Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 140/2005 du 13 septembre 2005 Numéro du rôle : 3136 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 3, § 2, de l'ordonnance de la Région de Bruxelles-Capitale du 23 juillet 1992 relative à la taxe région La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. Martens, E.(...)"
Extrait de l'arrêt n° 140/2005 du 13 septembre 2005 Numéro du rôle : 3136 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 3, § 2, de l'ordonnance de la Région de Bruxelles-Capitale du 23 juillet 1992 relative à la taxe région La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. Martens, E.(...) Uittreksel uit arrest nr. 140/2005 van 13 september 2005 Rolnummer 3136 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 3, § 2, van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting te Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)
COUR D'ARBITRAGE ARBITRAGEHOF
Extrait de l'arrêt n° 140/2005 du 13 septembre 2005 Uittreksel uit arrest nr. 140/2005 van 13 september 2005
Numéro du rôle : 3136 Rolnummer 3136
En cause : la question préjudicielle concernant l'article 3, § 2, de In zake : de prejudiciële vraag over artikel 3, § 2, van de
l'ordonnance de la Région de Bruxelles-Capitale du 23 juillet 1992 ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 23 juli 1992
relative à la taxe régionale à charge des occupants d'immeubles bâtis betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde
et de titulaires de droits réels sur certains immeubles, tel que cet eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende
article était applicable pour l'exercice d'imposition 1998, posée par goederen, zoals van toepassing voor het aanslagjaar 1998, gesteld door
le Tribunal de première instance de Bruxelles. de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel.
La Cour d'arbitrage, Het Arbitragehof,
composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters
Martens, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen et J.-P. Moerman, assistée P. Martens, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen en J.-P. Moerman,
du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Melchior, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par jugement du 3 novembre 2004 en cause de A. Roux contre la Région Bij vonnis van 3 november 2004 in zake A. Roux tegen het Brusselse
de Bruxelles-Capitale, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Hoofdstedelijke Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het
Cour d'arbitrage le 16 novembre 2004, le Tribunal de première instance Arbitragehof is ingekomen op 16 november 2004, heeft de Rechtbank van
de Bruxelles a posé la question préjudicielle suivante : eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« L'article 3, § 2, combiné avec les articles 5 et 6 de l'ordonnance « Schendt artikel 3, § 2, in samenhang gelezen met de artikelen 5 en 6
du Conseil de la Région de Bruxelles-Capitale du 23 juillet 1992 van de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 23 juli
relative à la taxe régionale à charge des occupants d'immeubles bâtis 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van
et de titulaires de droits réels sur certains immeubles, tels que ces bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige
articles étaient applicables à la taxe de l'exercice d'imposition onroerende goederen, zoals die artikelen van toepassing waren op de
1998, violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution dans la belasting voor het aanslagjaar 1998, de artikelen 10 en 11 van de
mesure où l'article 3, § 2, prévoit une exemption de la taxe régionale Grondwet in zoverre artikel 3, § 2, in een vrijstelling van de door
due en qualité de chef de ménage pour la personne physique exerçant het gezinshoofd verschuldigde gewestbelasting voorziet voor de
son activité professionnelle en tant qu'indépendant à son domicile natuurlijke persoon die zijn beroepsactiviteit als zelfstandige
privé, alors que la personne physique exerçant son activité uitoefent in zijn privé-woning, terwijl de natuurlijke persoon die
professionnelle par l'intermédiaire d'une société unipersonnelle à son zijn beroepsactiviteit via een eenpersoonsvennootschap in zijn
domicile privé, ne bénéficie pas de cette exemption, compte tenu privé-woning uitoefent, niet die vrijstelling geniet, met name
notamment de ce que l'article 3, § 2, instaure un traitement fiscal rekening houdend met het feit dat artikel 3, § 2, een verschillende
différent de situations qui, au regard de l'objectif poursuivi par le fiscale behandeling invoert van situaties die ten aanzien van het door
législateur régional, doivent être considérées comme essentiellement de gewestwetgever beoogde doel als zijnde in wezen identiek dienen te
identiques ? ». worden beschouwd ? ».
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
B.1. Le Tribunal de première instance de Bruxelles interroge la Cour B.1. De Rechtbank van eerste aanleg te Brussel stelt het Hof een vraag
sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution de over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet,
l'article 3, § 2, de l'ordonnance de la Région de Bruxelles-Capitale van artikel 3, § 2, van de ordonnantie van het Brusselse
du 23 juillet 1992 relative à la taxe régionale à charge des occupants Hoofdstedelijke Gewest van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting
d'immeubles bâtis et de titulaires des droits réels sur certains ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een
immeubles, dans la mesure où cette disposition prévoit une exemption zakelijk recht op sommige onroerende goederen, in zoverre die bepaling
de la taxe régionale due en qualité de chef de ménage pour la personne in een vrijstelling van de door het gezinshoofd verschuldigde
physique exerçant son activité professionnelle en tant qu'indépendant gewestbelasting voorziet voor de natuurlijke persoon die zijn
à son domicile privé, alors que la personne physique exerçant son beroepsactiviteit als zelfstandige uitoefent in zijn privé-woning,
activité professionnelle par l'intermédiaire d'une société terwijl de natuurlijke persoon die zijn beroepsactiviteit via een
unipersonnelle à son domicile privé ne bénéficie pas de cette eenpersoonsvennootschap in zijn privé-woning uitoefent, niet die
exemption. vrijstelling geniet.
B.2. Il ressort des faits de la cause que le demandeur devant le juge B.2. Uit de feiten van de zaak blijkt dat de eiser voor de verwijzende
a quo exerce son activité professionnelle par l'intermédiaire d'une rechter zijn beroepsactiviteit uitoefent via een gewone commanditaire
société en commandite simple. La Région de Bruxelles-Capitale estime vennootschap. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is dan ook van
dès lors que la question préjudicielle est irrecevable parce qu'une mening dat de prejudiciële vraag niet ontvankelijk is omdat een gewone
société en commandite simple compte en principe au moins deux associés commanditaire vennootschap in principe minstens twee vennoten telt, en
et ne peut donc être considérée comme une société unipersonnelle. dus niet als een eenpersoonsvennootschap kan worden beschouwd.
Le demandeur devant le juge a quo reconnaît que la société en De eiser voor de verwijzende rechter erkent dat een gewone
commandite simple n'est pas une société unipersonnelle mais il demande commanditaire vennootschap geen eenpersoonsvennootschap is, maar
à la Cour de reformuler la question compte tenu des faits et du verzoekt het Hof de vraag te herformuleren rekening houdend met de
mémoire. feiten en met de memorie.
B.3. Il n'appartient pas à la Cour d'examiner une différence de B.3. Het staat niet aan het Hof een verschil in behandeling te
traitement à propos de laquelle elle devrait définir elle-même les onderzoeken waarbij het zelf de te vergelijken categorieën zou moeten
catégories à comparer. C'est au juge a quo qu'il appartient de décider omschrijven. Het komt de verwijzende rechter toe te oordelen welke
quelles questions préjudicielles doivent être posées à la Cour. Les prejudiciële vragen hij aan het Hof dient te stellen. De partijen
parties ne peuvent modifier le contenu de la question. vermogen de inhoud van de vraag niet te wijzigen.
Dès lors que la comparaison soumise au contrôle de la Cour n'est Aangezien de vergelijking die ter toetsing aan het Hof is voorgelegd,
manifestement pas pertinente et compte tenu des faits du litige et que klaarblijkelijk niet pertinent is rekening houdend met de feiten van
la Cour ne peut en modifier les termes à la demande des parties, la het geschil, en aangezien het Hof niet vermag de termen ervan te
question préjudicielle n'appelle pas de réponse. C'est au juge a quo wijzigen op verzoek van de partijen, behoeft de vraag geen antwoord.
qu'il appartient de décider s'il doit poser une nouvelle question Het komt de verwijzende rechter toe te oordelen of hij een nieuwe
préjudicielle. prejudiciële vraag moet stellen.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
dit pour droit : zegt voor recht :
La question préjudicielle n'appelle pas de réponse. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 13 septembre 2005. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 13 september 2005.
Le greffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
Le président, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^