← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 55/2015 du 7 mai 2015 Numéro du rôle : 5847 En cause : la question
préjudicielle relative à l'article 347-2 du Code civil, posée par le Tribunal de première instance de
Liège. La Cour constitutionnelle, composée de après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant
: I. Objet de la question préjudicielle et procédu(...)"
Extrait de l'arrêt n° 55/2015 du 7 mai 2015 Numéro du rôle : 5847 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 347-2 du Code civil, posée par le Tribunal de première instance de Liège. La Cour constitutionnelle, composée de après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédu(...) | Uittreksel uit arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 Rolnummer : 5847 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 347-2 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik. Het Grondwettelijk Hof, samenge wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 55/2015 du 7 mai 2015 | Uittreksel uit arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 |
Numéro du rôle : 5847 | Rolnummer : 5847 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 347-2 du | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 347-2 van het |
Code civil, posée par le Tribunal de première instance de Liège. | Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te |
La Cour constitutionnelle, | Luik. Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents J. Spreutels et A. Alen, et des juges L. | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de |
Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke et F. Daoût, | rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en F. |
assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président J. | Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
Spreutels, | voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par jugement du 14 février 2014 en cause de feu M.S., adoptante, et de | Bij vonnis van 14 februari 2014 in zake wijlen M.S., adoptante, en |
N.M., adoptée, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le | N.M., geadopteerde, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is |
20 février 2014, le Tribunal de première instance de Liège a posé la | ingekomen op 20 februari 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te |
question préjudicielle suivante : | Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 347-2 du Code civil ne viole-t-il pas les articles 10, 11 | « Schendt artikel 347-2 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 |
et 22 de la Constitution, lus isolément et combinés avec les articles | en 22 van de Grondwet, afzonderlijk en in samenhang gelezen met de |
8 et 14 de la Convention européenne des droits de l'homme et des | artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens |
libertés fondamentales en ce qu'il limite la possibilité d'une | en de fundamentele vrijheden, in zoverre het de mogelijkheid van een |
deuxième adoption de façon telle qu'une femme qui a éduqué une | tweede adoptie op zodanige wijze beperkt dat een vrouw die een persoon |
personne depuis l'enfance ne puisse l'adopter si son père biologique a | sedert de kinderjaren heeft opgevoed, hem niet kan adopteren indien |
consacré son lien de parenté par une adoption alors qu'elle le | zijn biologische vader zijn verwantschapsband heeft bevestigd door een |
pourrait si la paternité avait été établie par jugement ou par | adoptie, terwijl zij dat wel zou kunnen indien het vaderschap was |
reconnaissance ? ». | vastgesteld bij vonnis of door erkenning ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) B.1. L'article 347-2 du Code civil dispose : « Une personne déjà adoptée, de manière simple ou plénière, par deux adoptants, peut être adoptée une nouvelle fois, de manière simple ou plénière, par le nouveau conjoint ou cohabitant de l'un de ceux-ci si toutes les conditions requises pour l'établissement de cette nouvelle adoption sont remplies et que, soit : 1° l'autre adoptant antérieur est décédé; 2° l'adoption simple antérieure a été révoquée à l'égard de l'autre adoptant; 3° des motifs très graves commandent qu'une nouvelle adoption soit prononcée à la requête du ministère public ». B.2. Il découle de cette disposition qu'une personne ayant fait l'objet d'une adoption par deux personnes peut à nouveau être adoptée par le nouveau conjoint ou cohabitant de l'un des deux adoptants pour autant que l'autre adoptant soit décédé ou que l'adoption précédente ait été révoquée à l'égard de l'autre adoptant ou encore, à la requête du ministère public, si des motifs très graves requièrent une nouvelle adoption. B.3. La Cour ne peut, en règle, déterminer les normes applicables au litige pendant devant le juge a quo. Toutefois, lorsque la question préjudicielle porte sur une disposition qui est manifestement inapplicable à ce litige, la Cour n'en examine pas la constitutionnalité. B.4.1. Le juge a quo demande à la Cour si la disposition en cause crée, entre adoptants, une différence de traitement en ce qu'elle limiterait la possibilité d'une adoption d'une personne éduquée par le candidat adoptant depuis l'enfance, lorsque le père biologique a adopté cette dernière, ce qui ne serait pas le cas si la paternité avait été établie par jugement ou par reconnaissance. B.4.2. Il ressort des motifs de la décision de renvoi et du dossier de la procédure que le juge est invité à prononcer l'adoption d'une personne majeure qui a fait l'objet d'une adoption par une seule personne, son père biologique, et que cet adoptant est décédé. B.5. La disposition en cause n'a pas la portée que semble lui prêter le jugement de renvoi et n'est pas applicable à l'espèce soumise. Dans ces conditions, répondre à la question préjudicielle ne peut pas être utile au règlement du litige pendant devant le juge a quo. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : La question préjudicielle n'appelle pas de réponse. Ainsi rendu en langue française et en langue néerlandaise, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le 7 mai 2015. Le greffier, P.-Y. Dutilleux Le président, | (...) B.1. Artikel 347-2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Een persoon die reeds door twee adoptanten geadopteerd is, ongeacht of het daarbij gaat om een gewone of om een volle adoptie, kan door de nieuwe echtgenoot of samenwonende nogmaals worden geadopteerd, zowel bij wijze van een gewone als van een volle adoptie, indien alle voorwaarden gesteld voor het totstandkomen van de nieuwe adoptie zijn vervuld en indien, ofwel : 1° de andere vorige adoptant overleden is; 2° de vorige gewone adoptie ten aanzien van de andere adoptant herroepen is; 3° zeer gewichtige redenen bestaan die vereisen dat op verzoek van het openbaar ministerie een nieuwe adoptie wordt uitgesproken ». B.2. Uit die bepaling vloeit voort dat een persoon die door twee personen is geadopteerd, opnieuw kan worden geadopteerd door de nieuwe echtgenoot of samenwonende van een van beide adoptanten voor zover de andere adoptant is overleden of de vorige adoptie is herroepen ten aanzien van de andere adoptant of nog indien, op verzoek van het openbaar ministerie, zeer gewichtige redenen een nieuwe adoptie vereisen. B.3. In de regel kan het Hof niet de normen bepalen die van toepassing zijn op het voor de verwijzende rechter hangende geschil. Wanneer de prejudiciële vraag betrekking heeft op een bepaling die klaarblijkelijk niet op dat geschil van toepassing is, onderzoekt het Hof de grondwettigheid ervan evenwel niet. B.4.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of de in het geding zijnde bepaling tussen adoptanten een verschil in behandeling in het leven roept in zoverre zij de mogelijkheid zou beperken van een adoptie van een persoon die sedert de kinderjaren door de kandidaat-adoptant is opgevoed, wanneer de biologische vader die laatste heeft geadopteerd, hetgeen niet het geval zou zijn indien het vaderschap was vastgesteld bij vonnis of door erkenning. B.4.2. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing en uit het dossier van de procedure blijkt dat de rechter wordt verzocht de adoptie uit te spreken van een meerderjarige persoon die door één persoon, zijn biologische vader, is geadopteerd en dat die adoptant is overleden. B.5. De in het geding zijnde bepaling heeft niet de draagwijdte die het verwijzingsvonnis eraan lijkt te verlenen en is niet van toepassing op de voorgelegde zaak. Het beantwoorden van de prejudiciële vraag kan in die omstandigheden niet dienstig zijn voor het beslechten van het geschil dat voor de verwijzende rechter aanhangig is. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 7 mei 2015. De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, |
J. Spreutels | J. Spreutels |