Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 86/2010 du 8 juillet 2010 Numéro du rôle : 4803 En cause : le recours en annulation de l'article 130 du décret de la Région flamande du 18 mai 1999 portant sur l'organisation de l'aménagement du territoire, tel qu'il a La Cour constitutionnelle, composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges R. He(...)"
Extrait de l'arrêt n° 86/2010 du 8 juillet 2010 Numéro du rôle : 4803 En cause : le recours en annulation de l'article 130 du décret de la Région flamande du 18 mai 1999 portant sur l'organisation de l'aménagement du territoire, tel qu'il a La Cour constitutionnelle, composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges R. He(...) Uittreksel uit arrest nr. 86/2010 van 8 juli 2010 Rolnummer 4803 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 130 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals gewijzi Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...)
COUR CONSTITUTIONNELLE GRONDWETTELIJK HOF
Extrait de l'arrêt n° 86/2010 du 8 juillet 2010 Uittreksel uit arrest nr. 86/2010 van 8 juli 2010
Numéro du rôle : 4803 Rolnummer 4803
En cause : le recours en annulation de l'article 130 du décret de la In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 130 van het decreet
Région flamande du 18 mai 1999 portant sur l'organisation de van het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de
l'aménagement du territoire, tel qu'il a été modifié par l'article 36 ruimtelijke ordening, zoals gewijzigd bij artikel 36 van het decreet
du décret du 27 mars 2009 « adaptant et complétant la politique van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke
d'aménagement du territoire, des autorisations et du maintien », plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid, ingesteld door Stefaan
introduit par Stefaan Bovin et autres. Bovin en anderen.
La Cour constitutionnelle, Het Grondwettelijk Hof,
composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges R. samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de
Henneuse, E. De Groot, A. Alen, J.-P. Snappe et J. Spreutels, assistée rechters R. Henneuse, E. De Groot, A. Alen, J.-P. Snappe en J.
du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Bossuyt, Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet du recours et procédure I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging
Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 16 Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 november
novembre 2009 et parvenue au greffe le 17 novembre 2009, Stefaan Bovin 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17
et Reinhilde Deboutte, demeurant à 3000 Louvain, Heilige Geeststraat november 2009, hebben Stefaan Bovin en Reinhilde Deboutte, wonende te
172, Marc De Bernardin et Solvejg Wallyn, demeurant à 3000 Louvain, 3000 Leuven, Heilige Geeststraat 172, Marc De Bernardin en Solvejg
Heilige Geeststraat 170, et Marc Neefs et Annette Holemans, demeurant Wallyn, wonende te 3000 Leuven, Heilige Geeststraat 170, en Marc Neefs
à 3000 Louvain, Kartuizersstraat 12, ont introduit un recours en en Annette Holemans, wonende te 3000 Leuven, Kartuizersstraat 12,
annulation de l'article 130 du décret de la Région flamande du 18 mai beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 130 van het decreet van
1999 portant organisation de l'aménagement du territoire, tel qu'il a het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de
ruimtelijke ordening, zoals gewijzigd bij artikel 36 van het decreet
été modifié par l'article 36 du décret du 27 mars 2009 « adaptant et van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke
complétant la politique d'aménagement du territoire, des autorisations plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid (bekendgemaakt in het
et du maintien » (publié au Moniteur belge du 15 mai 2009). Belgisch Staatsblad van 15 mei 2009).
(...) (...)
II. En droit II. In rechte
(...) (...)
B.1. Le recours en annulation est dirigé contre l'article 130 du B.1. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen artikel 130 van het
décret la Région flamande du 18 mai 1999 portant organisation de decreet van het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie
l'aménagement du territoire, tel qu'il a été remplacé par l'article 36 van de ruimtelijke ordening, zoals vervangen bij artikel 36 van het
du décret du 27 mars 2009 « adaptant et complétant la politique decreet van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het
d'aménagement du territoire, des autorisations et du maintien », qui ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid, dat
dispose : « Dans une autorisation urbanistique concernant une construction principalement autorisée existante qui est définitivement ou provisoirement protégée par décret en tant que monument ou qui fait partie d'un site urbain ou rural ou d'un paysage définitivement ou provisoirement classé par décret, il peut être dérogé aux prescriptions urbanistiques, pour autant que les actes en question aient reçu un avis positif de la part [des autorités compétentes en matière de] patrimoine immobilier. Cela vaut également pour les actes dans le voisinage d'un monument non aménagé et qui s'avèrent nécessaires pour l'aménagement direct du bepaalt : « In een stedenbouwkundige vergunning betreffende een bestaand hoofdzakelijk vergunde constructie die krachtens decreet definitief of voorlopig beschermd is als monument, of deel uitmaakt van een krachtens decreet definitief of voorlopig beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, kan worden afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften, voor zover de betrokken handelingen gunstig worden geadviseerd vanuit het beleidsveld onroerend erfgoed. Hetzelfde geldt voor handelingen in de omgeving van een niet ontsloten monument die noodzakelijk zijn voor de rechtstreekse ontsluiting van
monument ». het monument ».
B.2.1. Les parties requérantes estiment qu'elles justifient de B.2.1. De verzoekende partijen zijn van oordeel dat zij doen blijken
l'intérêt requis pour demander l'annulation de cette disposition, van het vereiste belang om de vernietiging van die bepaling te
parce que cette dernière pourrait avoir des effets préjudiciables sur vorderen omdat zij nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de
la valeur patrimoniale du monument protégé à proximité duquel elles erfgoedwaarde van het beschermde monument in de buurt waarvan zij
résident et, par conséquent, pour leur cadre de vie. wonen en bijgevolg ook voor hun leefomgeving.
B.2.2. Le Gouvernement flamand conteste l'intérêt des parties B.2.2. De Vlaamse Regering betwist het belang van de verzoekende
requérantes au motif que la disposition attaquée aurait précisément partijen op grond van het feit dat de bestreden bepaling precies tot
pour but de préserver la valeur patrimoniale des monuments protégés. doel zou hebben de erfgoedwaarde van beschermde monumenten te
Cette disposition ne saurait donc en aucune manière être préjudiciable vrijwaren. Die bepaling zou dus in geen enkel opzicht nadelig kunnen
au cadre de vie des parties requérantes. zijn voor de leefomgeving van de verzoekende partijen.
B.3. Wanneer een exceptie van niet-ontvankelijkheid die is afgeleid
B.3. Lorsqu'une exception de non-recevabilité prise de l'absence uit de ontstentenis van belang, betrekking heeft op de draagwijdte die
d'intérêt concerne la portée à donner à la disposition attaquée, dient te worden gegeven aan de bestreden bepaling, valt het onderzoek
l'examen de la recevabilité se confond avec l'examen du fond de van de ontvankelijkheid samen met het onderzoek van de grond van de
l'affaire. zaak.
B.4. Le moyen unique est pris de la violation des articles 10, 11 et B.4. Het enige middel is afgeleid uit de schending van de artikelen
23 de la Constitution, combinés ou non avec le principe de la sécurité 10, 11 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het
juridique et avec les articles 4, paragraphe 2, 7 et 10 de la Convention européenne pour la sauvegarde du patrimoine architectural de l'Europe, faite à Grenade le 3 octobre 1985 et approuvée par la loi du 8 juin 1992, en ce que la disposition attaquée ne crée aucune distinction entre les demandeurs d'une autorisation qui tendent à déroger aux prescriptions urbanistiques, selon qu'ils visent à maintenir ou à porter atteinte à la valeur patrimoniale d'une construction. B.5.1. En vertu de la disposition attaquée, il peut être dérogé aux prescriptions urbanistiques « dans une autorisation urbanistique concernant une construction principalement autorisée existante qui est définitivement ou provisoirement protégée en tant que monument ou qui fait partie d'un site urbain ou rural ou d'un paysage définitivement ou provisoirement classés par décret », mais seulement « pour autant que les actes en question aient reçu un avis positif de la part [des autorités compétentes en matière de] patrimoine immobilier ». B.5.2. Dans les travaux préparatoires, cette condition a été justifiée comme suit : « La nouvelle version proposée de l'article 130 du décret sur l'aménagement du territoire [lire : le décret du 18 mai 1999 portant organisation de l'aménagement du territoire] fournit une base générique pour des dérogations souples aux prescriptions urbanistiques au profit d'actes concernant des monuments (définitivement ou provisoirement) protégés et des biens faisant partie d'un site urbain ou rural ou d'un paysage (définitivement ou provisoirement classés). Afin d'éviter que l'on abuse de ces facilités, le nouvel article 130 du décret dispose que de telles dérogations ne peuvent être accordées que pour autant que les actes en question aient reçu un avis positif de la part de l'' Agentschap RO-Vlaanderen ' (l'Agence flamande pour l'aménagement du territoire) » (Parl. St., Parlement flamand, 2008-2009, n° 2011/1, p. 130). « Afin de garantir que les éventuelles dérogations servent des objectifs de protection des monuments, des sites urbains et ruraux et, le cas échéant, des paysages, il est désormais explicitement établi par décret que la dérogation ne peut être accordée que pour autant que le projet ait reçu un avis favorable de l'Agence flamande pour l'aménagement du territoire, qui est (entre autres) chargée de l'application des dispositifs relatifs aux monuments, aux sites urbains et ruraux et aux paysages. Cet avis favorable est ici une condition absolue. Un avis défavorable ne saurait être écarté, pas même sur la base des nouveaux articles 119 et 120 du décret sur l'aménagement du territoire » (ibid., p. 142). B.5.3. Il s'ensuit que le législateur décrétal n'a voulu autoriser les dérogations aux prescriptions urbanistiques que lorsqu'elles peuvent être justifiées par des objectifs de « protection » des monuments, des sites urbains et ruraux et des paysages. La disposition attaquée ne saurait par conséquent servir de fondement à des dérogations aux prescriptions urbanistiques pour des actes qui affecteraient la valeur patrimoniale d'une construction, ce qui, du reste, est expressément reconnu par le Gouvernement flamand. B.6. Par conséquent, la disposition attaquée n'a pas la portée que les parties requérantes lui donnent et n'entraîne donc ni l'égalité de traitement dénoncée ni un recul du degré de protection du patrimoine immobilier. Le cas échéant, il appartient au juge compétent en la matière de vérifier si une autorisation urbanistique dérogeant aux prescriptions urbanistiques a été délivrée conformément ou non à la disposition attaquée. B.7. Le moyen n'est pas fondé. Par ces motifs, la Cour rejette le recours. Ainsi prononcé en langue néerlandaise, en langue française et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, à l'audience publique du 8 juillet 2010. Le greffier, P.-Y. Dutilleux. Le président, rechtszekerheidsbeginsel en met de artikelen 4, lid 2, 7 en 10 van het Europees Verdrag ter bescherming van het bouwkundig erfgoed van Europa, opgemaakt te Granada op 3 oktober 1985 en goedgekeurd bij wet van 8 juni 1992, doordat de bestreden bepaling geen onderscheid maakt tussen vergunningaanvragende personen die een afwijking van stedenbouwkundige voorschriften nastreven, naargelang zij de erfgoedwaarde van een constructie beogen te behouden, dan wel aan te tasten. B.5.1. Volgens de bestreden bepaling kan in een stedenbouwkundige vergunning betreffende een bestaande hoofdzakelijk vergunde constructie die definitief of voorlopig is beschermd als monument, of deel uitmaakt van een definitief of voorlopig beschermd stads- of dorpsgezicht of landschap, worden afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften, echter enkel « voor zover de betrokken handelingen gunstig worden geadviseerd vanuit het beleidsveld onroerend erfgoed ». B.5.2. In de parlementaire voorbereiding werd die voorwaarde toegelicht als volgt : « In het nieuw voorgestelde artikel 130 DRO [lees : decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening] wordt een generieke basis geleverd voor soepele afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften ten behoeve van handelingen betreffende (definitief of voorlopig) beschermde monumenten en goederen gelegen in (definitief of voorlopig) beschermde stads- of dorpsgezichten of landschappen. Om misbruiken van dit facilitair kader te voorkomen, wordt aldaar gesteld dat dergelijke afwijkingen slechts kunnen worden toegekend voor zover de betrokken handelingen gunstig worden geadviseerd door het Agentschap RO-Vlaanderen » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2008-2009, nr. 2011/1, p. 130). « Als waarborg voor het feit dat de mogelijke afwijkingen doelstellingen moeten dienen die verband houden met de bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, c.q. landschappen, wordt voortaan uitdrukkelijk decretaal bepaald dat de afwijking slechts kan worden toegestaan in zoverre het project gunstig geadviseerd is door het Agentschap RO-Vlaanderen, dat (ondermeer) belast is met de toepassing van het instrumentarium betreffende monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen. Dat gunstige advies is hier een absolute vereiste. Een ongunstig advies kan niet worden ' weggemotiveerd ', ook niet op grond van de nieuwe artikelen 119 en 120 DRO » (ibid., p. 142). B.5.3. Daaruit blijkt dat de decreetgever afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften slechts heeft willen toestaan indien zulks kan worden verantwoord vanuit doelstellingen die verband houden met de « bescherming » van monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen. De bestreden bepaling kan bijgevolg geen grondslag bieden voor afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften voor handelingen die de erfgoedwaarde van een constructie zouden aantasten, wat overigens ook door de Vlaamse Regering uitdrukkelijk wordt erkend. B.6. De bestreden bepaling heeft derhalve niet de draagwijdte die de verzoekende partijen eraan verlenen en doet noch de bekritiseerde gelijke behandeling, noch een achteruitgang in het beschermingsniveau van het onroerend erfgoed ontstaan. Het staat, in voorkomend geval, aan de ter zake bevoegde rechter om na te gaan of een stedenbouwkundige vergunning waarin wordt afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften, al dan niet in overeenstemming met de bestreden bepaling werd uitgereikt. B.7. Het middel is niet gegrond. Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep. Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 8 juli 2010. De griffier, P.-Y. Dutilleux. De voorzitter,
M. Bossuyt. M. Bossuyt.
^