← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 16/2014 du 29 janvier 2014 Numéro du rôle : 5565 En cause :
la question préjudicielle relative à l'article 318, § 2, du Code civil, posée par le Tribunal
de première instance d'Anvers. La Cour constitutionnelle,"
Extrait de l'arrêt n° 16/2014 du 29 janvier 2014 Numéro du rôle : 5565 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 318, § 2, du Code civil, posée par le Tribunal de première instance d'Anvers. La Cour constitutionnelle, | Uittreksel uit arrest nr. 16/2014 van 29 januari 2014 Rolnummer : 5565 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Het Grondwettel samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 16/2014 du 29 janvier 2014 | Uittreksel uit arrest nr. 16/2014 van 29 januari 2014 |
Numéro du rôle : 5565 | Rolnummer : 5565 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 318, § 2, du | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 318, § 2, van het |
Code civil, posée par le Tribunal de première instance d'Anvers. | Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te |
La Cour constitutionnelle, | Antwerpen. Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents A. Alen et J. Spreutels, des juges E. De | samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, de rechters |
Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. | E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. |
Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût et T. Giet, et, conformément à | Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, en, overeenkomstig |
l'article 60bis de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour | artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
constitutionnelle, du président émérite M. Bossuyt, assistée du | Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter M. Bossuyt, bijgestaan door de |
greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président émérite M. | griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus |
Bossuyt, | voorzitter M. Bossuyt, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par jugement du 14 janvier 2013 en cause de I.S. contre H.D. et Me | Bij vonnis van 14 januari 2013 in zake I.S. tegen H.D. en Mr. Vicky De |
Vicky De Mey, en qualité de tuteur ad hoc de H.D. et R.D., et contre | Mey, in haar hoedanigheid van voogd ad hoc over H.D. en R.D., en tegen |
E. V.R., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op | |
E. V.R., dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 28 | 28 januari 2013, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de |
janvier 2013, le Tribunal de première instance d'Anvers a posé la | |
question préjudicielle suivante : | volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 318, § 2, du Code civil viole-t-il les articles 10, 11 et | « Schendt artikel 318 § 2 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, |
22 de la Constitution et les articles 8 et 14 de la Convention | 11 en 22 van de Grondwet en de artikelen 8 en 14 van het Europees |
européenne des droits de l'homme, en ce que cette disposition met | Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in |
[I.S.] dans l'impossibilité de contester la filiation juridique de ses | zoverre die bepaling het [I.S.] onmogelijk maakt om op te komen tegen |
enfants biologiques [H.D. et R.D.] à l'égard d' [E. V.R.], sans qu'un | de juridische afstamming van zijn biologische kinderen [H.D. en R.D.] |
ten aanzien van [E. V.R.] en dit zonder dat enig concreet en | |
quelconque intérêt concret et effectif puisse justifier une telle | daadwerkelijk belang een dergelijke inmenging kan verantwoorden nu het |
ingérence, dès lors que la présomption de paternité du mari ne | vermoeden van vaderschap van de echtgenoot niet zou overeenstemmen met |
correspondrait pas à la réalité socio-affective ? ». | de socio-affectieve werkelijkheid ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. La question préjudicielle porte sur l'article 318, § 2, du Code | B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 318, § 2, van |
civil. L'article 318, §§ 1er et 2 dispose : | het Burgerlijk Wetboek. Artikel 318, §§ 1 en 2, bepaalt : |
« § 1er. A moins que l'enfant ait la possession d'état à l'égard du | « § 1. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de |
mari, la présomption de paternité peut être contestée par la mère, | echtgenoot, kan het vermoeden van vaderschap worden betwist door de |
l'enfant, l'homme à l'égard duquel la filiation est établie et par la | moeder, het kind, de man ten aanzien van wie de afstamming vaststaat |
personne qui revendique la paternité de l'enfant. | en de persoon die het vaderschap van het kind opeist. |
§ 2. L'action de la mère doit être intentée dans l'année de la naissance. L'action du mari doit être intentée dans l'année de la découverte du fait qu'il n'est pas le père de l'enfant, celle de celui qui revendique la paternité de l'enfant doit être intentée dans l'année de la découverte qu'il est le père de l'enfant et celle de l'enfant doit être intentée au plus tôt le jour où il a atteint l'âge de douze ans et au plus tard le jour où il atteint l'âge de vingt-deux ans ou dans l'année de la découverte du fait que le mari n'est pas son père. Si le mari est décédé sans avoir agi, mais étant encore dans le délai utile pour le faire, sa paternité peut être contestée, dans l'année de son décès ou de la naissance, par ses ascendants et par ses descendants. | § 2. De vordering van de moeder moet worden ingesteld binnen een jaar na de geboorte. De vordering van de echtgenoot moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet de vader van het kind is, die van de man die het vaderschap van het kind opeist moet worden ingesteld binnen het jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader van het kind is en die van het kind moet worden ingesteld op zijn vroegst op de dag waarop het de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en uiterlijk op de dag waarop het de leeftijd van tweeëntwintig jaar heeft bereikt of binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat de echtgenoot zijn vader niet is. Indien de echtgenoot overleden is zonder in rechte te zijn opgetreden, terwijl de termijn om zulks te doen nog niet verstreken is, kan zijn vaderschap binnen een jaar na zijn overlijden of na de geboorte, worden betwist door zijn bloedverwanten in de opgaande en in de neerdalende lijn. |
[...] ». | [...] ». |
B.2.1. Le juge a quo demande si l'article 318, § 2, du Code civil est | B.2.1. De verwijzende rechter vraagt of artikel 318, § 2, van het |
compatible avec les articles 10, 11 et 22 de la Constitution, lus en | Burgerlijk Wetboek bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 22 van de |
combinaison avec les articles 8 et 14 de la Convention européenne des | Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het |
droits de l'homme, en ce que l'action en contestation de paternité | Europees Verdrag voor de rechten van mens, doordat de door de |
intentée par le père biologique est irrecevable si elle n'a pas été | biologische vader ingestelde vordering tot betwisting van het |
introduite dans l'année de la découverte du fait qu'il est le père | vaderschap niet ontvankelijk is wanneer de vordering niet is ingesteld |
binnen de termijn van één jaar na de ontdekking van het feit dat hij | |
de biologische vader van het kind is « nu het vermoeden van vaderschap | |
biologique de l'enfant, « étant donné que la présomption de paternité | van de echtgenoot niet zou overeenstemmen met de socio-affectieve |
du mari ne correspondrait pas à la réalité socio-affective ». | werkelijkheid ». |
B.2.2. Il ressort des éléments de la cause et de la motivation de la décision de renvoi que le litige soumis au juge a quo porte sur une action intentée par l'homme qui revendique la paternité d'un enfant et qui conteste ainsi la présomption de paternité. La Cour limite son examen à l'hypothèse réglée à l'article 318, § 2, alinéa 1er, deuxième membre de la deuxième phrase, du Code civil. La détermination du moment où une personne découvre qu'elle est le père de l'enfant relève de la compétence du juge du fond, qui a, à cet égard, un pouvoir d'appréciation étendu. | B.2.2. Uit de gegevens van de zaak en uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het bodemgeschil betrekking heeft op een vordering ingesteld door de man die het vaderschap van een kind opeist en aldus het vermoeden van vaderschap betwist. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot de hypothese zoals vermeld in artikel 318, § 2, eerste lid, tweede zinsnede van de tweede zin, van het Burgerlijk Wetboek. Het bepalen van het ogenblik waarop een persoon ontdekt dat hij de vader van het kind is, valt onder de bevoegdheid van de feitenrechter, die in dat opzicht over een uitgebreide beoordelingsbevoegdheid beschikt. |
B.3. La loi du 31 mars 1987 a, comme son intitulé l'indique, modifié | B.3. De wet van 31 maart 1987 heeft, zoals het opschrift ervan |
diverses dispositions légales relatives à la filiation. | aangeeft, verscheidene wetsbepalingen betreffende de afstamming gewijzigd. |
Selon l'exposé des motifs, un des objectifs de cette loi était de « | Volgens de memorie van toelichting bestond de bedoeling van die wet |
cerner le plus près possible la vérité », c'est-à-dire la filiation | onder meer erin « de waarheid zoveel mogelijk te benaderen », dat wil |
zeggen de biologische afstamming (Parl. St., Senaat, 1977-1978, nr. | |
biologique (Doc. parl., Sénat, 1977-1978, n° 305/1, p. 3). S'agissant | 305/1, p. 3). In verband met de vaststelling van de afstamming van |
de l'établissement de la filiation paternelle, il a été indiqué que « | vaderszijde is erop gewezen dat « de wil om de regeling van de |
la volonté de régler l'établissement de la filiation en cernant le | vaststelling van de afstamming zo dicht mogelijk de waarheid te doen |
plus possible la vérité [devait] avoir pour conséquence d'ouvrir | benaderen [...] het openstellen van de mogelijkheden tot betwisting |
largement les possibilités de contestation » (ibid., p. 12). | tot gevolg [behoorde] te hebben » (ibid., p. 12). Uit dezelfde |
Toutefois, il ressort des mêmes travaux préparatoires que le | parlementaire voorbereiding blijkt echter dat de wetgever tevens de « |
législateur a également entendu prendre en considération et protéger « | rust der families » in overweging heeft willen nemen en heeft willen |
la paix des familles », en tempérant si nécessaire à cette fin la | beschermen door, indien hiertoe nodig, het zoeken naar de biologische |
recherche de la vérité biologique (ibid., p. 15). Il a choisi de ne | waarheid te temperen (ibid., p. 15). Hij heeft ervoor geopteerd niet |
pas s'écarter de l'adage « pater is est quem nuptiae demonstrant » | af te stappen van het adagium « pater is est quem nuptiae demonstrant |
(ibid., p. 11). | » (ibid., p. 11). |
Cependant, la présomption de paternité ne pouvait être contestée à | Evenwel kon het vermoeden van vaderschap toen enkel worden betwist |
l'époque que par le mari, par la mère et par l'enfant, conformément à | door de echtgenoot, door de moeder en door het kind, overeenkomstig |
l'ancien article 332 du Code civil. | het toenmalige artikel 332 van het Burgerlijk Wetboek. |
B.4.1. Le droit de la filiation a ensuite fait l'objet d'une profonde | B.4.1. Het afstammingsrecht is vervolgens diepgaand hervormd door de |
réforme par l'adoption de la loi du 1er juillet 2006 modifiant des | aanneming van de wet van 1 juli 2006 tot wijziging van de bepalingen |
dispositions du Code civil relatives à l'établissement de la filiation | van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vaststellen van de |
et aux effets de celle-ci. | afstamming en de gevolgen ervan. |
Il ressort des travaux préparatoires de cette loi que le législateur a | Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat de wetgever |
entendu procéder à une réforme des textes qui ont été censurés par la | de teksten die ter zake door het Hof werden afgekeurd, heeft willen |
Cour en la matière et tenir compte de l'évolution sociologique en | hervormen en rekening heeft willen houden met de sociologische |
rapprochant la filiation dans le mariage et la filiation hors mariage | evolutie door de afstammingen binnen en buiten het huwelijk dichter |
: | bij elkaar te brengen : |
« La loi de 1987 a pratiquement gommé toutes les différences pour ce | « De wet van 1987 heeft nagenoeg alle verschillen uitgevlakt wat de |
qui concerne les effets mais elle a conservé un mécanisme de | uitwerking betreft, maar ze heeft een mechanisme van vermoeden van |
présomption de paternité du mari qui aboutit à des conséquences | vaderschap in stand gehouden dat stuitende gevolgen heeft voor de |
choquantes pour ce qui concerne l'établissement de la filiation. [...] | vaststelling van de afstamming. [...] |
La présente proposition a donc également pour objet tout en conservant | Dit wetsvoorstel beoogt dus tevens het vermoeden van vaderschap te |
la présomption de paternité du mari de donner à celle-ci des effets à | behouden en er gevolgen aan te geven die nagenoeg dezelfde zijn als |
peu près équivalents à ceux d'une reconnaissance » (Doc. parl., | die van een erkenning » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0597/001, |
Chambre, 2003-2004, DOC 51-0597/001, p. 6). | p. 6). |
« Enfin, l'action doit être introduite dans un délai d'un an (à dater | « Tot slot moet een rechtszaak worden ingeleid binnen een termijn van |
de la découverte de la naissance ou de l'année de la découverte du | een jaar (vanaf het ontdekken van de geboorte of vanaf het jaar waarin |
fait par le mari ou l'auteur de la reconnaissance qu'il n'est pas le | dat feit ontdekt wordt door de echtgenoot of door degene die het kind |
père de l'enfant) » (Doc. parl., Chambre, 2005-2006, DOC 51-0597/037, | erkent indien hij niet de vader van het kind is) » (Parl. St., Kamer, |
p. 5). | 2005-2006, DOC 51-0597/037, p. 5). |
B.4.2. Par suite de cette modification de la loi, la présomption de | B.4.2. Ingevolge die wetswijziging kan het vermoeden van vaderschap |
paternité peut actuellement être contestée par la mère, l'enfant, | thans worden betwist door de moeder, het kind, de man ten aanzien van |
l'homme à l'égard duquel la filiation est établie et la personne qui | wie de afstamming vaststaat en de persoon die het vaderschap van het kind opeist. |
revendique la paternité de l'enfant. | De achterliggende idee van de wetgever was de bekommernis om de |
La situation du père biologique d'un enfant né d'une femme mariée, | toestand van de biologische vader van het kind van een gehuwde vrouw, |
lequel n'avait pas le droit de contester la paternité établie à | die geen enkel recht had het vaderschap dat ten aanzien van de |
l'égard du mari de cette femme, était au coeur des préoccupations du | echtgenoot van die vrouw vaststond, te betwisten. Daardoor was de |
législateur. Le père biologique était ainsi totalement dépendant de | biologische vader volledig afhankelijk van de houding die de moeder |
l'attitude adoptée par la mère à cet égard. Les travaux préparatoires | dienaangaande innam. De parlementaire voorbereiding geeft |
indiquent sur ce point : | dienaangaande aan : |
« Il s'agit de remédier à une situation considérée comme choquante par | « Het is de bedoeling komaf te maken met een toestand die door de |
indieners van het wetsvoorstel als schokkend wordt ervaren, te weten | |
les auteurs de la proposition, qui empêche le père biologique d'un | het feit dat de biologische vader van het kind van een gehuwde vrouw |
enfant né d'une femme mariée de contester la paternité du mari. Dans | het vaderschap van de echtgenoot niet mag betwisten. Krachtens de |
l'état actuel des textes, le père biologique est dépourvu de tout | vigerende teksten beschikt de biologische vader over geen enkele |
recours et tributaire de l'attitude de la mère » (Doc. parl., Chambre, | mogelijkheid tot verzet en is hij aangewezen op wat de moeder terzake |
2004-2005, DOC 51-0597/024, p. 59). | doet » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-0597/024, p. 59). |
B.4.3.1. Une première proposition de loi prévoyait que la paternité | B.4.3.1. Een eerste wetsvoorstel stelde voor het vaderschap, dat |
établie sur la base de la présomption de paternité puisse être | vaststaat op basis van de vaderschapsregel, te laten betwisten « door |
contestée « par tout intéressé », à l'instar de la contestation de la | iedere belanghebbende », naar het voorbeeld van de betwisting van de |
reconnaissance (de paternité) (Doc. parl., Chambre, 2003-2004, DOC | (vaderlijke) erkenning (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0597/001, |
51-0597/001, p. 14, et Doc. parl., Chambre, 2004-2005, DOC | p. 14, en Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-0597/024, p. 59). |
51-0597/024, p. 59). Ces termes visaient en premier lieu le père | Daarmee werd in de eerste plaats de biologische vader van het uit een |
biologique de l'enfant né d'une femme mariée (Doc. parl., Chambre, | gehuwde vrouw geboren kind beoogd (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC |
2003-2004, DOC 51-0597/001, p. 10). | 51-0597/001, p. 10). |
Cette proposition d'offrir à « tout intéressé » la possibilité de | Dat voorstel om aan « iedere belanghebbende » de mogelijkheid te |
contester une paternité basée sur le mariage fut toutefois considérée | bieden om een op een huwelijk gebaseerd vaderschap te betwisten, werd |
comme déraisonnable : il était à craindre qu'elle perturberait par | evenwel onredelijk bevonden, omdat er werd gevreesd de rust van het |
trop la paix familiale au sein du couple marié (Doc. parl. Chambre, | huwelijkse gezin te zeer te verstoren (Parl. St., Kamer, 2004-2005, |
2004-2005, DOC 51-0597/024, p. 61). | DOC 51-0597/024, p. 61). |
B.4.3.2. Il fut décidé en fin de compte d'étendre le droit de | B.4.3.2. Uiteindelijk werd besloten het betwistingsrecht uit te |
contestation à « la personne qui revendique la paternité de l'enfant | breiden tot « de persoon die het vaderschap van het kind opeist », |
», tout en instaurant la possession d'état comme cause | terwijl het bezit van staat als grond van onontvankelijkheid van die |
d'irrecevabilité de telles actions (Doc. parl., Chambre, 2004-2005, | vorderingen werd ingevoerd (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC |
DOC 51-0597/026, amendement n° 112, et Doc. parl., Chambre, 2004-2005, | 51-0597/026, amendement nr. 112, en Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC |
DOC 51-0597/029, sous-amendement n° 134). | 51-0597/029, subamendement nr. 134). |
Le compromis obtenu visait, d'une part, à limiter les titulaires du | Het bereikte compromis beoogde, enerzijds, de houders van het |
droit d'action aux personnes effectivement concernées, à savoir le | vorderingsrecht te beperken tot de daadwerkelijke belanghebbenden, te |
mari, la mère, l'enfant et l'homme qui revendique la paternité, et, | weten de echtgenoot, de moeder, het kind en de man die het vaderschap |
d'autre part, à protéger autant que possible la cellule familiale au | opeist, en, anderzijds, de gezinscel waarin het kind opgroeit zoveel |
sein de laquelle l'enfant grandit en disposant que la possession | mogelijk te beschermen door het bezit van staat van het kind als |
d'état de l'enfant fait obstacle à ce droit d'action et en prévoyant | belemmering voor dat vorderingsrecht voorop te stellen en door in |
des délais stricts pour l'exercice de ce droit (Doc. parl., Chambre, | strikte termijnen voor het vorderingsrecht te voorzien (Parl. St., |
2004-2005, DOC 51-0597/026, p. 6; Doc. parl., Chambre, 2004-2005, DOC | Kamer, 2004-2005, DOC 51-0597/026, p. 6; Parl. St., Kamer, 2004-2005, |
51-0597/032, p. 31). | DOC 51-0597/032, p. 31). |
B.4.4.1. En ce qui concerne le délai prévu pour l'homme qui revendique | B.4.4.1. Wat de termijnregeling voor de man die het vaderschap van het |
la paternité de l'enfant, il fut proposé que le droit d'action | kind opeist betreft, werd voorgesteld het nieuw ingevoerde |
nouvellement instauré soit exercé « dans l'année de la découverte de | vorderingsrecht te laten uitoefenen « binnen een jaar na de ontdekking |
la naissance » (Doc. parl., Chambre, 2004-2005, DOC 51-0597/026; Doc. | van de geboorte » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-0597/026; Parl. |
parl., Chambre, 2004-2005, DOC 51-0597/02; Doc. parl., Chambre, | St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-0597/029; Parl. St., Kamer, 2004-2005, |
2004-2005, DOC 51-0597/033, p. 8). | DOC 51-0597/033, p. 8). |
La proposition de loi précitée fut critiquée parce qu'elle était | Voormeld wetsvoorstel werd bekritiseerd omdat daardoor in alle |
susceptible de prolonger inutilement l'insécurité juridique et le | gevallen van vaderlijke afstamming binnen het huwelijk de |
trouble au sein de la famille, dans tous les cas de filiation | rechtsonzekerheid en de onrust in het gezin door de dreiging van een |
paternelle dans le mariage, par la menace d'une contestation de la | vaderschapsbetwisting nodeloos zouden worden verlengd. |
paternité. B.4.4.2. Il fut finalement décidé que l'action de celui qui revendique | B.4.4.2. Uiteindelijk werd beslist de termijn vast te stellen op één |
la paternité de l'enfant devait être intentée « dans l'année de la | jaar « na de ontdekking van het feit dat [de man die het vaderschap |
découverte qu'il est le père de l'enfant » (article 318, § 2, du Code | van het kind opeist] de vader van het kind is » (artikel 318, § 2, van |
civil). | het Burgerlijk Wetboek). |
B.5. La Cour doit contrôler l'article 318, § 2, alinéa 1er, deuxième | B.5. Het Hof dient artikel 318, § 2, eerste lid, tweede zinsnede van |
membre de la deuxième phrase, du Code civil au regard de l'article 22 | de tweede zin, van het Burgerlijk Wetboek te toetsen aan artikel 22 |
de la Constitution, combiné avec l'article 8 de la Convention | van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees |
européenne des droits de l'homme. | Verdrag voor de rechten van de mens. |
L'article 22 de la Constitution dispose : | Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : |
« Chacun a droit au respect de sa vie privée et familiale, sauf dans | « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn |
les cas et conditions fixés par la loi. | gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald. |
La loi, le décret ou la règle visée à l'article 134 garantissent la | De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de |
protection de ce droit ». | bescherming van dat recht ». |
L'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme dispose | Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt |
: | : |
« 1. Toute personne a droit au respect de sa vie privée et familiale, | « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn |
de son domicile et de sa correspondance. | gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. |
2. Il ne peut y avoir ingérence d'une autorité publique dans | 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking |
l'exercice de ce droit que pour autant que cette ingérence est prévue | tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien |
par la loi et qu'elle constitue une mesure qui, dans une société | en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's |
démocratique, est nécessaire à la sécurité nationale, à la sûreté | lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn |
publique, au bien-être économique du pays, à la défense de l'ordre et | van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van |
à la prévention des infractions pénales, à la protection de la santé | strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, |
ou de la morale, ou à la protection des droits et libertés d'autrui ». | of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». |
Il ressort des travaux préparatoires de l'article 22 de la | Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 22 van de Grondwet |
Constitution que le Constituant a cherché « à mettre le plus possible | blijkt dat de Grondwetgever « een zo groot mogelijke concordantie |
la proposition en concordance avec l'article 8 de la Convention | [heeft willen nastreven] met artikel 8 van het Europees Verdrag tot |
européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés | Bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden |
fondamentales [...], afin d'éviter toute contestation sur le contenu | (EVRM), teneinde betwistingen over de inhoud van dit Grondwetsartikel |
respectif de l'article de la Constitution et de l'article 8 de la | respectievelijk art. 8 van het EVRM te vermijden » (Parl. St., Kamer, |
[Convention] » (Doc. parl., Chambre, 1993-1994, n° 997/5, p. 2). | 1992-1993, nr. 997/5, p. 2). |
B.6. Le droit au respect de la vie privée et familiale, tel qu'il est | B.6. Het recht op de eerbiediging van het privéleven en het |
garanti par les dispositions précitées, a pour but essentiel de | gezinsleven, zoals het door de voormelde bepalingen wordt gewaarborgd, |
protéger les personnes contre les ingérences dans leur vie privée et | beoogt in wezen de personen te beschermen tegen inmengingen in hun |
leur vie familiale. | privéleven en hun gezinsleven. |
Ni l'article 22, alinéa 1er, de la Constitution ni l'article 8 de la | Artikel 22, eerste lid, van de Grondwet sluit, evenmin als artikel 8 |
Convention européenne des droits de l'homme n'excluent une ingérence | van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, een |
d'une autorité publique dans l'exercice de ce droit mais ils exigent | overheidsinmenging in de uitoefening van dat recht niet uit, maar |
que cette ingérence soit prévue par une disposition législative | beide artikelen vereisen dat in die inmenging wordt voorzien door een |
suffisamment précise, qu'elle corresponde à un besoin social impérieux | voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan een |
et soit proportionnée à l'objectif légitime qu'elle poursuit. Ces | dwingende maatschappelijke behoefte en dat zij evenredig is met de |
daarmee nagestreefde wettige doelstelling. Die bepalingen houden voor | |
dispositions engendrent de surcroît l'obligation positive pour | de overheid bovendien de positieve verplichting in om maatregelen te |
l'autorité publique de prendre des mesures qui assurent le respect | nemen die een daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven en het |
effectif de la vie privée et familiale, même dans la sphère des | gezinsleven verzekeren, zelfs in de sfeer van de onderlinge |
relations entre les individus (CEDH, 27 octobre 1994, Kroon et autres | verhoudingen tussen individuen (EHRM, 27 oktober 1994, Kroon e.a. t. |
c. Pays-Bas, § 31). | Nederland, § 31). |
B.7. Les procédures relatives à l'établissement ou à la contestation | B.7. De procedures met betrekking tot het vaststellen of betwisten van |
de paternité concernent la vie privée du requérant, parce que la | de vaderlijke afstamming, raken het privéleven van de verzoeker, omdat |
matière de la filiation englobe d'importants aspects de l'identité | de materie van de afstamming belangrijke aspecten van iemands |
personnelle d'un individu (CEDH, 28 novembre 1984, Rasmussen c. | persoonlijke identiteit omvat (EHRM, 28 november 1984, Rasmussen t. |
Danemark, § 33; 24 novembre 2005, Shofman c. Russie, § 30; 12 janvier | Denemarken, § 33; 24 november 2005, Shofman t. Rusland, § 30; 12 |
2006, Mizzi c. Malte, § 102; 16 juin 2011, Pascaud c. France, §§ | januari 2006, Mizzi t. Malta, § 102; 16 juni 2011, Pascaud t. |
48-49; 21 juin 2011, Kruskovic c. Croatie, § 20; 22 mars 2012, Ahrens | Frankrijk, §§ 48-49; 21 juni 2011, Kruskovci t. Kroatië, § 20; 22 |
c. Allemagne, § 60; 12 février 2013, Krisztissn Barnabsss Tóth c. | maart 2012, Ahrens t. Duitsland, § 60; 12 februari 2013, Krisztissn |
Hongrie, § 28). | Barnabsss Tóth t. Hongarije, § 28). |
Le régime en cause de contestation de la présomption de paternité | De in het geding zijnde regeling voor de betwisting van het vermoeden |
relève donc de l'application de l'article 22 de la Constitution et de | van vaderschap valt derhalve onder de toepassing van artikel 22 van de |
l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme. | Grondwet en van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van |
B.8.1. Le législateur, lorsqu'il élabore un régime qui entraîne une | de mens. B.8.1. De wetgever beschikt bij de uitwerking van een regeling die een |
ingérence de l'autorité publique dans la vie privée, jouit d'une marge | overheidsinmenging in het privéleven inhoudt, over een |
d'appréciation pour tenir compte du juste équilibre à ménager entre | appreciatiemarge om rekening te houden met een billijk evenwicht |
les intérêts concurrents de l'individu et de la société dans son | tussen de tegenstrijdige belangen van het individu en de samenleving |
ensemble (CEDH, 26 mai 1994, Keegan c. Irlande, § 49; 27 octobre 1994, | in haar geheel (EHRM, 26 mei 1994, Keegan t. Ierland, § 49; 27 oktober |
Kroon et autres c. Pays-Bas, § 31; 2 juin 2005, Znamenskaya c. Russie, | 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; 2 juni 2005, Znamenskaya t. |
§ 28; 24 novembre 2005, Shofman c. Russie, § 34; 20 décembre 2007, | Rusland, § 28; 24 november 2005, Shofman t. Rusland, § 34; 20 december |
Phinikaridou c. Chypre, §§ 51 à 53). | 2007, Phinikaridou t. Cyprus, §§ 51 tot 53). |
Cette marge d'appréciation du législateur n'est toutefois pas | Die appreciatiemarge van de wetgever is evenwel niet onbegrensd : om |
illimitée : pour apprécier si une règle législative est compatible | te oordelen of een wettelijke regeling verenigbaar is met het recht op |
avec le droit au respect de la vie privée, il convient de vérifier si | de eerbiediging van het privéleven, moet worden nagegaan of de |
le législateur a trouvé un juste équilibre entre tous les droits et | wetgever een billijk evenwicht heeft gevonden tussen alle rechten en |
intérêts en cause. Pour cela, il ne suffit pas que le législateur | belangen die in het geding zijn. Zulks vereist dat de wetgever niet |
ménage un équilibre entre les intérêts concurrents de l'individu et de | alleen een afweging maakt tussen de belangen van het individu |
la société dans son ensemble mais il doit également ménager un | tegenover die van de samenleving in haar geheel, maar tevens tussen de |
équilibre entre les intérêts contradictoires des personnes concernées | tegenstrijdige belangen van de betrokken personen (EHRM, 6 juli 2010, |
(CEDH, 6 juillet 2010, Backlund c. Finlande, § 46; 15 janvier 2013, | Backlund t. Finland, § 46; 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § 46; |
Laakso c. Finlande, § 46; 29 janvier 2013, Röman c. Finlande, § 51). | 29 januari 2013, Röman t. Finland, § 51). |
Lorsqu'il élabore un régime légal en matière de filiation, le | Bij het uitwerken van een wettelijke regeling inzake afstamming dient |
législateur doit permettre aux autorités compétentes de procéder in | de wetgever de bevoegde overheden de mogelijkheid te bieden om in |
concreto à la mise en balance des intérêts des différentes personnes | concreto een afweging te maken tussen de belangen van de verschillende |
concernées, sous peine de prendre une mesure qui ne serait pas | betrokken personen, op gevaar af anders een maatregel te nemen die |
proportionnée aux objectifs légitimes poursuivis. | niet evenredig zou zijn met de nagestreefde wettige doelstellingen. |
Tant l'article 22bis, alinéa 4, de la Constitution que l'article 3, | Zowel artikel 22bis, vierde lid, van de Grondwet als artikel 3, lid 1, |
paragraphe 1, de la Convention relative aux droits de l'enfant | van het Verdrag inzake de rechten van het kind verplichten de |
imposent aux juridictions de prendre en compte, de manière | rechtscolleges om in de eerste plaats het belang van het kind in |
primordiale, l'intérêt de l'enfant dans les procédures le concernant. | aanmerking te nemen in de procedures die op het kind betrekking |
La Cour européenne des droits de l'homme a précisé que, dans la | hebben. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft |
balance des intérêts en jeu, il y a lieu de faire prévaloir les | verduidelijkt dat, bij het afwegen van de in het geding zijnde |
intérêts de l'enfant (CEDH, 5 novembre 2002, Yousef c. Pays-Bas, § 73; | belangen, de belangen van het kind dienen te primeren (EHRM, 5 |
26 juin 2003, Maire c. Portugal, §§ 71 et 77; 8 juillet 2003, | november 2002, Yousef t. Nederland, § 73; 26 juni 2003, Maire t. |
Sommerfeld c. Allemagne, §§ 64 et 66; 28 juin 2007, Wagner et J.M.W.L. | Portugal, §§ 71 en 77; 8 juli 2003, Sommerfeld t. Duitsland, §§ 64 en |
c. Luxembourg, § 119; 6 juillet 2010, Neulinger et Shuruk c. Suisse, § | 66; 28 juni 2007, Wagner en J.M.W.L. t. Luxemburg, § 119; 6 juli 2010, |
135; 22 mars 2012, Ahrens c. Allemagne, § 63). Si l'intérêt de l'enfant doit être une considération primordiale, il n'a pas un caractère absolu. Dans la mise en balance des différents intérêts en jeu, l'intérêt de l'enfant occupe une place particulière du fait qu'il représente la partie faible dans la relation familiale. Cette place particulière ne permet pas pour autant de ne pas prendre également en compte les intérêts des autres parties en présence. B.8.2. En ce qui concerne en particulier les délais dans le droit de la filiation, la Cour européenne des droits de l'homme n'a pas estimé | Neulinger en Shuruk t. Zwitserland, § 135; 22 maart 2012, Ahrens t. Duitsland, § 63). Hoewel het belang van het kind de eerste overweging vormt, heeft het geen absoluut karakter. Bij de afweging van de verschillende op het spel staande belangen, neemt het belang van het kind een bijzondere plaats in door het feit dat het de zwakke partij is in de familiale relatie. Die bijzondere plaats maakt het evenwel niet mogelijk om niet eveneens rekening te houden met de belangen van de andere in het geding zijnde partijen. B.8.2. In het bijzonder voor wat de termijnen in het afstammingsrecht betreft, wordt door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het |
que l'instauration de délais était en soi contraire à l'article 8 de | invoeren van termijnen op zich niet strijdig geacht met artikel 8 van |
la Convention européenne des droits de l'homme; seule la nature d'un | het Europees Verdrag voor de rechten van de mens; enkel de aard van |
tel délai peut être considérée comme contraire à cette disposition | een dergelijke termijn kan als strijdig worden beschouwd (EHRM, 6 juli |
(CEDH, 6 juillet 2010, Backlund c. Finlande, § 45; 15 janvier 2013, | 2010, Backlund t. Finland, § 45; 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § |
Laakso c. Finlande, § 45; 29 janvier 2013, Röman c. Finlande, § 50). | 45; 29 januari 2013, Röman t. Finland, § 50). |
B.8.3. La Cour européenne des droits de l'homme admet en outre que la | B.8.3. Bovendien wordt door het Europees Hof voor de Rechten van de |
marge d'appréciation du législateur national est plus grande lorsqu'il | Mens aanvaard dat de appreciatiemarge van de nationale wetgever groter |
n'existe pas de consensus au sein des Etats membres du Conseil de | is wanneer er bij de lidstaten van de Raad van Europa geen consensus |
l'Europe concernant l'intérêt en cause ou la manière dont cet intérêt | bestaat omtrent het belang dat in het geding is, noch omtrent de |
doit être protégé (CEDH, 22 mars 2012, Ahrens c. Allemagne, § 68). De | manier waarop dat belang dient te worden beschermd (EHRM, 22 maart |
2012, Ahrens t. Duitsland, § 68). Daarnaast benadrukt het Europees Hof | |
plus, la Cour européenne souligne qu'il ne lui incombe pas de prendre | dat het niet zijn taak is om, in de plaats van de nationale overheden, |
des décisions à la place des autorités nationales (CEDH, 15 janvier | beslissingen te nemen (EHRM, 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § |
2013, Laakso c. Finlande, § 41). | 41). |
B.9.1. La paix des familles et la sécurité juridique des liens | B.9.1. De rust der families en de rechtszekerheid van de familiale |
familiaux, d'une part, et l'intérêt de l'enfant, d'autre part, | banden, enerzijds, en het belang van het kind, anderzijds, zijn |
constituent des buts légitimes dont le législateur peut tenir compte | legitieme doelstellingen waarvan de wetgever kan uitgaan om een |
pour empêcher que la contestation de paternité puisse être exercée | onbeperkte mogelijkheid tot betwisting van het vaderschap te |
sans limitation, de sorte que le législateur a pu prévoir des délais | verhinderen, zodat de wetgever vervaltermijnen kon invoeren (zie EHRM, |
de déchéance (voir CEDH, 28 novembre 1984, Rasmussen c. Danemark, § | 28 november 1984, Rasmussen t. Denemarken, § 41; 12 januari 2006, |
41; 12 janvier 2006, Mizzi c. Malte, § 88; 6 juillet 2010, Backlund c. | Mizzi t. Malta, § 88; 6 juli 2010, Backlund t. Finland, § 45; 15 |
Finlande, § 45; 15 janvier 2013, Laakso c. Finlande, § 45; 29 janvier | januari 2013, Laakso t. Finland, § 45; 29 januari 2013, Röman t. |
2013, Röman c. Finlande, § 50). | Finland, § 50). |
B.9.2. Dans cette optique, il est pertinent de ne pas faire primer a | B.9.2. In die optiek is het pertinent om de biologische werkelijkheid |
priori la réalité biologique sur la réalité juridique. | niet a priori te laten prevaleren op de juridische werkelijkheid. |
B.10. Il est dès lors raisonnablement justifié que l'homme qui | B.10. Het is derhalve redelijk verantwoord dat de man die het |
revendique la paternité de l'enfant ne dispose que d'un bref délai | vaderschap van het kind opeist, slechts over een korte termijn |
pour contester la présomption de paternité du mari de la mère. | beschikt om het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot van de |
B.11. L'examen au regard des autres dispositions mentionnées dans la | moeder te betwisten. B.11. De toetsing aan de overige in de prejudiciële vraag vermelde |
question préjudicielle ne conduit pas à une autre réponse. | bepalingen leidt niet tot een ander antwoord. |
B.12. La question préjudicielle appelle une réponse négative. | B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 318, § 2, alinéa 1er, du Code civil ne viole pas les | Artikel 318, § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek schendt niet |
articles 10, 11 et 22 de la Constitution, lus ou non en combinaison | de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang |
avec les articles 8 et 14 de la Convention européenne des droits de | gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de |
l'homme, en ce que l'homme qui revendique la paternité de l'enfant | rechten van de mens, in zoverre de man die het vaderschap van het kind |
doit intenter l'action en contestation de paternité dans l'année de la | opeist de vordering tot betwisting van vaderschap moet instellen |
découverte du fait qu'il est le père de l'enfant. | binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader is van |
Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, | het kind. Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour constitutionnelle, à l'audience publique du 29 janvier 2014. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 29 januari 2014. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
Le président, | De voorzitter, |
M. Bossuyt | M. Bossuyt |