← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 83/2009 du 14 mai 2009 Numéro du rôle : 4525 En cause : la
question préjudicielle relative à l'article 7, § 13, alinéa 2, de l'arrêté-loi du 28 décembre
1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, tel qu La Cour constitutionnelle, composée
des présidents M. Melchior et M. Bossuyt, et des juges P. Ma(...)"
Extrait de l'arrêt n° 83/2009 du 14 mai 2009 Numéro du rôle : 4525 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 7, § 13, alinéa 2, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs, tel qu La Cour constitutionnelle, composée des présidents M. Melchior et M. Bossuyt, et des juges P. Ma(...) | Uittreksel uit arrest nr. 83/2009 van 14 mei 2009 Rolnummer 4525 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 7, § 13, tweede lid, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals ge Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...) |
---|---|
COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
Extrait de l'arrêt n° 83/2009 du 14 mai 2009 | Uittreksel uit arrest nr. 83/2009 van 14 mei 2009 |
Numéro du rôle : 4525 | Rolnummer 4525 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 7, § 13, | In zake : de prejudiciële vraag over artikel 7, § 13, tweede lid, van |
alinéa 2, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité | de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke |
sociale des travailleurs, tel qu'il a été modifié par l'article 112 de | zekerheid der arbeiders, zoals gewijzigd bij artikel 112 van de wet |
la loi du 30 décembre 1988, posée par la Cour du travail de Mons. | van 30 december 1988, gesteld door het Arbeidshof te Bergen. |
La Cour constitutionnelle, | Het Grondwettelijk Hof, |
composée des présidents M. Melchior et M. Bossuyt, et des juges P. | samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de |
Martens, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke et T. Merckx-Van Goey, | rechters P. Martens, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke en T. |
assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. | Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
Melchior, | voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Par arrêt du 1er octobre 2008 en cause de Ghislain Fourez contre | Bij arrest van 1 oktober 2008 in zake Ghislain Fourez tegen de |
l'Office national de l'emploi, dont l'expédition est parvenue au | Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waarvan de expeditie ter griffie |
greffe de la Cour le 8 octobre 2008, la Cour du travail de Mons a posé | van het Hof is ingekomen op 8 oktober 2008, heeft het Arbeidshof te |
la question préjudicielle suivante : | Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« Interprété comme soumettant la prescription de l'action de l'ONEm en | |
recouvrement des allocations de chômage perçues indûment par les | |
chômeurs au délai de prescription de droit commun fixé depuis le 27 | |
juin 1998 à 10 ans par l'article 2262bis du Code civil inséré par la | |
loi du 10 juin 1998 modifiant certaines dispositions [en matière de | |
prescription], l'article 7, § 13, alinéa 2, de l'arrêté-loi du 28 | « Schendt artikel 7, § 13, tweede lid, van de besluitwet van 28 |
décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs tel que | december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, |
modifié par l'article 112 de la loi du 30 décembre 1988 viole-t-il le | zoals gewijzigd bij artikel 112 van de wet van 30 december 1988, in |
die zin geïnterpreteerd dat het de verjaring van de vordering van de | |
RVA tot invordering van de door de werklozen onterecht ontvangen | |
principe d'égalité et de non-discrimination contenu au sein des | werkloosheidsuitkeringen onderwerpt aan de gemeenrechtelijke |
verjaringstermijn die sinds 27 juni 1998 bij artikel 2262bis van het | |
Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 juni 1998 tot | |
wijziging van sommige bepalingen [betreffende de verjaring], is | |
articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il soumet les chômeurs à | vastgesteld op tien jaar, het in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet |
vervatte beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in zoverre het | |
deux délais différents de prescription de l'action en recouvrement des | de werklozen aan twee verschillende verjaringstermijnen van de |
allocations de chômage perçues indûment selon qu'ils sont redevables | vordering tot invordering van de onterecht ontvangen |
werkloosheidsuitkeringen onderwerpt naargelang zij onverschuldigde | |
d'un indu à l'égard de l'ONEm (délai de prescription de droit commun, | betalingen verschuldigd zijn ten aanzien van de RVA (gemeenrechtelijke |
soit 10 ans) ou à l'égard des organismes de paiement (droit d'action | verjaringstermijn, namelijk tien jaar) of ten aanzien van de |
uitbetalingsinstellingen (het vorderingsrecht dat na drie jaar | |
se prescrivant par 3 ans porté à 5 ans lorsque le paiement indu | verjaart, wordt op vijf jaar gebracht wanneer de onverschuldigde |
résulte de la fraude ou du dol du chômeur) ? ». | betaling het gevolg is van arglist of bedrog van de werkloze) ? ». |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. La question préjudicielle porte sur l'article 7, § 13, alinéa 2, | B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 7, § 13, tweede |
de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des | lid, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de |
travailleurs, tel qu'il a été modifié par l'article 112 de la loi du | maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals het werd gewijzigd bij |
30 décembre 1988, qui dispose : | artikel 112 bij de wet van 30 december 1988, dat bepaalt : |
« Le droit de l'Office national de l'emploi d'ordonner la répétition des allocations de chômage payées indûment, ainsi que les actions des organismes de paiement en répétition d'allocations de chômage payées indûment se prescrivent par trois ans. Ce délai est porté à cinq ans lorsque le paiement indu résulte de la fraude ou du dol du chômeur ». B.2. La juridiction a quo interroge la Cour sur la différence de traitement qui découlerait de cette disposition entre les bénéficiaires d'allocations de chômage payées indûment, selon qu'ils sont redevables de l'indu à l'égard de l'ONEm ou à l'égard d'un organisme de paiement. Dans le premier cas, l'action de l'ONEm, qui | « Het recht van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening om de terugbetaling van onverschuldigd betaalde werkloosheidsuitkeringen te bevelen, alsmede de rechtsvorderingen van de uitbetalingsinstellingen tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde werkloosheidsuitkeringen verjaren na drie jaar. Die termijn wordt op vijf jaar gebracht wanneer de onverschuldigde betaling het gevolg is van arglist of bedrog van de werkloze ». B.2. Het verwijzende rechtscollege vraagt het Hof naar het verschil in behandeling dat uit die bepaling zou voortvloeien, tussen de begunstigden van onterecht betaalde werkloosheidsuitkeringen, naargelang zij het onterecht ontvangen bedrag moeten terugbetalen aan de RVA of een uitbetalingsinstelling. In het eerste geval is de vordering van de RVA, die niet wordt beoogd in de in het geding zijnde |
n'est pas visée par la disposition en cause, est soumise au droit | bepaling, onderworpen aan het gemeen recht en zou ze verjaren na tien |
commun et se prescrirait par dix ans; dans le second cas, l'action de | jaar; in het tweede geval wordt de vordering van de |
l'organisme de paiement est soumise par la disposition en cause à un | uitbetalingsinstelling door de in het geding zijnde bepaling |
délai de prescription de trois ans, porté à cinq ans en cas de fraude | onderworpen aan een verjaringstermijn van drie jaar, die op vijf jaar |
ou de dol du chômeur. | wordt gebracht in geval van arglist of bedrog van de werkloze. |
B.3. Il découle de la disposition en cause, ainsi que des articles 167 | B.3. Uit de in het geding zijnde bepaling, alsmede uit de artikelen |
et 170 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du | 167 en 170 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de |
chômage, que la récupération des allocations de chômage versées | werkloosheidsreglementering, vloeit voort dat de terugvordering van de |
indûment est effectuée par l'ONEm, sauf dans les cas, énumérés à | onterecht betaalde werkloosheidsuitkeringen wordt verricht door de |
l'article 167 de l'arrêté royal, dans lesquels l'organisme de paiement | RVA, behoudens in de in artikel 167 van het koninklijk besluit |
est responsable de l'erreur à l'origine du paiement indu. | opgesomde gevallen, waarin de uitbetalingsinstelling aansprakelijk is |
voor de vergissing die aan de oorsprong ligt van de onverschuldigde | |
B.4. En disposant que le droit de l'ONEm d'ordonner la répétition des | betaling. B.4. Door te bepalen dat het recht van de RVA om de terugbetaling van |
sommes indues et les actions des organismes de paiement en répétition | de onverschuldigde sommen te bevelen en de vorderingen van de |
des mêmes sommes indues se prescrivent par trois ans, la disposition | uitbetalingsinstellingen tot terugbetaling van dezelfde |
en cause octroie le même délai de trois ans à l'ONEm et aux organismes | onverschuldigde sommen verjaren na drie jaar, kent de in het geding |
de paiement pour, selon leur statut, se délivrer ou obtenir le titre | zijnde bepaling aan de RVA en aan de uitbetalingsinstellingen dezelfde |
exécutoire qui leur permettra de procéder à la récupération des allocations payées indûment. La circonstance que, dans un cas, le titre est délivré par l'ONEm lui-même, alors que dans l'autre, l'organisme de paiement doit s'adresser au juge pour l'obtenir, découle de leurs statuts respectifs. B.5. L'ONEm est une administration qui dispose du privilège du préalable lui permettant de prendre une décision administrative de récupération des sommes payées indûment valant titre exécutoire. En revanche, les organismes de paiement sont des organismes privés, qui, ne disposant pas du même privilège, doivent s'adresser au juge pour obtenir un titre exécutoire afin de récupérer les sommes payées indûment. B.6. Lorsque l'ONEm ou l'organisme de paiement ont obtenu un titre exécutoire, le premier en se le décernant lui-même, le second en obtenant un jugement, ils disposent l'un et l'autre du même délai de prescription de dix ans, prévu par l'article 2262bis du Code civil, pour l'exécuter. Il découle de ce qui précède qu'il n'y a pas de différence de traitement selon que la récupération d'allocations indûment payées est effectuée par l'ONEm ou par l'organisme de paiement. B.7. La question appelle une réponse négative. Par ces motifs, la Cour | termijn van drie jaar toe om, naar gelang van hun statuut, de uitvoerbare titel te verkrijgen of aan zichzelf te verlenen, die hen in staat zal stellen over te gaan tot de terugvordering van de onterecht betaalde uitkeringen. De omstandigheid dat in één geval de titel wordt verleend door de RVA zelf, terwijl in het andere geval de uitbetalingsinstelling zich tot de rechter moet wenden om die te verkrijgen, vloeit voort uit hun respectieve statuten. B.5. De RVA is een administratie die over het « privilège du préalable » beschikt waardoor het een administratieve beslissing kan nemen tot terugvordering van de onterecht betaalde sommen, die geldt als uitvoerbare titel. De uitbetalingsinstellingen daarentegen zijn private instellingen die, aangezien ze niet over hetzelfde privilege beschikken, zich tot de rechter moeten wenden om een uitvoerbare titel te verkrijgen teneinde de onterecht betaalde sommen terug te vorderen. B.6. Wanneer de RVA of de uitbetalingsinstelling een uitvoerbare titel hebben verkregen, eerstgenoemde door die aan zichzelf te verlenen en laatgenoemde door het verkrijgen van een vonnis, beschikken zij beide over dezelfde verjaringstermijn van tien jaar, bedoeld in artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek, om die titel ten uitvoer te leggen. Uit wat voorafgaat, vloeit voort dat er geen verschil in behandeling is naargelang de terugvordering van onterecht betaalde uitkeringen wordt verricht door de RVA of door de uitbetalingsinstelling. B.7. De vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 7, § 13, alinéa 2, de l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 | Artikel 7, § 13, tweede lid, van de besluitwet van 28 december 1944 |
concernant la sécurité sociale des travailleurs, modifié par l'article | betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gewijzigd bij |
112 de la loi du 30 décembre 1988, ne viole pas les articles 10 et 11 | artikel 112 van de wet van 30 december 1988, schendt de artikelen 10 |
de la Constitution. | en 11 van de Grondwet niet. |
Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989, à | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare |
l'audience publique du 14 mai 2009. | terechtzitting van 14 mei 2009. |
Le greffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
Le président, | De voorzitter, |
M. Melchior. | M. Melchior. |