← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 38/2010 du 22 avril 2010 Numéro du rôle : 4749 En cause :
les questions préjudicielles relatives à l'article 30, § 1 er , alinéa 4, des lois
sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, posées p La Cour
constitutionnelle, composée du président émérite P. Martens, conformément à l'article 60(...)"
Extrait de l'arrêt n° 38/2010 du 22 avril 2010 Numéro du rôle : 4749 En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 30, § 1 er , alinéa 4, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, posées p La Cour constitutionnelle, composée du président émérite P. Martens, conformément à l'article 60(...) | Uittreksel uit arrest nr. 38/2010 van 22 april 2010 Rolnummer 4749 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 30, § 1, vierde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gesteld door de Raad van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit emeritus voorzitter P. Martens, overeenkomstig artikel (...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 38/2010 du 22 avril 2010 | Uittreksel uit arrest nr. 38/2010 van 22 april 2010 |
Numéro du rôle : 4749 | Rolnummer 4749 |
En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 30, § 1er, | In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 30, § 1, vierde |
alinéa 4, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier | lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari |
1973, posées par le Conseil d'Etat. | 1973, gesteld door de Raad van State. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée du président émérite P. Martens, conformément à l'article | samengesteld uit emeritus voorzitter P. Martens, overeenkomstig |
60bis de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour | artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
constitutionnelle, et du président M. Bossuyt, et des juges R. | Grondwettelijk Hof, en voorzitter M. Bossuyt, en de rechters R. |
Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen et J.-P. Snappe, assistée | Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen en J.-P. Snappe, |
du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président émérite P. | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
Martens, | emeritus voorzitter P. Martens, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet des questions préjudicielles et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Par arrêt n° 195.080 du 3 juillet 2009 en cause de Vincent Jacmin | Bij arrest nr. 195.080 van 3 juli 2009 in zake Vincent Jacmin tegen de |
contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la | Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is |
Cour le 13 juillet 2009, le Conseil d'Etat a posé les questions | ingekomen op 13 juli 2009, heeft de Raad van State de volgende |
préjudicielles suivantes : | prejudiciële vragen gesteld : |
« 1. L'article 30, § 1er, alinéa 4, des lois sur le Conseil d'Etat, | « 1. Schendt artikel 30, § 1, vierde lid, van de wetten op de Raad van |
coordonnées le 12 janvier 1973, viole-t-il les articles 10 et 11 de la | State, gecoördineerd op 12 januari 1973, de artikelen 10 en 11 van de |
Constitution en ce qu'il habilite le Roi à fixer un délai de | Grondwet, in zoverre het de Koning ertoe machtigt een |
prescription du recours en cassation visé à l'article 14, § 2, des | verjaringstermijn van het in artikel 14, § 2, van dezelfde wetten |
bedoelde cassatieberoep te bepalen die korter is dan die welke in | |
mêmes lois, plus court que celui qui est visé à l'article 1073 du Code | artikel 1073 van het Gerechtelijk Wetboek wordt beoogd ?; |
judiciaire ?; 2. L'article 30, § 1er, alinéa 4, des lois sur le Conseil d'Etat, | 2. Schendt artikel 30, § 1, vierde lid, van de wetten op de Raad van |
coordonnées le 12 janvier 1973, viole-t-il les articles 10 et 11 de la | State, gecoördineerd op 12 januari 1973, de artikelen 10 en 11 van de |
Constitution en ce qu'il habilite le Roi à fixer un délai de | Grondwet, in zoverre het de Koning ertoe machtigt een |
prescription du recours en cassation visé à l'article 14, § 2, des | verjaringstermijn van het in artikel 14, § 2, van dezelfde wetten |
mêmes lois, plus court que celui qui est visé au § 1er, de la même | bedoelde cassatieberoep te bepalen die korter is dan die welke in |
disposition ? ». | paragraaf 1 van dezelfde bepaling wordt beoogd ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
Quant à la disposition en cause | Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling |
B.1.1. Les questions préjudicielles concernent l'article 30, § 1er, | B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 30, § 1, |
des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, modifiées par la loi du 15 | van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals gewijzigd bij |
septembre 2006 réformant le Conseil d'Etat et créant un Conseil du | de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en |
contentieux des étrangers. Cet article 30, § 1er, dispose : | tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Dat artikel 30, § 1, bepaalt : |
« La procédure à suivre devant la section du contentieux administratif | « De rechtspleging welke in de bij de artikelen 11, 12, 13, 14, 16, |
dans les cas visés aux articles 11, 12, 13, 14, 16, 17, 18 et 36 sera | 17, 18 en 36 bedoelde gevallen voor de afdeling bestuursrechtspraak |
déterminée par un arrêté royal délibéré en Conseil des ministres. | dient te worden gevolgd, wordt vastgesteld bij een in Ministerraad |
overlegd koninklijk besluit. | |
Het koninklijk besluit bepaalt onder meer de termijnen van verjaring | |
L'arrêté royal déterminera notamment les délais de prescription pour | voor de indiening van de aanvragen en beroepen bedoeld in de artikelen |
l'introduction des demandes et recours prévus aux articles 11 et 14, | 11 en 14; deze termijnen moeten ten minste zestig dagen bedragen; |
ces délais devant être de soixante jours au moins; il réglera les conditions d'exercice des oppositions et tierces oppositions, ainsi que des recours en révision; il fixera les tarifs des frais et dépens, (...); il prévoira l'octroi aux indigents du bénéfice du pro deo; il fixe les modalités pour acquitter les frais et dépens; il détermine les cas dans lesquels les parties ou leurs avocats peuvent décider conjointement que la cause ne doit pas être traitée en séance publique. Si, en application de l'alinéa 2, la cause n'est pas traitée en séance publique, l'Auditorat ne rendra pas d'avis. Par dérogation à l'alinéa 2, le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, fixer un délai plus court de prescription du | bedoeld besluit regelt de voorwaarden van uitoefening van het verzet en van het derden-verzet, alsook van het beroep tot herziening; het bepaalt het tarief der kosten en uitgaven; het voorziet in het verlenen van het voordeel van het pro deo aan de onvermogenden. Het bepaalt de modaliteiten om de kosten en uitgaven te voldoen; het bepaalt de gevallen waarin de partijen of hun advocaten gezamenlijk mogen besluiten dat de zaak niet in openbare terechtzitting moet worden behandeld. Indien met toepassing van het tweede lid, de zaak niet in openbare terechtzitting wordt behandeld, wordt er geen advies van het Auditoraat gegeven. In afwijking van het tweede lid, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een kortere termijn van |
recours en cassation visé par l'article 14, § 2, sans que celui-ci | verjaring van het in artikel 14, § 2, bepaald cassatieberoep bepalen, |
puisse compter moins de quinze jours ». | zonder dat deze minder dan vijftien dagen mag bedragen ». |
B.1.2. L'article 3 de l'arrêté royal du 30 novembre 2006 déterminant | B.1.2. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot |
la procédure en cassation devant le Conseil d'Etat, pris en exécution | vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State, genomen |
de l'article 30 des lois coordonnées précitées, dispose : | ter uitvoering van het voormelde artikel 30, § 1, bepaalt : |
« § 1er. La requête en cassation est introduite au plus tard le | « § 1. Het verzoekschrift waarbij cassatieberoep wordt ingesteld, |
trentième jour après la notification de la décision attaquée. | wordt ingediend uiterlijk de dertigste dag na de kennisgeving van de |
bestreden beslissing. | |
§ 2. La requête, datée et signée par un avocat satisfaisant aux | § 2. Het verzoekschrift, gedagtekend en ondertekend door een advocaat |
conditions fixées par l'article 19, alinéa 3, des lois coordonnées, | die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 19, derde lid, van |
contient : | de gecoördineerde wetten, bevat : |
1° l'intitulé ' recours en cassation '; | 1° het opschrift ' cassatieberoep '; |
2° les nom, qualité, nationalité, domicile ou siège de la partie | 2° de naam, de hoedanigheid, de nationaliteit en de woonplaats of |
requérante; | zetel van de verzoekende partij; |
3° l'élection de domicile visée à l'article 37, alinéa 1er; | 3° de woonplaatskeuze bedoeld in artikel 37, eerste lid; |
4° les nom et qualité du signataire du recours en cassation; | 4° de naam en de hoedanigheid van de ondertekenaar van het cassatieberoep; |
5° l'indication de la décision objet du recours, avec mention de sa | 5° de opgave van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld, met |
nature, ainsi que de sa date et du numéro sous lequel le recours | vermelding van de aard ervan, evenals van de datum en het nummer |
introduit devant la juridiction a été enregistré; | waaronder het bij het rechtscollege ingestelde beroep, ingeschreven |
6° les nom et adresse de la partie adverse devant la juridiction; | is; 6° de naam en het adres van de verwerende partij voor het rechtscollege; |
7° l'indication de la date à laquelle la décision de la juridiction a | 7° de opgave van de datum waarop de beslissing van het rechtscollege |
été notifiée à la partie requérante en cassation; | ter kennis is gebracht van de verzoekende partij in cassatie; |
8° un exposé sommaire des faits; | 8° een beknopt feitenrelaas; |
9° un exposé des moyens de cassation; | 9° een uiteenzetting van de cassatiemiddelen; |
10° l'indication du statut linguistique de la partie requérante, | 10° de opgave van het taalstatuut van de verzoekende partij, wanneer |
lorsque la loi qui lui est applicable détermine la langue qu'elle doit | de wet die op haar van toepassing is, bepaalt welke taal ze moet |
employer devant le Conseil d'Etat; | gebruiken voor de Raad van State; |
11° la langue prévue à l'article 21, § 2, alinéa 1er, pour l'audition | 11° de in artikel 21, § 2, eerste lid, bedoelde taal voor het verhoor |
». | ». |
Quant à la première question préjudicielle | |
B.2.1. Le Conseil d'Etat interroge la Cour sur le point de savoir si | Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag |
l'article 30, § 1er, alinéa 4, des lois coordonnées précitées viole | B.2.1. De Raad van State vraagt het Hof of artikel 30, § 1, vierde |
les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il habilite le Roi à | lid, van de voormelde gecoördineerde wetten de artikelen 10 en 11 van |
fixer un délai de prescription du recours en cassation, visé à | de Grondwet schendt, in zoverre het de Koning ertoe machtigt een |
l'article 14, § 2, des mêmes lois, plus court que celui qui est visé à | verjaringstermijn van het cassatieberoep bedoeld in artikel 14, § 2, |
van dezelfde wetten vast te stellen die korter is dan die welke wordt | |
l'article 1073 du Code judiciaire. | bedoeld in artikel 1073 van het Gerechtelijk Wetboek. |
B.2.2. L'article 1073 du Code judiciaire dispose : | B.2.2. Artikel 1073 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : |
« Hormis les cas où la loi établit un délai plus court, le délai pour | « Behoudens wanneer de wet een kortere termijn bepaalt, is de termijn |
introduire le pourvoi en cassation est de trois mois à partir du jour | om zich in cassatie te voorzien drie maanden te rekenen van de dag |
de la signification de la décision attaquée ou de la notification de | waarop de bestreden beslissing is betekend of van de dag van de |
celle-ci faite conformément à l'article 792, alinéas 2 et 3. | kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid. |
Si le demandeur n'a en Belgique ni domicile, ni résidence, ni domicile | Indien de eiser geen woon- of verblijfplaats of geen gekozen |
élu, le délai prévu à l'alinéa premier est augmenté conformément à | woonplaats heeft in België, wordt de in het eerste lid bepaalde |
l'article 55. | termijn verlengd overeenkomstig artikel 55. |
De termijn wordt met drie maanden verlengd ten behoeve van hen die | |
Le délai est augmenté de trois mois en faveur des personnes absentes | zich, voor een openbare dienst, niet op Belgisch grondgebied en buiten |
du territoire belge et hors d'Europe pour cause de service public, et | Europa bevinden, en ten behoeve van de zeelieden die afwezig zijn |
en faveur des gens de mer absents pour cause de navigation ». | wegens scheepsdienst ». |
B.3.1. Selon l'exposé des motifs, le projet qui est devenu la loi du | B.3.1. Volgens de memorie van toelichting strekte het ontwerp dat de |
15 septembre 2006 tendait, d'une part, à résorber et à contrôler | wet van 15 september 2006 is geworden, ertoe, enerzijds, de |
l'arriéré juridictionnel de la section du contentieux administratif du | gerechtelijke achterstand van de afdeling bestuursrechtspraak van de |
Conseil d'Etat et, d'autre part, à optimaliser les procédures | Raad van State weg te werken en te beheersen en, anderzijds, de |
relatives aux étrangers en vue d'organiser une procédure | procedures in vreemdelingenzaken te optimaliseren teneinde een |
juridictionnelle adéquate (Doc. parl., Chambre, 2005-2006, DOC | adequate jurisdictionele procedure te regelen (Parl. St., Kamer, |
51-2479/001, pp. 4-12 et 14-15). | 2005-2006, DOC 51-2479/001, pp. 4-12 en 14-15). |
B.3.2. L'article 30, § 1er, alinéa 4, est l'une des mesures de la loi qui participe du premier objectif. On peut lire à cet égard : « La procédure en cassation est un recours extraordinaire par lequel une partie a la possibilité de demander l'annulation d'une décision rendue en dernière instance, du fait de la violation de la loi ou du non respect de formes substantielles ou prescrites à peine de nullité. Un tel litige est donc complètement ' décristallé ' par le juge du fond. Une procédure en cassation n'est pas suspensive et - | B.3.2. Artikel 30, § 1, vierde lid, is één van de maatregelen van de wet die deel uitmaakt van die eerste doelstelling. In dat verband staat te lezen : « Het cassatieberoep is een buitengewoon rechtsmiddel waardoor een partij in de mogelijkheid wordt gesteld om, wegens schending van de wet of wegens verzuim van substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, de vernietiging te vragen van een beslissing gewezen in laatste aanleg. Een dergelijk geschil is derhalve ten gronde reeds volledig ' uitgekristalliseerd ' door de bodemrechter. Ook is een voorziening in cassatie niet opschortend en kan - in tegenstelling tot een beroep tot |
contrairement à un recours en annulation d'un acte administratif - la | vernietiging van een administratieve rechtshandeling - de opschorting |
suspension de l'exécution de la décision contestée ne peut être | van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing niet meer worden |
requise. Il y a lieu dès lors, du point de vue de la sécurité | gevorderd. Het past derhalve vanuit het oogpunt van de rechtszekerheid |
juridique, de maintenir le délai durant lequel une décision peut faire | om de termijn gedurende dewelke een beslissing het voorwerp kan |
uitmaken van een voorziening in cassatie zo kort als mogelijk te | |
l'objet d'un recours en cassation, le plus court possible, sans dénier | houden, zonder dat hierdoor het recht op een daadwerkelijke toegang |
le droit d'un citoyen d'avoir accès à un juge. Ceci est la portée de | tot de rechter aan de burger wordt ontzegd. Dit is de draagwijdte van |
cette disposition » (ibid., p. 47). B.3.3. Pris en application de la disposition en cause, l'article 3 de l'arrêté royal du 30 novembre 2006 prévoit que la requête en cassation administrative devant le Conseil d'Etat doit être introduite au plus tard le trentième jour après la notification de la décision attaquée. Le législateur a pu, compte tenu de l'objectif recherché, modifier de manière générale le délai pour introduire un recours en cassation administrative, lequel s'applique sans exception à toutes les contestations relatives aux décisions rendues par les juridictions administratives. B.3.4. Quant à la comparaison qui est faite avec le délai prévu par | deze bepaling » (ibid., p. 47). B.3.3. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 november 2006, genomen met toepassing van de in het geding zijnde bepaling, bepaalt dat het administratief cassatieverzoekschrift voor de Raad van State uiterlijk de dertigste dag na de kennisgeving van de bestreden beslissing moet worden ingediend. De wetgever vermocht, gelet op het nagestreefde doel, in het algemeen de termijn te wijzigen om een administratief cassatieberoep in te dienen, termijn die zonder uitzondering van toepassing is op alle betwistingen betreffende de beslissingen gewezen door de administratieve rechtscolleges. B.3.4. Wat de vergelijking betreft die wordt gemaakt met de termijn |
l'article 1073 du Code judiciaire pour introduire un recours en | bepaald in artikel 1073 van het Gerechtelijk Wetboek om een |
cassation en matière civile devant la Cour de cassation, la différence | cassatieberoep in burgerlijke zaken in te stellen voor het Hof van |
de traitement qui résulte de l'application de procédures différentes | Cassatie, is het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de |
devant des juridictions différentes et dans des conditions différentes | toepassing van verschillende procedures voor verschillende |
n'est pas discriminatoire en soi. Il ne pourrait y avoir de | rechtscolleges en onder verschillende voorwaarden, op zich niet |
discriminerend. Er zou alleen van discriminatie sprake kunnen zijn | |
discrimination que si la différence de traitement résultant de | indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing |
l'application de ces procédures allait de pair avec une limitation | van die procedures, gepaard zou gaan met een onevenredige beperking |
disproportionnée des droits des parties concernées. | van de rechten van de betrokken partijen. |
B.3.5. Il convient d'abord d'observer que le législateur, tenant | B.3.5. Allereerst dient te worden opgemerkt dat de wetgever, rekening |
compte de la spécificité de chaque matière, a fixé des délais de cassation qui sont d'une durée moindre que celui prévu par l'article 1073 du Code judiciaire. Ensuite, le délai prévu en l'espèce pour former un recours en cassation est suffisant, d'autant qu'il s'agit d'un recours qui ne porte que sur des questions de droit et non sur l'ensemble du litige, ce recours faisant suite à une instance au moins qui a déjà permis aux personnes concernées de soumettre leurs griefs à une juridiction indépendante et impartiale. Il en résulte que la différence de traitement ne porte pas une atteinte disproportionnée aux droits du justiciable à un recours juridictionnel effectif. B.4. La première question préjudicielle appelle une réponse négative. Quant à la seconde question préjudicielle B.5. Le Conseil d'Etat interroge aussi la Cour sur le point de savoir si l'article 30, § 1er, alinéa 4, précité des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il habilite le Roi à fixer un délai de prescription pour introduire un recours en cassation devant le Conseil d'Etat différent du délai prévu par l'article 14, § 1er, des mêmes lois pour introduire un recours en annulation. B.6.1. Le recours en annulation d'un acte administratif, tel qu'il est visé par l'article 14, § 1er, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, est un recours en première et dernière instance permettant de contester, tant en fait qu'en droit, la légalité d'un acte administratif. Le recours en cassation auprès du Conseil d'Etat est, quant à lui, dirigé contre une décision contentieuse rendue en dernier ressort par une juridiction administrative devant laquelle le justiciable a pu, comme il a été rappelé en B.3.5, contester en fait et en droit tous les éléments de la décision individuelle le concernant. Le Conseil d'Etat, saisi d'un recours en cassation, ne connaît pas du fond des affaires. B.6.2. La différence entre le délai pour introduire un recours en annulation et le délai pour introduire un recours en cassation repose ainsi sur un critère objectif et est justifiée au regard du but poursuivi rappelé en B.3.1. Elle ne porte pas atteinte non plus de manière disproportionnée au droit reconnu à un justiciable à un recours juridictionnel effectif, ce dernier disposant d'un délai suffisamment large pour formuler ses griefs. B.7. La seconde question préjudicielle appelle une réponse négative. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : L'article 30, § 1er, alinéa 4, des lois sur le Conseil d'Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution. Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, à l'audience publique du 22 avril 2010. Le greffier, P.-Y. Dutilleux. Le président, | houdend met het specifieke karakter van elke materie, cassatietermijnen heeft vastgesteld die korter zijn dan die welke is bepaald in artikel 1073 van het Gerechtelijk Wetboek. Vervolgens is de termijn waarin te dezen is voorzien om cassatieberoep in te stellen, toereikend, des temeer daar het een beroep betreft dat alleen betrekking heeft op rechtsvragen en niet op het geschil in zijn geheel, waarbij dat beroep volgt op minstens één aanleg die de betrokkenen reeds de gelegenheid heeft geboden hun grieven voor te leggen aan een onafhankelijk en onpartijdig rechtscollege. Hieruit vloeit voort dat het verschil in behandeling geen onevenredige aantasting inhoudt van de rechten van de rechtzoekende op een daadwerkelijk jurisdictioneel beroep. B.4. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag B.5. De Raad van State vraagt het Hof ook of het voormelde artikel 30, § 1, vierde lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre het de Koning ertoe machtigt een verjaringstermijn voor het instellen van een cassatieberoep bij de Raad van State vast te stellen die verschilt van de termijn bepaald in artikel 14, § 1, van dezelfde wetten voor het instellen van een beroep tot nietigverklaring. B.6.1. Het beroep tot nietigverklaring van een bestuurshandeling, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, is een beroep, in eerste en in laatste aanleg, waarbij de wettigheid van een bestuurshandeling zowel in feite als in rechte kan worden betwist. Het cassatieberoep bij de Raad van State is daarentegen gericht tegen een beslissing in betwiste zaken gewezen in laatste aanleg door een administratief rechtscollege waarvoor de rechtzoekende, zoals in B.3.5 in herinnering is gebracht, alle elementen van de hem betreffende individuele beslissing, zowel in feite als in rechte heeft kunnen betwisten. De Raad van State waarbij cassatieberoep is ingesteld, neemt geen kennis van de grond van de zaak. B.6.2. Het verschil tussen de termijn om een beroep tot nietigverklaring in te stellen en die om een cassatieberoep in te stellen, berust aldus op een objectief criterium en is verantwoord ten aanzien van het doel dat in B.3.1 in herinnering is gebracht. Het doet evenmin op onevenredige wijze afbreuk aan het aan een rechtzoekende erkende recht op een daadwerkelijk jurisdictioneel beroep, waarbij laatstgenoemde over een voldoende lange termijn beschikt om zijn grieven te formuleren. B.7. De tweede prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 30, § 1, vierde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 22 april 2010. De griffier, P.-Y. Dutilleux. De voorzitter, |
P. Martens. | P. Martens. |