← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 87/2011 du 18 mai 2011 Numéro du rôle : 4996 En cause : la
question préjudicielle relative à l'article 82, alinéa 2, de la loi du 8 août 1997 sur les faillites,
posée par le Tribunal de première instance de Charleroi."
Extrait de l'arrêt n° 87/2011 du 18 mai 2011 Numéro du rôle : 4996 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 82, alinéa 2, de la loi du 8 août 1997 sur les faillites, posée par le Tribunal de première instance de Charleroi. | Uittreksel uit arrest nr. 87/2011 van 18 mei 2011 Rolnummer 4996 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 82, tweede lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Charleroi. H samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen,(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 87/2011 du 18 mai 2011 | Uittreksel uit arrest nr. 87/2011 van 18 mei 2011 |
Numéro du rôle : 4996 | Rolnummer 4996 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 82, alinéa | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 82, tweede lid, |
2, de la loi du 8 août 1997 sur les faillites, posée par le Tribunal | van de faillissementswet van 8 augustus 1997, gesteld door de |
de première instance de Charleroi. | Rechtbank van eerste aanleg te Charleroi. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents R. Henneuse et M. Bossuyt, et des juges E. De | samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de |
Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J. Spreutels et F. Daoût, assistée | rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J. Spreutels en F. |
du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président R. Henneuse, | Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par jugement du 17 juin 2010 en cause de la SA « Fortis Banque » | Bij vonnis van 17 juni 2010 in zake de nv « Fortis Bank » tegen V.B., |
contre V.B., dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 8 | waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 juli |
juillet 2010, le Tribunal de première instance de Charleroi a posé la | 2010, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Charleroi de volgende |
question préjudicielle suivante : | prejudiciële vraag gesteld : |
« Les dispositions de l'article 82, alinéa 2, de la loi du 8 août 1997 | « Schenden de bepalingen van artikel 82, tweede lid, van de |
faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals zij van kracht zijn sinds | |
sur les faillites, telles qu'en vigueur depuis le 28 août 2008, | 28 augustus 2008, geïnterpreteerd in die zin dat de verschoonbaarheid |
interprétées en ce sens que l'excusabilité du failli libère | van de gefailleerde de echtgenoot van de gefailleerde automatisch |
automatiquement le conjoint du failli des engagements solidaires que | bevrijdt van de hoofdelijke verbintenissen die deze echtgenoot met de |
ce conjoint a contractés avec le failli sans distinguer entre le | gefailleerde heeft aangegaan, zonder een onderscheid te maken tussen |
patrimoine du conjoint existant avant le jugement d'excusabilité et | het vermogen van de echtgenoot zoals het vóór het vonnis van |
celui constitué après le jugement d'excusabilité, violent-elles les | verschoonbaarheid bestond en het vermogen dat werd gevormd na het |
articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'elles créent une | vonnis van verschoonbaarheid, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet |
discrimination entre : | doordat zij een discriminatie creëren tussen : |
a) d'une part le failli, qui a été dessaisi de ses biens par le | a) enerzijds, de gefailleerde, die door het vonnis van |
jugement déclaratif de faillite et dont les biens ont été réalisés par | faillietverklaring buiten het bezit is gesteld van zijn goederen en |
le curateur et d'autre part son conjoint dont le patrimoine propre est | wiens goederen door de curator te gelde zijn gemaakt en, anderzijds, |
exclu de la masse faillie et qui échappe aux poursuites des créanciers | diens echtgenoot wiens eigen vermogen uit de failliete boedel wordt |
alors qu'il en constitue le gage général en application des articles 7 | gehouden en die niet door de schuldeisers kan worden vervolgd terwijl |
dat eigen vermogen tot algemene waarborg strekt met toepassing van de | |
et 8 de la loi hypothécaire; | artikelen 7 en 8 van de hypotheekwet; |
b) d'une part le conjoint du failli et d'autre part les autres | b) enerzijds, de echtgenoot van de gefailleerde en, anderzijds, de |
personnes physiques qui se sont engagées à payer la dette du failli en | andere natuurlijke personen die zich ertoe hebben verbonden de schuld |
fournissant une sûreté réelle ou en se constituant sûreté personnelle, | van de gefailleerde af te lossen door een zakelijke zekerheid te |
la décharge n'étant pas prévue dans le premier cas et la décharge ne | verlenen of door zich persoonlijk zeker te stellen, doordat in het |
pouvant, dans le second cas, être octroyée qu'aux conditions et | eerste geval niet in een bevrijding is voorzien en doordat in het |
tweede geval een bevrijding slechts kan worden toegekend onder de | |
suivant les formes prévues par les articles 72bis et 72ter de la loi | voorwaarden en volgens de vormvoorschriften van de artikelen 72bis en |
sur les faillites et dans le respect de la procédure prescrite par | 72ter van de faillissementswet en met inachtneming van de procedure |
l'article 80 de la loi sur les faillites, le créancier étant dûment | die is voorgeschreven bij artikel 80 van de faillissementswet, waarbij |
appelé et entendu ? ». | de schuldeiser behoorlijk wordt opgeroepen en gehoord ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. L'article 82, alinéa 2, de la loi du 8 août 1997 sur les | B.1.1. Artikel 82, tweede lid, van de faillissementswet van 8 augustus |
faillites dispose : | 1997 bepaalt : |
« Le conjoint du failli qui est personnellement obligé à la dette de | « De echtgenoot van de gefailleerde die persoonlijk aansprakelijk is |
son époux ou l'ex-conjoint qui est personnellement obligé à la dette | voor de schuld van zijn echtgenoot, of de voormalige echtgenoot die |
de son époux contractée du temps du mariage est libéré de cette | persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld die zijn voormalige |
echtenoot tijdens de duur van het huwelijk was aangegaan, wordt | |
obligation par l'effet de l'excusabilité ». | ingevolge de verschoonbaarheid van die verplichting bevrijd ». |
B.1.2. La question préjudicielle porte sur la compatibilité avec les | B.1.2. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid |
articles 10 et 11 de la Constitution de l'article 82, alinéa 2, | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van het voormelde artikel |
précité, interprété comme libérant automatiquement le conjoint du | 82, tweede lid, geïnterpreteerd in die zin dat het de echtgenoot van |
failli excusé des engagements solidaires contractés par l'un et l'autre et sauvegardant ainsi le patrimoine du premier, que ce patrimoine soit constitué avant ou après le jugement d'excusabilité : le conjoint serait ainsi traité différemment, d'une part, du failli dont les biens ont été réalisés après qu'il en a été dessaisi par le jugement déclaratif de faillite et, d'autre part, des autres personnes physiques qui, s'étant engagées à payer les dettes du failli, ont fourni une sûreté réelle et ne peuvent obtenir de décharge ou une sûreté personnelle et ne peuvent obtenir de décharge que conformément | een verschoonbaar verklaarde gefailleerde automatisch bevrijdt van de hoofdelijke verbintenissen die beiden hebben aangegaan en in die zin dat het op die manier het vermogen van de eerstgenoemde veiligstelt, ongeacht of dat vermogen vóór of na het vonnis van verschoonbaarheid is gevormd : de echtgenoot zou aldus anders worden behandeld dan, enerzijds, de gefailleerde wiens goederen te gelde zijn gemaakt nadat hij door het vonnis van faillietverklaring buiten het bezit ervan is gesteld en, anderzijds, de andere natuurlijke personen die, doordat zij zich ertoe hebben verbonden de schulden van de gefailleerde af te lossen, een zakelijke zekerheid hebben verleend en geen bevrijding kunnen verkrijgen, of een persoonlijke zekerheid en dan enkel |
aux articles 72bis, 72ter et 80 de la loi du 8 août 1997. B.2. Il apparaît du dossier de la procédure antérieure que le failli excusé et son conjoint sont mariés sous le régime de la communauté réduite aux acquêts et que l'engagement pris par le conjoint garantissait un crédit octroyé aux époux pour les besoins de l'exploitation commerciale du failli excusé. La Cour limite son examen à cette hypothèse. B.3.1. Le Conseil des ministres soutient que la question préjudicielle n'appelle pas de réponse en ce qu'elle porte sur la différence de traitement entre le failli et son conjoint; il fait valoir que la question serait dépourvue de pertinence dès lors que c'est en vertu de | overeenkomstig de artikelen 72bis, 72ter en 80 van de wet van 8 augustus 1997 een bevrijding kunnen verkrijgen. B.2. Uit het dossier van de rechtspleging in het bodemgeschil blijkt dat de verschoonbaar verklaarde gefailleerde en zijn echtgenoot gehuwd zijn onder het stelsel van tot de aanwinsten beperkte gemeenschap en dat de verbintenis die de echtgenoot heeft aangegaan, een lening waarborgde die aan de echtgenoten werd toegekend ten behoeve van het handelsbedrijf van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese. B.3.1. De Ministerraad voert aan dat de prejudiciële vraag geen antwoord behoeft in zoverre zij betrekking heeft op het verschil in behandeling tussen de gefailleerde en zijn echtgenoot; hij doet gelden dat de vraag niet pertinent zou zijn, daar het krachtens artikel 98 van de wet van 8 augustus 1997 is - dat niet door de prejudiciële |
l'article 98 de la loi du 8 août 1997, qui n'est pas visé par la | vraag wordt beoogd en dat voorafgaat aan de in het geding zijnde |
question préjudicielle et qui est antérieur à la disposition en cause, | bepaling - dat het eigen vermogen van de echtgenoot van de |
que le patrimoine propre du conjoint du failli, solidairement tenu | gefailleerde, die samen met die laatste hoofdelijk aansprakelijk is, |
avec celui-ci, est à l'abri des créanciers. | afgeschermd is tegen de schuldeisers. |
Quant à la partie demanderesse devant le juge a quo, elle soutient que | De eisende partij voor de verwijzende rechter voert aan dat artikel |
l'article 82, alinéa 2, n'est pas applicable au conjoint du failli | 82, tweede lid, niet van toepassing is op de echtgenoot van de |
déclaré excusable lorsque le conjoint a été, comme le failli, crédité | verschoonbaar verklaarde gefailleerde wanneer de echtgenoot, net zoals |
à titre principal et est, de ce fait, titulaire d'un engagement qui | de gefailleerde, in hoofdzaak is gecrediteerd en daardoor houder is |
lui est propre. | van een eigen verbintenis. |
B.3.2. Il appartient au juge a quo de déterminer les dispositions qui sont applicables au litige dont il est saisi; les parties ne sont pas habilitées à mettre ce choix en cause devant la Cour. La Cour ne pourrait par ailleurs s'abstenir de répondre à la question qui lui est posée que si la réponse à cette question n'était manifestement pas utile pour la solution de ce litige. B.3.3. Dès lors que la question préjudicielle se réfère à l'effet automatique de l'excusabilité du failli sur la situation du conjoint du failli qui est personnellement obligé à la dette de celui-ci et que cette question est réglée par la disposition que le juge a quo soumet au contrôle de la Cour, l'objection du Conseil des ministres ne peut être accueillie. Dès lors que la disposition en cause ne crée pas de distinction fondée sur la nature de l'engagement contracté par le conjoint et que le juge a quo ne se réfère pas à une situation dans laquelle ce conjoint se serait personnellement obligé à une dette autre que celle de son époux, visée par la disposition en cause, l'objection de la partie | B.3.2. Het staat aan de verwijzende rechter de bepalingen vast te stellen die op het aan hem voorgelegde geschil van toepassing zijn; de partijen zijn niet gemachtigd om die keuze ter discussie te stellen voor het Hof. Het Hof zou zich overigens enkel van een antwoord op de gestelde vraag kunnen onthouden indien het antwoord op die vraag klaarblijkelijk niet nuttig zou zijn voor de oplossing van dat geschil. B.3.3. Aangezien de prejudiciële vraag verwijst naar het automatisch gevolg van de verschoonbaarheid van de gefailleerde voor de situatie van de echtgenoot van de gefailleerde, die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van die laatste, en aangezien die kwestie wordt geregeld door de bepaling die de verwijzende rechter ter toetsing aan het hof voorlegt, kan het bezwaar van de Ministerraad niet worden aangenomen. Aangezien de in het geding zijnde bepaling geen onderscheid creëert naar gelang van de aard van de door de echtgenoot aangegane verbintenis en de verwijzende rechter niet verwijst naar een situatie waarin die echtgenoot persoonlijk aansprakelijk zou zijn voor een andere schuld dan die van zijn echtgenoot, die door de in het geding zijnde bepaling wordt beoogd, kan het bezwaar van de eisende partij |
demanderesse devant le juge a quo ne peut davantage être accueillie. | voor de verwijzende rechter evenmin worden aangenomen. |
B.4. La disposition en cause fait partie de la législation sur les faillites, qui vise essentiellement à réaliser un juste équilibre entre les intérêts du débiteur et ceux des créanciers. La déclaration d'excusabilité constitue pour le failli une mesure de faveur qui lui permet de reprendre ses activités sur une base assainie et ceci, non seulement dans son intérêt, mais aussi dans celui de ses créanciers ou de certains d'entre eux qui peuvent avoir intérêt à ce que leur débiteur reprenne ses activités sur une telle base, le maintien d'une activité commerciale ou industrielle pouvant en outre servir l'intérêt général (Doc. parl., Chambre, 1991-1992, n° 631/1, | B.4. De in het geding zijnde bepaling maakt deel uit van de faillissementswetgeving die in essentie ertoe strekt een billijk evenwicht tot stand te brengen tussen de belangen van de schuldenaar en de belangen van de schuldeisers. De verklaring van verschoonbaarheid vormt voor de gefailleerde een gunstmaatregel die hem in staat stelt zijn activiteiten op een aangezuiverde basis te hervatten, en zulks niet alleen in zijn belang maar ook in het belang van zijn schuldeisers of sommigen onder hen die belang erbij kunnen hebben dat hun schuldenaar zijn activiteiten op een dergelijke basis hervat, waarbij het voortzetten van een handels- of industriële activiteit bovendien het algemeen belang kan dienen |
pp. 35 et 36). | (Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 631/1, pp. 35 en 36). |
De wetgever, die van oordeel is dat « de mogelijkheid tot herstel | |
Jugeant que « la faculté de se redresser est [...] utopique si [le | [...] utopisch [blijft] indien [de gefailleerde] de last van het |
failli] doit conserver la charge du passif », le législateur a estimé | passief moet blijven dragen », heeft gemeend dat « het [...] immers |
que « rien ne justifie que la défaillance du débiteur, conséquence de | niet te verantwoorden [is] dat het in gebreke blijven van de |
schuldenaar als gevolg van omstandigheden waarvan hij het slachtoffer | |
circonstances dont il est victime, l'empêche de reprendre d'autres | is, hem verhindert andere activiteiten te verrichten » (Parl. St., |
activités » (Doc. parl., Chambre, 1991-1992, n° 631/13, p. 50). | Kamer, 1991-1992, nr. 631/13, p. 50). |
Il ressort des travaux préparatoires que le législateur s'est soucié | Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever « op een |
de tenir « compte, de manière équilibrée, des intérêts combinés de la | evenwichtige wijze rekening [heeft willen] houden met de gecombineerde |
personne du failli, des créanciers, des travailleurs et de l'économie | belangen van de gefailleerde zelf, van de schuldeisers, de werknemers |
dans son ensemble » et d'assurer un règlement humain qui respecte les | en de economie in zijn geheel » en voor een menselijke regeling heeft |
droits de toutes les parties intéressées (Doc. parl., Chambre, | willen zorgen die de rechten van alle betrokken partijen in acht neemt |
1991-1992, n° 631/13, p. 29). | (Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 631/13, p. 29). |
B.5. Par son arrêt n° 69/2002 du 28 mars 2002, la Cour avait jugé que | B.5. Bij zijn arrest nr. 69/2002 van 28 maart 2002 heeft het Hof |
l'article 82 de la loi sur les faillites, tel qu'il était | geoordeeld dat artikel 82 van de faillissementswet, zoals van |
d'application avant son remplacement par l'article 29 de la loi du 4 | toepassing vóór het werd vervangen bij artikel 29 van de wet van 4 |
septembre 2002 « modifiant la loi du 8 août 1997 sur les faillites, le | september 2002 « tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus |
Code judiciaire et le Code des sociétés », était incompatible avec les | 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen », |
articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il ne permettait en | niet bestaanbaar was met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in |
zoverre het op geen enkele wijze een rechter toestond de echtgenoot | |
aucune manière à un juge de libérer de ses obligations le conjoint du | van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde van zijn verbintenis te |
failli déclaré excusable. | bevrijden. |
B.6.1. A la suite de cet arrêt, le législateur, par la loi du 4 | B.6.1. Ingevolge dat arrest heeft de wetgever, bij de wet van 4 |
septembre 2002, a inséré, à l'article 82 de la loi sur les faillites, | september 2002, in artikel 82 van de faillissementswet een tweede lid |
un alinéa 2 selon lequel le conjoint du failli, « qui s'est | ingevoegd, volgens hetwelk de echtgenoot van de gefailleerde « die |
personnellement obligé » à la dette du failli, est libéré de cette | zich persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld » voor de schuld van de |
obligation par l'effet de l'excusabilité. | gefailleerde, ingevolge de verschoonbaarheid wordt bevrijd van die |
verplichting. | |
B.6.2. La Cour a jugé cette disposition incompatible avec le principe | B.6.2. Het Hof heeft geoordeeld dat die bepaling onverenigbaar was met |
d'égalité et de non-discrimination, en ce que le conjoint qui est, en | het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in zoverre de |
vertu d'une disposition fiscale, obligé à une dette d'impôt du failli, | echtgenoot die krachtens een fiscale bepaling gehouden is tot een |
ne peut être libéré, par la déclaration d'excusabilité, de | belastingschuld met de gefailleerde, door de verschoonbaarverklaring |
l'obligation de payer cette dette (arrêt n° 78/2004 du 12 mai 2004 et | niet kon worden bevrijd van de verplichting tot betaling van die |
arrêt n° 6/2005 du 12 janvier 2005). Afin de remédier à cette | schuld (arrest nr. 78/2004 van 12 mei 2004 en arrest nr. 6/2005 van 12 |
situation, l'article 82, alinéa 2, de la loi sur les faillites, tel | januari 2005). Om hieraan tegemoet te komen bepaalde artikel 82, |
qu'il a été remplacé par l'article 2 de la loi du 2 février 2005 | tweede lid, van de faillissementswet, zoals vervangen bij artikel 2 |
modifiant l'article 82, alinéa 2, de la loi du 8 août 1997 sur les faillites, a précisé que le conjoint du failli qui est personnellement obligé à la dette de ce dernier, est libéré de cette obligation par l'effet de l'excusabilité. B.7. L'article 82, alinéa 2, libère de ses obligations le conjoint et l'ex-conjoint du failli excusé qui est personnellement obligé à la dette du failli. La Cour doit examiner si cette mesure a des effets discriminatoires à l'égard du failli excusé et des personnes qui se sont engagées à honorer les dettes du failli en constituant une sûreté réelle ou personnelle. Pour ce faire, il convient de tenir compte, d'une part, des objectifs économiques et sociaux de la mesure litigieuse et, d'autre part, des principes, applicables en la matière, du droit patrimonial civil, en vertu desquels « les conventions légalement formées tiennent lieu de | van de wet van 2 februari 2005 tot wijziging van artikel 82, tweede lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, dat de echtgenoot van de gefailleerde die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van deze laatste, ingevolge de verschoonbaarheid bevrijd wordt van die verplichting. B.7. Artikel 82, tweede lid, bevrijdt de echtgenoot en de voormalige echtgenoot van een verschoonbaar verklaarde gefailleerde, die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van de gefailleerde, van die verplichting. Het Hof dient te onderzoeken of die maatregel een discriminatie inhoudt ten aanzien van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde en de personen die zich ertoe hebben verbonden de schulden van de gefailleerde te betalen door het vormen van een zakelijke of persoonlijke zekerheid. Daarbij dient rekening te worden gehouden, enerzijds, met de economische en sociale doelstellingen van de in het geding zijnde maatregel en, anderzijds, met de ter zake geldende beginselen van het burgerlijk vermogensrecht volgens welke « alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan [...] degenen die deze hebben aangegaan, tot wet |
loi à ceux qui les ont faites » (article 1134, alinéa 1er, du Code | [strekken] » (artikel 1134, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek) en |
civil) et « quiconque est obligé personnellement est tenu de remplir | « ieder die persoonlijk verbonden is, [...] gehouden [is] zijn |
ses engagements sur tous ses biens mobiliers ou immobiliers, présents | verbintenissen na te komen, onder verband van al zijn goederen, hetzij |
roerende, hetzij onroerende, zo tegenwoordige als toekomstige » | |
et à venir » (article 7 de la loi hypothécaire du 16 décembre 1851). | (artikel 7 van de hypotheekwet van 16 december 1851). |
B.8. Le failli se voit offrir, par le mécanisme de l'excusabilité, la | B.8. Aan de gefailleerde wordt, via het mechanisme van |
possibilité d'échapper, en vertu de l'article 82, alinéa 1er, de la | verschoonbaarheid, de mogelijkheid geboden om, krachtens artikel 82, |
loi du 8 août 1997, aux poursuites des créanciers. Cette faveur, qui | eerste lid, van de wet van 8 augustus 1997, te ontsnappen aan |
vervolging door de schuldeisers. Die gunst, die krachtens de in het | |
profite au conjoint en vertu de la disposition en cause, n'a cependant | geding zijnde bepaling de echtgenoot tot voordeel is, heeft echter |
ni pour portée ni pour but de remettre en cause la faillite ou les | niet tot strekking, noch tot doel het faillissement of de andere |
autres effets de celle-ci. Dès lors que le dessaisissement et la | gevolgen ervan op losse schroeven te zetten. Aangezien de |
réalisation des biens du failli font partie de ces effets, le failli | buitenbezitstelling en de tegeldemaking van de goederen van de |
et son conjoint - que le patrimoine de celui-ci soit celui existant | gefailleerde deel uitmaken van die gevolgen, bevinden de gefailleerde |
avant la déclaration d'excusabilité ou celui existant après - se | en zijn echtgenoot zich - ongeacht of het vermogen van die laatste dat |
trouvent, compte tenu de la qualité de commerçant du failli, dans des | van vóór of na de verschoonbaarverklaring is -, gelet op de |
hoedanigheid van handelaar van de gefailleerde, in wezenlijk | |
situations essentiellement différentes qui justifient le premier | verschillende situaties die het eerste aspect van het in B.1.2 |
uiteengezette verschil in behandeling verantwoorden. | |
aspect de la différence de traitement exposée en B.1.2. | B.9. De uitbreiding van de gevolgen van de verschoonbaarheid tot de |
B.9. L'extension des effets de l'excusabilité au conjoint qui est | echtgenoot die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van de |
personnellement obligé à la dette du failli a été instaurée non pour | gefailleerde, werd ingevoerd, niet om discriminatie te vermijden op |
éviter une discrimination sur le plan de la solidarité née du mariage, mais parce que, en cas de communauté de biens, les revenus d'une nouvelle activité professionnelle du failli entrent dans le patrimoine commun (article 1405, alinéa 1er, du Code civil). Les poursuites exercées sur les biens du conjoint - que ce soient ceux existant lors du jugement sur l'excusabilité ou ceux acquis ensuite - par les créanciers du failli pourraient atteindre les revenus procurés par la nouvelle activité de celui-ci, ce qui serait contraire à l'objectif poursuivi. Un tel risque n'a pas à être envisagé en ce qui concerne les personnes, autres que le conjoint, qui ont fourni une sûreté réelle ou personnelle; ces personnes ont par ailleurs pu disposer, avant de fournir cette sûreté, d'une liberté d'appréciation dont ne dispose pas, dans la même mesure, le conjoint dont l'engagement est une condition de l'octroi d'un crédit demandé par son époux. Dès lors, la différence de traitement, en son second aspect évoqué en B.1.2, n'est pas dépourvue de justification. B.10. La question préjudicielle appelle une réponse négative. Par ces motifs, la Cour | het vlak van de solidariteit die uit het huwelijk is ontstaan, maar omdat, in geval van gemeenschap van goederen, de inkomsten van de gefailleerde uit een nieuwe beroepsactiviteit in het gemeenschappelijke vermogen terechtkomen (artikel 1405, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). Vervolgingen op de goederen van de echtgenoot - ongeacht of het gaat om de goederen die hij bezit op het ogenblik van het vonnis over de verschoonbaarheid, dan wel om de goederen die hij daarna heeft verworven -, ingesteld door de schuldeisers van de gefailleerde, zouden de inkomsten van de gefailleerde uit zijn nieuwe activiteiten kunnen raken, wat strijdig zou zijn met het nagestreefde doel. Zulk een risico dient niet in aanmerking te worden genomen met betrekking tot de personen, andere dan de echtgenoot, die een zakelijke of persoonlijke zekerheid hebben verleend; die personen hebben overigens, alvorens die zekerheid te verlenen, over een beoordelingsvrijheid kunnen beschikken waarover de echtgenoot wiens verbintenis een voorwaarde is voor de toekenning van een door zijn echtgenoot aangevraagde lening niet in dezelfde mate beschikt. Het verschil in behandeling is bijgevolg, wat het in B.1.2 vermelde tweede aspect ervan betreft, niet zonder verantwoording. B.10. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 82, alinéa 2, de la loi du 8 août 1997 sur les faillites ne | Artikel 82, tweede lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997 |
viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution. | schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour constitutionnelle, à l'audience publique du 18 mai 2011. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 18 mei 2011. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
Le président, | De voorzitter, |
R. Henneuse. | R. Henneuse. |