← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 125/2010 du 28 octobre 2010 Numéro du rôle : 4889 En cause
: la question préjudicielle relative à l'article 8, § 1 er , de la loi du 29 juin
1964 concernant la suspension, le sursis et la probation, posée La
Cour constitutionnelle, composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges J.-P.(...)"
Extrait de l'arrêt n° 125/2010 du 28 octobre 2010 Numéro du rôle : 4889 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 8, § 1 er , de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation, posée La Cour constitutionnelle, composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges J.-P.(...) | Uittreksel uit arrest nr. 125/2010 van 28 oktober 2010 Rolnummer 4889 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 8, § 1, eerste lid, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, gesteld door de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 125/2010 du 28 octobre 2010 | Uittreksel uit arrest nr. 125/2010 van 28 oktober 2010 |
Numéro du rôle : 4889 | Rolnummer 4889 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 8, § 1er, de | In zake : de prejudiciële vraag over artikel 8, § 1, eerste lid, van |
la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la | de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de |
probation, posée par le Tribunal correctionnel de Hasselt. | probatie, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Hasselt. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges J.-P. | samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de |
Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey et P. Nihoul, | rechters J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey |
assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. | en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
Bossuyt, | voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par jugement du 3 mars 2010 en cause du ministère public et de Johny | Bij vonnis van 3 maart 2010 in zake het openbaar ministerie en Johny |
Blokken, partie civile, contre Ingo Iven, dont l'expédition est | Blokken, burgerlijke partij, tegen Ingo Iven, waarvan de expeditie ter |
parvenue au greffe de la Cour le 9 mars 2010, le Tribunal | griffie van het Hof is ingekomen op 9 maart 2010, heeft de |
correctionnel de Hasselt a posé la question préjudicielle suivante : | Correctionele Rechtbank te Hasselt de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 8, § 1er, de la loi du 29 juin 2004 [lire : 29 juin 1964] | « Schendt artikel 8, § 1, van de wet van 29 juni 2004 [lees : 29 juni |
concernant la suspension, le sursis et la probation, tel qu'il a été | 1964] betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, zoals |
modifié, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution dans | gewijzigd, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de lezing dat de |
l'interprétation selon laquelle le prévenu qui n'avait pas encore | beklaagde die op de datum van de ter beoordeling voorliggende feiten |
encouru de condamnation à un emprisonnement principal de plus de douze | nog geen veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf |
mois à la date des faits en cause mais qui a encouru une telle | maanden opliep, doch die wel dergelijke veroordeling heeft op het |
condamnation au moment du jugement de ces faits par le tribunal n'a | ogenblik van de beoordeling van deze feiten door de rechtbank, niet |
plus droit à un sursis à l'exécution, sur la base de l'article 8, § 1er, | meer in aanmerking komt voor uitstel van tenuitvoerlegging op grond |
de la loi du 29 juin 2004 [lire : 29 juin 1964] concernant la | van artikel 8, § 1, van de wet van 29 juni 2004 [lees : 29 juni 1964] |
suspension, le sursis et la probation, alors que le prévenu qui n'a | betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, terwijl de |
pas encore encouru de condamnation à un emprisonnement principal de | beklaagde die op de datum van de ter beoordeling voorliggende feiten |
nog geen veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf | |
plus de douze mois à la date des faits en cause et n'a pas non plus | maanden opliep, die op het ogenblik van de beoordeling van deze feiten |
encouru une telle condamnation au moment du jugement de ces faits par | door de rechtbank evenmin dergelijke veroordeling heeft, doch die op |
le tribunal, mais qui, à ce moment, a déjà commis des faits entraînant | dat ogenblik reeds feiten gepleegd heeft die nadien aanleiding geven |
ultérieurement une condamnation à un emprisonnement principal de plus | tot een veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf |
maanden wel nog in aanmerking zou komen voor uitstel van | |
de douze mois, aurait encore droit à un sursis à l'exécution, compte | tenuitvoerlegging, rekening houdende met het feit dat alsdan de |
tenu du fait que la possibilité d'accorder un sursis à l'exécution est | mogelijkheid om uitstel van tenuitvoerlegging te verlenen bepaald |
dès lors déterminée par la rapidité avec laquelle les faits sont jugés | wordt door de snelheid waarmee de feiten worden beoordeeld en de |
et par l'avancement de la procédure ? ». | vooruitgang van de procedure ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. La question préjudicielle porte sur la compatibilité avec les | B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid met |
articles 10 et 11 de la Constitution de l'article 8, § 1er, alinéa 1er, | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van artikel 8, § 1, eerste lid, |
de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la | van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en |
probation, tel qu'il a été modifié par la loi du 17 avril 2002, qui dispose : | de probatie, zoals gewijzigd bij wet van 17 april 2002, dat bepaalt : |
« Lorsque le condamné n'a pas encouru antérieurement de condamnation à | « Indien de veroordeelde nog niet veroordeeld is geweest tot een |
une peine criminelle ou à un emprisonnement principal de plus de douze | criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf |
mois, les juridictions de jugement peuvent, en condamnant à une peine | maanden, kunnen de vonnisgerechten, wanneer zij tot een werkstraf of |
een of meer straffen van niet meer dan vijf jaar veroordelen, bij een | |
de travail ou à une ou plusieurs peines ne dépassant pas cinq ans, | met redenen omklede beslissing gelasten dat de tenuitvoerlegging |
ordonner, par décision motivée, qu'il sera sursis à l'exécution, soit | hetzij van het vonnis of het arrest, hetzij van de hoofdstraffen of |
du jugement ou de l'arrêt, soit de tout ou partie des peines | vervangende straffen dan wel van een gedeelte ervan, wordt uitgesteld. |
principales ou subsidiaires. La décision ordonnant ou refusant le | De beslissing waarbij het uitstel en, in voorkomend geval, de probatie |
sursis et, le cas échéant, la probation, doit être motivée | wordt toegestaan of geweigerd, moet met redenen omkleed zijn |
conformément aux dispositions de l'article 195 du Code d'instruction | overeenkomstig de bepalingen van artikel 195 van het Wetboek van |
criminelle ». | Strafvordering ». |
B.2. Par le sursis, total ou partiel, à l'exécution de condamnations | B.2. Met het uitstel van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke |
pénales, le législateur permet au juge de différencier la peine qu'il | veroordelingen, geheel of gedeeltelijk, laat de wetgever de rechter |
toe om de straf die hij wil opleggen, te differentiëren, rekening | |
veut infliger compte tenu de la personnalité de l'auteur et de son | houdend met de persoonlijkheid van de dader en zijn verleden, de aard |
passé, de la nature des faits, des risques de récidive de l'auteur et | van de feiten, de kans dat de dader zou hervallen en de mogelijk |
des éventuels effets désocialisants d'une exécution de la peine. Le | desocialiserende gevolgen van een tenuitvoerlegging. Het uitstel laat |
sursis permet en particulier d'espérer que l'auteur ne récidivera pas | inzonderheid verhopen dat de dader niet zal recidiveren omdat hij |
parce que, dans le cas contraire, il court le risque que le sursis | anders het risico loopt dat het uitstel zou worden herroepen. |
soit révoqué. Le juge n'est pas tenu d'octroyer un sursis à l'exécution de la peine, | De rechter is niet verplicht om een uitstel van tenuitvoerlegging van |
mais il doit motiver sa décision y relative conformément aux | de straf toe te staan, maar dient zijn beslissing daartoe te motiveren |
dispositions de l'article 195 du Code d'instruction criminelle. B.3. Une des conditions légales de l'octroi du sursis à l'exécution est que le condamné ne peut pas encore avoir été condamné à une peine criminelle ou à un emprisonnement principal de plus de douze mois. La question préjudicielle porte sur cette condition. B.4. Dès lors que le prévenu dans l'affaire devant le juge a quo a entre-temps été condamné pour d'autres faits à une peine d'emprisonnement de quatre ans avec sursis de trente mois, le juge a quo constate que le prévenu n'entre plus en ligne de compte pour un | overeenkomstig de bepalingen van artikel 195 van het Wetboek van strafvordering. B.3. Een van de wettelijke vereisten voor het verlenen van uitstel van de tenuitvoerlegging is dat de veroordeelde nog niet mag zijn veroordeeld tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden. De prejudiciële vraag heeft betrekking op die voorwaarde. B.4. Nu de beklaagde in de zaak voor de verwijzende rechter inmiddels voor andere feiten is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met uitstel voor dertig maanden, stelt de verwijzende rechter vast dat de beklaagde niet meer in aanmerking komt voor een nieuw uitstel, doordat de rechter zich bij een letterlijke lezing van |
nouveau sursis puisque, selon une lecture littérale de l'article 8, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 29 juin 1964, le juge doit se placer au moment de son appréciation et non au moment des faits pour décider de l'octroi du sursis. La condamnation précédente porte toutefois sur des faits postérieurs à ceux qui sont soumis à l'appréciation du juge a quo. Le juge demande s'il est discriminatoire qu'un prévenu qui, au moment des faits à apprécier, n'avait pas encore encouru de condamnation à un emprisonnement principal de plus de douze mois mais qui, au moment de l'appréciation de ces faits par le juge, a entre-temps encouru une telle condamnation pour d'autres faits n'entre plus en ligne de compte pour bénéficier d'un sursis à l'exécution, tandis qu'un prévenu qui, au moment des faits à apprécier, n'a pas encore encouru de condamnation à un emprisonnement principal de plus de douze mois et | artikel 8, § 1, eerste lid, van de wet van 29 juni 1964 moet plaatsen op het tijdstip van zijn beoordeling en niet op het tijdstip van de feiten om te oordelen over het verlenen van uitstel. De eerdere veroordeling heeft echter betrekking op feiten die dateren van na de feiten die voor de verwijzende rechter ter beoordeling staan. De rechter vraagt of het discriminerend is dat een beklaagde die op het tijdstip van de te beoordelen feiten nog geen veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden opliep maar die op het tijdstip van de beoordeling van die feiten door de rechter inmiddels wel een dergelijke veroordeling opliep voor andere feiten, niet meer in aanmerking komt voor een uitstel van strafuitvoering, terwijl een beklaagde die op het tijdstip van de te beoordelen feiten nog geen veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf |
qui, au moment de l'appréciation de ces faits, n'a pas encouru une | maanden opliep en die op het tijdstip van de beoordeling van die |
telle condamnation - même s'il a déjà commis à ce moment des faits | feiten geen dergelijke veroordeling heeft - ook al heeft hij op dat |
entraînant ultérieurement une condamnation à un emprisonnement | ogenblik reeds feiten gepleegd die nadien aanleiding gaven tot een |
principal de plus de douze mois - peut encore entrer en ligne de | hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden - wel nog in |
compte pour un sursis. Le juge fait observer que la possibilité | aanmerking kan komen voor een uitstel. De rechter doet opmerken dat de |
d'accorder le sursis à l'exécution est alors déterminée par la rapidité avec laquelle les différents faits sont jugés. B.5. La Cour répond à la question préjudicielle dans l'interprétation donnée par le juge a quo à la disposition en cause. B.6.1. Bien que le législateur ait choisi de donner au juge la possibilité d'individualiser la sanction pénale en accordant un sursis à l'exécution de la peine, il a néanmoins exclu cette possibilité pour des personnes qui ont déjà été condamnées à une peine criminelle ou à un emprisonnement principal de plus de douze mois. B.6.2. L'existence d'une condamnation passée en force de chose jugée à une peine criminelle ou à un emprisonnement principal de plus de douze mois au moment de l'appréciation par le juge des faits pour lesquels un sursis à l'exécution de la peine est envisagé constitue un critère qui est adéquat pour atteindre l'objectif visé. Il est en effet pertinent de permettre l'octroi du sursis pour certains faits lorsque, pour d'autres faits, aucun jugement passé en force de chose jugée n'a encore établi que l'intéressé les a commis et condamné celui-ci à une peine criminelle ou à une peine d'emprisonnement de plus de douze mois. B.6.3. Il est vrai - comme le fait observer le juge a quo - que la possibilité d'un sursis est exclue lorsqu'une condamnation à une peine criminelle ou à un emprisonnement principal de plus de douze mois a déjà été prononcée entre-temps, même si cette condamnation, comme en l'espèce, repose sur des faits qui sont postérieurs à ceux dont le juge est saisi. Toutefois, il serait porté atteinte à l'objectif du législateur d'exclure du bénéfice du sursis les personnes ayant un lourd passé judiciaire, si le juge répressif ne pouvait tenir compte d'une condamnation pour d'autres faits, au seul motif que ceux-ci sont postérieurs aux faits sur lesquels il doit encore se prononcer. Dans la mesure où la possibilité du sursis tend à limiter le risque de récidive, la réalisation de cet objectif est d'autant plus improbable s'il s'avère que l'auteur s'est entre-temps rendu coupable d'autres faits pour lesquels il a déjà encouru une condamnation à une peine criminelle ou à un emprisonnement principal de plus de douze mois. Cependant, le législateur a adouci la mesure pour autant que les différents faits fassent partie d'une même intention délictueuse : | mogelijkheid om uitstel van tenuitvoerlegging te verlenen alsdan wordt bepaald door de snelheid waarmee de verschillende feiten worden beoordeeld. B.5. Het Hof antwoordt op de prejudiciële vraag in de interpretatie die de verwijzende rechter geeft aan de in het geding zijnde bepaling. B.6.1. Hoewel de wetgever ervoor heeft geopteerd om, met het verlenen van een uitstel van tenuitvoerlegging van de straf, aan de rechter de mogelijkheid te bieden om de bestraffing te individualiseren, heeft hij die mogelijkheid niettemin uitgesloten voor personen die reeds zijn veroordeeld tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden. B.6.2. Het bestaan van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden op het tijdstip van de beoordeling door de rechter van de feiten waarvoor een uitstel van tenuitvoerlegging van de straf wordt overwogen, is een criterium dat adequaat is om het beoogde doel te bereiken. Het is immers pertinent om toch nog uitstel mogelijk te maken voor bepaalde feiten wanneer voor andere feiten niet bij een in kracht van gewijsde gegane veroordeling vaststaat dat de betrokkene ze heeft gepleegd en dat hij daarvoor tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden moet worden veroordeeld. B.6.3. Het is juist - zoals de verwijzende rechter doet opmerken - dat de mogelijkheid van een uitstel wordt uitgesloten wanneer er inmiddels reeds een veroordeling is tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden, zelfs wanneer die veroordeling, zoals te dezen, berust op feiten van na die waarover hij dient te oordelen. Aan de doelstelling van de wetgever om personen met een zwaar gerechtelijk verleden uit te sluiten van het voordeel van het uitstel, zou evenwel afbreuk worden gedaan indien de strafrechter geen rekening zou kunnen houden met een veroordeling voor andere feiten, enkel omdat die dateren van na de feiten waarover hij nog uitspraak moet doen. In zoverre de mogelijkheid van uitstel ertoe strekt het risico van recidive te beperken, is het bereiken van die doelstelling des te onwaarschijnlijker indien de dader zich inmiddels schuldig blijkt te hebben gemaakt aan andere feiten, waarvoor hij reeds een veroordeling tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden heeft opgelopen. De wetgever heeft de maatregel niettemin verzacht voor zover de verschillende feiten deel zouden uitmaken van eenzelfde misdadig opzet |
l'alinéa 2 de l'article 8, § 1er, de la loi du 29 juin 1964, inséré | : het tweede lid van artikel 8, § 1, van de wet van 29 juni 1964, |
par la loi du 11 juillet 1994, dispose en effet : | ingevoegd bij wet van 11 juli 1994, bepaalt immers : |
« Toutefois, en cas d'application de l'article 65, alinéa 2, du Code | « Nochtans, wanneer artikel 65, tweede lid, van het Strafwetboek wordt |
pénal, les condamnations antérieurement prononcées pour des faits unis | toegepast, vormen de vroegere straffen uitgesproken voor feiten die |
par une même intention délictueuse ne font pas obstacle à l'octroi | voortvloeien uit hetzelfde misdadige opzet, geen beletsel voor het |
d'un sursis ». | toekennen van een uitstel ». |
Enfin, le sursis à l'exécution de la peine constitue une mesure que le | Ten slotte is het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf een |
juge peut mais ne doit pas prendre et qui tend surtout à dissuader | maatregel die de rechter kan doch niet moet nemen, en die vooral ertoe |
l'auteur de commettre de nouvelles infractions. L'auteur peut d'autant | strekt de dader te ontraden nieuwe inbreuken te plegen. De dader kan |
moins s'attendre à pouvoir bénéficier d'un sursis que les faits sur lesquels le juge doit encore se prononcer ont été suivis par de nouveaux faits pour lesquels une condamnation passée en force de chose jugée a déjà été prononcée. Il s'ensuit que ce n'est pas sans justification raisonnable que le législateur a exclu la possibilité d'accorder le sursis pour les personnes qui, au moment du jugement d'une affaire pénale, ont déjà été condamnées à une peine criminelle ou à un emprisonnement principal de plus de douze mois, même si les faits encore à apprécier sont antérieurs à ceux auxquels cette condamnation se rapporte. B.7. La question préjudicielle appelle une réponse négative. Par ces motifs, la Cour | des te minder verwachten een uitstel te kunnen genieten naarmate de feiten waarover de rechter nog dient te oordelen, zijn gevolgd door nieuwe feiten waarvoor reeds een in kracht van gewijsde gegane veroordeling is uitgesproken. Hieruit volgt dat het niet zonder redelijke verantwoording is dat de wetgever de mogelijkheid om uitstel te verlenen heeft uitgesloten voor personen die op het tijdstip van de beoordeling van een strafzaak reeds zijn veroordeeld tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden, ook al dateren de nog te beoordelen feiten van vóór die welke waarop die veroordeling betrekking heeft. B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 8, § 1er, alinéa 1er, de la loi du 29 juin 1964 concernant | Artikel 8, § 1, eerste lid, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de |
la suspension, le sursis et la probation ne viole pas les articles 10 | opschorting, het uitstel en de probatie schendt de artikelen 10 en 11 |
et 11 de la Constitution. | van de Grondwet niet. |
Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour constitutionnelle, à l'audience publique du 28 octobre 2010. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2010. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
Le président, | De voorzitter, |
M. Bossuyt. | M. Bossuyt. |