden van |
de la mère établie en l'espèce à l'égard du demandeur devant le juge a | vaderschap van de echtgenoot van de moeder dat te dezen was |
quo ne correspond ni à la vérité biologique, ni à la vérité | |
socio-affective. La Cour limitera à cette hypothèse l'examen du délai | vastgesteld ten aanzien van de eiser voor de verwijzende rechter, niet |
relatif à l'action en contestation de paternité prescrit par l'article | overeenstemt met de biologische waarheid, noch met de socio-affectieve |
318, § 2, du Code civil. | waarheid. Het Hof zal het onderzoek van de bij artikel 318, § 2, van |
het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven termijn betreffende de vordering | |
tot betwisting van vaderschap tot die hypothese beperken. | |
La Cour doit donc contrôler si l'article 318, § 2, précité, porte | Het Hof moet dus nagaan of het voormelde artikel 318, § 2, niet op |
atteinte de manière discriminatoire au droit au respect de la vie | discriminerende wijze afbreuk doet aan het recht op de eerbiediging |
privée, tel qu'il est consacré par l'article 22 de la Constitution et | van het privéleven, zoals het is verankerd in artikel 22 van de |
l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme, de | Grondwet en in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van |
l'enfant qui, en l'absence de possession d'état, entend contester la | de mens, van het kind dat, bij ontstentenis van bezit van staat, het |
vermoeden van vaderschap wil betwisten dat is vastgesteld ten aanzien | |
présomption de paternité établie à l'égard du mari de sa mère, compte | van de echtgenoot van zijn moeder, door de termijnen die dat artikel |
tenu des délais que cet article 318, § 2, prescrit pour ce faire. | 318, § 2, daartoe voorschrijft. |
[...] | [...] |
B.13. La paix des familles et la sécurité juridique des liens | B.13. De rust der families en de rechtszekerheid van de familiale |
familiaux, d'une part, et l'intérêt de l'enfant, d'autre part, | banden, enerzijds, en het belang van het kind, anderzijds, zijn |
constituent des buts légitimes dont le législateur peut tenir compte | legitieme doelstellingen waarvan de wetgever kan uitgaan om een |
pour empêcher que la contestation de paternité puisse être exercée | onbeperkte mogelijkheid tot betwisting van het vaderschap te |
sans limitation. | verhinderen. |
B.14. Toutefois, en prévoyant qu'un enfant ne peut plus contester la | B.14. Door te bepalen dat een kind het vermoeden van vaderschap dat is |
présomption de paternité établie à l'égard du mari de sa mère au-delà | vastgesteld ten aanzien van de echtgenoot van zijn moeder niet meer |
de l'âge de vingt-deux ans ou de l'année à dater de la découverte du | kan betwisten na de leeftijd van tweeëntwintig jaar of na het jaar te |
fait que celui qui était le mari de sa mère n'est pas son père, alors | rekenen vanaf de ontdekking van het feit dat diegene die de echtgenoot |
que cette présomption ne correspond à aucune réalité ni biologique, ni | van zijn moeder was, niet zijn vader is, terwijl dat vermoeden met |
socio-affective, il est porté atteinte de manière discriminatoire au | geen enkele biologische, noch socio-affectieve realiteit overeenstemt, |
droit au respect de la vie privée de cet enfant. En raison du court | wordt evenwel op discriminerende wijze afbreuk gedaan aan het recht op |
délai de prescription, celui-ci pourrait ne plus disposer de la | de eerbiediging van het privéleven van dat kind. Door de korte |
possibilité de saisir un juge susceptible de tenir compte des faits | verjaringstermijn zou het kunnen dat dat kind niet meer beschikt over |
établis ainsi que de l'intérêt de toutes les parties concernées, sans | de mogelijkheid om zich tot een rechter te wenden die rekening kan |
que cela puisse se justifier par le souci de préserver la paix des | houden met de vaststaande feiten, alsook met het belang van alle |
familles alors que les liens familiaux sont en l'occurrence | betrokken partijen, zonder dat een en ander kan worden verantwoord |
door de zorg om de rust der families te bewaren terwijl de familiale | |
inexistants ». | banden te dezen onbestaande zijn ». |
B.11.2. Par conséquent, la Cour a dit pour droit : | B.11.2. Bijgevolg heeft het Hof voor recht gezegd : |
« Dans l'hypothèse décrite en B.7, l'article 318, § 2, du Code civil | « In de in B.7 beschreven hypothese schendt artikel 318, § 2, van het |
viole les articles 10, 11 et 22 de la Constitution, lus en combinaison | Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, in |
avec les articles 8 et 14 de la Convention européenne des droits de | samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag |
l'homme ». B.11.3. L'action pendante devant le juge a quo se distingue du cas ayant donné lieu à l'arrêt n° 96/2011 dès lors qu'il existerait, en l'espèce, une possession d'état entre l'ex-époux de la mère et l'enfant qui conteste son lien de filiation avec celui-ci. B.11.4. Par son arrêt n° 96/2011, la Cour a été amenée à contrôler la disposition en cause dans la situation qui lui a été soumise par le juge a quo et elle a expressément limité son examen à cette situation. Il lui appartient dès lors de contrôler la disposition en cause dans la situation différente que lui soumet le juge a quo dans la présente affaire. B.12. Le juge a quo déduit des déclarations des parties en cause que l'enfant a découvert dès l'âge de dix-sept ans que le mari de sa mère n'était pas son père, et que le délai dont il disposait pour contester la présomption de paternité sur la base de la disposition en cause a commencé à cet instant. B.13. Lorsqu'un enfant découvre plusieurs années avant d'avoir atteint | voor de rechten van de mens ». B.11.3. De voor de verwijzende rechter hangende vordering onderscheidt zich van het geval dat aanleiding heeft gegeven tot het arrest nr. 96/2011, aangezien er te dezen een bezit van staat zou bestaan tussen de ex-echtgenoot van de moeder en het kind dat zijn afstammingsband met hem betwist. B.11.4 Bij zijn arrest nr. 96/2011 werd het Hof ertoe gebracht de in het geding zijnde bepaling te toetsen in de situatie die door de verwijzende rechter aan het Hof is voorgelegd en heeft het zijn onderzoek uitdrukkelijk tot die situatie beperkt. Het staat dan ook aan het Hof de in het geding zijnde bepaling te toetsen in de verschillende situatie die de verwijzende rechter in de onderhavige zaak aan het Hof voorlegt. B.12. De verwijzende rechter leidt uit de verklaringen van de betrokken partijen af dat het kind reeds op de leeftijd van zeventien jaar heeft ontdekt dat de echtgenoot van de moeder niet zijn vader is en dat de termijn waarover het beschikte om het vermoeden van vaderschap te betwisten op grond van de in het geding zijnde bepaling, op dat ogenblik is ingegaan. |
l'âge de 22 ans que le mari de sa mère n'est pas son père, l'article | B.13. Wanneer een kind meerdere jaren vóór het de leeftijd van 22 jaar |
heeft bereikt, ontdekt dat de echtgenoot van zijn moeder niet zijn | |
318, § 2, du Code civil ne lui permet plus de contester la présomption | vader is, biedt artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek het kind |
niet langer de mogelijkheid om het vermoeden van vaderschap te | |
de paternité dès qu'il a atteint l'âge de 22 ans. Empêché de contester | betwisten zodra het de leeftijd van 22 jaar heeft bereikt. Dat kind, |
cette présomption de paternité, cet enfant est également empêché | dat wordt verhinderd om dat vermoeden van vaderschap te betwisten, |
d'encore intenter, passé cet âge, une action en recherche de | wordt eveneens verhinderd om na die leeftijd nog een vordering tot |
paternité. | onderzoek naar het vaderschap in te stellen. |
B.14.1. Les procédures relatives à l'établissement ou à la | B.14.1. De procedures met betrekking tot het vaststellen of betwisten |
contestation de paternité concernent la vie privée, parce que la | van de vaderlijke afstamming raken het privéleven, omdat de materie |
matière de la filiation englobe d'importants aspects de l'identité | van de afstamming belangrijke aspecten van iemands persoonlijke |
personnelle d'un individu, dont l'identité de ses géniteurs fait | identiteit omvat, waartoe ook de identiteit van zijn verwekkers |
également partie (CEDH, 7 février 2002, Mikulic c. Croatie, §§ 53 et | behoort (EHRM, 7 februari 2002, Mikulic t. Kroatië, §§ 53 en 54; 13 |
54; 13 juillet 2006, Jäggi c. Suisse, § 25; 16 juin 2011, Pascaud c. | juli 2006, Jäggi t. Zwitserland, § 25; 16 juni 2011, Pascaud t. |
France, §§ 48-49). | Frankrijk, §§ 48-49). |
B.14.2. Selon la Cour européenne des droits de l'homme, lorsque le | B.14.2. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet de |
législateur fixe les règles en matière de filiation, il doit non | wetgever, wanneer hij de regels inzake afstamming vaststelt, niet |
seulement tenir compte des droits des intéressés, mais aussi de la | alleen rekening houden met de rechten van de betrokkenen, maar ook met |
nature de ces droits. Lorsqu'est en cause le droit à une identité, | de aard van die rechten. Wanneer het gaat om het recht op een |
dont relève le droit de connaître son ascendance, un examen approfondi | identiteit, waartoe het recht behoort om zijn afstamming te kennen, is |
est nécessaire pour peser les intérêts en présence (CEDH, 13 juillet | een diepgaande belangenafweging noodzakelijk (EHRM, 13 juli 2006, |
2006, Jäggi c. Suisse, § 37; 3 avril 2014, Konstantinidis c. Grèce, § | Jäggi t. Zwitserland, § 37; 3 april 2014, Konstantinidis t. |
47). Même si une personne a pu développer sa personnalité sans avoir | Griekenland, § 47). Zelfs indien een persoon zijn persoonlijkheid |
de certitude quant à l'identité de son père biologique, il faut | heeft kunnen uitbouwen zonder zekerheid te hebben over de identiteit |
van zijn biologische vader, moet worden aangenomen dat het belang dat | |
admettre que l'intérêt qu'un individu peut avoir à connaître son | een individu kan hebben om zijn afstamming te kennen niet afneemt met |
ascendance ne décroît pas avec les années, bien au contraire (CEDH, 13 | de jaren, wel integendeel (EHRM, 13 juli 2006, Jäggi t. Zwitserland, § |
juillet 2006, Jäggi c. Suisse, § 40; 16 juin 2011, Pascaud c. France, | 40; 16 juni 2011, Pascaud t. Frankrijk, § 65). Het Europees Hof stelt |
§ 65). La Cour européenne constate également qu'il ressort d'une étude | eveneens vast dat uit vergelijkend onderzoek blijkt dat in een |
comparée que dans un nombre important d'Etats, l'action de l'enfant en | belangrijk aantal Staten de vordering van het kind om het vaderschap |
recherche de paternité n'est pas soumise à un délai, et que l'on | te doen vaststellen niet aan een termijn is gebonden en dat een |
constate une tendance à accorder à l'enfant une plus grande protection | tendens waarneembaar is om een grotere bescherming toe te kennen aan |
(CEDH, 20 décembre 2007, Phinikaridou c. Chypre, § 58). | het kind (EHRM, 20 december 2007, Phinikaridou t. Cyprus, § 58). |
B.15. Dans une procédure judiciaire d'établissement de la filiation, | B.15. In een gerechtelijke procedure tot vaststelling van de |
afstamming dient het recht van eenieder op vaststelling van zijn | |
le droit de chacun à l'établissement de sa filiation doit dès lors | afstamming in beginsel dan ook de overhand te krijgen op het belang |
l'emporter, en principe, sur l'intérêt de la paix des familles et de la sécurité juridique des liens familiaux. B.16. Même s'il existe ou s'il a existé des liens familiaux, concrétisés par la possession d'état, la disposition en cause porte une atteinte disproportionnée au droit au respect de la vie privée de l'enfant, en raison du court délai de prescription qui pourrait le priver de la possibilité de saisir un juge susceptible de tenir compte des faits établis ainsi que de l'intérêt de toutes les parties concernées. Par ailleurs, si l'enfant était né hors mariage et s'il avait fait | van de rust der families en de rechtszekerheid van de familiale banden. B.16. Ook al bestaan er familiale banden, geconcretiseerd door het bezit van staat, of ook al hebben ze bestaan, toch doet de in het geding zijnde bepaling op onevenredige wijze afbreuk aan het recht op eerbiediging van het privéleven van het kind, door de korte verjaringstermijn die aan het kind de mogelijkheid zou kunnen ontzeggen om zich tot een rechter te wenden die rekening kan houden met de vaststaande feiten, alsook met het belang van alle betrokken partijen. Daarenboven, indien het kind buiten het huwelijk was geboren en het |
l'objet d'une reconnaissance paternelle, il aurait pu contester | voorwerp van een vaderlijke erkenning had uitgemaakt, had het die |
celle-ci bien au-delà de l'âge de 22 ans, en application des articles | |
330 et 331ter du Code civil, tels qu'ils ont été remplacés par | erkenning met toepassing van de artikelen 330 en 331ter van het |
l'article 38 de la loi du 31 mars 1987. Il en découle une | Burgerlijk Wetboek, vervangen bij artikel 38 van de wet van 31 maart |
1987, nog ver na de leeftijd van 22 jaar kunnen betwisten. Daaruit | |
discrimination entre l'enfant soumis au délai fixé par la disposition | vloeit een discriminatie voort tussen het kind dat aan de bij de in |
en cause et celui soumis au délai de prescription prévu par les | het geding zijnde bepaling vastgestelde termijn is onderworpen en het |
articles 330 et 331ter précités. | kind dat aan de in de voormelde artikelen 330 en 331ter vermelde |
verjaringstermijn is onderworpen. | |
B.17. La disposition en cause n'est dès lors pas compatible avec | B.17. De in het geding zijnde bepaling is bijgevolg niet bestaanbaar |
l'article 22 de la Constitution, combiné avec l'article 8 de la | met artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van |
Convention européenne des droits de l'homme, en ce qu'elle impose à | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre daarin |
l'enfant âgé de plus de 22 ans un délai d'un an à compter de la | aan het kind ouder dan 22 jaar een termijn wordt opgelegd van één jaar |
découverte du fait que le mari de sa mère n'est pas son père pour | vanaf de ontdekking van het feit dat de echtgenoot van zijn moeder |
intenter une action en contestation de paternité. | niet zijn vader is om een vordering tot betwisting van het vaderschap in te stellen. |
B.18. La première question préjudicielle appelle une réponse | B.18. De eerste prejudiciële vraag dient bevestigend te worden |
affirmative. | beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
- L'article 318, § 1er, du Code civil viole l'article 22 de la | - Artikel 318, § 1, van het Burgerlijk Wetboek schendt artikel 22 van |
Constitution, combiné avec l'article 8 de la Convention européenne des | de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees |
droits de l'homme, en ce que l'action en contestation de paternité | Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de door het kind |
intentée par l'enfant n'est pas recevable si l'enfant a la possession | ingestelde vordering tot betwisting van het vaderschap niet |
d'état à l'égard du mari de sa mère. | ontvankelijk is indien het kind bezit van staat ten aanzien van de |
echtgenoot van zijn moeder heeft. | |
- L'article 318, § 2, du Code civil viole l'article 22 de la | - Artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek schendt artikel 22 van |
Constitution, combiné avec l'article 8 de la Convention européenne des | de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees |
Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre daarin aan het kind | |
droits de l'homme, en ce qu'il impose à l'enfant âgé de plus de 22 ans | ouder dan 22 jaar een termijn wordt opgelegd van één jaar vanaf de |
un délai d'un an à compter de la découverte du fait que le mari de sa | ontdekking van het feit dat de echtgenoot van zijn moeder niet zijn |
mère n'est pas son père pour intenter une action en contestation de | vader is om een vordering tot betwisting van het vaderschap in te |
paternité. | stellen. |
Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, |
la Cour constitutionnelle, le 3 février 2016. | op 3 februari 2016. |
Le greffier, | De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
Le président, | De voorzitter, |
J. Spreutels | J. Spreutels |