Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 100/2004 du 2 juin 2004 Numéro du rôle : 2808 En cause : la question préjudicielle concernant les articles 60, § 3, 3°, a), et 60, § 3, alinéa 2, des lois coordonnées relatives aux allocations familiales po La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges R. Henneuse, L(...)"
Extrait de l'arrêt n° 100/2004 du 2 juin 2004 Numéro du rôle : 2808 En cause : la question préjudicielle concernant les articles 60, § 3, 3°, a), et 60, § 3, alinéa 2, des lois coordonnées relatives aux allocations familiales po La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges R. Henneuse, L(...) Uittreksel uit arrest nr. 100/2004 van 2 juni 2004 Rolnummer 2808 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 60, § 3, 3°, a), en 60, § 3, tweede lid, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbe Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters R. Henn(...)
COUR D'ARBITRAGE ARBITRAGEHOF
Extrait de l'arrêt n° 100/2004 du 2 juin 2004 Uittreksel uit arrest nr. 100/2004 van 2 juni 2004
Numéro du rôle : 2808 Rolnummer 2808
En cause : la question préjudicielle concernant les articles 60, § 3, In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 60, § 3, 3°, a), en
3°, a), et 60, § 3, alinéa 2, des lois coordonnées relatives aux 60, § 3, tweede lid, van de samengeordende wetten betreffende de
allocations familiales pour travailleurs salariés, posée par le Tribunal du travail de Liège. kinderbijslag voor loonarbeiders, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik.
La Cour d'arbitrage, Het Arbitragehof,
composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges R. samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters
Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke et J. Spreutels, R. Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels,
assistée du greffier L. Potoms, présidée par le président M. Melchior, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par jugement du 22 octobre 2003 en cause de J.P. Caspers contre Bij vonnis van 22 oktober 2003 in zake J.P. Caspers tegen de v.z.w.
l'a.s.b.l. HDP - Caisse de compensation pour allocations familiales, HDP - Verrekenkas voor Kinderbijslag, waarvan de expeditie ter griffie
dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage le 27 van het Arbitragehof is ingekomen op 27 oktober 2003, heeft de
octobre 2003, le Tribunal du travail de Liège a posé la question préjudicielle suivante : Arbeidsrechtbank te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« L'article 60, § 3, 3°, a), et 60 in fine (loi du 22 février 1998, « Schendt artikel 60, § 3, 3°, a), en in fine (wet van 22 februari
article 31, 2°) des lois coordonnées sur les allocations familiales du 1998, artikel 31, 2°) van de samengeordende wetten van 19 december
19 décembre 1939 ne viole-t-il pas les articles 10 et 11 de la 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders de artikelen 10
Constitution en ce qu'il traite de manière différente les enfants de en 11 van de Grondwet, in zoverre het de kinderen van feitelijk
couples séparés dont un parent exerce une activité salariée et l'autre gescheiden paren waarvan één ouder een loontrekkende activiteit en de
andere een zelfstandige activiteit uitoefent verschillend behandelt,
une activité d'indépendant en ce qu'il retient l'âge comme critère doordat het de leeftijd in aanmerking neemt als doorslaggevend
déterminant, fondant la différence de situation ? » criterium, waarop de verschillende situatie is gebaseerd ? »
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
Quant aux dispositions en cause Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen
B.1.1. La Cour est interrogée sur la compatibilité avec les articles B.1.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid met
10 et 11 de la Constitution de certaines dispositions de l'article 60 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van sommige bepalingen van het
des lois relatives aux allocations familiales pour travailleurs artikel 60 van de wetten betreffende de kinderbijslag voor
salariés, coordonnées par l'arrêté royal du 19 décembre 1939 (ci-après loonarbeiders, samengeordend bij het koninklijk besluit van 19
: lois coordonnées). december 1939 (hierna : de samengeordende wetten).
B.1.2. L'article 60, § 3, alinéa 1er, 3°, des lois coordonnées dispose B.1.2. Artikel 60, § 3, eerste lid, 3°, van de samengeordende wetten
: bepaalt :
« sauf lorsque, compte tenu des dispositions du 1°, un droit aux « behalve indien, met inachtneming van het bepaalde onder 1°, een
allocations familiales d'orphelin existe, en application des articles recht bestaat op wezenbijslag bij toepassing van de artikelen 56bis of
56bis ou 56quinquies et sans préjudice du 2°, le droit aux allocations 56quinquies en onverminderd 2°, sluit het recht op kinderbijslag
familiales en vertu des dispositions de l'arrêté royal précité du 8 krachtens de bepalingen van voormeld koninklijk besluit van 8 april
avril 1976 [établissant le régime des prestations familiales en faveur 1976 [houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de
des travailleurs indépendants] exclut tout autre droit en vertu de ces zelfstandigen] ieder ander recht krachtens deze wetten uit :
lois : a) lorsque l'enfant fait partie d'un ménage composé exclusivement d'un a) indien het kind deel uitmaakt van een gezin dat uitsluitend
ou de plusieurs attributaires indépendants; samengesteld is uit één of meer rechthebbende zelfstandigen;
[...] ». [...] ».
B.1.3. L'article 60, § 3, dernier alinéa, des lois coordonnées, B.1.3. Artikel 60, § 3, laatste lid, van de samengeordende wetten,
introduit par la loi du 22 février 1998 portant des dispositions ingevoerd bij de wet van 22 februari 1988 houdende sociale bepalingen,
sociales, énonce : stelt :
« Lorsque les deux parents, qui ne cohabitent pas, exercent « Wanneer de twee ouders, die niet samenwonen, het ouderlijk gezag
conjointement l'autorité parentale au sens de l'article 374 du Code gezamenlijk uitoefenen in de zin van artikel 374 van het Burgerlijk
civil, à l'égard d'un enfant qui fait partie du ménage de l'un d'entre Wetboek, over een kind dat deel uitmaakt van het gezin van één van
eux, cet enfant est considéré comme faisant partie d'un ménage composé hen, wordt dit kind geacht deel uit te maken van een gezin dat
de ses deux parents au moins, pour l'application du présent minstens samengesteld is uit zijn beide ouders, voor de toepassing van
paragraphe. » deze paragraaf. »
B.2.1. L'article 60, § 3, alinéa 1er, 3°, a), des lois coordonnées établit une règle de priorité du régime des travailleurs indépendants, à l'exclusion du régime des travailleurs salariés, en cas de concours d'attributaires appartenant à des régimes différents, lorsque l'enfant fait partie du ménage de l'attributaire indépendant. Cette disposition implique que lorsqu'un enfant dont les parents sont séparés ou divorcés fait partie du ménage du parent qui exerce une activité d'indépendant, le droit aux allocations familiales en sa faveur est fixé dans le régime des travailleurs indépendants, même si son autre parent est salarié. B.2.1. Artikel 60, § 3, eerste lid, 3°, a), van de samengeordende wetten voert een regel van voorrang in van de regeling van de zelfstandigen, met uitsluiting van de regeling van de loontrekkenden, in geval van samenloop van rechthebbenden die tot verschillende regelingen behoren, wanneer het kind deel uitmaakt van het gezin van de rechthebbende met zelfstandige activiteit. Die bepaling impliceert dat wanneer een kind wiens ouders feitelijk of uit de echt gescheiden zijn, deel uitmaakt van het gezin van de ouder die een zelfstandige activiteit uitoefent, het recht op de kinderbijslag te zijnen gunste wordt vastgesteld in het stelsel van de zelfstandigen, zelfs indien zijn andere ouder loontrekkende is.
B.2.2. Lorsque les parents séparés exercent conjointement l'autorité B.2.2. Wanneer de feitelijk gescheiden ouders samen het ouderlijk
parentale, l'article 60, § 3, dernier alinéa, des lois coordonnées instaure une fiction juridique selon laquelle les parents séparés sont censés former un ménage pour l'application des règles de cumul. Cette fiction juridique a pour conséquence que lorsque l'enfant dont les parents séparés ou divorcés exercent conjointement l'autorité parentale fait partie du ménage du parent qui exerce l'activité d'indépendant, le droit aux allocations familiales en sa faveur est fixé dans le régime des travailleurs salariés, si son autre parent est salarié. B.3. Contrairement à ce que suggère le juge a quo, l'âge du bénéficiaire d'allocations constitue non pas un critère de distinction entre enfants, mais la conséquence directe et implicite de la notion d'autorité parentale conjointe qui fonde la fiction juridique de gezag uitoefenen, voert artikel 60, § 3, laatste lid, van de samengeordende wetten een juridische fictie in volgens welke de feitelijk gescheiden ouders geacht worden een gezin te vormen voor de toepassing van de cumulatieregels. Die juridische fictie heeft tot gevolg dat wanneer het kind wiens feitelijk gescheiden of uit de echt gescheiden ouders samen het ouderlijk gezag uitoefenen, deel uitmaakt van het gezin van de ouder die een zelfstandige activiteit uitoefent, het recht op kinderbijslag te zijnen gunste wordt bepaald in het stelsel van de loontrekkenden, indien de andere ouder loontrekkende is. B.3. In tegenstelling met wat de verwijzende rechter suggereert, vormt de leeftijd van diegene die recht geeft op kinderbijslag geen criterium van onderscheid onder kinderen, maar is het rechtstreekse en impliciete gevolg van het begrip gezamenlijk ouderlijk gezag dat de
l'article 60, § 3, dernier alinéa, des lois coordonnées : l'autorité grondslag vormt voor de juridische fictie van artikel 60, § 3, laatste
parentale - conjointe ou non - ne s'exerce en effet, en vertu de lid, van de samengeordende wetten : het - al dan niet gezamenlijk -
l'article 372 du Code civil, qu'à l'égard d'un enfant mineur. ouderlijk gezag wordt immers, krachtens artikel 372 van het Burgerlijk
Wetboek, enkel ten aanzien van een minderjarig kind uitgeoefend.
B.4. Il s'ensuit que la question préjudicielle doit se comprendre B.4. Daaruit volgt dat de prejudiciële vraag in die zin moet worden
opgevat dat zij betrekking heeft op het verschil in behandeling tussen
comme visant la différence de traitement entre les enfants de parents de kinderen van feitelijk gescheiden ouders waarvan de ene ouder een
séparés dont l'un exerce une activité salariée et l'autre une activité loontrekkende activiteit en de andere een zelfstandige activiteit
d'indépendant, selon que les parents exercent ou non l'autorité uitoefent, naargelang de ouders al dan niet gezamenlijk het ouderlijk
parentale conjointe visée à l'article 60, § 3, dernier alinéa. gezag uitoefenen, zoals bedoeld in artikel 60, § 3, laatste lid.
Quant au fond Ten gronde
B.5. La question soumise à la Cour l'invite à comparer la situation de B.5. In de voorgelegde vraag wordt het Hof verzocht de situatie van
l'enfant mineur qui fait partie du ménage d'un parent indépendant et à het minderjarige kind dat deel uitmaakt van het gezin van een
l'égard duquel l'autorité parentale conjointe est exercée par des zelfstandige ouder en ten aanzien van wie het ouderlijk gezag
parents séparés dont l'un est salarié et l'autre indépendant, et qui gezamenlijk wordt uitgeoefend door feitelijk gescheiden ouders van wie
donne droit, par application de la fiction juridique de l'article 60, de ene loontrekkende en de andere zelfstandige is en dat, met
§ 3, dernier alinéa, des lois coordonnées, à des allocations toepassing van de juridische fictie van artikel 60, § 3, laatste lid,
familiales dans le régime des travailleurs salariés, avec celle de van de samengeordende wetten recht geeft op kinderbijslag in het
l'enfant qui décide à sa majorité de faire partie du ménage de son stelsel van de loontrekkenden, te vergelijken met die van het kind dat
parent indépendant, et qui donne droit, par l'impossibilité de bij zijn meerderjarigheid beslist om deel uit te maken van het gezin
bénéficier de la fiction juridique en cause fondée sur l' « autorité van zijn zelfstandige ouder, en dat, wegens de onmogelijkheid de in
het geding zijnde fictie te genieten die is gebaseerd op het «
parentale conjointe », à des allocations familiales dans le régime des gezamenlijk ouderlijk gezag », recht geeft op kinderbijslag in het
travailleurs indépendants, en application de l'article 60, § 3, alinéa stelsel van de zelfstandigen, met toepassing van artikel 60, § 3,
1er, 3°, a), des lois coordonnées. eerste lid, 3°, a), van de samengeordende wetten.
B.6. L'âge de l'enfant constitue un critère de distinction inhérent au B.6. De leeftijd van het kind vormt een criterium van onderscheid dat
système d'allocations familiales. Si l'enfant jusqu'à sa majorité inherent is aan het systeem van de kinderbijslag. Terwijl dat kind tot
donne lieu à un droit inconditionnel aux allocations familiales, ce zijn meerderjarigheid onvoorwaardelijk recht geeft op kinderbijslag,
droit, au-delà de la majorité jusqu'à l'âge de 25 ans, n'est octroyé, wordt dat recht na de meerderjarigheid en tot de leeftijd van 25 jaar,
en vertu de l'article 62, §§ 2 à 5, des lois coordonnées, que sous krachtens artikel 62, §§ 2 tot 5, van de samengeordende wetten, enkel
certaines conditions déterminées par le Roi. toegekend onder bepaalde voorwaarden vastgesteld door de Koning.
B.7. L'octroi d'allocations familiales vise à contribuer aux frais B.7. De toekenning van kinderbijslag strekt ertoe bij te dragen in de
d'entretien et d'éducation des enfants. Il offre une compensation kosten van onderhoud en opvoeding van de kinderen. Zij biedt een
partielle pour l'augmentation des charges supportées par le ménage gedeeltelijke compensatie voor de toegenomen lasten die door het gezin
lors de l'extension de celui-ci. A cet égard, le législateur a choisi worden gedragen wanneer het zich uitbreidt. In dat verband heeft de
un système d'assurance qui est organisé différemment en fonction du wetgever ervoor geopteerd een verzekeringssysteem in te voeren dat
régime auquel appartient l'ayant droit. Un tel choix n'est pas verschillend is naar gelang van het stelsel waartoe de rechthebbende
discriminatoire en soi. La Cour n'en doit pas moins vérifier si les behoort. Op zich is een dergelijke keuze niet discriminerend.
dispositions qui lui sont soumises n'établissent pas de différence de Niettemin dient het Hof te onderzoeken of de voorgelegde bepalingen
traitement qui ne serait pas susceptible de justification raisonnable. geen verschil in behandeling in het leven roepen dat niet redelijkerwijze zou kunnen worden verantwoord.
B.8. L'article 60, § 3, alinéa 1er, 3°, des lois coordonnées a été B.8. Artikel 60, § 3, eerste lid, 3°, van de samengeordende wetten is
introduit par l'article 33 de la loi du 1er août 1985 portant des ingevoerd door artikel 33 van de wet van 1 augustus 1985 houdende
dispositions sociales. Avant l'entrée en vigueur de cette disposition, sociale bepalingen. Vóór de inwerkingtreding van die bepaling werd de
prioriteit, in geval van samenloop van rechthebbenden die tot een
en cas de concours d'attributaires appartenant à des régimes verschillend stelsel behoorden, steeds toegekend aan de loontrekkende
différents, la priorité était toujours donnée à l'attributaire rechthebbende. Die regel werd eveneens toegepast in geval van
salarié. Cette règle était appliquée aussi en cas de séparation et de feitelijke scheiding en echtscheiding van de ouders, zelfs wanneer het
divorce des parents, même si la garde exclusive de l'enfant était exclusieve hoederecht over het kind werd toevertrouwd aan de
confiée au parent indépendant. L'article 33 précité a introduit zelfstandige ouder. Het voormelde artikel 33 heeft verscheidene
plusieurs exceptions au principe de la priorité de l'attributaire uitzonderingen ingevoerd op het beginsel van de prioriteit van de
salarié, parmi lesquelles l'hypothèse dans laquelle l'enfant fait loontrekkende rechthebbende, waaronder het geval waarin het kind deel
partie du ménage du parent qui exerce une activité professionnelle uitmaakt van het gezin van de ouder die een zelfstandige
indépendante. beroepsactiviteit uitoefent.
B.9. A la suite de l'introduction dans l'article 374 du Code civil B.9. Ingevolge de invoering, in artikel 374 van het Burgerlijk
Wetboek, van het begrip gezamenlijk ouderlijk gezag (bij een wet van
(par une loi du 13 avril 1995) de la notion d'autorité parentale 13 april 1995), is artikel 60, § 3, laatste lid, van de samengeordende
conjointe, l'article 60, § 3, dernier alinéa, des lois coordonnées a
été introduit par l'article 31, 2°, de la loi du 22 février 1998 wetten ingevoerd bij artikel 31, 2°, van de wet van 22 februari 1998
portant des dispositions sociales, en vue d' « adapter la législation houdende sociale bepalingen, teneinde « de kinderbijslagwetgeving aan
relative aux allocations familiales en fonction de la situation des te passen aan de toestand van de gescheiden ouders die gekozen hebben
parents séparés ayant opté pour l'autorité parentale conjointe » (Doc.
parl., Chambre, 1996-1997, n° 1184/14, p. 24). voor co-ouderschap » (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nr. 1184/14, p.
L'article 60, § 3, dernier alinéa, des lois coordonnées permet de 24). Artikel 60, § 3, laatste lid, van de samengeordende wetten maakt het
déroger à la priorité du régime des indépendants établie par l'article mogelijk af te wijken van de prioriteit van het stelsel van de
60, § 3, alinéa 1er, 3°, a), précité, en restaurant fictivement, pour zelfstandigen vastgesteld in het voormelde artikel 60, § 3, eerste
lid, 3°, a), door, voor de toepassing van de cumulatieregels, het
l'application des règles de cumul, le ménage que les parents formaient gezin dat de ouders vormden vóór hun scheiding, fictief te herstellen,
avant leur séparation, lorsque les parents exercent conjointement wanneer de ouders het gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen; die
l'autorité parentale; ces parents sont en effet considérés comme ouders worden immers beschouwd alsof zij nog steeds samen hun kinderen
élevant toujours ensemble leurs enfants (Doc. parl., Chambre, opvoeden (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nr. 1184/3, p. 3, en nr.
1996-1997, n° 1184/3, p. 3, et n° 1184/14, p. 24). 1184/14, p. 24).
La disposition en cause étend à toutes les situations d'autorité De in het geding zijnde bepaling breidt de juridische fictie,
parentale conjointe relatives à des enfants qui sont élevés chez l'un
des parents la fiction juridique instaurée par l'arrêté royal du 21 ingevoerd bij het koninklijk besluit van 21 april 1997 « houdende
avril 1997 « portant certaines dispositions relatives aux prestations sommige bepalingen betreffende de gezinsbijslag ter uitvoering van
familiales en exécution de l'article 21 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions ». B.10.1. La différence de traitement en cause entre enfants repose sur un critère objectif, à savoir l'exercice conjoint ou non de l'autorité parentale. La mesure, qui consiste à recomposer fictivement, sur la base du critère de co-parenté, le ménage que formaient des parents séparés, n'est pas dénuée de justification. B.10.2. La fiction en cause apparaît certes comme une disposition dérogatoire à l'ensemble du système des allocations familiales qui tend, sauf exceptions, à désigner comme prioritaire, en cas de concours d'attributaires, le parent dont l'enfant fait partie du ménage, ce qui conduit en principe à reconnaître à ce parent, à la fois la qualité d'attributaire et celle d'allocataire. Cette fiction est toutefois cohérente avec l'institution de l'autorité parentale conjointe en cas de séparation des parents, qui implique que artikel 21 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels », uit tot alle situaties van gezamenlijk ouderlijk gezag die betrekking hebben op kinderen die worden opgevoed bij een van de ouders. B.10.1. Het in het geding zijnde verschil in behandeling tussen kinderen berust op een objectief criterium, namelijk het al dan niet gezamenlijk uitoefenen van het ouderlijk gezag. De maatregel, die erin bestaat, op basis van het criterium van co-ouderschap, het gezin dat de feitelijk gescheiden ouders voordien vormden, fictief opnieuw samen te stellen, is niet onverantwoord. B.10.2. De in het geding zijnde fictie komt weliswaar voor als een bepaling die afwijkt van het gehele systeem van kinderbijslag dat, behoudens uitzonderingen, ertoe strekt, in geval van samenloop van rechthebbenden, die ouder als prioritair aan te wijzen van wiens gezin het kind deel uitmaakt, wat in beginsel ertoe leidt dat aan die ouder tegelijkertijd de hoedanigheid van rechthebbende en van bijslagtrekkende wordt toegekend. Die fictie is echter coherent met de instelling van het gezamenlijk ouderlijk gezag in geval van feitelijke scheiding van de ouders, wat
les deux parents continuent à assumer ensemble, indépendamment de leur impliceert dat de beide ouders samen, ongeacht hun feitelijke
séparation, les prérogatives et responsabilités relatives à scheiding, de prerogatieven en verantwoordelijkheden in verband met de
l'éducation et à la garde de leur enfant. opvoeding van en het hoederecht over hun kind blijven waarnemen.
B.11.1. S'il est exact que la mesure en cause ne peut bénéficier à un B.11.1. Hoewel het juist is dat een meerderjarig kind ten aanzien van
enfant majeur à l'égard duquel l'autorité parentale n'existe plus, wie het ouderlijk gezag niet meer bestaat, de in het geding zijnde
cette circonstance ne constitue que la conséquence temporelle de la maatregel niet kan genieten, vormt die omstandigheid slechts het
fin de l'exercice conjoint de l'autorité parentale. gevolg in de tijd van het einde van de uitoefening van het gezamenlijk
ouderlijk gezag.
B.11.2. Le fait que la majorité du bénéficiaire d'allocations B.11.2. Het feit dat de meerderjarigheid van het kind dat recht geeft
familiales s'oppose à l'application de la fiction en cause se borne à opérer le retour au principe qui identifie les qualités d'attributaire et d'allocataire. Il n'y a pas de discrimination en fonction de l'âge lorsque la majorité du bénéficiaire met fin à une règle dérogatoire dont la justification est conditionnée par la minorité du bénéficiaire. B.11.3. Par ailleurs, il y a lieu de relever que dans l'arrêt n° 129/2001 du 23 octobre 2001, la Cour a conclu à la compatibilité avec op kinderbijslag zich verzet tegen de toepassing van de in het geding zijnde fictie, betekent enkel dat men terugkeert naar het principe waarbij de bijslagtrekkende en de rechthebbende met elkaar worden geïdentificeerd. Er is geen discriminatie op basis van de leeftijd wanneer de meerderjarigheid van het kind dat recht geeft op kinderbijslag een einde maakt aan een afwijkende regel waarvan de verantwoording afhangt van de minderjarigheid van het rechtgevende kind. B.11.3. Overigens dient te worden opgemerkt dat het Hof in het arrest nr. 129/2001 van 23 oktober 2001 heeft besloten tot de bestaanbaarheid, met het beginsel van gelijkheid en
le principe d'égalité et de non-discrimination, de l'article 60, § 3, niet-discriminatie, van artikel 60, § 3, eerste lid, 3°, a), van de
alinéa 1er, 3°, a), des lois coordonnées, en cas de garde confiée samengeordende wetten, indien het hoederecht uitsluitend aan de
exclusivement au parent indépendant. zelfstandige ouder is toevertrouwd.
B.12. La question préjudicielle appelle une réponse négative. B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
dit pour droit : zegt voor recht :
L'article 60, § 3, dernier alinéa, des lois coordonnées relatives aux Artikel 60, § 3, laatste lid, van de samengeordende wetten betreffende
allocations familiales pour travailleurs salariés ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution. de kinderbijslag voor loonarbeiders schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 2 juin 2004. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 2 juni 2004.
Le greffier, De griffier,
L. Potoms. L. Potoms.
Le président, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^