← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 46/2014 du 20 mars 2014 Numéro du rôle : 5628 En cause : les
questions préjudicielles relatives à l'article 318, § 2, du Code civil, posées par le Tribunal
de première instance d'Anvers. La Cour constitutionnelle composée des présidents A.
Alen et J. Spreutels, des juges E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, (...)"
Extrait de l'arrêt n° 46/2014 du 20 mars 2014 Numéro du rôle : 5628 En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 318, § 2, du Code civil, posées par le Tribunal de première instance d'Anvers. La Cour constitutionnelle composée des présidents A. Alen et J. Spreutels, des juges E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, (...) | Uittreksel uit arrest nr. 46/2014 van 20 maart 2014 Rolnummer : 5628 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Het Grondwetteli samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 46/2014 du 20 mars 2014 | Uittreksel uit arrest nr. 46/2014 van 20 maart 2014 |
Numéro du rôle : 5628 | Rolnummer : 5628 |
En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 318, § | In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 318, § 2, van het |
2, du Code civil, posées par le Tribunal de première instance | Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te |
d'Anvers. | Antwerpen. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents A. Alen et J. Spreutels, des juges E. De | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, de rechters |
Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. | E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. |
Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût et T. Giet, et, conformément à | Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, en, overeenkomstig |
l'article 60bis de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour | artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
constitutionnelle, du président émérite M. Bossuyt, assistée du | Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter M. Bossuyt, bijgestaan door de |
greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président émérite M. | griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus |
Bossuyt, | voorzitter M. Bossuyt, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet des questions préjudicielles et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Par jugement du 15 avril 2013 en cause de N.W. contre P.J., G.H. et Me | Bij vonnis van 15 april 2013 in zake N.W. tegen P.J., G.H. en Mr. |
Nathalie Van de Merlen, avocate, en qualité de tutrice ad hoc de T.J., | Nathalie Van de Merlen, advocaat, in haar hoedanigheid van voogd ad |
hoc over T.J., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is | |
dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 25 avril 2013, | ingekomen op 25 april 2013, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te |
le Tribunal de première instance d'Anvers a posé les questions préjudicielles suivantes : | Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : |
« L'article 318, § 2, du Code civil viole-t-il les articles 10, 11 et | « Schendt artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen |
22 de la Constitution ainsi que les articles 8 et 14 de la Convention | 10, 11 en 22 van de Grondwet en de artikelen 8 en 14 van het Europees |
européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés | Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, waar |
fondamentales, en ce qu'il est susceptible de créer une inégalité | het mogelijk een ongelijkheid creëert tussen de betwisting van het |
entre la contestation de paternité du mari par la mère (commencement | vaderschap van de echtgenoot door de moeder (startpunt termijn |
du délai : naissance de l'enfant) et la contestation de paternité du | geboorte van het kind) en de betwisting van het vaderschap van de |
mari par le mari (commencement : découverte du fait qu'il n'est pas le | echtgenoot door de echtgenoot (startpunt ontdekking van het feit dat |
père) et par le père biologique (commencement : découverte du fait | hij niet vader is) en de biologische vader (startpunt ontdekking van |
qu'il est le père) ? | het feit dat hij de vader is) ? |
L'article 318, § 2, du Code civil viole-t-il les articles 10, 11 et 22 | Schendt artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, |
de la Constitution ainsi que les articles 8 et 14 de la Convention | 11 en 22 van de Grondwet en de artikelen 8 en 14 van het Europees |
européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés | Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in |
fondamentales en ce que cette disposition empêche la mère, eu égard à | zoverre die bepaling het de moeder onmogelijk maakt, gelet op het |
l'expiration du délai de prescription d'un an depuis la naissance, de | verstrijken van de vervaltermijn van één jaar sinds de geboorte, om op |
contester la filiation juridique de son enfant à l'égard de son mari | te komen tegen de juridische afstamming van haar kind ten aanzien van |
et ce sans qu'un intérêt concret et effectif puisse justifier pareille | haar echtgenoot en dit zonder dat enig concreet en daadwerkelijk |
ingérence, dès lors que : | belang een dergelijke inmenging kan verantwoorden nu : |
- la présomption de paternité du mari ne correspond pas à la réalité | - het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot niet overeenstemt met |
socio-affective, | de socio-affectieve werkelijkheid, |
- dans la même procédure, il est demandé d'établir la paternité | - in dezelfde procedure wordt gevraagd om het juridische vaderschap |
juridique du père biologique à l'égard duquel le lien de filiation | van de biologische vader vast te stellen, ten aanzien van wie de |
biologique est déjà prouvé, | biologische afstammingsband reeds bewezen is, |
- aucune des parties n'avait initialement invoqué l'expiration du | - geen der partijen aanvankelijk het verstrijken van de vervaltermijn |
délai de prescription ni ne s'opposait à la contestation de paternité | had ingeroepen en zich verzette tegen de betwisting van het vaderschap |
du mari et à l'établissement juridique de la paternité du père | van de echtgenoot en de juridische vaststelling van het vaderschap van |
biologique ? ». | de biologische vader ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. L'article 318 du Code civil dispose : | B.1.1. Artikel 318 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : |
« § 1er. A moins que l'enfant ait la possession d'état à l'égard du | « § 1. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de |
mari, la présomption de paternité peut être contestée par la mère, | echtgenoot, kan het vermoeden van vaderschap worden betwist door de |
l'enfant, l'homme à l'égard duquel la filiation est établie et par la | moeder, het kind, de man ten aanzien van wie de afstamming vaststaat |
personne qui revendique la paternité de l'enfant. | en de persoon die het vaderschap van het kind opeist. |
§ 2. L'action de la mère doit être intentée dans l'année de la naissance. L'action du mari doit être intentée dans l'année de la découverte du fait qu'il n'est pas le père de l'enfant, celle de celui qui revendique la paternité de l'enfant doit être intentée dans l'année de la découverte qu'il est le père de l'enfant et celle de l'enfant doit être intentée au plus tôt le jour où il a atteint l'âge de douze ans et au plus tard le jour où il atteint l'âge de vingt-deux ans ou dans l'année de la découverte du fait que le mari n'est pas son père. Si le mari est décédé sans avoir agi, mais étant encore dans le délai utile pour le faire, sa paternité peut être contestée, dans l'année de son décès ou de la naissance, par ses ascendants et par ses descendants. | § 2. De vordering van de moeder moet worden ingesteld binnen een jaar na de geboorte. De vordering van de echtgenoot moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet de vader van het kind is, die van de man die het vaderschap van het kind opeist moet worden ingesteld binnen het jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader van het kind is en die van het kind moet worden ingesteld op zijn vroegst op de dag waarop het de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en uiterlijk op de dag waarop het de leeftijd van tweeëntwintig jaar heeft bereikt of binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat de echtgenoot zijn vader niet is. Indien de echtgenoot overleden is zonder in rechte te zijn opgetreden, terwijl de termijn om zulks te doen nog niet verstreken is, kan zijn vaderschap binnen een jaar na zijn overlijden of na de geboorte, worden betwist door zijn bloedverwanten in de opgaande en in de neerdalende lijn. |
[...] ». | [...] ». |
B.1.2. Het vermoeden van vaderschap vindt zijn grondslag in artikel | |
B.1.2. La présomption de paternité a pour fondement l'article 315 du | 315 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat het kind dat geboren |
Code civil, qui dispose que l'enfant né pendant le mariage ou dans les | |
300 jours qui suivent la dissolution ou l'annulation du mariage a pour | is tijdens het huwelijk of binnen 300 dagen na de ontbinding of de |
père le mari. | nietigverklaring van het huwelijk, de echtgenoot tot vader heeft. |
B.2. Le juge a quo pose à la Cour deux questions préjudicielles | B.2. De verwijzende rechter stelt aan het Hof twee prejudiciële vragen |
concernant l'article 318, § 2, du Code civil. | over artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek. |
La première question porte sur la compatibilité de cette disposition | De eerste vraag betreft de bestaanbaarheid van die bepaling met de |
avec les articles 10, 11 et 22 de la Constitution, combinés ou non | artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang |
avec les articles 8 et 14 de la Convention européenne des droits de | gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de |
l'homme, en ce que le délai dans lequel une action en contestation de | rechten van de mens, doordat de termijn binnen welke een vordering tot |
la présomption de paternité doit être intentée court, pour la mère, à | betwisting van het vermoeden van vaderschap moet worden ingediend, |
compter de la naissance de l'enfant, alors que ce délai court, pour le | voor de moeder begint te lopen bij de geboorte van het kind, terwijl |
mari de la mère, à compter de la découverte qu'il n'est pas le père de | die termijn voor de echtgenoot van de moeder begint te lopen bij de |
ontdekking van het feit dat hij niet de vader van het kind is en, voor | |
l'enfant et, pour celui qui revendique la paternité, à compter de la | de man die het vaderschap van het kind opeist, bij de ontdekking van |
découverte qu'il est le père de l'enfant. | het feit dat hij de vader van het kind is. |
La seconde question porte en substance sur la compatibilité de la | De tweede vraag betreft in essentie de bestaanbaarheid van de in het |
disposition en cause avec les articles 10, 11 et 22 de la | geding zijnde bepaling met de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, |
Constitution, combinés ou non avec les articles 8 et 14 de la | al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het |
Convention européenne des droits de l'homme, en ce que, après | Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat de moeder na het |
l'expiration du délai dans lequel une action en contestation de | verstrijken van de termijn binnen welke een vordering tot betwisting |
paternité doit être intentée, la mère n'a pas la possibilité de | van het vaderschap moet worden ingediend, in de onmogelijkheid |
contester la filiation légale de son enfant à l'égard de son mari, | verkeert om de wettelijke afstamming van haar kind ten aanzien van |
même dans les situations où cette impossibilité pour la mère ne sert | haar echtgenoot te betwisten, ook in situaties waarin die |
aucun intérêt concret et effectif. | onmogelijkheid voor de moeder geen enkel concreet en daadwerkelijk |
Les deux questions préjudicielles sont traitées conjointement. | belang dient. Beide prejudiciële vragen worden samen behandeld. |
B.3.1. La loi du 31 mars 1987 a, comme son intitulé l'indique, modifié | B.3.1. De wet van 31 maart 1987 heeft, zoals het opschrift ervan |
diverses dispositions légales relatives à la filiation. | aangeeft, verscheidene wetsbepalingen betreffende de afstamming gewijzigd. |
Selon l'exposé des motifs, un des objectifs de cette loi était de « | Volgens de memorie van toelichting bestond de bedoeling van die wet |
cerner le plus près possible la vérité », c'est-à-dire la filiation | onder meer erin « de waarheid zoveel mogelijk te benaderen », dat wil |
zeggen de biologische afstamming (Parl. St., Senaat, 1977-1978, nr. | |
biologique (Doc. parl., Sénat, 1977-1978, n° 305/1, p. 3). S'agissant | 305/1, p. 3). In verband met de vaststelling van de afstamming van |
de l'établissement de la filiation paternelle, il a été indiqué que « | vaderszijde is erop gewezen dat « de wil om de regeling van de |
la volonté de régler l'établissement de la filiation en cernant le | vaststelling van de afstamming zo dicht mogelijk de waarheid te doen |
plus possible la vérité [devait] avoir pour conséquence d'ouvrir | benaderen [...] het openstellen van de mogelijkheden tot betwisting |
largement les possibilités de contestation » (ibid., p. 12). | tot gevolg [behoorde] te hebben » (ibid., p. 12). Uit dezelfde |
Toutefois, il ressort des mêmes travaux préparatoires que le | parlementaire voorbereiding blijkt echter dat de wetgever tevens de « |
législateur a également entendu prendre en considération et protéger « | rust der families » in overweging heeft willen nemen en heeft willen |
la paix des familles », en tempérant si nécessaire à cette fin la | beschermen door, indien hiertoe nodig, het zoeken naar de biologische |
recherche de la vérité biologique (ibid., p. 15). Il a choisi de ne | waarheid te temperen (ibid., p. 15). Hij heeft ervoor geopteerd niet |
pas s'écarter de l'adage « pater is est quem nuptiae demonstrant » | af te stappen van het adagium « pater is est quem nuptiae demonstrant |
(ibid., p. 11). | » (ibid., p. 11). |
Cependant, la présomption de paternité ne pouvait être contestée à | Evenwel kon het vermoeden van vaderschap toen enkel worden betwist |
l'époque que par le mari, par la mère et par l'enfant, conformément à | door de echtgenoot, door de moeder en door het kind, overeenkomstig |
l'ancien article 332 du Code civil. | het toenmalige artikel 332 van het Burgerlijk Wetboek. |
B.3.2. Faute d'un délai spécifique pour intenter l'action en | B.3.2. Bij gebrek aan een specifieke termijnregeling voor het |
contestation de la présomption de paternité, il fallait appliquer | instellen van de vordering tot betwisting van het vermoeden van |
l'article 332 du Code civil, qui disposait : | vaderschap, diende toepassing te worden gemaakt van artikel 332 van |
het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalde : | |
« La paternité établie en vertu de l'article 315 peut être contestée | « Het vaderschap dat vaststaat krachtens artikel 315, kan worden |
par le mari, par la mère et par l'enfant. | betwist door de echtgenoot, door de moeder en door het kind. |
[...] | [...] |
L'action de la mère doit être intentée dans l'année de la naissance et | De rechtsvordering van de moeder moet worden ingesteld binnen een jaar |
celle du mari ou du précédent mari dans l'année de la naissance ou de | na de geboorte en die van de echtgenoot of van de vorige echtgenoot |
la découverte de celle-ci. | binnen een jaar na de geboorte of na de ontdekking ervan. |
[...] ». | [...] ». |
Concernant la fixation du délai, le législateur a estimé que l'intérêt | Aangaande de termijnbepaling heeft de wetgever geoordeeld dat het |
de l'enfant était prioritaire et qu'il était « inadmissible qu'un | belang van het kind prioritair is en dat het « onaanvaardbaar [is] dat |
désaveu de paternité soit encore possible après un certain délai, | een ontkenning van vaderschap nog zou kunnen plaatshebben na verloop |
c'est-à-dire après le moment à partir duquel on peut raisonnablement | van een zekere tijd, m.a.w. nadat redelijkerwijze mag aangenomen |
considérer qu'il y a possession d'état » (Doc. parl., Sénat, | worden dat bezit van staat is tot stand gekomen » (Parl. St., Senaat, |
1984-1985, n° 904/2, p. 115). | 1984-1985, nr. 904/2, p. 115). |
Bien que le législateur n'ait pas voulu empêcher totalement que la | Hoewel de wetgever de mogelijkheid tot betwisting van het vermoeden |
présomption de paternité puisse être contestée, il a ainsi exprimé la | van vaderschap niet volledig heeft willen verhinderen, heeft hij aldus |
volonté de considérer comme prioritaires la sécurité juridique des | de wil geuit de rechtszekerheid omtrent de familiale relaties en het |
relations familiales et l'intérêt de l'enfant et il a par conséquent | belang van het kind als prioritair te beschouwen en heeft hij |
prévu un délai préfix de déchéance d'un an pour intenter une action en | bijgevolg voorzien in een vaste vervaltermijn van één jaar voor het |
contestation de paternité. | instellen van een vordering tot betwisting van het vaderschap. |
B.4. Le droit de la filiation a toutefois fait l'objet d'une profonde | B.4. Het afstammingsrecht is evenwel diepgaand hervormd door de |
réforme par l'adoption de la loi du 1er juillet 2006 modifiant des | aanneming van de wet van 1 juli 2006 tot wijziging van de bepalingen |
dispositions du Code civil relatives à l'établissement de la filiation | van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vaststellen van de |
et aux effets de celle-ci. | afstamming en de gevolgen ervan. |
Par suite de cette modification législative, la présomption de | Ingevolge die wetswijziging kan het vermoeden van vaderschap thans |
paternité peut actuellement être contestée non seulement par la mère, | niet alleen worden betwist door de moeder, het kind en de |
l'enfant et le mari ou l'ex-mari de la mère, mais également par la | (ex-)echtgenoot van de moeder, maar eveneens door de persoon die het |
personne qui revendique la paternité de l'enfant. | vaderschap van het kind opeist. |
L'article 318, § 1er, alinéa 2, du Code civil disposait que « l'action | In artikel 318, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek werd |
[...] doit être intentée dans l'année de la découverte de la naissance | bepaald dat « de [...] vordering moet worden ingesteld binnen een jaar |
». L'article 318, § 2, de ce Code disposait : | na de ontdekking van de geboorte ». In artikel 318, § 2, van dat |
Wetboek werd dan weer bepaald : | |
« L'action du mari doit être intentée dans l'année de la découverte du | « De vordering van de echtgenoot moet worden ingesteld binnen een jaar |
fait qu'il n'est pas le père de l'enfant, celle de celui qui | na de ontdekking van het feit dat hij niet de vader van het kind is, |
revendique la paternité de l'enfant doit être intentée dans l'année de | die van de man die het vaderschap van het kind opeist moet worden |
la découverte qu'il est le père de l'enfant et celle de l'enfant doit | ingesteld binnen het jaar na de ontdekking van het feit dat hij de |
vader van het kind is en die van het kind moet worden ingesteld op | |
être intentée au plus tôt le jour où il a atteint l'âge de douze ans | zijn vroegst op de dag waarop het de leeftijd van twaalf jaar heeft |
et au plus tard le jour où il atteint l'âge de vingt-deux ans. | bereikt en uiterlijk op de dag waarop het de leeftijd van |
tweeëntwintig jaar heeft bereikt. | |
[...] ». | [...] ». |
B.5. La loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses (I) | B.5. Bij de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) |
a toutefois abrogé l'alinéa 2 de l'article 318, § 1er, du Code civil | werd het tweede lid van artikel 318, § 1, van het Burgerlijk Wetboek |
et a modifié le paragraphe 2 de cet article dans le sens de la version | evenwel opgeheven en werd paragraaf 2 van dat artikel gewijzigd in de |
actuelle de cette disposition. | zin van de huidige versie van die bepaling. |
Les travaux préparatoires de la loi du 27 décembre 2006 mentionnent à | De parlementaire voorbereiding van de wet van 27 december 2006 |
ce sujet : | vermeldt dienaangaande : |
« Le Conseil d'Etat relève que la coexistence, à l'article 318, des § | « De Raad van State merkt op dat het naast elkaar bestaan van artikel |
1er, alinéa 2 et § 2, alinéa 1er, pose problème. | 318, § 1, tweede lid en § 2, eerste lid, moeilijkheden doet rijzen. |
[...] | [...] |
L'article 318, § 1er, alinéa 2, dispose que l'action en contestation | Artikel 318, § 1, tweede lid bepaalt dat de vordering tot betwisting |
de la paternité doit être intentée dans l'année de la découverte de la | van het vaderschap moet worden ingesteld binnen een jaar na de |
naissance. | ontdekking van de geboorte. |
Le § 2, alinéa 1er, cite toutefois les exceptions suivantes : l'action | Het eerste lid van § 2 somt evenwel uitzonderingen hierop : namelijk |
du mari doit être intentée dans l'année de la découverte du fait qu'il | de vordering van de echtgenoot moet worden vastgesteld [lees : |
n'est pas le père de l'enfant; l'action de l'homme qui revendique la | ingesteld] binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet |
paternité doit être intentée dans l'année de la découverte qu'il est | de vader is van het kind; die van de man die het vaderschap opeist |
le père de l'enfant et l'action de l'enfant doit être intentée au plus | moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit |
tôt à l'âge de 12 ans et au plus tard à l'âge de 22 ans. | dat hij de vader is van het kind en die van het kind moet worden |
La règle générale selon laquelle l'action en contestation de la | ingesteld op zijn vroegst wanneer het twaalf jaar is en uiterlijk |
tweeëntwintig is. | |
De algemene regel dat de vordering tot betwisting van het vaderschap | |
paternité doit être intentée dans l'année de la découverte de la | moet worden ingesteld binnen het jaar na de ontdekking van de geboorte |
naissance s'applique donc uniquement à la mère de l'enfant. | geldt dus enkel voor de moeder van het kind. |
Pour des raisons de clarté, l'amendement déplace l'article 318, § 1er, | Met het oog op duidelijkheid verplaatst dit amendement artikel 318, § |
alinéa 2, au § 2, alinéa 1er. Puisque la mère connaît toujours la date | 1, tweede lid naar het eerste lid van § 2. Vermits de moeder steeds op |
de naissance, on peut en outre prévoir que son action en contestation | de hoogte is van de geboortedatum, kan men dan bovendien stellen dat |
de paternité doit être intentée dans l'année de la naissance au lieu | haar vordering tot vaderschapsbetwisting moet worden ingesteld binnen |
de l'année de la découverte de celle-ci » (Doc. parl., Chambre, | het jaar na de geboorte in plaats van de ontdekking ervan » (Parl. |
2006-2007, DOC 51-2760/033, pp. 18-19. | St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2760/033, pp. 18-19). |
B.6. La Cour doit contrôler l'article 318, § 2, alinéa 1er, première | B.6. Het Hof dient artikel 318, § 2, eerste lid, eerste zin, van het |
phrase, du Code civil au regard des articles 10, 11 et 22 de la | Burgerlijk Wetboek te toetsen aan de artikelen 10, 11 en 22 van de |
Constitution, lus en combinaison avec les articles 8 et 14 de la | Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 |
Convention européenne des droits de l'homme. | van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. |
L'article 22 de la Constitution dispose : | Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : |
« Chacun a droit au respect de sa vie privée et familiale, sauf dans | « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn |
les cas et conditions fixés par la loi. | gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald. |
La loi, le décret ou la règle visée à l'article 134 garantissent la | De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de |
protection de ce droit ». | bescherming van dat recht ». |
L'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme dispose | Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt |
: | : |
« 1. Toute personne a droit au respect de sa vie privée et familiale, | « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn |
de son domicile et de sa correspondance. | gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. |
2. Il ne peut y avoir ingérence d'une autorité publique dans | 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking |
l'exercice de ce droit que pour autant que cette ingérence est prévue | tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien |
par la loi et qu'elle constitue une mesure qui, dans une société | en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's |
démocratique, est nécessaire à la sécurité nationale, à la sûreté | lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn |
publique, au bien-être économique du pays, à la défense de l'ordre et | van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van |
à la prévention des infractions pénales, à la protection de la santé | strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, |
ou de la morale, ou à la protection des droits et libertés d'autrui ». | of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». |
Il ressort des travaux préparatoires de l'article 22 de la | Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 22 van de Grondwet |
Constitution que le Constituant a recherché la plus grande concordance | blijkt dat de Grondwetgever een zo groot mogelijke concordantie heeft |
possible avec l'article 8 de la Convention européenne des droits de | willen nastreven met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de |
l'homme (Doc. parl., Chambre, 1993-1994, n° 997/5, p. 2). | rechten van de mens (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 997/5, p. 2). |
B.7. Le droit au respect de la vie privée et familiale, tel qu'il est | B.7. Het recht op de eerbiediging van het privéleven en het |
garanti par les dispositions précitées, a pour but essentiel de | gezinsleven, zoals het door de voormelde bepalingen wordt gewaarborgd, |
protéger les personnes contre des ingérences dans leur vie privée et | beoogt in wezen de personen te beschermen tegen inmengingen in hun |
familiale. | privéleven en hun gezinsleven. |
L'article 22, alinéa 1er, de la Constitution et l'article 8 de la | Artikel 22, eerste lid, van de Grondwet en artikel 8 van het Europees |
Convention européenne des droits de l'homme n'excluent pas une | Verdrag voor de rechten van de mens sluiten een overheidsinmenging in |
ingérence d'une autorité publique dans le droit au respect de la vie | het recht op eerbiediging van het privéleven niet uit, maar vereisen |
privée mais ils exigent que cette ingérence soit autorisée par une | dat zij wordt toegestaan door een voldoende precieze wettelijke |
disposition législative suffisamment précise, qu'elle corresponde à un | bepaling, dat zij beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke |
besoin social impérieux et soit proportionnée à l'objectif légitime | behoefte en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde wettige |
qu'elle poursuit. Ces dispositions engendrent de surcroît l'obligation | doelstelling. Die bepalingen houden voor de overheid bovendien de |
positieve verplichting in om maatregelen te nemen die een | |
positive pour l'autorité publique de prendre des mesures qui assurent | daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven |
le respect effectif de la vie privée et familiale, même dans la sphère | verzekeren, zelfs in de sfeer van de onderlinge verhoudingen tussen |
des relations entre les individus (CEDH, 27 octobre 1994, Kroon et | individuen (EHRM, 27 oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; |
autres c. Pays-Bas, § 31; grande chambre, 12 octobre 2013, Söderman c. | grote kamer, 12 oktober 2013, Söderman t. Zweden, § 78). |
Suède, § 78). B.8. Les procédures relatives à l'établissement ou à la contestation | B.8. De procedures met betrekking tot het vaststellen of betwisten van |
de paternité concernent la vie privée, parce que la matière de la | de vaderlijke afstamming, raken het privéleven omdat de materie van de |
filiation englobe d'importants aspects de l'identité personnelle d'un | afstamming belangrijke aspecten van iemands persoonlijke identiteit |
individu (CEDH, 28 novembre 1984, Rasmussen c. Danemark, § 33; 24 | omvat (EHRM, 28 november 1984, Rasmussen t. Denemarken, § 33; 24 |
novembre 2005, Shofman c. Russie, § 30; 12 janvier 2006, Mizzi c. | november 2005, Shofman t. Rusland, § 30; 12 januari 2006, Mizzi t. |
Malte, § 102; 16 juin 2011, Pascaud c. France, §§ 48-49; 21 juin 2011, | Malta, § 102; 16 juni 2011, Pascaud t. Frankrijk, § § 48-49; 21 juni |
Kruskovic c. Croatie, § 20; 22 mars 2012, Ahrens c. Allemagne, § 60; | 2011, Kruskovic; t. Kroatië, § 20; 22 maart 2012, Ahrens t. Duitsland, |
12 février 2013, Krisztissn Barnabsss Tóth c. Hongrie, § 28). | § 60; 12 februari 2013, Krisztissn Barnabsss Tóth t. Hongarije, § 28). |
Le régime en cause de contestation de la présomption de paternité | De in het geding zijnde regeling voor de betwisting van het vermoeden |
relève donc de l'application de l'article 22 de la Constitution et de | van vaderschap valt derhalve onder de toepassing van artikel 22 van de |
l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme. | Grondwet en van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van |
B.9.1. Le législateur, lorsqu'il élabore un régime qui entraîne une | de mens. B.9.1. De wetgever beschikt bij de uitwerking van een regeling die een |
ingérence de l'autorité publique dans la vie privée, jouit d'une marge | overheidsinmenging in het privéleven inhoudt, over een |
d'appréciation pour tenir compte du juste équilibre à ménager entre | appreciatiemarge om rekening te houden met een billijk evenwicht |
les intérêts concurrents de l'individu et de la société dans son | tussen de tegenstrijdige belangen van het individu en de samenleving |
ensemble (CEDH, 26 mai 1994, Keegan c. Irlande, § 49; 27 octobre 1994, | in haar geheel (EHRM, 26 mei 1994, Keegan t. Ierland, § 49; 27 oktober |
Kroon et autres c. Pays-Bas, § 31; 2 juin 2005, Znamenskaya c. Russie, | 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; 2 juni 2005, Znamenskaya t. |
§ 28; 24 novembre 2005, Shofman c. Russie, § 34; 20 décembre 2007, | Rusland, § 28; 24 november 2005, Shofman t. Rusland, § 34; 20 december |
Phinikaridou c. Chypre, §§ 51 à 53; 25 février 2014, Ostace c. | 2007, Phinikaridou t. Cyprus, §§ 51 tot 53; 25 februari 2014, Ostace |
Roumanie, § 53). | t. Roemenië, § 33). |
Cette marge d'appréciation du législateur n'est toutefois pas | Die appreciatiemarge van de wetgever is evenwel niet onbegrensd : om |
illimitée : pour apprécier si une règle législative est compatible | te oordelen of een wettelijke regeling verenigbaar is met het recht op |
avec le droit au respect de la vie privée, il convient de vérifier si | de eerbiediging van het privéleven, moet worden nagegaan of de |
le législateur a trouvé un juste équilibre entre tous les droits et | wetgever een billijk evenwicht heeft gevonden tussen alle rechten en |
intérêts en cause. Pour cela, il ne suffit pas que le législateur | belangen die in het geding zijn. Zulks vereist dat de wetgever niet |
ménage un équilibre entre les intérêts concurrents de l'individu et de | alleen een afweging maakt tussen de belangen van het individu |
la société dans son ensemble mais il doit également ménager un | tegenover die van de samenleving in haar geheel, maar tevens tussen de |
équilibre entre les intérêts contradictoires des personnes concernées | tegenstrijdige belangen van de betrokken personen (EHRM, 6 juli 2010, |
(CEDH, 6 juillet 2010, Backlund c. Finlande, § 46; 15 janvier 2013, | Backlund t. Finland, § 46; 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § 46; |
Laakso c. Finlande, § 46; 29 janvier 2013, Röman c. Finlande, § 51). | 29 januari 2013, Röman t. Finland, § 51). |
Lorsqu'il élabore un régime légal en matière de filiation, le | Bij het uitwerken van een wettelijke regeling inzake afstamming dient |
législateur doit permettre aux autorités compétentes de procéder in | de wetgever de bevoegde overheden de mogelijkheid te bieden om in |
concreto à la mise en balance des intérêts des différentes personnes | concreto een afweging te maken tussen de belangen van de verschillende |
concernées, sous peine de prendre une mesure qui ne serait pas | betrokken personen, op gevaar af anders een maatregel te nemen die |
proportionnée aux objectifs légitimes poursuivis. | niet evenredig zou zijn met de nagestreefde wettige doelstellingen. |
B.9.2. En ce qui concerne en particulier les délais dans le droit de | B.9.2. In het bijzonder voor wat de termijnen in het afstammingsrecht |
la filiation, la Cour européenne des droits de l'homme estime que | betreft, wordt door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het |
l'instauration de délais n'est en soi pas contraire à l'article 8 de | invoeren van termijnen op zich niet strijdig geacht met artikel 8 van |
la Convention européenne des droits de l'homme; seule la nature d'un | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens; enkel de aard van |
tel délai peut être considérée comme contraire à cette disposition | een dergelijke termijn kan als strijdig worden beschouwd (EHRM, 6 juli |
(CEDH, 6 juillet 2010, Backlund c. Finlande, § 45; 15 janvier 2013, | 2010, Backlund t. Finland, § 45; 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § |
Laakso c. Finlande, § 45; 29 janvier 2013, Röman c. Finlande, § 50). | 45; 29 januari 2013, Röman t. Finland, § 50). |
B.9.3. La Cour européenne des droits de l'homme admet en outre que la | B.9.3. Bovendien wordt door het Europees Hof voor de Rechten van de |
marge d'appréciation du législateur national est plus grande lorsqu'il | Mens aanvaard dat de appreciatiemarge van de nationale wetgever groter |
n'existe pas de consensus au sein des Etats membres du Conseil de | is wanneer er bij de lidstaten van de Raad van Europa geen consensus |
l'Europe concernant l'intérêt en cause ou la manière dont cet intérêt | bestaat omtrent het belang dat in het geding is, noch omtrent de |
doit être protégé (CEDH, 22 mars 2012, Ahrens c. Allemagne, § 68). De | manier waarop dat belang dient te worden beschermd (EHRM, 22 maart |
2012, Ahrens t. Duitsland, § 68). Daarnaast benadrukt het Europees Hof | |
plus, la Cour européenne souligne qu'il ne lui incombe pas de prendre | dat het niet zijn taak is om, in de plaats van de nationale overheden, |
des décisions à la place des autorités nationales (CEDH, 15 janvier | beslissingen te nemen (EHRM, 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § |
2013, Laakso c. Finlande, § 41). | 41). |
B.10.1. La paix des familles et la sécurité juridique des liens | |
familiaux, d'une part, et l'intérêt de l'enfant, d'autre part, | B.10.1. De rust der families en de rechtszekerheid van de familiale |
constituent des buts légitimes dont le législateur peut tenir compte | banden, enerzijds, en het belang van het kind, anderzijds, zijn |
pour empêcher que la contestation de paternité puisse être exercée | legitieme doelstellingen waarvan de wetgever kan uitgaan om een |
sans limitation, de sorte que le législateur pouvait prévoir des | onbeperkte mogelijkheid tot betwisting van het vaderschap te |
délais de déchéance (voir CEDH, 28 novembre 1984, Rasmussen c. | verhinderen, zodat de wetgever vervaltermijnen kon invoeren (zie EHRM, |
Danemark, § 41; 12 janvier 2006, Mizzi c. Malte, § 88; 6 juillet 2010, | 28 november 1984, Rasmussen t. Denemarken, § 41; 12 januari 2006, |
Backlund c. Finlande, § 45; 15 janvier 2013, Laakso c. Finlande, § 45; | Mizzi t. Malta, § 88; 6 juli 2010, Backlund t. Finland, § 45; 15 |
29 janvier 2013, Röman c. Finlande, § 50). | januari 2013, Laakso t. Finland, § 45; 29 januari 2013, Röman t. |
Finland, § 50). | |
B.10.2. Dans cette optique, il est pertinent de ne pas faire primer a | B.10.2. In die optiek is het pertinent om de biologische werkelijkheid |
priori la réalité biologique sur la réalité juridique. | niet a priori te laten prevaleren op de juridische werkelijkheid. |
B.11.1. Le législateur a pu estimer que la femme, en se mariant, | B.11.1. De wetgever vermocht te oordelen dat de vrouw die huwt in |
accepte que son mari soit considéré, en principe, comme le père de ses | beginsel aanvaardt dat haar echtgenoot wordt beschouwd als de vader |
enfants nés pendant le mariage ou dans les 300 jours qui suivent la dissolution ou l'annulation du mariage. Compte tenu des préoccupations du législateur et des valeurs qu'il a voulu concilier, il n'apparaît pas déraisonnable, en principe, qu'il n'ait voulu accorder à la mère qu'un court délai pour intenter l'action en contestation de paternité. B.11.2. La disposition en cause n'instaure pas une fin de non-recevoir absolue de l'action en contestation d'une présomption de paternité mais fixe un délai pour l'intentement d'une telle action, ce qui se justifie par la volonté de garantir la sécurité juridique et un caractère définitif des relations familiales. | van haar tijdens het huwelijk of binnen 300 dagen na de ontbinding of de nietigverklaring van het huwelijk geboren kinderen. Rekening houdend met de bekommernissen van de wetgever en met de waarden die hij heeft willen verzoenen, komt het in beginsel niet onredelijk voor dat hij de moeder slechts een korte termijn heeft willen toekennen om de vordering tot vaderschapsbetwisting in te stellen. B.11.2. De in het geding zijnde bepaling stelt niet een absolute grond van niet-ontvankelijkheid in voor de vordering tot betwisting van een vermoeden van vaderschap, maar stelt een termijn vast voor het instellen van zulk een vordering, wat wordt verantwoord door de zorg om de rechtszekerheid en een definitief karakter van de familiale relaties te waarborgen. B.12. Er dient eveneens te worden gewezen op het feit dat de wetgever |
B.12. Il convient de souligner également qu'à l'article 318 du Code | in artikel 318 van het Burgerlijk Wetboek ook voor de kinderen in de |
mogelijkheid voorziet om, onder de in dat artikel vermelde | |
civil, le législateur prévoit aussi la possibilité, pour les enfants, | voorwaarden, een vordering tot ontkenning en onderzoek van vaderschap |
d'intenter une action en désaveu et en recherche de paternité et, pour | in te stellen en in de mogelijkheid voor de echtgenoot en de persoon |
le mari et celui qui prétend être le père biologique, la faculté | die beweert de biologische vader te zijn, om een vordering tot |
d'intenter une action en contestation et en établissement de | betwisting en vaststelling van vaderschap in te stellen. |
paternité, dans le respect des conditions mentionnées dans cet article. | B.13. Het verschil in behandeling dat voortvloeit uit het feit dat de |
B.13. La différence de traitement qui découle du fait que le délai | termijn binnen welke een vordering tot betwisting van het vermoeden |
dans lequel une action en contestation de la présomption de paternité | van vaderschap moet worden ingediend, voor de moeder begint te lopen |
doit être intentée court, pour la mère, à compter de la naissance de | bij de geboorte van het kind, terwijl die termijn voor de echtgenoot |
l'enfant, alors que ce délai court, pour le mari de la mère, à compter | van de moeder begint te lopen bij de ontdekking van het feit dat hij |
de la découverte qu'il n'est pas le père de l'enfant, et, pour celui | niet de vader van het kind is en, voor de man die het vaderschap van |
qui revendique la paternité, à partir de la découverte qu'il est le | het kind opeist, bij de ontdekking van het feit dat hij de vader van |
père de l'enfant est raisonnablement justifiée par la circonstance | het kind is, wordt redelijkerwijze verantwoord door het feit dat de |
qu'au moment de la naissance de l'enfant, la mère est nécessairement | moeder op het ogenblik van de geboorte noodzakelijkerwijze op de |
au courant, d'une part, de cette naissance et, d'autre part, de la | hoogte is, enerzijds, van de geboorte van haar kind en, anderzijds, |
possibilité ou du fait que son mari n'est pas le père biologique de | van de mogelijkheid dan wel van het gegeven dat haar echtgenoot niet |
son enfant. | de biologische vader van haar kind is. |
B.14. Les questions préjudicielles appellent une réponse négative. | B.14. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 318, § 2, alinéa 1er, du Code civil ne viole pas les | Artikel 318, § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek schendt niet |
articles 10, 11 et 22 de la Constitution, combinés ou non avec les | de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang |
articles 8 et 14 de la Convention européenne des droits de l'homme, en | gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de |
ce que la mère doit intenter l'action en contestation de la | rechten van de mens, in zoverre de moeder de vordering tot betwisting |
présomption de paternité dans l'année de la naissance de l'enfant. | van het vermoeden van vaderschap moet instellen binnen een jaar na de |
geboorte van het kind. | |
Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour constitutionnelle, à l'audience publique du 20 mars 2014. | Grondwettelijk Hof op de openbare terechtzitting van 20 maart 2014. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
Le président, | De voorzitter, |
M. Bossuyt | M. Bossuyt |