← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 139/2013 du 17 octobre 2013 Numéro du rôle : 5517 En cause :
la question préjudicielle relative à l'article 330, § 1 er , alinéa 4, du Code
civil, posée par la Cour d'appel de Bruxelles. La Cour constitu composée
des présidents J. Spreutels et M. Bossuyt, et des juges E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen,(...)"
Extrait de l'arrêt n° 139/2013 du 17 octobre 2013 Numéro du rôle : 5517 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 330, § 1 er , alinéa 4, du Code civil, posée par la Cour d'appel de Bruxelles. La Cour constitu composée des présidents J. Spreutels et M. Bossuyt, et des juges E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen,(...) | Uittreksel uit arrest nr. 139/2013 van 17 oktober 2013 Rolnummer : 5517 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 330, § 1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Grondwetteli samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 139/2013 du 17 octobre 2013 | Uittreksel uit arrest nr. 139/2013 van 17 oktober 2013 |
Numéro du rôle : 5517 | Rolnummer : 5517 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 330, § 1er, | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 330, § 1, vierde |
alinéa 4, du Code civil, posée par la Cour d'appel de Bruxelles. | lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te |
La Cour constitutionnelle, | Brussel. Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents J. Spreutels et M. Bossuyt, et des juges E. De | samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en M. Bossuyt, en de |
Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, | rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. |
T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût et T. Giet, assistée du | Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. |
greffier F. Meersschaut, présidée par le président J. Spreutels, | Giet, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par arrêt du 5 novembre 2012 en cause de V.L. contre M. B.H. et C.R., | Bij arrest van 5 november 2012 in zake V.L. tegen M. B.H. en C.R., |
dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 15 novembre | waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 |
2012, la Cour d'appel de Bruxelles a posé la question préjudicielle | november 2012, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende |
suivante : | prejudiciële vraag gesteld : |
« En ce qu'il instaure une fin absolue de non-recevoir à l'action en | « Schendt artikel 330, § 1, vierde lid, [van het Burgerlijk Wetboek], |
in zoverre het een absolute grond van niet-ontvankelijkheid instelt | |
contestation d'une reconnaissance de paternité, introduite par le père | voor de vordering tot betwisting van een erkenning van vaderschap die |
biologique plus d'un an après la découverte de sa paternité, l'article | meer dan een jaar na de ontdekking van zijn vaderschap door de |
330, § 1er, alinéa 4, [du Code civil] viole-t-il les articles 22 et | biologische vader is ingesteld, de artikelen 22 en 22bis van de |
22bis de la Constitution, lus en combinaison avec l'article 8 de la CEDH ? ». | Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het EVRM ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. L'article 330 du Code civil dispose : | B.1. Artikel 330 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : |
« § 1er. A moins que l'enfant ait la possession d'état à l'égard de | « § 1. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van degene |
celle qui l'a reconnu, la reconnaissance maternelle peut être contestée par le père, l'enfant, l'auteur de la reconnaissance et la femme qui revendique la maternité. A moins que l'enfant ait la possession d'état à l'égard de celui qui l'a reconnu, la reconnaissance paternelle peut être contestée par la mère, l'enfant, l'auteur de la reconnaissance et l'homme qui revendique la paternité. Toutefois, l'auteur de la reconnaissance et ceux qui ont donné les consentements préalables requis ou visés par l'article 329bis ne sont recevables à contester la reconnaissance que s'ils prouvent que leur consentement a été vicié. La reconnaissance ne peut être contestée par ceux qui ont été parties à la décision qui l'a autorisée conformément à l'article 329bis ou à celle qui a refusé l'annulation demandée en vertu de cet article. L'action du père, de la mère ou de la personne qui a reconnu l'enfant doit être intentée dans l'année de la découverte du fait que la personne qui a reconnu l'enfant n'est pas le père ou la mère; celle de la personne qui revendique la filiation doit être intentée dans | die het heeft erkend, kan de erkenning van het moederschap worden betwist door de vader, het kind, de vrouw die het kind heeft erkend en de vrouw die het moederschap van het kind opeist. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van degene die het heeft erkend, kan de erkenning van het vaderschap worden betwist door de moeder, het kind, de man die het kind heeft erkend en de man die het vaderschap van het kind opeist. De erkenner en zij die de voorafgaande, in artikel 329bis vereiste of bedoelde toestemmingen hebben gegeven, zijn echter alleen gerechtigd de erkenning te betwisten, indien zij bewijzen dat aan hun toestemming een gebrek kleefde. De erkenning kan niet worden betwist door hen die partij zijn geweest bij de beslissing waarbij de erkenning is toegestaan overeenkomstig artikel 329bis, of bij de beslissing waarbij de krachtens dat artikel gevorderde vernietiging is afgewezen. De vordering van de vader, de moeder of de persoon die het kind erkend heeft, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat de persoon die het kind erkend heeft, niet de vader of de moeder is; die van de persoon die de afstamming opeist moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij of zij |
l'année de la découverte qu'elle est le père ou la mère de l'enfant; | de vader of de moeder van het kind is; die van het kind moet op zijn |
celle de l'enfant doit être intentée au plus tôt le jour où il a | vroegst worden ingesteld op de dag waarop het de leeftijd van twaalf |
atteint l'âge de douze ans et au plus tard le jour où il a atteint l'âge de vingt-deux ans ou dans l'année de la découverte du fait que la personne qui l'a reconnu n'est pas son père ou sa mère. § 2. Sans préjudice du § 1er, la reconnaissance est mise à néant s'il est prouvé par toutes voies de droit que l'intéressé n'est pas le père ou la mère. § 3. La demande en contestation introduite par la personne qui se prétend le père ou la mère biologique de l'enfant n'est fondée que si sa paternité ou sa maternité est établie. La décision faisant droit à cette action en contestation entraîne de plein droit l'établissement | jaar heeft bereikt en moet uiterlijk worden ingesteld op de dag waarop het de leeftijd van tweeëntwintig jaar heeft bereikt of binnen een jaar na het ontdekken van het feit dat de persoon die het erkend heeft noch zijn vader, noch zijn moeder is. § 2. Onverminderd het bepaalde in § 1, wordt de erkenning tenietgedaan, indien door alle wettelijke middelen is bewezen dat de betrokkene niet de vader of de moeder is. § 3. De vordering tot betwisting die wordt ingesteld door de persoon die beweert de biologische vader of moeder van het kind te zijn, is maar gegrond als diens vaderschap of moederschap is komen vast te staan. De beslissing welke die vordering tot betwisting inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van de afstammingsband van de |
de la filiation du demandeur. Le tribunal vérifie que les conditions | verzoeker met zich. De rechtbank gaat na of aan de voorwaarden van |
de l'article 332quinquies sont respectées. A défaut, l'action est | artikel 332quinquies is voldaan. In ontkennend geval wordt de |
rejetée ». | vordering afgewezen ». |
B.2.1. La question préjudicielle porte sur le paragraphe 1er, alinéa | B.2.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op paragraaf 1, vierde |
4, de l'article 330 du Code civil. Le juge a quo interroge la Cour sur | lid, van artikel 330 van het Burgerlijk Wetboek. De verwijzende |
rechter stelt aan het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van die | |
la compatibilité de cette disposition avec les articles 22 et 22bis de | bepaling met de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang |
la Constitution, lus en combinaison avec l'article 8 de la Convention | gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
européenne des droits de l'homme, en ce qu'elle instaurerait une fin | mens, in zoverre zij een absolute grond van niet-ontvankelijkheid zou |
absolue de non-recevoir à l'action en contestation d'une | instellen voor de vordering tot betwisting van een erkenning van |
reconnaissance de paternité introduite par le père biologique de | vaderschap die meer dan één jaar na de ontdekking van zijn vaderschap |
l'enfant plus d'un an après la découverte de sa paternité. | is ingesteld door de biologische vader van het kind. |
B.2.2. Il ressort des éléments de la cause et de la motivation de la | B.2.2. Uit de gegevens van de zaak en de motivering van de |
décision de renvoi que le litige soumis au juge a quo porte sur une | verwijzingsbeslissing blijkt dat het geschil dat aan de verwijzende |
rechter is voorgelegd, betrekking heeft op een vordering tot | |
betwisting van vaderlijke erkenning die is ingesteld door een man die | |
action en contestation de reconnaissance paternelle intentée par un | de afstamming opeist, dat het biologische vaderschap van die man is |
homme qui revendique la filiation, que la paternité biologique de cet | vastgesteld, maar dat de verwijzende rechter van oordeel is dat de |
homme a été établie, mais que le juge a quo estime que le délai d'un | termijn van één jaar waarbinnen die man in betwisting diende op te |
an dans lequel cet homme devait agir en contestation est dépassé dès | treden, is verstreken aangezien voldoende is aangetoond dat die man |
lors qu'il est suffisamment établi que cet homme a pris connaissance | meer dan één jaar vóór het instellen van zijn vordering kennis heeft |
des résultats d'un test de paternité plus d'un an avant l'intentement | genomen van de resultaten van een vaderschapstest. De bepaling van het |
de son action. La détermination du moment où une personne découvre | ogenblik waarop een persoon ontdekt dat hij de vader van het kind is, |
qu'elle est le père de l'enfant relève de la compétence du juge du | behoort tot de bevoegdheid van de feitenrechter, die in dat opzicht |
fond, qui a, à cet égard, un pouvoir d'appréciation étendu. | een uitgebreide beoordelingsbevoegdheid heeft. |
B.3.1. L'article 22 de la Constitution dispose : | B.3.1. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : |
« Chacun a droit au respect de sa vie privée et familiale, sauf dans | « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn |
les cas et conditions fixés par la loi. | gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald. |
La loi, le décret ou la règle visée à l'article 134 garantissent la | De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de |
protection de ce droit ». | bescherming van dat recht ». |
L'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme dispose | Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt |
: | : |
« 1. Toute personne a droit au respect de sa vie privée et familiale, | « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn |
de son domicile et de sa correspondance. | gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. |
2. Il ne peut y avoir ingérence d'une autorité publique dans | 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking |
l'exercice de ce droit que pour autant que cette ingérence est prévue | tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien |
par la loi et qu'elle constitue une mesure qui, dans une société | en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's |
démocratique, est nécessaire à la sécurité nationale, à la sûreté | lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn |
publique, au bien-être économique du pays, à la défense de l'ordre et | van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van |
à la prévention des infractions pénales, à la protection de la santé | strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, |
ou de la morale, ou à la protection des droits et libertés d'autrui ». | of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». |
Il ressort des travaux préparatoires de l'article 22 de la | Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 22 van de Grondwet |
Constitution que le Constituant a cherché « à mettre le plus possible | blijkt dat de Grondwetgever « een zo groot mogelijke concordantie |
la proposition en concordance avec l'article 8 de la Convention | [heeft willen nastreven] met artikel 8 van het Europees Verdrag tot |
européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés | Bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden |
fondamentales [...], afin d'éviter toute contestation sur le contenu | (EVRM), teneinde betwistingen over de inhoud van dit Grondwetsartikel |
respectif de l'article de la Constitution et de l'article 8 de la | respectievelijk art. 8 van het EVRM te vermijden » (Parl. St., Kamer, |
[Convention] » (Doc. parl., Chambre, 1993-1994, n° 997/5, p. 2). | 1992-1993, nr. 997/5, p. 2). |
B.3.2. L'article 22bis de la Constitution dispose : « Chaque enfant a droit au respect de son intégrité morale, physique, psychique et sexuelle. Chaque enfant a le droit de s'exprimer sur toute question qui le concerne; son opinion est prise en considération, eu égard à son âge et à son discernement. Chaque enfant a le droit de bénéficier des mesures et services qui concourent à son développement. Dans toute décision qui le concerne, l'intérêt de l'enfant est pris en considération de manière primordiale. | B.3.2. Artikel 22bis van de Grondwet bepaalt : « Elk kind heeft recht op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit. Elk kind heeft het recht zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het aangaan; met die mening wordt rekening gehouden in overeenstemming met zijn leeftijd en zijn onderscheidingsvermogen. Elk kind heeft recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen. Het belang van het kind is de eerste overweging bij elke beslissing die het kind aangaat. |
La loi, le décret ou la règle visée à l'article 134 garantissent ces | De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen |
droits de l'enfant ». | deze rechten van het kind ». |
L'alinéa 4 de cette disposition, qui se réfère à l'intérêt de | Het vierde lid van die bepaling, dat verwijst naar het belang van het |
l'enfant, est issu, comme les alinéas 2, 3 et 5, de la révision | kind, is, zoals het tweede, derde en vijfde lid, het resultaat van de |
constitutionnelle du 22 décembre 2008 qui visait à étendre la | grondwetsherziening van 22 december 2008, die ertoe strekte de |
reconnaissance constitutionnelle des droits de l'enfant à ce qui | grondwettelijke erkenning van de kinderrechten te verruimen tot wat de |
constitue l'essence de la Convention relative aux droits de l'enfant | essentie uitmaakt van het Verdrag inzake de rechten van het kind |
(Doc. parl., Sénat, 2004-2005, n° 3-265/3, p. 41). | (Parl. St., Senaat, 2004-2005, nr. 3-265/3, p. 41). |
L'article 3, paragraphe 1, de cette Convention dispose : | Artikel 3, lid 1, van dat Verdrag bepaalt : |
« Dans toutes les décisions qui concernent les enfants, qu'elles | « Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden |
soient le fait des institutions publiques ou privées de protection | genomen door openbare of particuliere instellingen voor |
sociale, des tribunaux, des autorités administratives ou des organes | maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke |
législatifs, l'intérêt supérieur de l'enfant doit être une | autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind |
considération primordiale ». | de eerste overweging ». |
Tant l'article 22bis, alinéa 4, de la Constitution que l'article 3, | Zowel artikel 22bis, vierde lid, van de Grondwet als artikel 3, lid 1, |
paragraphe 1, de la Convention relative aux droits de l'enfant | van het Verdrag inzake de rechten van het kind verplichten de |
imposent aux juridictions de prendre en compte, de manière | rechtscolleges om in de eerste plaats het belang van het kind in |
primordiale, l'intérêt de l'enfant dans les procédures le concernant. | aanmerking te nemen in de procedures die op het kind betrekking |
L'article 22bis, alinéa 5, de la Constitution donne par ailleurs au | hebben. Artikel 22bis, vijfde lid, van de Grondwet geeft de bevoegde |
législateur compétent la mission de garantir que l'intérêt de l'enfant | wetgever overigens de opdracht te waarborgen dat het belang van het |
soit pris en considération de manière primordiale. | kind de eerste overweging is. |
B.4. Le droit au respect de la vie privée et familiale, tel qu'il est | B.4. Het recht op de eerbiediging van het privéleven en het |
garanti par les dispositions précitées, a pour but essentiel de | gezinsleven, zoals het door de voormelde bepalingen wordt gewaarborgd, |
protéger les personnes contre les ingérences dans leur vie privée et | beoogt in wezen de personen te beschermen tegen inmengingen in hun |
leur vie familiale. | privéleven en hun gezinsleven. |
Ni l'article 22, alinéa 1er, de la Constitution ni l'article 8 de la | Artikel 22, eerste lid, van de Grondwet sluit, evenmin als artikel 8 |
Convention européenne des droits de l'homme n'excluent une ingérence | van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, een |
d'une autorité publique dans l'exercice de ce droit mais ils exigent | overheidsinmenging in de uitoefening van dat recht niet uit, maar |
que cette ingérence soit prévue par une disposition législative | beide artikelen vereisen dat in die inmenging wordt voorzien door een |
suffisamment précise, qu'elle corresponde à un besoin social impérieux | voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan een |
dwingende maatschappelijke behoefte en dat zij evenredig is met de | |
et qu'elle soit proportionnée à l'objectif légitime qu'elle poursuit. | daarmee nagestreefde wettige doelstelling. Die bepalingen houden voor |
Ces dispositions engendrent de surcroît l'obligation positive pour | de overheid bovendien de positieve verplichting in om maatregelen te |
l'autorité publique de prendre des mesures qui assurent le respect | nemen die een daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven en het |
effectif de la vie privée et familiale, même dans la sphère des | gezinsleven verzekeren, zelfs in de sfeer van de onderlinge |
relations entre les individus (CEDH, 27 octobre 1994, Kroon et autres | verhoudingen tussen individuen (EHRM, 27 oktober 1994, Kroon e.a. t. |
c. Pays-Bas, § 31). | Nederland, § 31). |
B.5. Les procédures relatives à l'établissement ou à la contestation | B.5. De procedures met betrekking tot het vaststellen of betwisten van |
de la paternité concernent la vie privée du requérant, parce que la | de vaderlijke afstamming, raken het privéleven van de verzoeker, omdat |
matière de la filiation englobe d'importants aspects de l'identité | de materie van de afstamming belangrijke aspecten van iemands |
personnelle d'un individu (CEDH, 28 novembre 1984, Rasmussen c. | persoonlijke identiteit omvat (EHRM, 28 november 1984, Rasmussen t. |
Danemark, § 33; 24 novembre 2005, Shofman c. Russie, § 30; 12 janvier | Denemarken, § 33; 24 november 2005, Shofman t. Rusland, § 30; 12 |
2006, Mizzi c. Malte, § 102; 16 juin 2011, Pascaud c. France, §§ | januari 2006, Mizzi t. Malta, § 102; 16 juni 2011, Pascaud t. |
48-49; 21 juin 2011, Kruskovic c. Croatie, § 20; 22 mars 2012, Ahrens | Frankrijk, §§ 48-49; 21 juni 2011, Kruskovic t. Kroatië, § 20; 22 |
c. Allemagne, § 60; 12 février 2013, Krisztissn Barnabsss Tóth c. | maart 2012, Ahrens t. Duitsland, § 60; 12 februari 2013, Krisztiàn |
Hongrie, § 28). | Barnabàs Tóth t. Hongarije, § 28). |
Le régime en cause de contestation d'une reconnaissance paternelle | De in het geding zijnde regeling voor de betwisting van een vaderlijke |
relève donc de l'application de l'article 22 de la Constitution et de | erkenning valt derhalve onder de toepassing van artikel 22 van de |
l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme. | Grondwet en van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van |
B.6.1. Le législateur, lorsqu'il élabore un régime qui entraîne une | de mens. B.6.1. De wetgever beschikt bij de uitwerking van een regeling die een |
ingérence de l'autorité publique dans la vie privée, jouit d'une marge | overheidsinmenging in het privéleven inhoudt, over een |
d'appréciation pour tenir compte du juste équilibre à ménager entre | appreciatiemarge om rekening te houden met een billijk evenwicht |
les intérêts concurrents de l'individu et de la société dans son | tussen de tegenstrijdige belangen van het individu en de samenleving |
ensemble (CEDH, 26 mai 1994, Keegan c. Irlande, § 49; 27 octobre 1994, | in haar geheel (EHRM, 26 mei 1994, Keegan t. Ierland, § 49; 27 oktober |
Kroon et autres c. Pays-Bas, § 31; 2 juin 2005, Znamenskaya c. Russie, | 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; 2 juni 2005, Znamenskaya t. |
§ 28; 24 novembre 2005, Shofman c. Russie, § 34; 20 décembre 2007, | Rusland, § 28; 24 november 2005, Shofman t. Rusland, § 34; 20 december |
Phinikaridou c. Chypre, §§ 51 à 53). | 2007, Phinikaridou t. Cyprus, §§ 51 tot 53). |
Cette marge d'appréciation du législateur n'est toutefois pas | Die appreciatiemarge van de wetgever is evenwel niet onbegrensd : om |
illimitée : pour apprécier si une règle législative est compatible | te oordelen of een wettelijke regeling verenigbaar is met het recht op |
avec le droit au respect de la vie privée, il convient de vérifier si | de eerbiediging van het privéleven, moet worden nagegaan of de |
le législateur a trouvé un juste équilibre entre tous les droits et | wetgever een billijk evenwicht heeft gevonden tussen alle rechten en |
intérêts en cause. Pour cela, il ne suffit pas que le législateur | belangen die in het geding zijn. Zulks vereist dat de wetgever niet |
ménage un équilibre entre les intérêts concurrents de l'individu et de | alleen een afweging maakt tussen de belangen van het individu |
la société dans son ensemble mais il doit également ménager un | tegenover die van de samenleving in haar geheel, maar tevens tussen de |
équilibre entre les intérêts contradictoires des personnes concernées | tegenstrijdige belangen van de betrokken personen (EHRM, 6 juli 2010, |
(CEDH, 6 juillet 2010, Backlund c. Finlande, § 46; 15 janvier 2013, | Backlund t. Finland, § 46; 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § 46; |
Laakso c. Finlande, § 46; 29 janvier 2013, Röman c. Finlande, § 51), | 29 januari 2013, Röman t. Finland, § 51), op gevaar af anders een |
sous peine de prendre une mesure qui ne serait pas proportionnée aux | maatregel te nemen die niet evenredig is met de nagestreefde wettige |
objectifs légitimes poursuivis. Cette balance des intérêts doit en | doelstellingen. Die belangenafweging zou in principe ertoe moeten |
principe conduire à ce que la réalité biologique et sociale prévale | leiden dat de biologische en sociale werkelijkheid primeert op een |
sur une présomption légale si celle-ci heurte de front les faits | wettelijk vermoeden indien dat laatste frontaal zou ingaan tegen de |
établis et les voeux des personnes concernées (CEDH, 27 octobre 1994, | vastgestelde feiten en de wensen van de betrokkenen (EHRM, 27 oktober |
Kroon et autres c. Pays-Bas, § 40; 24 novembre 2005, Shofman c. | 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 40; 24 november 2005, Shofman t. |
Russie, § 44; 10 octobre 2006, Paulik c. Slovaquie, § 46). | Rusland, § 44; 10 oktober 2006, Paulik t. Slowakije, § 46). |
B.6.2. Lorsqu'il élabore un régime légal en matière de filiation, le | B.6.2. Bij het uitwerken van een wettelijke regeling inzake afstamming |
législateur doit permettre aux autorités compétentes de procéder in | dient de wetgever de bevoegde overheden de mogelijkheid te bieden om |
concreto à la mise en balance des intérêts des différentes personnes concernées, sous peine de prendre une mesure qui ne serait pas proportionnée aux objectifs légitimes poursuivis. Tant l'article 22bis, alinéa 4, de la Constitution que l'article 3, paragraphe 1, de la Convention relative aux droits de l'enfant imposent aux juridictions de prendre en compte de manière primordiale l'intérêt de l'enfant dans les procédures le concernant, ce qui englobe les procédures relatives à l'établissement de la filiation. Si l'intérêt de l'enfant revêt un caractère primordial, il n'a pas pour autant un caractère absolu. Dans la mise en balance des différents intérêts en jeu, l'intérêt de l'enfant occupe une place particulière du fait qu'il représente la partie faible dans la relation familiale. Cette place particulière ne permet pas pour autant de ne pas prendre également en compte les intérêts des autres parties en présence. B.6.3. En ce qui concerne les délais dans le droit de la filiation, la | in concreto een afweging te maken tussen de belangen van de verschillende betrokken personen, op gevaar af anders een maatregel te nemen die niet evenredig zou zijn met de nagestreefde wettige doelstellingen. Zowel artikel 22bis, vierde lid, van de Grondwet als artikel 3, lid 1, van het Verdrag inzake de rechten van het kind verplichten de rechtscolleges om het belang van het kind als eerste overweging in aanmerking te nemen in de procedures die op het kind betrekking hebben, hetgeen de procedures in verband met het vaststellen van de afstamming omvat. Hoewel het belang van het kind een primordiaal karakter heeft, heeft het daarom nog geen absoluut karakter. Bij de afweging van de verschillende op het spel staande belangen, neemt het belang van het kind een bijzondere plaats in door het feit dat het de zwakke partij is in de familiale relatie. Die bijzondere plaats maakt het evenwel niet mogelijk om niet eveneens rekening te houden met de belangen van de andere in het geding zijnde partijen. B.6.3. Voor wat de termijnen in het afstammingsrecht betreft, wordt |
Cour européenne des droits de l'homme n'a pas estimé que | door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het invoeren van |
l'instauration de délais était en soi contraire à l'article 8 de la | termijnen op zich niet strijdig geacht met artikel 8 van het Europees |
Convention européenne des droits de l'homme; seule la nature d'un tel | Verdrag voor de rechten van de mens; enkel de aard van een dergelijke |
délai peut être considérée comme contraire à cette disposition (CEDH, | termijn kan als strijdig worden beschouwd (EHRM, 6 juli 2010, Backlund |
6 juillet 2010, Backlund c. Finlande, § 45; 15 janvier 2013, Laakso c. | t. Finland, § 45; 15 januari 2013, Laakso t. Finland, § 45; 29 januari |
Finlande, § 45; 29 janvier 2013, Röman c. Finlande, § 50). | 2013, Röman t. Finland, § 50). |
B.7. La paix des familles et la sécurité juridique des liens | |
familiaux, d'une part, et l'intérêt de l'enfant, d'autre part, | B.7. De rust der families en de rechtszekerheid van de familiale |
constituent des buts légitimes dont le législateur peut tenir compte | banden, enerzijds, en het belang van het kind, anderzijds, zijn |
pour empêcher que la contestation de paternité soit exercée sans | legitieme doelstellingen waarvan de wetgever kan uitgaan om een |
limitation, de sorte que le législateur a pu prévoir certaines | onbeperkte mogelijkheid tot betwisting van het vaderschap te |
conditions de recevabilité, comme la « possession d'état » et des | verhinderen, zodat de wetgever ontvankelijkheidsvoorwaarden zoals « |
délais de déchéance. A cet égard, il est pertinent de ne pas faire | bezit van staat » en vervaltermijnen kon invoeren. In dat opzicht is |
primer a priori la réalité biologique sur la réalité socio-affective | het pertinent om de biologische werkelijkheid niet a priori te laten |
de la paternité. | prevaleren op de socio-affectieve werkelijkheid van het vaderschap. |
B.8.1. De in het geding zijnde bepaling heeft haar huidige formulering | |
B.8.1. C'est l'article 16 de la loi du 1er juillet 2006 modifiant des | gekregen door artikel 16 van de wet van 1 juli 2006 tot wijziging van |
dispositions du Code civil relatives à l'établissement de la filiation | de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het |
et aux effets de celle-ci qui a donné à la disposition en cause sa | vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan. Onder de vroegere |
formulation actuelle. Sous l'empire de l'ancienne règle, tous les | regeling beschikten alle belanghebbenden over een termijn van dertig |
intéressés disposaient d'un délai de trente ans, qui courait à compter | jaar die liep vanaf het opmaken van de erkenningsakte. |
de l'établissement de l'acte de reconnaissance. | B.8.2. Met de wijziging van die regeling streefde de wetgever twee |
B.8.2. En modifiant cette réglementation, le législateur poursuivait | doelstellingen na : enerzijds, was het de bedoeling om « de gezinscel |
deux objectifs : d'une part, « protéger autant que possible la cellule | van het kind zoveel mogelijk te beschermen [...] door termijnen te |
familiale de l'enfant [...] en fixant des délais d'action » (Doc. | bepalen voor het instellen van de vordering » (Parl. St., Kamer, |
parl., Chambre, 2004-2005, DOC 51-0597/026, p. 6) et, d'autre part, | 2004-2005, DOC 51-0597/026, p. 6) en anderzijds, om een zo groot |
réaliser un parallélisme maximal entre la procédure de contestation de | mogelijk parallellisme te verwezenlijken tussen de procedure van |
la présomption de paternité et la procédure de contestation de la | betwisting van het vaderschapsvermoeden en de procedure van betwisting |
reconnaissance de paternité (Doc. parl., Sénat, 2004-2005, n° | van de vaderlijke erkenning (Parl. St., Senaat, 2004-2005, nr. |
3-1402/7, pp. 51-52). | 3-1402/7, pp. 51-52). |
La procédure en contestation de la présomption de paternité est, en | De procedure van betwisting van het vaderschapsvermoeden wordt immers |
effet, régie par l'article 318 du Code civil. En ce qui concerne le | geregeld door artikel 318 van het Burgerlijk Wetboek. Betreffende de |
délai de forclusion pour intenter cette action, l'article 318, § 2, | vervaltermijn voor het instellen van die vordering bepaalt artikel |
alinéa 1er, du Code civil dispose : | 318, § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek : |
« L'action de la mère doit être intentée dans l'année de la naissance. | « De vordering van de moeder moet worden ingesteld binnen een jaar na |
L'action du mari doit être intentée dans l'année de la découverte du | de geboorte. De vordering van de echtgenoot moet worden ingesteld |
fait qu'il n'est pas le père de l'enfant, celle de celui qui | binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet de vader |
van het kind is, die van de man die het vaderschap van het kind opeist | |
revendique la paternité de l'enfant doit être intentée dans l'année de | moet worden ingesteld binnen het jaar na de ontdekking van het feit |
dat hij de vader van het kind is en die van het kind moet worden | |
la découverte qu'il est le père de l'enfant et celle de l'enfant doit | ingesteld op zijn vroegst op de dag waarop het de leeftijd van twaalf |
être intentée au plus tôt le jour où il a atteint l'âge de douze ans | jaar heeft bereikt en uiterlijk op de dag waarop het de leeftijd van |
et au plus tard le jour où il atteint l'âge de vingt-deux ans ou dans | tweeëntwintig jaar heeft bereikt of binnen een jaar na de ontdekking |
l'année de la découverte du fait que le mari n'est pas son père ». | van het feit dat de echtgenoot zijn vader niet is ». |
L'action en contestation de la présomption de paternité doit donc être | De vordering tot betwisting van het vaderschapsvermoeden moet dus |
intentée par celui qui revendique la paternité de l'enfant dans | worden ingesteld door de man die het vaderschap van het kind opeist, |
l'année de la découverte qu'il est le père. | binnen het jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader is. |
B.9. La disposition en cause n'instaure pas une fin absolue de non-recevoir à l'action en contestation d'une reconnaissance de paternité, mais fixe un délai pour l'introduction d'une action en contestation de paternité, ce qui se justifie par la volonté de garantir la sécurité juridique et un caractère définitif des relations familiales. L'article 330, § 1er, du Code civil prévoit aussi la possibilité pour l'enfant d'introduire une telle action entre l'âge de douze ans et de vingt-deux ans ou dans l'année de la découverte du fait que la personne qui l'a reconnu n'est pas son père ou sa mère. B.10. En disposant que l'action en contestation d'une reconnaissance paternelle introduite par la personne qui revendique la filiation doit être intentée dans l'année de la découverte qu'elle est le père de | B.9. De in het geding zijnde bepaling stelt niet een absolute grond van niet-ontvankelijkheid in voor de vordering tot betwisting van een erkenning van vaderschap, maar stelt een termijn vast voor het instellen van een vordering tot betwisting van het vaderschap, wat wordt verantwoord door de zorg om de rechtszekerheid en een definitief karakter van de familiale relaties te waarborgen. Artikel 330, § 1, van het Burgerlijk Wetboek voorziet ook in de mogelijkheid voor het kind om tussen de leeftijd van twaalf jaar en tweeëntwintig jaar of binnen een jaar na het ontdekken van het feit dat de persoon die het erkend heeft noch zijn vader, noch zijn moeder is, een dergelijke vordering in te stellen. B.10. Door te bepalen dat de vordering tot betwisting van een vaderlijke erkenning die is ingesteld door de persoon die de afstamming opeist, moet worden ingesteld binnen één jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader van het kind is, is artikel |
l'enfant, l'article 330, § 1er, alinéa 4, du Code civil n'est pas | 330, § 1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek niet onbestaanbaar |
incompatible avec les articles 22 et 22bis de la Constitution, lus en | met de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met |
combinaison avec l'article 8 de la Convention européenne des droits de | artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. |
l'homme. B.11. La question préjudicielle appelle une réponse négative. | B.11. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 330, § 1er, alinéa 4, du Code civil ne viole pas les | Artikel 330, § 1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek schendt niet |
articles 22 et 22bis de la Constitution, lus en combinaison avec | de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met |
l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce | artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in |
qu'il prescrit que l'action en contestation d'une reconnaissance | zoverre het bepaalt dat de vordering tot betwisting van een vaderlijke |
paternelle introduite par la personne qui revendique la filiation doit | erkenning ingesteld door de persoon die de afstamming opeist, moet |
être intentée dans l'année de la découverte qu'elle est le père de | worden ingesteld binnen één jaar na de ontdekking van het feit dat hij |
l'enfant. | de vader van het kind is. |
Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour constitutionnelle, à l'audience publique du 17 octobre 2013. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2013. |
Le greffier, | De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
Le président, | De voorzitter, |
J. Spreutels | J. Spreutels |