← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 48/2014 du 20 mars 2014 Numéro du rôle : 5645 En cause : la
question préjudicielle relative aux articles 322 et 332quinquies du Code civil, posée par le Tribunal
de première instance de Bruges. La Cour constitutionnel composée des présidents
A. Alen et J. Spreutels, des juges E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, (...)"
Extrait de l'arrêt n° 48/2014 du 20 mars 2014 Numéro du rôle : 5645 En cause : la question préjudicielle relative aux articles 322 et 332quinquies du Code civil, posée par le Tribunal de première instance de Bruges. La Cour constitutionnel composée des présidents A. Alen et J. Spreutels, des juges E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, (...) | Uittreksel uit arrest nr. 48/2014 van 20 maart 2014 Rolnummer : 5645 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 322 en 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge. Het Grondw samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 48/2014 du 20 mars 2014 | Uittreksel uit arrest nr. 48/2014 van 20 maart 2014 |
Numéro du rôle : 5645 | Rolnummer : 5645 |
En cause : la question préjudicielle relative aux articles 322 et | In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 322 en |
332quinquies du Code civil, posée par le Tribunal de première instance | 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van |
de Bruges. | eerste aanleg te Brugge. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents A. Alen et J. Spreutels, des juges E. De | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, de rechters |
Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. | E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. |
Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût et T. Giet, et, conformément à | Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, en, overeenkomstig |
l'article 60bis de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour | artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
constitutionnelle, du président émérite M. Bossuyt, assistée du | Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter M. Bossuyt, bijgestaan door de |
greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président émérite M. | griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus |
Bossuyt, | voorzitter M. Bossuyt, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par jugement du 27 mai 2013 en cause de T.B. contre S.L. et autres, | Bij vonnis van 27 mei 2013 in zake T.B. tegen S.L. en anderen, met als |
avec comme partie intervenante volontaire J.S., dont l'expédition est | vrijwillig tussenkomende partij J.S., waarvan de expeditie ter griffie |
parvenue au greffe de la Cour le 5 juin 2013, le Tribunal de première | van het Hof is ingekomen op 5 juni 2013, heeft de Rechtbank van eerste |
instance de Bruges a posé la question préjudicielle suivante : | aanleg te Brugge de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 322 du Code civil - tel qu'il a été remplacé par l'article | « Schenden artikel 322 B.W. - zoals vervangen bij artikel 11 van de |
11 de la loi du 1er juillet 2006 (M.B., 29 décembre 2006) - et | wet van 1 juli 2006 (B.St. d.d. 29 december 2006) - en artikel |
l'article 332quinquies du même Code - inséré par l'article 20 de la | 332quinquies B.W. - zoals ingevoegd door artikel 20 van de wet van 1 |
loi précitée du 1er juillet 2006 et modifié par l'article 371 de la | juli 2006 (B.St. d.d. 29 december 2006) en gewijzigd door artikel 371 |
loi du 27 décembre 2006 (M.B., 28 décembre 2006) -, interprétés en ce | van de wet van 27 december 2006 (B.St. 28 december 2006) - de |
sens que, pour statuer sur l'action en recherche de paternité, il ne | artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen |
peut être tenu aucun compte de la réalité socio-affective, de la | met artikel 8 EVRM, artikelen 17 en 23 BUPO, aldus uitgelegd dat er |
possession d'état, de la paix des familles, de la sécurité juridique | bij de beoordeling van de vordering tot onderzoek naar het vaderschap |
des liens familiaux, de l'intérêt général, des faits établis | geen rekening kan worden gehouden met de socio-affectieve |
concernant l'écoulement du temps et l'âge des parties concernées, et | |
des intérêts des parties concernées, violent-ils les articles 10, 11 | werkelijkheid, bezit van staat, de rust der families, de |
et 22 de la Constitution, combinés éventuellement avec l'article 8 de | rechtszekerheid van de familiale banden, het algemeen belang, de |
la Convention européenne des droits de l'homme et avec les articles 17 | vaststaande feiten m.b.t. het tijdsverloop en de leeftijd van de |
et 23 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques ? ». | betrokken partijen en de belangen van de betrokken partijen ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. L'article 322, alinéa 1er, du Code civil dispose : | B.1. Artikel 322, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : |
« Lorsque la paternité n'est établie, ni en vertu des articles 315 ou | « Wanneer het vaderschap niet vaststaat krachtens de artikelen 315 of |
317, ni par une reconnaissance, elle peut l'être par un jugement, aux | 317, noch op grond van een erkenning, kan het bij vonnis worden |
conditions fixées à l'article 332quinquies ». | vastgesteld onder de bij artikel 332quinquies bepaalde voorwaarden ». |
L'article 332quinquies du Code civil dispose : | Artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : |
« § 1er. Les actions en recherche de maternité ou de paternité ne sont | « § 1. De vorderingen tot onderzoek naar het moederschap of het |
pas recevables si l'enfant majeur ou mineur émancipé s'y oppose. | vaderschap zijn onontvankelijk indien het meerderjarige of het |
§ 2. Si l'opposition à l'action émane d'un enfant mineur non émancipé qui a douze ans accomplis, ou de celui des auteurs de l'enfant à l'égard duquel la filiation est établie, le tribunal ne rejette la demande, sans préjudice du § 3, que si elle concerne un enfant âgé d'au moins un an au moment de l'introduction de la demande, et si l'établissement de la filiation est manifestement contraire à l'intérêt de l'enfant. II n'est pas tenu compte de l'opposition de l'enfant interdit, en état de minorité prolongée ou dont le tribunal estime, en raison d'éléments de fait constatés par procès-verbal motivé, qu'il est privé de discernement. § 3. Le tribunal rejette en toute hypothèse la demande s'il est prouvé que celui ou celle dont la filiation est recherchée n'est pas le père ou la mère biologique de l'enfant. § 4. Si une action publique est intentée contre l'homme demandeur en | ontvoogde minderjarige kind zich daartegen verzet. § 2. Indien het verzet uitgaat van een minderjarig kind dat niet ontvoogd is en de volle leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, of van degene van de ouders van het kind ten aanzien van wie de afstamming vaststaat, wijst de rechtbank, zonder afbreuk te doen aan § 3, de vordering slechts af indien ze betrekking heeft op een kind dat minstens één jaar oud is op het ogenblik van de indiening ervan, en de vaststelling van de afstamming kennelijk strijdig is met de belangen van het kind. Er wordt geen rekening gehouden met het verzet van het kind dat onbekwaam is verklaard, zich in een staat van verlengde minderjarigheid bevindt, of waarvan de rechtbank, op grond van feitelijke elementen vastgesteld in een met reden omkleed proces-verbaal, oordeelt dat het geen onderscheidingsvermogen heeft. § 3. De rechtbank wijst de vordering hoe dan ook af indien het bewijs wordt geleverd dat degene wiens afstamming wordt onderzocht niet de biologische vader of moeder van het kind is. § 4. Indien tegen de man die een vaderschapsonderzoek vordert een |
recherche de paternité, du chef d'un fait visé à l'article 375 du Code | strafvordering is ingesteld wegens een in artikel 375 van het |
pénal, commis sur la personne de la mère pendant la période légale de | Strafwetboek bedoeld feit dat gepleegd is op de persoon van de moeder |
conception, il est sursis à statuer, à la demande d'une des parties, | tijdens de wettelijke periode van verwekking, wordt op verzoek van een |
jusqu'à ce que la décision sur l'action publique soit coulée en force | van de partijen de uitspraak verdaagd, tot wanneer de beslissing over |
de chose jugée. Si l'intéressé est reconnu coupable de ce chef, la | de strafvordering in kracht van gewijsde is getreden. Indien de |
demande de recherche de paternité est rejetée à la demande d'une des | betrokkene hiervoor wordt veroordeeld, zal de vordering tot onderzoek |
naar het vaderschap op vraag van één van de partijen worden verworpen | |
parties ». | ». |
B.2. La Cour est interrogée sur la compatibilité avec les articles 10, | B.2. Het Hof is ondervraagd over de bestaanbaarheid van die bepalingen |
11 et 22 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 8 de la | met de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in |
Convention européenne des droits de l'homme et avec les articles 17 et | samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de |
23 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, des | rechten van de mens en met de artikelen 17 en 23 van het |
dispositions en cause interprétées « en ce sens que, pour statuer sur | Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, « |
aldus uitgelegd dat er bij de beoordeling van de vordering tot | |
l'action en recherche de paternité, il ne peut être tenu aucun compte | onderzoek naar het vaderschap geen rekening kan worden gehouden met de |
de la réalité socio-affective, de la possession d'état, de la paix des | socio-affectieve werkelijkheid, bezit van staat, de rust der families, |
familles, de la sécurité juridique des liens familiaux, de l'intérêt | de rechtszekerheid van de familiale banden, het algemeen belang, de |
général, des faits établis concernant l'écoulement du temps et l'âge | vaststaande feiten m.b.t. het tijdsverloop en de leeftijd van de |
des parties concernées, et des intérêts des parties concernées ». | betrokken partijen en de belangen van de betrokken partijen ». |
B.3. L'article 322, alinéa 1er, du Code civil prévoit la possibilité | B.3. Artikel 322, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek voorziet in |
d'établissement judiciaire de la paternité lorsque celle-ci n'est | de mogelijkheid tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap |
établie ni sur la base de la présomption de paternité ni sur celle | wanneer het vaderschap niet vaststaat op grond van het |
d'une reconnaissance. | vaderschapsvermoeden, noch op grond van een erkenning. |
En vertu de l'article 332quinquies du Code civil, l'action en | Krachtens artikel 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek is de |
vordering tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap niet | |
établissement judiciaire de la paternité n'est pas recevable lorsque | ontvankelijk wanneer het meerderjarige of het ontvoogde minderjarige |
l'enfant majeur ou l'enfant mineur émancipé s'y oppose ( § 1er). | kind zich daartegen verzet ( § 1). |
Le même article dispose également que l'action en établissement | Hetzelfde artikel bepaalt ook dat de vordering tot gerechtelijke |
judiciaire de la paternité est rejetée comme non fondée lorsqu'il est | vaststelling van het vaderschap als ongegrond wordt afgewezen wanneer |
fait opposition à cette action et que l'établissement de la filiation | tegen die vordering verzet wordt aangetekend en de vaststelling van de |
est contraire à l'intérêt de l'enfant ( § 2), lorsqu'il est prouvé que | afstamming strijdig is met de belangen van het kind ( § 2), wanneer |
celui ou celle dont la filiation est recherchée n'est pas le père ou | het bewijs wordt geleverd dat degene wiens afstamming wordt onderzocht |
la mère biologique de l'enfant ( § 3) ou lorsqu'une action publique | niet de biologische vader of moeder van het kind is ( § 3) of wanneer |
est intentée du chef de viol, contre l'homme qui introduit la demande | tegen de man die de vordering indient, een strafvordering is ingesteld |
( § 4). | wegens verkrachting ( § 4). |
B.4. Il ressort des faits de la cause et de la motivation du jugement | B.4. Uit de feiten van de zaak en uit de motivering van het |
de renvoi que le litige au fond concerne une action en établissement | verwijzingsvonnis blijkt dat het bodemgeschil betrekking heeft op een |
judiciaire de la paternité, qui a été introduite par un enfant majeur | vordering tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap die werd |
dont la filiation paternelle n'est établie ni sur la base de la | ingesteld door een meerderjarig kind van wie de vaderlijke afstamming |
présomption de paternité ni sur celle d'une reconnaissance. | niet vaststaat op grond van het vaderschapsvermoeden, noch op grond |
van een erkenning. | |
Les articles en cause ne précisent pas les données sur la base | De in het geding zijnde artikelen bepalen niet op grond van welke |
desquelles une telle action est déclarée fondée. L'article 324 du Code civil dispose toutefois à ce propos que la filiation est prouvée par la possession d'état à l'égard du père prétendu et qu'à défaut de possession d'état, la filiation paternelle se prouve par toutes voies de droit. B.5. Le juge a quo souhaite savoir en substance, à la demande des défendeurs qui sont les ayants droit du prétendu père biologique, s'il est contraire au droit au respect de la vie privée et familiale que l'action en établissement judiciaire de la paternité, intentée par un enfant majeur dont la filiation paternelle n'est pas établie, soit déclarée fondée dès le moment où la filiation peut être prouvée, sans que le juge puisse tenir compte en pareil cas d'autres facteurs, et plus précisément de « la réalité socio-affective, la possession d'état, la paix des familles, la sécurité juridique des liens familiaux, l'intérêt général, les faits établis concernant l'écoulement du temps et l'âge des parties concernées, et les intérêts | gegevens een dergelijke vordering gegrond wordt verklaard. Artikel 324 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt in dat verband evenwel dat de afstamming wordt bewezen door het bezit van staat ten aanzien van de vermeende vader en dat bij gebreke van bezit van staat de afstamming van vaderszijde door alle wettelijke middelen wordt bewezen. B.5. Op verzoek van de verweerders, die de rechtsopvolgers van die vermeende biologische vader zijn, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het strijdig is met het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven dat de vordering tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, ingesteld door een meerderjarig kind van wie de vaderlijke afstamming niet vaststaat, als gegrond moet worden toegewezen zodra de afstamming kan worden bewezen, zonder dat de rechter in een dergelijk geval rekening kan houden met andere factoren, meer bepaald « de socio-affectieve werkelijkheid, bezit van staat, de rust der families, de rechtszekerheid van de familiale banden, het algemeen belang, de vaststaande feiten m.b.t. het tijdsverloop en de leeftijd van de betrokken partijen en de belangen |
des parties concernées ». | van de betrokken partijen ». |
B.6. L'article 22 de la Constitution dispose : | B.6. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : |
« Chacun a droit au respect de sa vie privée et familiale, sauf dans | « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn |
les cas et conditions fixés par la loi. | gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald. |
La loi, le décret ou la règle visée à l'article 134 garantissent la | De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de |
protection de ce droit ». | bescherming van dat recht ». |
L'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme dispose | Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt |
: | : |
« 1. Toute personne a droit au respect de sa vie privée et familiale, | « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn |
de son domicile et de sa correspondance. | gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. |
2. Il ne peut y avoir ingérence d'une autorité publique dans | 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking |
l'exercice de ce droit que pour autant que cette ingérence est prévue | tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien |
par la loi et qu'elle constitue une mesure qui, dans une société | en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's |
démocratique, est nécessaire à la sécurité nationale, à la sûreté | lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn |
publique, au bien-être économique du pays, à la défense de l'ordre et | van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van |
à la prévention des infractions pénales, à la protection de la santé | strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, |
ou de la morale, ou à la protection des droits et libertés d'autrui ». | of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». |
Il ressort des travaux préparatoires de l'article 22 de la | Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 22 van de Grondwet |
Constitution que le Constituant a recherché la plus grande concordance | blijkt dat de Grondwetgever een zo groot mogelijke concordantie heeft |
possible avec l'article 8 de la Convention européenne des droits de | willen nastreven met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de |
l'homme (Doc. parl., Chambre, 1992-1993, n° 997/5, p. 2). | rechten van de mens (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 997/5, p. 2). |
L'article 17 du Pacte international relatif aux droits civils et | Artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en |
politiques contient une garantie analogue à celle des dispositions | politieke rechten bevat een soortgelijke waarborg als de voormelde |
précitées. L'article 23, paragraphe 1, du même Pacte précise que la | bepalingen. Artikel 23, lid 1, van hetzelfde Verdrag bepaalt dat het |
famille est l'élément naturel et fondamental de la société et a droit | gezin de natuurlijke en fundamentele kern van de maatschappij vormt en |
à la protection de la société et de l'Etat. | recht heeft op bescherming door de maatschappij en de Staat. |
B.7. Le droit au respect de la vie privée et familiale, tel qu'il est | B.7. Het recht op de eerbiediging van het privéleven en het |
garanti par les dispositions précitées, a pour but essentiel de | gezinsleven, zoals het door de voormelde bepalingen wordt gewaarborgd, |
protéger les personnes contre des ingérences dans leur vie privée et | beoogt in wezen de personen te beschermen tegen inmengingen in hun |
leur vie familiale. | privéleven en hun gezinsleven. |
L'article 22, alinéa 1er, de la Constitution et l'article 8 de la | Artikel 22, eerste lid, van de Grondwet en artikel 8 van het Europees |
Convention européenne des droits de l'homme n'excluent pas une | Verdrag voor de rechten van de mens sluiten een overheidsinmenging in |
ingérence d'une autorité publique dans le droit au respect de la vie | het recht op eerbiediging van het privéleven niet uit, maar vereisen |
privée mais ils exigent que cette ingérence soit autorisée par une | dat zij wordt toegestaan door een voldoende precieze wettelijke |
disposition législative suffisamment précise, qu'elle corresponde à un | bepaling, dat zij beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke |
besoin social impérieux et qu'elle soit proportionnée à l'objectif | behoefte en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde wettige |
légitime qu'elle poursuit. Ces dispositions engendrent de surcroît | doelstelling. Die bepalingen houden voor de overheid bovendien de |
positieve verplichting in om maatregelen te nemen die een | |
l'obligation positive pour l'autorité publique de prendre des mesures | daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven |
qui assurent le respect effectif de la vie privée et familiale, même | verzekeren, zelfs in de sfeer van de onderlinge verhoudingen tussen |
dans la sphère des relations entre les individus (CEDH, 27 octobre | individuen (EHRM, 27 oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; |
1994, Kroon et autres c. Pays-Bas, § 31; grande chambre, 12 octobre | grote kamer, 12 oktober 2013, Söderman t. Zweden, § 78). |
2013, Söderman c. Suède, § 78). | |
B.8. Les procédures relatives à l'établissement ou à la contestation | B.8. De procedures met betrekking tot het vaststellen of betwisten van |
de la paternité concernent la vie privée, parce que la matière de la | de vaderlijke afstamming raken het privéleven omdat de materie van de |
filiation englobe d'importants aspects de l'identité personnelle d'un | afstamming belangrijke aspecten van iemands persoonlijke identiteit |
individu (CEDH, 28 novembre 1984, Rasmussen c. Danemark, § 33; 24 | omvat (EHRM, 28 november 1984, Rasmussen t. Denemarken, § 33; 24 |
novembre 2005, Shofman c. Russie, § 30; 12 janvier 2006, Mizzi c. | november 2005, Shofman t. Rusland, § 30; 12 januari 2006, Mizzi t. |
Malte, § 102; 16 juin 2011, Pascaud c. France, §§ 48-49; 21 juin 2011, | Malta, § 102; 16 juni 2011, Pascaud t. Frankrijk, §§ 48-49; 21 juni |
Kruskovic c. Croatie, § 20; 22 mars 2012, Ahrens c. Allemagne, § 60; | 2011, Kruskovic t. Kroatië, § 20; 22 maart 2012, Ahrens t. Duitsland, |
12 février 2013, Krisztissn Barnabsss Tóth c. Hongrie, § 28). | § 60; 12 februari 2013, Krisztissn Barnabsss Tóth t. Hongarije, § 28). |
Le régime en cause d'établissement judiciaire de la paternité relève | De in het geding zijnde regeling voor de gerechtelijke vaststelling |
donc de l'application de l'article 22 de la Constitution, de l'article | van het vaderschap valt derhalve onder de toepassing van artikel 22 |
8 de la Convention européenne des droits de l'homme et de l'article 17 | van de Grondwet, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten |
du Pacte international relatif aux droits civils et politiques. | van de mens en artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake |
burgerrechten en politieke rechten. | |
B.9. Le législateur, lorsqu'il élabore un régime qui entraîne une | B.9. De wetgever beschikt bij de uitwerking van een regeling die een |
ingérence de l'autorité publique dans la vie privée, jouit d'une marge | overheidsinmenging in het privéleven inhoudt, over een |
d'appréciation pour tenir compte du juste équilibre à ménager entre | appreciatiemarge om rekening te houden met een billijk evenwicht |
les intérêts concurrents de l'individu et de la société dans son | tussen de tegenstrijdige belangen van het individu en de samenleving |
ensemble (CEDH, 26 mai 1994, Keegan c. Irlande, § 49; 27 octobre 1994, | in haar geheel (EHRM, 26 mei 1994, Keegan t. Ierland, § 49; 27 oktober |
Kroon et autres c. Pays-Bas, § 31; 2 juin 2005, Znamenskaya c. Russie, | 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; 2 juni 2005, Znamenskaya t. |
§ 28; 24 novembre 2005, Shofman c. Russie, § 34; 20 décembre 2007, | Rusland, § 28; 24 november 2005, Shofman t. Rusland, § 34; 20 december |
Phinikaridou c. Chypre, §§ 51 à 53; 25 février 2014, Ostace c. | 2007, Phinikaridou t. Cyprus, §§ 51 tot 53; 25 februari 2014, Ostace |
Roumanie, § 33). | t. Roemenië, § 33). |
Cette marge d'appréciation du législateur n'est toutefois pas | Die appreciatiemarge van de wetgever is evenwel niet onbegrensd : om |
illimitée : pour apprécier si une règle législative est compatible | te oordelen of een wettelijke regeling verenigbaar is met het recht op |
avec le droit au respect de la vie privée, il convient de vérifier si | de eerbiediging van het privéleven, moet worden nagegaan of de |
le législateur a trouvé un juste équilibre entre tous les droits et | wetgever een billijk evenwicht heeft gevonden tussen alle rechten en |
intérêts en cause. Pour cela, il ne suffit pas que le législateur | belangen die in het geding zijn. Zulks vereist dat de wetgever niet |
ménage un équilibre entre les intérêts concurrents de l'individu et de | alleen een afweging maakt tussen de belangen van het individu |
la société dans son ensemble mais il doit également ménager un | tegenover die van de samenleving in haar geheel, maar tevens tussen de |
équilibre entre les intérêts contradictoires des personnes concernées | tegenstrijdige belangen van de betrokken personen (EHRM, 6 juli 2010, |
(CEDH, 6 juillet 2010, Backlund c. Finlande, § 46; 15 janvier 2013, | Backlund t. Finland, § 46; 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § 46; |
Laakso c. Finlande, § 46; 29 janvier 2013, Röman c. Finlande, § 51). | 29 januari 2013, Röman t. Finland, § 51). |
Même si la présomption légale procure un avantage à une personne, cet | Zelfs indien het wettelijke vermoeden iemand tot voordeel strekt, dan |
avantage ne saurait justifier en soi que toute recherche de paternité | nog kan dat voordeel op zichzelf niet verantwoorden dat elk onderzoek |
soit exclue par avance (voy. CEDH, 16 juin 2011, Pascaud c. France, §§ | naar het vaderschap bij voorbaat wordt uitgesloten (zie EHRM, 16 juni |
57-69). | 2011, Pascaud t. Frankrijk, §§ 57-69). |
B.10. Lorsqu'il élabore un régime en matière de filiation, le | B.10. Weliswaar dient de wetgever bij het uitwerken van een regeling |
législateur doit certes permettre en principe aux autorités | inzake afstamming de bevoegde overheden in beginsel de mogelijkheid te |
compétentes de ménager in concreto un équilibre entre les intérêts des | bieden om in concreto een afweging te maken tussen de belangen van de |
différentes personnes concernées, sous peine de prendre une mesure qui | verschillende betrokken personen, op gevaar af anders een maatregel te |
ne serait pas proportionnée aux objectifs légitimes poursuivis (arrêt | nemen die niet evenredig zou zijn met de nagestreefde wettige |
n° 30/2013, B.7, arrêt n° 139/2013, B.6.2, arrêt n° 16/2014, B.8.1, et | doelstellingen (arrest nr. 30/2013, B.7, arrest nr. 139/2013, B.6.2, |
arrêt 46/2014, B.9.1), mais ce principe ne revêt pas un caractère | arrest nr. 16/2014, B.8.1, en arrest nr. 46/2014, B.9.1), maar dat |
absolu. Il ne s'applique notamment pas à la présente situation, pour | beginsel heeft geen absoluut karakter. Het geldt met name niet in de |
laquelle le législateur a raisonnablement pu considérer, dans les | voorliggende situatie, waarin de wetgever redelijkerwijze heeft kunnen |
limites de la marge d'appréciation précitée, que, dans une procédure | oordelen, binnen de grenzen van de voormelde appreciatiemarge, dat in |
judiciaire d'établissement de la filiation, le droit de chacun à | een gerechtelijke procedure tot vaststelling van de afstamming het |
l'établissement de sa filiation doit l'emporter, de façon générale, | recht van eenieder op vaststelling van zijn afstamming de overhand |
sur l'intérêt de la paix des familles et de la sécurité juridique des | dient te krijgen op het belang, in het algemeen, van de rust van de |
liens familiaux et, en particulier, sur le droit des personnes | families en de rechtszekerheid van de familiale banden en op het |
apparentées au père biologique à ce qu'il ne soit pas porté atteinte à | recht, in het bijzonder, van de verwanten van de biologische vader om |
leur vie privée et familiale. | hun privé- en gezinsleven niet verstoord te zien. |
La Cour européenne des droits de l'homme a du reste constaté que le | Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft overigens |
vastgesteld dat het recht om te weten van wie men afstamt en om die | |
droit de connaître ses origines et de voir cette filiation reconnue « | afstamming te doen erkennen « geenszins verdwijnt met de leeftijd, wel |
ne cesse nullement avec l'âge, bien au contraire » (CEDH, 13 juillet | integendeel » (EHRM, 13 juli 2006, Jäggi t. Zwitserland, § 40; 16 juni |
2006, Jäggi c. Suisse, § 40; 16 juin 2011, Pascaud c. France, § 65; 25 | 2011, Pascaud t. Frankrijk, § 65; 25 september 2012, Godelli t. |
septembre 2012, Godelli c. Italie, § 69). | Italië, § 69). |
B.11. Il résulte de ce qui précède que les dispositions en cause | B.11. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de in het geding zijnde |
respectent un juste équilibre entre les intérêts en présence, qu'elles | bepalingen een billijk evenwicht tussen de aanwezige belangen |
ne portent dès lors pas atteinte au droit au respect de la vie privée | eerbiedigen, dat zij derhalve geen afbreuk doen aan het recht op |
eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven en dat zij evenmin | |
et familiale et qu'elles ne portent pas davantage atteinte de manière | op discriminerende wijze afbreuk doen aan de waarborg vervat in |
discriminatoire à la garantie contenue dans l'article 23 du Pacte | artikel 23 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en |
international relatif aux droits civils et politiques. | politieke rechten. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
Les articles 322 et 332quinquies du Code civil ne violent pas les | De artikelen 322 en 332quinquies van het Burgerlijk Wetboek schenden |
articles 10, 11 et 22 de la Constitution, combinés ou non avec | niet de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in |
l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec | samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de |
les articles 17 et 23 du Pacte international relatif aux droits civils | rechten van de mens en met de artikelen 17 en 23 van het |
et politiques. Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, | Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. |
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour constitutionnelle, à l'audience publique du 20 mars 2014. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 20 maart 2014. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
Le président, | De voorzitter, |
M. Bossuyt | M. Bossuyt |