← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 64/2010 du 27 mai 2010 Numéro du rôle : 4787 En cause : la
question préjudicielle relative à l'article 48 du Code des droits de succession, tel qu'il est applicable
en Région flamande, posée par la Cour d'appel d'Anver La Cour constitutionnelle, composée
des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges R. He(...)"
Extrait de l'arrêt n° 64/2010 du 27 mai 2010 Numéro du rôle : 4787 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 48 du Code des droits de succession, tel qu'il est applicable en Région flamande, posée par la Cour d'appel d'Anver La Cour constitutionnelle, composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges R. He(...) | Uittreksel uit arrest nr. 64/2010 van 27 mei 2010 Rolnummer 4787 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 48 van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest, gesteld door het Hof van Beroep te Ant Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 64/2010 du 27 mai 2010 | Uittreksel uit arrest nr. 64/2010 van 27 mei 2010 |
Numéro du rôle : 4787 | Rolnummer 4787 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 48 du Code | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 48 van het Wetboek |
des droits de succession, tel qu'il est applicable en Région flamande, | der successierechten, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest, |
posée par la Cour d'appel d'Anvers. | gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges R. | samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de |
Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. | rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, |
Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey et P. Nihoul, | J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey en P. |
assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. | Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
Bossuyt, | voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par arrêt du 13 octobre 2009 en cause de Helma De Creus contre l'Etat | Bij arrest van 13 oktober 2009 in zake Helma De Creus tegen de |
Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is | |
belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 20 | ingekomen op 20 oktober 2009, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de |
octobre 2009, la Cour d'appel d'Anvers a posé la question | |
préjudicielle suivante : | volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 48 du Code des droits de succession viole-t-il les | « Schendt artikel 48 W. Succ. de artikelen 10 en 11 van de Grondwet |
waar dit artikel als voorwaarde stelt dat men minstens één jaar | |
articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il prévoit la condition | daadwerkelijk moet hebben samengewoond en een gemeenschappelijke |
d'avoir effectivement vécu ensemble et tenu un ménage commun pendant | huishouding moet hebben gevoerd onmiddellijk voorafgaand aan een |
un an au moins immédiatement avant une situation de force majeure, | overmachtsituatie, in de situatie van een gehandicapte persoon die - |
dans l'hypothèse d'une personne handicapée qui, comme en l'espèce, dès | zoals in casu - vanaf zijn/haar geboorte zodanig hulpbehoevend is dat |
sa naissance, nécessite des soins l'obligeant à se faire soigner dans | hij/zij noodzakelijkerwijze dient verzorgd te worden in een daartoe |
un établissement de soins spécialisé, en comparaison des personnes | gespecialiseerde verzorgingsinstelling, in vergelijking met (zwaar) |
(gravement) handicapées dont le handicap leur permet quant à elles de | gehandicapte personen waarvan de handicap toelaat dat zij wél thuis |
se faire soigner à domicile ? ». | kunnen verzorgd worden ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. La question préjudicielle porte sur la compatibilité avec le | B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid |
principe d'égalité et de non-discrimination de l'article 48 du Code des droits de succession, tel qu'il est applicable en Région flamande au litige devant le juge a quo, et plus précisément de la condition d'avoir réellement cohabité et formé un ménage commun au moins pendant un an immédiatement avant une situation de force majeure, dans la mesure où une personne handicapée qui, dès sa naissance, nécessite des soins l'obligeant à se faire soigner dans un établissement spécialisé est traitée différemment par rapport à une personne handicapée dont le handicap lui permet de se faire soigner à domicile. B.1.2. Il ressort des données du dossier que l'appelante devant le juge a quo est la soeur et l'héritière d'une défunte qui, eu égard à | met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie van artikel 48 van het Wetboek der successierechten, zoals het in het Vlaamse Gewest van toepassing was in het bodemgeschil, meer bepaald op de voorwaarde dat men minstens één jaar daadwerkelijk moet hebben samengewoond en een gemeenschappelijke huishouding moet hebben gevoerd onmiddellijk voorafgaand aan een overmachtsituatie, in zoverre een gehandicapte persoon die vanaf zijn geboorte zodanig hulpbehoevend is dat hij noodzakelijkerwijze in een gespecialiseerde instelling dient te worden verzorgd, verschillend wordt behandeld in vergelijking met een gehandicapte persoon van wie de handicap toelaat dat hij thuis kan worden verzorgd. B.1.2. Uit de gegevens van het dossier blijkt dat de appellante voor de verwijzende rechter de zuster en erfgename is van een erflaatster |
la nature de son handicap, a dû être soignée dans une institution | die, gelet op de aard van haar handicap, vanaf haar geboorte tot haar |
spécialisée depuis sa naissance jusqu'à son décès. En tant | overlijden, in een daartoe gespecialiseerde instelling diende te |
qu'héritière de cette défunte, l'appelante ne peut, contrairement aux | worden verzorgd. Als erfgename van die erflaatster kan de appellante, |
héritiers de personnes handicapées qui peuvent être soignées à | in tegenstelling tot erfgenamen van gehandicapte personen die wel |
domicile, prétendre au taux des droits de succession qui s'applique | thuis kunnen worden verzorgd, niet in aanmerking komen voor het |
entre cohabitants et qui est plus avantageux que celui qui s'applique | successierechtelijke tarief dat tussen samenwonenden geldt, dat |
entre soeurs non cohabitantes. La Cour limite son examen à ce cas. | voordeliger is dan dat tussen niet-samenwonende zusters. Het Hof |
beperkt zijn onderzoek tot dat geval. | |
B.2. L'article 48, alinéa 5, du Code des droits de succession, tel | B.2. Artikel 48, vijfde lid, van het Wetboek der successierechten, |
qu'il était applicable en Région flamande au moment des faits soumis | zoals het van toepassing was in het Vlaamse Gewest op het ogenblik van |
au juge a quo, disposait : | de aan de verwijzende rechter voorgelegde feiten, bepaalde : |
« Pour l'application du présent article [48], on entend par | « Voor de toepassing van dit artikel [48] wordt onder samenwonenden |
cohabitants : | verstaan : |
1° la personne qui, à la date de l'ouverture d'une succession, vivait | 1° de persoon, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, |
ensemble avec le défunt conformément aux dispositions du livre III, titre Vbis du Code civil; ou 2° la ou les personnes qui, à la date d'ouverture d'une succession, vivaient ensemble avec le défunt, sans interruption depuis au moins un an et [tenaient] un ménage commun avec lui. Ces conditions sont censées également être remplies si la cohabitation et la tenue d'un ménage commun avec le défunt, consécutive à la période d'un an jusqu'au jour du décès, [sont] devenue [s] impossible [s] pour cause de force majeure. Un extrait du registre de la population constitue une présomption réfutable de la cohabitation ininterrompue et de la tenue d'un ménage commun ». Quant à la genèse de la disposition en cause | overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek, met de erflater wettelijk samenwoont; of 2° de persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, ten minste één jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Deze voorwaarden wordt [lees : worden] geacht ook vervuld te zijn indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater, aansluitend op de bedoelde periode van één jaar tot op de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding ». Ten aanzien van de wetsgeschiedenis van de in het geding zijnde bepaling |
B.3.1. Le décret flamand du 15 juillet 1997 « fixant les tarifs des | B.3.1. Het Vlaamse decreet van 15 juli 1997 « houdende regeling van de |
droits de succession des personnes vivant ensemble maritalement » a | |
introduit à l'article 48 du Code des droits de succession un taux | successietarieven tussen samenwonenden » heeft in artikel 48 van het |
particulier pour les cohabitants. | Wetboek der successierechten een bijzonder tarief voor samenwonenden |
Dans son arrêt n° 82/99 du 15 juillet 1999, statuant sur les recours | ingevoegd. In zijn arrest nr. 82/99 van 15 juli 1999 heeft het Hof, uitspraak |
en annulation qui avaient été introduits contre ce décret, la Cour a | doende over de beroepen tot vernietiging die tegen dat decreet waren |
jugé : | ingesteld, geoordeeld : |
« B.9.3. Le tarif entre personnes vivant ensemble est applicable à la | « B.9.3. Het tarief tussen samenwonenden is van toepassing op de |
ou aux personnes qui vivaient avec le défunt sans interruption depuis | persoon of personen die op de dag van het openvallen van de |
au moins trois ans à la date d'ouverture de la succession, ce fait étant établi au moyen d'un extrait du registre de population, et qui formaient un ménage avec lui. Le décret précise que l'existence d'un ménage commun est démontrée, entre autres, par une volonté persistante, manifestée à cet égard par les parties, et par leur participation aux dépenses ménagères. Sans se prononcer in concreto, comme le voudraient les parties requérantes, sur les catégories qui seraient comprises dans la notion de personnes vivant ensemble, la Cour constate que les critères indiqués par le décret ne sont pas déraisonnables en ce qu'ils | nalatenschap minstens drie jaar ononderbroken met de erflater samenwoonden, te bewijzen met een uittreksel uit het bevolkingsregister, en met hem een gemeenschappelijke huishouding voerden. Het decreet verduidelijkt dat het voeren van een gemeenschappelijke huishouding onder meer dient te blijken uit de voortgezette wil van de partijen daartoe en uit de bijdrage van de partijen in de kosten van die huishouding. Zonder zich uit te spreken in concreto, zoals de verzoekende partijen zouden willen, over de categorieën die begrepen zouden zijn in de categorie van de samenwonenden, stelt het Hof vast dat de in het decreet aangegeven criteria niet onredelijk zijn doordat zij wijzen op |
prennent en considération un lien réel d'affinité pour distinguer, | een reële band van affiniteit om op het stuk van het tarief van de |
dans le domaine du tarif des droits de succession, les personnes | successierechten de samenwonenden te onderscheiden van de andere |
vivant ensemble des autres contribuables. Le législateur décrétal a pu | belastingplichtigen. De decreetgever vermocht redelijkerwijze |
raisonnablement adopter une réglementation identique à l'égard de | eenzelfde regeling aan te nemen ten aanzien van alle vormen van |
toutes les formes de cohabitation ayant des caractéristiques communes | samenleven met gemeenschappelijke kenmerken op basis van de voormelde |
en se fondant sur les critères objectifs et vérifiables visés | objectieve en controleerbare criteria, met respect voor de |
ci-dessus, tout en respectant la vie privée des contribuables. | persoonlijke levenssfeer van de belastingplichtigen. |
B.10. Il résulte de ce qui précède que le décret attaqué ne viole pas | B.10. Uit wat voorafgaat volgt dat het bestreden decreet de artikelen |
les articles 10 et 11 de la Constitution, lus isolément ou | 10 en 11 van de Grondwet niet schendt, op zichzelf beschouwd of |
conjointement avec d'autres articles constitutionnels ou certaines | gelezen in samenhang met andere grondwetsartikelen en sommige |
dispositions conventionnelles. | verdragsbepalingen. |
[...] ». | [...] ». |
B.3.2. Le décret flamand du 30 juin 2000 « contenant diverses mesures | B.3.2. Bij het Vlaamse decreet van 30 juni 2000 « houdende bepalingen |
d'accompagnement de l'ajustement du budget 2000 » instaure à l'article | tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2000 » werd in |
48 une distinction entre les cohabitants légaux et les cohabitants de | artikel 48 een onderscheid tussen wettelijk en feitelijk samenwonenden |
fait et a prévu que les conditions de cohabitation avec le défunt et | ingevoerd en werden de voorwaarden van ten minste drie jaar |
d'existence d'un ménage commun avec lui de manière ininterrompue | ononderbroken samenwoning met de erflater en er een gemeenschappelijke |
pendant au moins trois ans sont également censées remplies si la | huishouding mee te voeren, ook geacht te zijn vervuld indien het |
cohabitation et l'existence d'un ménage commun avec le défunt sont | samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de |
devenues impossibles à la suite d'un cas de force majeure « | erflater, « aansluitend op de bedoelde periode van drie jaar tot op de |
consécutive à la période [visée] de trois ans jusqu'au jour du décès ». | dag van het overlijden », ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. |
L'exposé des motifs indique à cet égard : | De memorie van toelichting vermeldt daaromtrent : |
« La modification en projet tendait à l'origine seulement à supprimer | « De ontworpen wijziging strekte er oorspronkelijk alleen toe om een |
une injustice dans la réglementation existante relative au taux réduit | onbillijkheid weg te werken in de bestaande regeling met betrekking |
pour les cohabitants. La personne ou les personnes qui, au jour de | tot het verlaagd tarief voor samenwonenden. De persoon of personen die |
l'ouverture de la succession, cohabitent au moins pendant trois ans de | op de dag van het openvallen van de nalatenschap gedurende minstens 3 |
manière ininterrompue avec le de cujus peuvent bénéficier d'un taux | jaar ononderbroken met de erflater samenwonen kunnen genieten van een |
réduit. Cette condition stricte fait obstacle au bénéfice du taux réduit pour les personnes ayant cohabité pendant trois ans avec le de cujus qui est contraint à devoir abandonner la cohabitation dans la dernière période de sa vie au motif qu'il doit séjourner dans une institution de soins (ensuite de quoi son domicile est modifié). Pour remédier à cette situation inéquitable, il a été proposé de modifier cette disposition en ce sens que les personnes qui ont d'abord cohabité pendant trois ans avec le de cujus, période après laquelle ce dernier a dû interrompre la cohabitation en raison d'un cas de force majeure, puissent néanmoins bénéficier du taux réduit. Pour éviter des constructions fictives, il reste toutefois requis que les personnes qui souhaitent prétendre au taux réduit aient cohabité de manière ininterrompue pendant trois ans avec le de cujus avant que la situation de force majeure ne se produise. La proposition de | verlaagd tarief. Deze strikte voorwaarde laat niet toe dat personen die gedurende 3 jaar samengewoond hebben met de erflater, die de laatste periode van zijn leven noodgedwongen de samenwoning heeft moeten opgeven, omdat hij in een verzorgingsvoorziening heeft moeten verblijven (en waarbij zijn domicilie werd gewijzigd), van het verlaagd tarief kunnen genieten. Om aan deze onbillijke situatie tegemoet te komen werd voorgesteld deze bepaling in die zin te wijzigen dat personen die eerst drie jaar samengewoond hebben met de erflater, waarna deze op grond van overmacht de samenwoning heeft moeten onderbreken, toch kunnen genieten van het verlaagd tarief. Om fictieve constructies te vermijden blijft evenwel vereist dat de personen, die aanspraak willen maken op het verlaagd tarief gedurende 3 jaar ononderbroken hebben samengewoond met de erflater vooraleer de situatie van overmacht zich voordoet. Het voorstel van wijziging laat |
modification ne permet donc pas qu'une personne qui a cohabité pendant | dus niet toe dat een persoon, die gedurende een korte periode heeft |
une courte période avec le de cujus, à la suite de laquelle ce dernier a séjourné pendant une longue période dans une institution de soins, puisse se construire une période de trois ans de cohabitation. Un séjour ' volontaire ' dans une maison de repos (sans nécessiter ou être dépendant de soins) ne remplit pas la condition de la force majeure et ne peut donc être invoqué pour pouvoir bénéficier du taux réduit. Un extrait du registre de la population constitue une présomption réfragable de cohabitation ininterrompue et de ménage commun. Cette présomption peut notamment être réfutée s'il peut être démontré que la volonté persistante de tenir un ménage commun faisait défaut et que les parties qui invoquent cette cohabitation ininterrompue ne peuvent démontrer qu'elles ont contribué dans une mesure acceptable aux frais du ménage commun » (Doc. parl., Parlement flamand, 1999-2000, n° | samengewoond met de erflater, waarna deze gedurende een lange periode in een verzorgingsvoorziening heeft verbleven, een periode van 3 jaar samenwoonst zou kunnen construeren. Een ' vrijwillig ' verblijf in een rustoord (zonder zorgbehoevend of afhankelijk te zijn) beantwoordt niet aan de voorwaarde van overmacht en kan dus niet ingeroepen worden om van het verlaagd tarief te kunnen genieten. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren een gemeenschappelijke huishouding. Dit vermoeden kan onder meer weerlegd worden indien aangetoond kan worden dat de voortgezette wil om een gemeenschappelijke huishouding te voeren ontbrak en dat de partijen die de ononderbroken samenwoonst inroepen niet kunnen aantonen dat zij in een aanvaardbare mate hebben bijgedragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding » (Parl. St., Vlaams Parlement, |
277/1, p. 4; voy. également : ibid., n° 277/4, p. 3). | 1999-2000, nr. 277/1, p. 4; zie ook : ibid., nr. 277/4, p. 3). |
B.3.3. Le décret flamand du 1er décembre 2000 « portant assimilation | B.3.3. Bij het Vlaamse decreet van 1 december 2000 « houdende |
des cohabitants aux couples mariés en matière de droits de succession | gelijkschakeling van de successierechten tussen samenwonenden en |
» a prévu le même taux de droits de succession entre cohabitants | getrouwden » werd voorzien in eenzelfde successierechtelijk tarief |
tussen samenwonenden als tussen echtgenoten en werden, in artikel 48, | |
qu'entre époux et a chaque fois remplacé les termes « trois ans », à | vijfde lid, 2°, de woorden « drie jaar » telkens vervangen door de |
l'article 48, alinéa 5, 2°, par les termes « un an ». | woorden « één jaar ». |
Quant au fond | Ten gronde |
B.4. Il découle de l'article 48 précité du Code des droits de | B.4. Uit het voormelde artikel 48 van het Wetboek der |
succession, tel qu'il était applicable en Région flamande, que l'héritier d'une personne handicapée qui n'a jamais cohabité avec le défunt et n'a formé aucun ménage commun avec lui est exclu du bénéfice du taux des droits de succession entre cohabitants, tandis que l'héritier d'une personne handicapée qui a cohabité de manière ininterrompue pendant au moins un an avec le défunt et a formé un ménage commun avec lui peut bénéficier de ce taux, même si cette cohabitation est devenue impossible à la suite d'un cas de force majeure « consécutive à la période [ininterrompue] d'un an jusqu'au jour du décès ». B.5. Il appartient au législateur fiscal compétent de fixer le taux d'imposition et d'en établir les modalités. Lorsqu'il utilise à cet effet des critères de distinction, ceux-ci doivent être objectivement et raisonnablement justifiés. Les taux et modalités doivent être appliqués de manière égale pour toutes les personnes qui se trouvent dans une situation équivalente au regard de la mesure considérée et du but poursuivi, sous la réserve que le législateur fiscal doit pouvoir faire usage de catégories qui, nécessairement, n'appréhendent la diversité des situations qu'avec un certain degré d'approximation. B.6. Le taux en vigueur pour les personnes vivant ensemble est applicable aux personnes qui cohabitaient et formaient un ménage commun avec le défunt sans interruption depuis au moins un an à la date de l'ouverture de la succession. Ces conditions sont également censées remplies si la cohabitation et l'existence d'un ménage commun avec le défunt sont devenues impossibles à la suite d'un cas de force majeure « consécutive à la période [visée] d'un an jusqu'au jour du décès ». Les critères indiqués par le décret ne sont pas déraisonnables en ce qu'ils prennent en considération un lien réel d'affinité pour distinguer, dans le domaine du tarif des droits de succession, les personnes vivant ensemble des autres contribuables. Le législateur décrétal a pu raisonnablement adopter une réglementation identique à l'égard de toutes les formes de cohabitation ayant des caractéristiques communes en se fondant sur les critères objectifs et vérifiables visés ci-dessus, tout en respectant la vie privée des contribuables. | successierechten, zoals het van toepassing was in het Vlaamse Gewest, volgt dat de erfgenaam van een gehandicapte persoon die nooit met de erfgenaam heeft samengewoond en er geen gemeenschappelijke huishouding mee heeft gevoerd, van het tarief van de successierechten tussen samenwonenden wordt uitgesloten, terwijl de erfgenaam van een gehandicapte persoon die minstens één jaar ononderbroken met de erfgenaam heeft samengewoond en er een gemeenschappelijke huishouding mee heeft gevoerd wel dat tarief kan genieten, zelfs indien die samenwoning « aansluitend op de [ononderbroken] periode van één jaar tot op de dag van het overlijden » ten gevolge van overmacht onmogelijk is geworden. B.5. Het bepalen van het belastingtarief en het vaststellen van de modalisering ervan komt de bevoegde fiscale wetgever toe. Wanneer hij daartoe criteria van onderscheid hanteert, moeten die objectief en redelijk kunnen worden verantwoord. De tarieven en de modaliteiten ervan moeten op gelijke wijze worden toegepast ten aanzien van eenieder die zich ten opzichte van de maatregel en het nagestreefde doel in een gelijkwaardige positie bevindt, zij het dat de fiscale wetgever een verscheidenheid aan toestanden kan dienen op te vangen in categorieën die, noodzakelijkerwijze, slechts bij benadering met de werkelijkheid overeenstemmen. B.6. Het tarief tussen samenwonenden is van toepassing op personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap minstens één jaar ononderbroken met de erflater samenwoonden en een gemeenschappelijke huishouding voerden. Die voorwaarden worden geacht ook te zijn vervuld indien het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater, aansluitend op de bedoelde periode van één jaar tot op de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden. De in het decreet aangegeven criteria zijn niet onredelijk doordat zij wijzen op een reële band van affiniteit om op het vlak van het tarief van de successierechten de samenwonenden te onderscheiden van de andere belastingplichtigen. De decreetgever vermocht redelijkerwijze eenzelfde regeling aan te nemen ten aanzien van alle vormen van samenleven met gemeenschappelijke kenmerken op basis van de voormelde objectieve en controleerbare criteria, met respect voor de persoonlijke levenssfeer van de belastingplichtigen. |
Il s'ensuit que la mesure en cause n'est pas incompatible avec les | Daaruit volgt dat de in het geding zijnde maatregel niet onbestaanbaar |
articles 10 et 11 de la Constitution. | is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
B.7. La question préjudicielle appelle une réponse négative. | B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 48, alinéa 5, du Code des droits de succession, tel qu'il | Artikel 48, vijfde lid, van het Wetboek der successierechten, zoals |
het van toepassing was in het Vlaamse Gewest op het ogenblik van de | |
était applicable en Région flamande au moment des faits soumis au juge | aan de verwijzende rechter voorgelegde feiten, schendt de artikelen 10 |
a quo, ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution. | en 11 van de Grondwet niet. |
Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour constitutionnelle, à l'audience publique du 27 mai 2010. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 27 mei 2010. |
Le greffier, Le président, | De griffier, De voorzitter, |
P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt. | P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt. |