Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 57/2005 du 16 mars 2005 Numéro du rôle : 2992 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 6, alinéa 3, du Code de la T.V.A., posée par la Cour d'appel de Gand. La Cour d'arbitrage, composée des pré après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédu(...)"
Extrait de l'arrêt n° 57/2005 du 16 mars 2005 Numéro du rôle : 2992 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 6, alinéa 3, du Code de la T.V.A., posée par la Cour d'appel de Gand. La Cour d'arbitrage, composée des pré après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédu(...) Uittreksel uit arrest nr. 57/2005 van 16 maart 2005 Rolnummer 2992 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 6, derde lid, van het B.T.W.-Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het Arbitragehof, samengesteld uit d wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
COUR D'ARBITRAGE ARBITRAGEHOF
Extrait de l'arrêt n° 57/2005 du 16 mars 2005 Uittreksel uit arrest nr. 57/2005 van 16 maart 2005
Numéro du rôle : 2992 Rolnummer 2992
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 6, alinéa 3, In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 6, derde lid, van
du Code de la T.V.A., posée par la Cour d'appel de Gand. het B.T.W.-Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.
La Cour d'arbitrage, Het Arbitragehof,
composée des présidents A. Arts et M. Melchior, et des juges P. samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters
Martens, M. Bossuyt, A. Alen, J.-P. Moerman et J. Spreutels, assistée P. Martens, M. Bossuyt, A. Alen, J.-P. Moerman en J. Spreutels,
du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président A. Arts, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par arrêt du 27 avril 2004 en cause de la ville d'Ostende contre Bij arrest van 27 april 2004 in zake de stad Oostende tegen de
l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof
d'arbitrage le 6 mai 2004, la Cour d'appel de Gand a posé la question is ingekomen op 6 mei 2004, heeft het Hof van Beroep te Gent de
préjudicielle suivante : volgende prejudiciële vraag gesteld :
« L'article 6, alinéa 3, du Code de la T.V.A., lu en combinaison avec « Schendt artikel 6, derde lid, van het B.T.W.-Wetboek, in samenhang
l'arrêté royal n° 26 du 2 décembre 1970, viole-t-il les articles 170, met het koninklijk besluit nr. 26 van 2 december 1970, de artikelen
172, 10 et 11 de la Constitution, lus en combinaison avec les articles 170, 172, 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang met de artikelen 105
105 et 108 de la Constitution, en tant qu'il habilite le Roi à en 108 van de Grondwet, in zoverre het aan de Koning opdracht geeft de
énumérer les opérations pour lesquelles, dans la mesure où celles-ci handelingen te bepalen waarvoor, in zover deze niet van onbeduidende
ne sont pas négligeables, les communes, parmi d'autres organismes, omvang zijn, onder meer de gemeenten steeds als belastingplichtige
ont, en tout état de cause, la qualité d'assujetti, et plus worden aangemerkt, en meer bepaald te dezen voor de levering van
précisément, en l'espèce, pour la livraison de biens et la prestation goederen en het verrichten van diensten in het kader van de
de services dans le cadre de l'exploitation des ports ? » exploitatie van havens ? ».
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
Quant aux dispositions litigieuses Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen
B.1.1. La question préjudicielle concerne l'article 6, alinéa 3, du B.1.1. De prejudiciële vraag betreft artikel 6, derde lid, van het
Code de la taxe sur la valeur ajoutée (ci-après : Code de la T.V.A.), Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna :
B.T.W.-Wetboek), in samenhang gelezen met het koninklijk besluit nr.
lu en combinaison avec l'arrêté royal n° 26 du 2 décembre 1970 relatif 26 van 2 december 1970 met betrekking tot het onderwerpen van de
à l'assujettissement des organismes publics à la taxe sur la valeur openbare instellingen aan de belasting over de toegevoegde waarde.
ajoutée. B.1.2. L'article 6 du Code de la T.V.A. est libellé comme suit : « L'Etat, les Communautés et les Régions de l'Etat belge, les provinces, les agglomérations, les communes et les établissements publics ne sont pas considérés comme des assujettis pour les activités ou opérations qu'ils accomplissent en tant qu'autorités publiques, même lorsqu'à l'occasion de ces activités ou opérations, ils perçoivent des droits, redevances, cotisations ou rétributions. Toutefois, le Roi leur reconnaît la qualité d'assujetti pour ces activités ou opérations, dans la mesure où leur non-assujettissement conduirait à des distorsions de concurrence d'une certaine importance. En outre, Il énumère les opérations pour lesquelles, dans la mesure où celles-ci ne sont pas négligeables, les organismes précités ont, en tout état de cause, la qualité d'assujetti ». B.1.2. Artikel 6 van het B.T.W.-Wetboek luidt als volgt : « De Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten van de Belgische Staat, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen worden niet als belastingplichtige aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten, ook niet indien zij voor die werkzaamheden of handelingen rechten, heffingen, bijdragen of retributies innen. De Koning merkt ze evenwel als belastingplichtige aan voor deze werkzaamheden of handelingen voor zover een behandeling als niet-belastingplichtige tot concurrentieverstoring van enige betekenis zou leiden. Bovendien bepaalt Hij de handelingen waarvoor, voor zover deze niet van onbeduidende omvang zijn, de bovengenoemde lichamen steeds als belastingplichtige worden aangemerkt ».
B.1.3. Il ressort des faits de la cause que le litige dont est saisi B.1.3. Uit de feitelijke gegevens van de zaak blijkt dat het geschil
le juge a quo porte sur l'article 1er, 1°, cinquième tiret, de voor de verwijzende rechter betrekking heeft op artikel 1, 1°, vijfde
l'arrêté royal n° 26 du 2 décembre 1970 susmentionné, qui dispose : gedachtestreepje, van het voormelde koninklijk besluit nr. 26 van 2
december 1970, dat luidt als volgt :
« Sont des assujettis à la taxe sur la valeur ajoutée : « Als belastingplichtige voor de belasting over de toegevoegde waarde worden aangemerkt :
1° les services et régies de l'Etat, des Communautés, des Régions, des 1° de diensten en de regieën van de Staat, van de Gemeenschappen, van
provinces, des agglomérations et des communes, et les établissements de Gewesten, van de provinciën, van de agglomeraties en van de
publics, pour : gemeenten, alsmede de openbare instellingen, ten aanzien van :
[...] [...]
- les livraisons de biens et les prestations de services effectuées - de levering van goederen en het verrichten van diensten in het kader
dans le cadre de l'exploitation des ports, des voies navigables et des aéroports; van de exploitatie van havens, bevaarbare waterlopen en vlieghavens;
[...] ». [...] ».
B.1.4. Les dispositions en cause visent à mettre en oeuvre la sixième B.1.4. De in het geding zijnde bepalingen beogen uitvoering te geven
Directive 77/388/CEE du Conseil du 17 mai 1977 « en matière aan de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 «
d'harmonisation des législations des Etats membres relatives aux taxes betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lid-Staten inzake
sur le chiffre d'affaires - système commun de taxe sur la valeur omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de
ajoutée : assiette uniforme », dont l'article 4, § 5, est libellé toegevoegde waarde : uniforme grondslag », waarvan het artikel 4, lid
comme suit : « Les Etats, les régions, les départements, les communes et les autres organismes de droit public ne sont pas considérés comme des assujettis pour les activités ou opérations qu'ils accomplissent en tant qu'autorités publiques, même lorsque, à l'occasion de ces activités ou opérations, ils perçoivent des droits, redevances, cotisations ou rétributions. Toutefois, lorsqu'ils effectuent de telles activités ou opérations, ils doivent être considérés comme des assujettis pour ces activités ou opérations dans la mesure où leur non-assujettissement conduirait à des distorsions de concurrence d'une certaine importance. En tout état de cause, les organismes précités ont la qualité d'assujettis notamment pour les opérations énumérées à l'annexe D et dans la mesure où celles-ci ne sont pas négligeables. Les Etats membres peuvent considérer comme activités de l'autorité publique les activités des organismes précités exonérées en vertu des 5, luidt als volgt : « De Staat, de regio's, de gewesten, de provincies, de gemeenten en de andere publiekrechtelijke lichamen worden niet als belastingplichtigen aangemerkt voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten, ook niet indien zij voor die werkzaamheden of handelingen rechten, heffingen, bijdragen of retributies innen. Wanneer deze lichamen evenwel zodanige werkzaamheden of handelingen verrichten, moeten zij daarvoor als belastingplichtige worden aangemerkt, indien een behandeling als niet-belastingplichtige tot concurrentievervalsing van enige betekenis zou leiden. Genoemde lichamen worden in elk geval beschouwd als belastingplichtig met name voor de in bijlage D genoemde werkzaamheden, voor zover deze niet van onbeduidende omvang zijn. De lid-Staten kunnen werkzaamheden van genoemde lichamen die zijn vrijgesteld uit hoofde van de artikelen 13 of 28, beschouwen als
articles 13 ou 28 ». werkzaamheden van de overheid ».
Parmi les opérations énumérées à l'annexe D figurent « les prestations Tot de in bijlage D bedoelde werkzaamheden behoren de « haven- en
de services portuaires et aéroportuaires ». luchthavendiensten ».
Quant aux exceptions soulevées par le Conseil des Ministres Ten aanzien van de excepties van de Ministerraad
B.2.1. Selon le Conseil des Ministres, la question préjudicielle est B.2.1. Volgens de Ministerraad is de prejudiciële vraag onontvankelijk
irrecevable parce qu'elle relève du champ d'application de l'article omdat zij onder de werkingssfeer van artikel 26, § 1bis, van de
26, § 1erbis, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage. bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof zou vallen.
B.2.2. En vertu de cette disposition, les lois, les décrets et les B.2.2. Door voormelde bepaling worden de wetten, de decreten en de in
règles visées à l'article 134 de la Constitution par lesquels un artikel 134 van de Grondwet bedoelde regels waardoor een constituerend
traité constituant de l'Union européenne ou la Convention européenne verdrag betreffende de Europese Unie of het Europees Verdrag voor de
des droits de l'homme ou un Protocole additionnel à cette Convention Rechten van de Mens of een Aanvullend Protocol bij dat Verdrag
reçoit l'assentiment sont exclus du champ d'application de l'article instemming verkrijgt, uitgesloten van het toepassingsgebied van
26, aux termes duquel la Cour statue à titre préjudiciel sur certaines artikel 26, naar luid waarvan het Hof uitspraak doet bij wijze van
questions. prejudiciële beslissing.
La loi visée dans la question préjudicielle n'est pas une loi De in de prejudiciële vraag beoogde wet is geen wet waardoor een
d'assentiment à un traité. La question ne relève dès lors pas du champ verdrag instemming verkrijgt. De vraag valt bijgevolg buiten de
d'application de l'article 26, § 1erbis, de la loi spéciale du 6 werkingssfeer van het voormelde artikel 26, § 1bis, van de bijzondere
janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage. wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
L'exception est rejetée. De exceptie wordt verworpen.
B.3. L'exception selon laquelle la réponse à la question préjudicielle B.3. De exceptie dat het antwoord op de prejudiciële vraag voor de
ne serait pas indispensable au juge a quo pour statuer ne peut pas verwijzende rechter niet onontbeerlijk zou zijn om uitspraak te doen,
davantage être accueillie. kan evenmin worden aangenomen.
En vertu de l'article 26, § 2, alinéa 3, de la loi spéciale du 6 Krachtens artikel 26, § 2, derde lid, van de bijzondere wet van 6
janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, c'est au juge qui pose une januari 1989 op het Arbitragehof staat het aan de rechter die een
question préjudicielle qu'il appartient de vérifier préalablement si prejudiciële vraag stelt vooraf na te gaan of het antwoord op die
la réponse à cette question est indispensable pour rendre sa décision. vraag onontbeerlijk is om uitspraak te doen.
B.4.1. Le Conseil des Ministres fait également valoir que ni la B.4.1. De Ministerraad voert eveneens aan dat noch uit de prejudiciële
question préjudicielle ni l'arrêt rendu par le juge a quo ne vraag, noch uit het arrest van de verwijzende rechter kan worden
permettent de déduire avec quelle catégorie de personnes la ville afgeleid met welke categorie van personen de stad Oostende moet worden
d'Ostende doit être comparée. vergeleken.
B.4.2. La différence de traitement soumise à l'appréciation de la Cour B.4.2. Het verschil in behandeling dat aan het oordeel van het Hof is
peut être déduite des faits de la cause et des motifs qui fondent la décision de renvoi. Il ressort de ces éléments que la question vise la différence entre deux catégories d'assujettis, à savoir ceux qui bénéficient de la garantie que nul ne peut être soumis à un impôt qui n'a pas été décidé par une assemblée délibérante démocratiquement élue et ceux qui sont privés de cette garantie constitutionnelle. La Cour observe du reste que, dans leurs mémoires, les parties ont pris en considération la différence de traitement précitée. L'exception est rejetée. B.5.1. Le Conseil des Ministres affirme enfin que la question préjudicielle est irrecevable en tant qu'il est demandé à la Cour de onderworpen, kan worden afgeleid uit de feitelijke gegevens van de zaak en de motieven die aan de verwijzingsbeslissing ten grondslag liggen. Uit die elementen blijkt dat de vraag het onderscheid beoogt tussen twee categorieën van belastingplichtigen, namelijk degenen die de waarborg genieten dat niemand kan worden onderworpen aan een belasting indien daartoe niet is beslist door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering en degenen aan wie die grondwettelijke waarborg wordt ontzegd. Het Hof stelt overigens vast dat de partijen in hun memories het voormelde verschil in behandeling in aanmerking hebben genomen. De exceptie wordt verworpen. B.5.1. De Ministerraad voert ten slotte aan dat de prejudiciële vraag onontvankelijk is in zoverre het Hof wordt gevraagd het koninklijk
contrôler la constitutionnalité de l'arrêté royal n° 26 du 2 décembre besluit nr. 26 van 2 december 1970 te toetsen aan de Grondwet.
1970. B.5.2. Telle qu'elle est formulée, la question préjudicielle ne B.5.2. Zoals de prejudiciële vraag is geformuleerd, wordt het Hof niet
demande pas à la Cour de statuer sur l'arrêté royal n° 26 du 2 gevraagd uitspraak te doen over het koninklijk besluit nr. 26 van 2
décembre 1970 mais bien sur l'article 6, alinéa 3, du Code de la december 1970, maar wel over artikel 6, derde lid, van het
T.V.A., interprété en ce sens qu'il habilite le Roi à décider que les B.T.W.-Wetboek, geïnterpreteerd in die zin dat het de Koning ertoe
communes sont toujours considérées comme des assujettis pour les machtigt te bepalen dat de gemeenten steeds als belastingplichtige
livraisons de biens et les prestations de services effectuées dans le worden aangemerkt voor de levering van goederen en het verrichten van
cadre de l'exploitation des ports, sauf lorsque ces opérations sont diensten in het kader van de exploitatie van havens, behoudens wanneer
d'une importance négligeable. die handelingen van onbeduidende omvang zouden zijn.
L'exception est rejetée. De exceptie wordt verworpen.
Quant au fond Ten gronde
B.6. Le juge a quo demande à la Cour de vérifier si l'article 6, B.6. De verwijzende rechter verzoekt het Hof na te gaan of artikel 6,
alinéa 3, du Code de la T.V.A., dans l'interprétation donnée au B.5.2, derde lid, van het B.T.W.-Wetboek, in de in B.5.2 gegeven
viole les articles 170, 172, 10 et 11, combinés avec les articles 105 interpretatie, de artikelen 170, 172, 10 en 11, in samenhang gelezen
et 108, de la Constitution. met de artikelen 105 en 108, van de Grondwet schendt.
B.7. Aux termes de l'alinéa 1er de l'article 6 du Code de la T.V.A., B.7. Naar luid van het eerste lid van artikel 6 van het B.T.W.-Wetboek
les communes ne sont pas considérées comme des assujettis pour les worden de gemeenten niet als belastingplichtige aangemerkt voor de
activités ou opérations qu'elles accomplissent en tant qu'autorité publique. werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten.
L'alinéa 3 du même article habilite toutefois le Roi à déterminer les Het derde lid van hetzelfde artikel verleent echter aan de Koning de
opérations pour lesquelles, dans la mesure où elles ne sont pas bevoegdheid om de handelingen te bepalen waarvoor, voor zover die niet
négligeables, les communes ont la qualité d'assujetti. En exécution de van onbeduidende omvang zijn, de gemeenten als belastingplichtige
cette disposition, l'article 1er, 1°, cinquième tiret, de l'arrêté worden aangemerkt. Ter uitvoering daarvan bepaalt artikel 1, 1°,
royal n° 26 du 2 décembre 1970 dispose que les communes sont des vijfde gedachtestreepje, van het koninklijk besluit nr. 26 van 2
assujettis pour les livraisons de biens et les prestations de services december 1970 dat de gemeenten als belastingplichtige worden
aangemerkt ten aanzien van de levering van goederen en het verrichten
effectuées dans le cadre de l'exploitation des ports. van diensten in het kader van de exploitatie van havens.
B.8.1. Il se déduit des articles 170, § 1er, et 172, alinéa 2, de la B.8.1. Uit de artikelen 170, § 1, en 172, tweede lid, van de Grondwet
Constitution qu'aucun impôt ne peut être levé et qu'aucune exemption kan worden afgeleid dat geen enkele belasting kan worden geheven en
d'impôt ne peut être accordée sans qu'ait été recueilli le dat geen enkele vrijstelling van belasting kan worden verleend zonder
consentement des contribuables, exprimé par leurs représentants. Il instemming van de belastingplichtigen, uitgedrukt door hun
s'ensuit que la matière fiscale est une compétence que la Constitution vertegenwoordigers. Daaruit volgt dat de fiscale aangelegenheid een
réserve à la loi et que toute délégation qui porte sur la bevoegdheid is die door de Grondwet aan de wet wordt voorbehouden en
détermination de l'un des éléments essentiels de l'impôt est, en dat elke delegatie die betrekking heeft op het bepalen van één van de
principe, inconstitutionnelle. essentiële elementen van de belasting in beginsel ongrondwettig is.
Le manquement à ces dispositions est, en outre, constitutif d'une De niet-inachtneming van die bepalingen impliceert bovendien een
violation des articles 10 et 11 de la Constitution. Il implique en schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Zij houdt immers
effet une différence de traitement injustifiable entre deux catégories een niet te verantwoorden verschil in behandeling in tussen twee
de contribuables : ceux qui bénéficient de la garantie que nul ne peut être soumis à un impôt si celui-ci n'a pas été décidé par une assemblée délibérante démocratiquement élue et ceux qui sont privés de cette garantie constitutionnelle. B.8.2. Toutefois, lorsque le législateur se trouve dans l'impossibilité d'établir lui-même tous les éléments essentiels d'un impôt parce que le respect de la procédure parlementaire ne lui permettrait pas d'agir avec la promptitude voulue pour réaliser un objectif d'intérêt général, il peut être admis qu'il habilite le Roi à le faire, pourvu qu'il détermine explicitement et sans équivoque l'objet de cette délégation et que les mesures prises par le Roi soient examinées par le pouvoir législatif dans un délai relativement court, fixé dans la loi d'habilitation. B.9.1. En habilitant le Roi, à l'article 6, alinéa 3, du Code de la T.V.A., à déterminer, par dérogation à la règle contenue dans l'alinéa 1er de cet article, les opérations pour lesquelles les communes ont la qualité d'assujetti, le législateur autorise le Roi à établir un élément essentiel de l'impôt sur la valeur ajoutée. B.9.2. Dès lors qu'aucune disposition législative ne fait apparaître que les mesures prises par le Roi doivent être examinées et confirmées dans un délai relativement bref par le pouvoir législatif, il n'est pas satisfait à l'une des conditions auxquelles une délégation au Roi du pouvoir de déterminer un élément essentiel d'un impôt peut être considérée comme justifiée. Le fait que le Roi, pour exécuter la disposition en cause, serait en categorieën van belastingplichtigen : degenen die de waarborg genieten dat niemand kan worden onderworpen aan een belasting indien daartoe niet is beslist door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering en degenen aan wie die grondwettelijke waarborg wordt ontzegd. B.8.2. Wanneer de wetgever zich evenwel in de onmogelijkheid bevindt om zelf alle essentiële elementen van een belasting vast te stellen omdat de inachtneming van de parlementaire procedure hem niet ertoe in staat zou stellen met de vereiste spoed te handelen om een doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken, kan worden aanvaard dat hij de Koning ertoe machtigt zulks te doen op voorwaarde dat die machtiging uitdrukkelijk en ondubbelzinnig is en dat de door de Koning genomen maatregelen door de wetgevende macht worden onderzocht binnen een relatief korte termijn, vastgesteld in de machtigingswet. B.9.1. Door in artikel 6, derde lid, van het B.T.W.-Wetboek aan de Koning de bevoegdheid te verlenen om, in afwijking van de in het eerste lid van dat artikel vervatte regel, de handelingen te bepalen waarvoor de gemeenten als belastingplichtige moeten worden aangemerkt, machtigt de wetgever de Koning om een essentieel bestanddeel van de belasting over de toegevoegde waarde vast te stellen. B.9.2. Vermits uit geen enkele wettelijke bepaling blijkt dat de door de Koning genomen maatregelen binnen een relatief korte termijn door de wetgevende macht dienen te worden onderzocht en bekrachtigd, is niet voldaan aan een van de voorwaarden waaronder een delegatie aan de Koning van de bevoegdheid tot het vaststellen van de essentiële bestanddelen van een belasting verantwoord kan worden geacht. Het feit dat de Koning bij het uitvoeren van de in het geding zijnde bepaling in belangrijke mate gebonden zou zijn door de inhoud van het
grande partie lié par le contenu de l'article 4, paragraphe 5, de la in B.1.4 geciteerde artikel 4, lid 5, van de Zesde Richtlijn van de
sixième directive du Conseil des Communautés européennes du 17 mai Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 1977, is te dezen niet
1977 cité au B.1.4 n'est pas de nature, en l'espèce, à remédier à van die aard dat het de ongrondwettigheid van de in het geding zijnde
l'inconstitutionnalité de la disposition litigieuse. bepaling kan verhelpen.
B.10. En ce qui concerne les articles 170, § 1er, 10 et 11 de la B.10. Wat de artikelen 170, § 1, 10 en 11 van de Grondwet betreft,
Constitution, la question préjudicielle appelle une réponse positive. dient de prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
dit pour droit : zegt voor recht :
L'article 6, alinéa 3, du Code de la taxe sur la valeur ajoutée viole Artikel 6, derde lid, van het Wetboek van de belasting over de
les articles 170, § 1er, 10 et 11 de la Constitution. toegevoegde waarde schendt de artikelen 170, § 1, 10 en 11 van de
Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, Grondwet. Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 16 mars 2005. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 16 maart 2005.
Le greffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
Le président, De voorzitter,
A. Arts. A. Arts.
^