Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 76/2006 du 10 mai 2006 Numéro du rôle : 3926 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 4, § 2, alinéa 2, de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation, posée par la La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. Martens, L.(...)"
Extrait de l'arrêt n° 76/2006 du 10 mai 2006 Numéro du rôle : 3926 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 4, § 2, alinéa 2, de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation, posée par la La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. Martens, L.(...) Uittreksel uit arrest nr. 76/2006 van 10 mei 2006 Rolnummer 3926 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 4, § 2, tweede lid, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, gesteld door het Hof Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)
COUR D'ARBITRAGE ARBITRAGEHOF
Extrait de l'arrêt n° 76/2006 du 10 mai 2006 Uittreksel uit arrest nr. 76/2006 van 10 mei 2006
Numéro du rôle : 3926 Rolnummer 3926
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 4, § 2, In zake : de prejudiciële vraag over artikel 4, § 2, tweede lid, van
alinéa 2, de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de
sursis et la probation, posée par la Cour de cassation. probatie, gesteld door het Hof van Cassatie.
La Cour d'arbitrage, Het Arbitragehof,
composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters
Martens, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe et J.-P. Moerman, assistée P. Martens, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe en J.-P. Moerman,
du greffier L. Potoms, présidée par le président M. Melchior, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par arrêt du 8 février 2006 en cause du procureur général près la Cour Bij arrest van 8 februari 2006 in zake de procureur-generaal bij het
d'appel de Liège contre C.B., dont l'expédition est parvenue au greffe Hof van Beroep te Luik tegen C.B., waarvan de expeditie ter griffie
de la Cour d'arbitrage le 17 février 2006, la Cour de cassation a posé van het Arbitragehof is ingekomen op 17 februari 2006, heeft het Hof
la question préjudicielle suivante : van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« L'article 4, § 2, alinéa 2, de la loi du 29 juin 1964 concernant la « Schendt artikel 4, § 2, tweede lid, van de wet van 29 juni 1964
suspension, le sursis et la probation viole-t-il les articles 10 et 11 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie de artikelen 10
de la Constitution en tant qu'il subordonne à un délai de vingt-quatre en 11 van de Grondwet, in zoverre het het hoger beroep van de
heures l'appel du procureur du Roi contre l'ordonnance de la chambre procureur des Konings tegen de beschikking van de raadkamer waarbij de
opschorting wordt uitgesproken, onderwerpt aan een termijn van
du conseil prononçant la suspension, alors qu'en vertu des articles 6, vierentwintig uur, terwijl de burgerlijke partij, op grond van artikel
alinéa 4, de ladite loi et 203, § 1er, du Code d'instruction 6, vierde lid, van de voormelde wet en artikel 203, § 1, van het
criminelle, la partie civile dispose d'un délai de quinze jours pour Wetboek van Strafvordering, beschikt over een termijn van vijftien
entreprendre cette ordonnance en tant qu'elle statue sur ses intérêts dagen om die beschikking, in zoverre daarin over haar belangen
? ». uitspraak wordt gedaan, aan te vechten ? ».
Le 14 mars 2006, en application de l'article 72, alinéa 1er, de la loi Op 14 maart 2006 hebben de rechters-verslaggevers P. Martens en A.
Alen, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet
spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, les van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, het Hof ervan in kennis
juges-rapporteurs P. Martens et A. Alen ont informé la Cour qu'ils gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen
pourraient être amenés à proposer de rendre un arrêt de réponse immédiate. een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen.
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
B.1. La suspension du prononcé d'une condamnation est, selon l'article B.1. De opschorting van de uitspraak van een veroordeling is, volgens
1er, § 1er, de la loi du 29 juin 1964 « concernant la suspension, le artikel 1, § 1, van de wet van 29 juni 1964 « betreffende de
sursis et la probation », un moyen de mettre un délinquant à opschorting, het uitstel en de probatie », een middel om een
delinquent een proeftijd toe te staan. Die beslissing wordt gelast met
l'épreuve. Cette décision est ordonnée de l'accord de l'inculpé et met instemming van de verdachte en maakt een einde aan de vervolging
fin aux poursuites si elle n'est pas révoquée (article 3, alinéas 1er indien zij niet wordt herroepen (artikel 3, eerste en vijfde lid, van
et 5, de la loi du 29 juin 1964). de wet van 29 juni 1964).
La suspension du prononcé d'une condamnation peut être ordonnée par De opschorting van de uitspraak van een veroordeling kan worden gelast
une juridiction d'instruction lorsqu'elle estime que la publicité des door een onderzoeksgerecht wanneer het van oordeel is dat de
débats pourrait provoquer le déclassement de l'inculpé ou compromettre openbaarheid van de debatten de declassering van de verdachte zou
kunnen veroorzaken of zijn reclassering in gevaar zou kunnen brengen
son reclassement (article 3, alinéa 2, de la loi du 29 juin 1964). (artikel 3, tweede lid, van de wet van 29 juni 1964).
Lorsque la suspension est ordonnée, la juridiction d'instruction est Wanneer de opschorting wordt gelast, is het onderzoeksgerecht bevoegd
compétente pour statuer sur l'action civile dont elle est saisie en om uitspraak te doen over de burgerlijke vordering die tevens bij hem
même temps (article 6, alinéa 3, de la loi du 29 juin 1964). aanhangig is gemaakt (artikel 6, derde lid, van de wet van 29 juni 1964).
B.2.1. L'article 6, alinéa 4, de la loi du 29 juin 1964 dispose : B.2.1. Artikel 6, vierde lid, van de wet van 29 juni 1964 bepaalt :
« La chambre des mises en accusations connaît de l'appel des « De kamer van inbeschuldigingstelling neemt kennis van het hoger
ordonnances de la chambre du conseil réglant les intérêts civils. Cet beroep tegen de beschikking van de raadkamer tot regeling van de
burgerlijke belangen. Dat hoger beroep wordt ingesteld binnen dezelfde
appel est interjeté dans les mêmes délai, conditions et formes que termijn, onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde vormen als hoger
l'appel des jugements en matière correctionnelle ». beroep in correctionele zaken ».
L'appel des jugements en matière correctionnelle est notamment réglé Het hoger beroep tegen vonnissen in correctionele zaken wordt met name
par l'article 203, § 1er, du Code d'instruction criminelle, qui geregeld bij artikel 203, § 1, van het Wetboek van Strafvordering, dat
dispose : bepaalt :
« Il y aura, sauf l'exception portée en l'article 205 ci-après, « Behoudens de uitzondering van artikel 205 hierna, vervalt het recht
déchéance de l'appel, si la déclaration d'appeler n'a pas été faite au van hoger beroep, indien de verklaring van hoger beroep niet gedaan is
greffe du tribunal qui a rendu le jugement, quinze jours au plus tard op de griffie van de rechtbank die het vonnis heeft gewezen, uiterlijk
après celui où il a été prononcé, et, si le jugement est rendu par vijftien dagen na de dag van de uitspraak en indien het vonnis bij
défaut, quinze jours au plus tard après celui de la signification qui verstek is gewezen, uiterlijk vijftien dagen na de dag van de
en aura été faite à la partie condamnée ou à son domicile ». betekening ervan aan de veroordeelde partij of aan haar woonplaats ».
B.2.2. L'article 4, § 2, de la loi du 29 juin 1964 dispose : B.2.2. Artikel 4, § 2, van de wet van 29 juni 1964 bepaalt :
« Le procureur du Roi et l'inculpé peuvent faire opposition à « De procureur des Konings en de verdachte kunnen tegen de beschikking
l'ordonnance de la chambre du conseil prononçant la suspension, pour van de raadkamer waarbij de opschorting wordt uitgesproken, verzet
le motif que les conditions d'octroi de la suspension ne sont pas doen om reden dat aan de voorwaarden tot verlening van de opschorting
réunies. niet voldaan is.
L'opposition, qui doit être formée dans les vingt-quatre heures, est Het verzet, dat binnen vierentwintig uren moet worden aangetekend,
portée devant la chambre des mises en accusation ». wordt voor de kamer van inbeschuldigingstelling gebracht ».
B.3. La Cour est interrogée sur la compatibilité des articles 4, § 2, B.3. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 4,
alinéa 2, et 6, alinéa 4, de la loi du 29 juin 1964 et de l'article § 2, tweede lid, en artikel 6, vierde lid, van de wet van 29 juni 1964
203, § 1er, du Code d'instruction criminelle avec les articles 10 et en van artikel 203, § 1, van het Wetboek van Strafvordering met de
11 de la Constitution, en ce qu'ils font une différence entre le artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij een onderscheid
procureur du Roi, qui ne dispose que de vingt-quatre heures pour maken tussen de procureur des Konings, die slechts beschikt over een
interjeter l'appel visé à l'article 4, § 2, alinéa 2, de la loi du 29 juin 1964, et la partie civile, qui dispose de quinze jours pour interjeter l'appel visé à l'article 6, alinéa 4, de la même loi. B.4. Il existe, entre le ministère public et la partie civile, une différence fondamentale : le premier est chargé, dans l'intérêt de la société, de la recherche et de la poursuite des infractions et il exerce l'action publique; la seconde défend son intérêt personnel et vise à obtenir, par l'action civile, la réparation du dommage que lui a causé l'infraction. En outre, les recours offerts au premier et à la seconde par les dispositions en cause ont un objet tout à fait différent : l'appel que la partie civile peut introduire contre l'ordonnance de la chambre du conseil qui ordonne la suspension du prononcé de la condamnation de l'inculpé et statue sur l'action civile ne peut être dirigé contre la décision d'ordonner la suspension du prononcé. Il ne peut concerner que celle qui est relative aux intérêts civils. La partie civile qui agit dans ces circonstances se trouve dans une situation fondamentalement différente de celle du procureur du Roi qui entend faire appel de la même ordonnance, en ce qu'elle octroie la suspension du prononcé. B.5. Il résulte de ces différences que, en ce qui concerne termijn van vierentwintig uur om het in artikel 4, § 2, tweede lid, van de wet van 29 juni 1964 bedoelde hoger beroep in te stellen, en de burgerlijke partij, die beschikt over een termijn van vijftien dagen om het in artikel 6, vierde lid, van dezelfde wet bedoelde hoger beroep in te stellen. B.4. Er bestaat tussen het openbaar ministerie en de burgerlijke partij een fundamenteel verschil : de eerstgenoemde is, in het belang van de maatschappij, belast met de opsporing en de vervolging van de misdrijven en vordert de toepassing van de strafwet; de laatstgenoemde behartigt haar persoonlijk belang en beoogt, met de burgerlijke vordering, de vergoeding te verkrijgen van de schade die zij door het misdrijf heeft geleden. Bovendien hebben de rechtsmiddelen die de in het geding zijnde bepalingen aan de eerstgenoemde en de laatstgenoemde toekennen, een totaal verschillend onderwerp : het hoger beroep dat de burgerlijke partij kan instellen tegen de beschikking van de raadkamer die de opschorting van de uitspraak van de veroordeling van de verdachte gelast en over de burgerlijke vordering uitspraak doet, kan niet worden ingesteld tegen de beslissing om de opschorting van de uitspraak te gelasten. Het kan alleen betrekking hebben op de beslissing in verband met de burgerlijke belangen. De burgerlijke partij die in die omstandigheden optreedt, bevindt zich in een situatie die fundamenteel verschilt van die van de procureur des Konings die hoger beroep wil instellen tegen dezelfde beschikking, in zoverre die de opschorting van de uitspraak toekent. B.5. Uit die verschillen vloeit voort dat, wat de toepassing van
l'application des articles 4, § 2, alinéa 2, et 6, alinéa 4, de la loi artikel 4, § 2, tweede lid, en artikel 6, vierde lid, van de wet van
du 29 juin 1964, le procureur du Roi et la partie civile 29 juni 1964 betreft, de procureur des Konings en de burgerlijke
n'appartiennent pas à des catégories comparables. partij niet behoren tot vergelijkbare categorieën.
B.6. En tant que les catégories en cause ne sont pas comparables, la B.6. In zoverre de in het geding zijnde categorieën niet met elkaar
question préjudicielle appelle une réponse négative. vergelijkbaar zijn, dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
dit pour droit : zegt voor recht :
Les articles 4, § 2, alinéa 2, et 6, alinéa 4, de la loi du 29 juin Artikel 4, § 2, tweede lid, en artikel 6, vierde lid, van de wet van
1964 concernant la suspension, le sursis et la probation et l'article 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie en
203, § 1er, du Code d'instruction criminelle ne violent pas les artikel 203, § 1, van het Wetboek van Strafvordering schenden de
articles 10 et 11 de la Constitution. artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 10 mai 2006. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 10 mei 2006.
Le greffier, De griffier,
L. Potoms. L. Potoms.
Le président, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^