Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 159/2003 du 10 décembre 2003 Numéro du rôle : 2575 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 56bis, § 2, alinéa 2, des lois relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés, coordo La Cour d'arbitrage, composée des présidents A. Arts et M. Melchior, et des juges P. Martens, M.(...)"
Extrait de l'arrêt n° 159/2003 du 10 décembre 2003 Numéro du rôle : 2575 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 56bis, § 2, alinéa 2, des lois relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés, coordo La Cour d'arbitrage, composée des présidents A. Arts et M. Melchior, et des juges P. Martens, M.(...) Uittreksel uit arrest nr. 159/2003 van 10 december 2003 Rolnummer 2575 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 56bis, § 2, tweede lid, van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939 gecoördineerde wetten betreffende de kinderb Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)
COUR D'ARBITRAGE ARBITRAGEHOF
Extrait de l'arrêt n° 159/2003 du 10 décembre 2003 Uittreksel uit arrest nr. 159/2003 van 10 december 2003
Numéro du rôle : 2575 Rolnummer 2575
En cause : la question préjudicielle concernant l'article 56bis, § 2, In zake : de prejudiciële vraag over artikel 56bis, § 2, tweede lid,
alinéa 2, des lois relatives aux allocations familiales pour van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939 gecoördineerde
travailleurs salariés, coordonnées par l'arrêté royal du 19 décembre wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gesteld door
1939, posée par le Tribunal du travail de Louvain. de Arbeidsrechtbank te Leuven.
La Cour d'arbitrage, Het Arbitragehof,
composée des présidents A. Arts et M. Melchior, et des juges P. samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters
Martens, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen et J.-P. Moerman, P. Martens, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Moerman,
assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président A. bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van
Arts, voorzitter A. Arts,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par jugement du 27 novembre 2002 en cause de R. Crabbe et M. Op de Bij vonnis van 27 november 2002 in zake R. Crabbe en M. Op de Beeck
Beeck contre l'Office national d'allocations familiales pour
travailleurs salariés, dont l'expédition est parvenue au greffe de la tegen de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, waarvan de
Cour d'arbitrage le 29 novembre 2002, le Tribunal du travail de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 29 november
Louvain a posé la question préjudicielle suivante : 2002, heeft de Arbeidsrechtbank te Leuven de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« L'article 56bis, § 2, alinéa 2, des lois coordonnées relatives aux « Schendt artikel 56bis, § 2, tweede lid van de samengeordende wetten
allocations familiales pour travailleurs salariés, dans betreffende de kinderbijslagen voor loonarbeiders, in de interpretatie
l'interprétation qu'en donne la Cour de cassation (arrêt du 19 janvier van het Hof van Cassatie (arrest van 19 januari 1998), de artikelen 10
1998), viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, en tant en 11 van de Grondwet in zoverre dit tot gevolg heeft dat een wees
que cette interprétation a pour effet qu'un orphelin est traité verschillend wordt behandeld naargelang een einde wordt gesteld aan
différemment selon qu'il est mis fin au mariage du père ou de la mère het huwelijk van de overlevende vader of moeder dan wel een einde
survivant ou qu'il est mis fin à un ménage de fait du père ou de la wordt gesteld aan een feitelijk gezin van de overlevende vader of
mère survivant, puisque, dans le premier cas, le droit de l'orphelin à moeder vermits in het eerste geval de wees slechts opnieuw recht heeft
l'allocation majorée n'est rétabli qu'après que la séparation de fait op verhoogde wezenbijslag nadat de feitelijke scheiding bekrachtigd is
a été consacrée par une ordonnance judiciaire assignant une résidence door een gerechtelijke beschikking die het echtpaar een afzonderlijke
séparée aux époux alors que, dans le second cas, l'orphelin voit son verblijfplaats aanduidt, en in het tweede geval de wees reeds opnieuw
droit à l'allocation majorée rétabli dès que la cause d'exclusion, à recht heeft op verhoogde wezenbijslag van zodra de oorzaak van
savoir le ménage de fait, a cessé d'exister ? » uitsluiting nl. het feitelijk gezin, heeft opgehouden te bestaan ? »
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
B.1. L'article 56bis des lois relatives aux allocations familiales B.1. Artikel 56bis van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939
pour travailleurs salariés, coordonnées par l'arrêté royal du 19 gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders
décembre 1939 (ci-après « lois relatives aux allocations familiales (hierna « kinderbijslagwet »), zoals van toepassing op de feiten in
»), tel qu'il était applicable aux faits dans le litige au fond, het bodemgeschil, zijnde vóór de wijziging ervan bij de wet van 12
c'est-à-dire avant sa modification par la loi du 12 août 2000 portant augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen,
des dispositions sociales, budgétaires et diverses, disposait : bepaalde :
« § 1er. Est attributaire des allocations familiales aux taux prévus à « § 1. Is rechthebbende op kinderbijslag tegen de bedragen bepaald in
l'article 50bis, l'orphelin, si au moment du décès de l'un de ses parents, le père ou la mère a satisfait aux conditions pour prétendre à au moins six allocations forfaitaires mensuelles en vertu des présentes lois, au cours des douze mois précédant immédiatement le décès. § 2. Les allocations familiales prévues au § 1er sont toutefois accordées aux taux prévus à l'article 40, lorsque le père survivant ou la mère survivante est engagé dans les liens d'un mariage ou est établi en ménage. Pour l'application du présent paragraphe, il y a présomption d'établissement en ménage, lorsqu'il y a cohabitation entre personnes de sexe différent, sauf lorsque ces personnes sont parentes ou alliées jusqu'au troisième degré inclusivement. Cette présomption peut être renversée par la preuve contraire. Le bénéfice du § 1er peut être invoqué à nouveau si les causes d'exclusion prévues à l'alinéa 1er ont cessé d'exister ou si le mariage de l'auteur survivant, non établi en ménage, est suivi d'une séparation de corps ou d'une séparation de fait consacrée par une ordonnance judiciaire assignant une résidence séparée aux époux. Le présent paragraphe n'est pas applicable lorsque l'orphelin est abandonné par son auteur survivant. » Seul le paragraphe 2, alinéa 2, est en cause. B.2. L'article 56bis, § 1er, des lois relatives aux allocations familiales ouvre à l'orphelin le droit à des allocations spéciales, quelle que soit la situation économique dans laquelle le décès du parent place cet orphelin. En vertu du paragraphe 2, les allocations spéciales disparaissent lorsqu'il s'établit une situation familiale analogue à celle qui dans la plupart des cas précédait le décès. C'est en premier lieu le cas lorsque le parent survivant se marie. En vue d'éviter que les personnes mariées soient discriminées et que des raisons financières détournent du mariage, le législateur a également décidé de supprimer les allocations spéciales lorsque le parent survivant s'établit en ménage (Doc. parl., Chambre, 1949-1950, no 152, artikel 50bis, de wees indien op het ogenblik van het overlijden van één van de ouders, de vader of de moeder in de loop van de twaalf maanden die onmiddellijk het overlijden voorafgaan de voorwaarden heeft vervuld om aanspraak te maken op ten minste zes maandelijkse forfaitaire bijslagen. § 2. De in § 1 bedoelde kinderbijslag wordt nochtans verleend tegen de bij artikel 40 bepaalde bedragen, indien de overlevende vader of moeder een huwelijk aangaat of een huishouden vormt. Voor de toepassing van deze paragraaf is er een vermoeden dat er een huishouden wordt gevormd wanneer er samenwoning is van personen van verschillend geslacht, behalve wanneer die personen bloed- of aanverwanten zijn tot en met de derde graad. Tegen dit vermoeden is het tegenbewijs mogelijk. Het voordeel van § 1 mag opnieuw worden ingeroepen, wanneer de in het eerste lid bedoelde oorzaken van uitsluiting opgehouden hebben te bestaan of wanneer het huwelijk van de overlevende ouder, die geen huishouden vormt, gevolgd is door een scheiding van tafel en bed of door een feitelijke scheiding bekrachtigd door een gerechtelijke beschikking die het echtpaar een afzonderlijke verblijfplaats aanduidt. Deze paragraaf is niet toepasselijk indien de wees door zijn overlevende ouder verlaten is ». Enkel paragraaf twee, tweede lid, is in het geding. B.2. Artikel 56bis, § 1, van de kinderbijslagwet geeft het weeskind recht op bijzondere kinderbijslag, ongeacht de economische situatie waarin het overlijden van de ouder de wees plaatst. Krachtens paragraaf 2 valt die bijzondere toelage weg indien een gezinstoestand ontstaat analoog aan die welke in de meeste gevallen aan het overlijden voorafging. Dit is in de eerste plaats het geval wanneer de overlevende ouder een huwelijk aangaat. Om te vermijden dat gehuwden zouden worden gediscrimineerd en dat het huwelijk om financiële redenen zou worden ontmoedigd, heeft de wetgever tevens bepaald dat de bijzondere toelage wegvalt wanneer de overlevende ouder een huishouden vormt (Parl. St.,
p. 4; avis du Conseil d'Etat, Doc. parl., Chambre, 1949-1950, no 121, Kamer, 1949-1950, nr. 152, p. 4; advies van de Raad van State, Parl.
p. 4). St., Kamer, 1949-1950, nr. 121, p. 4).
Les allocations d'orphelin sont toutefois rétablies lorsque la De wezenbijslag wordt evenwel opnieuw toegekend wanneer de voormelde
situation familiale précitée est à nouveau modifiée. gezinstoestand opnieuw verandert.
B.3. Le juge a quo demande à la Cour si l'article 56bis, § 2, alinéa B.3. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of artikel
2, des lois relatives aux allocations familiales viole les articles 10 56bis, § 2, tweede lid, van de kinderbijslagwet de artikelen 10 en 11
et 11 de la Constitution en ce que cette disposition, dans van de Grondwet schendt doordat die bepaling, in de interpretatie
l'interprétation qu'en donne la Cour de cassation dans un arrêt du 19 eraan gegeven door het Hof van Cassatie in een arrest van 19 januari
janvier 1998, instaure une différence de traitement entre les 1998, een onderscheiden behandeling invoert tussen weeskinderen wier
orphelins dont le parent survivant s'est marié mais vit séparé de overlevende ouder een huwelijk is aangegaan maar feitelijk gescheiden
fait, d'une part, et les orphelins dont le parent survivant forme un ménage de fait avec une personne qui n'est pas un parent ou allié et met un terme à cette cohabitation, d'autre part. Dans le premier cas, la séparation de fait de personnes mariées ne constitue pas en soi un motif suffisant pour obtenir les allocations d'orphelin, ces dernières n'étant rétablies qu'à partir du moment où la séparation de fait est consacrée par une ordonnance judiciaire assignant une résidence séparée aux époux. Dans le second cas, par contre, les allocations d'orphelin sont accordées dès que la cause d'exclusion a cessé d'exister, c'est-à-dire lorsque les partenaires ne cohabitent plus. B.4. Le rétablissement des allocations d'orphelin après la séparation leeft, enerzijds, en weeskinderen wier overlevende ouder een feitelijk gezin vormt met een persoon die geen bloed- of aanverwant is maar die samenwoning beëindigt, anderzijds. In het eerste geval levert de feitelijke scheiding van gehuwde personen op zich geen voldoende grond op om de wezenbijslag te ontvangen maar wordt die pas opnieuw toegekend vanaf het ogenblik waarop de feitelijke scheiding bekrachtigd is door een gerechtelijke beschikking die het echtpaar een afzonderlijke verblijfplaats aanwijst. In het tweede geval daarentegen wordt de wezenbijslag aan de wees toegekend zodra de oorzaak van de uitsluiting heeft opgehouden te bestaan, namelijk wanneer partners niet langer samenwonen. B.4. Het opnieuw toekennen van de wezenbijslag na feitelijke scheiding
de fait du parent survivant remarié a été instauré par la loi du 22 van de opnieuw gehuwde overlevende ouder werd ingevoegd bij wet van 22
décembre 1989 afin de « rétablir l'égalité entre les situations de december 1989, teneinde « opnieuw de gelijkheid in (te voeren) tussen
couples mariés et non mariés » (Doc. parl., Chambre, 1989-1990, no situaties van gehuwde koppels en deze van niet gehuwde koppels »
975/1, p. 35). Avant cette modification législative, les allocations (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 975/1, p. 35). Vóór die
d'orphelin ne pouvaient initialement être accordées, dans le cas d'un wetswijziging kon de wezenbijslag in geval van een opnieuw gehuwde
parent survivant remarié, que lorsque la cause d'exclusion avait cessé overlevende ouder aanvankelijk enkel worden toegekend wanneer de
oorzaak van uitsluiting opgehouden had te bestaan, te weten bij
d'exister, à savoir lors du divorce. Ultérieurement, l'article 128, 2o, echtscheiding. Later werd hieraan, bij artikel 128, 2o, van de wet van
de la loi du 5 janvier 1976 relative aux propositions budgétaires 5 januari 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1975-1976, de
1975-1976 a ajouté l'hypothèse de la séparation de corps. hypothese van de scheiding van tafel en bed toegevoegd.
B.5. La différence de traitement décrite au B.3. repose sur la donnée B.5. Het in B.3 beschreven verschil in behandeling steunt op het
objective que la situation juridique des époux et des couples non objectieve gegeven dat de juridische toestand van echtgenoten en
mariés diffère, tant en ce qui concerne leurs obligations mutuelles niet-gehuwde koppels verschilt, zowel wat betreft de verplichtingen
qu'en ce qui concerne leur situation patrimoniale. En particulier, les jegens elkaar, als wat betreft hun vermogensrechtelijke toestand.
époux se doivent mutuellement aide et assistance et ont le devoir Inzonderheid zijn echtgenoten elkaar hulp en bijstand verschuldigd en
d'habiter ensemble (article 213 du Code civil). zijn zij jegens elkaar tot samenwoning verplicht (artikel 213 van het
B.6. Toutefois, au regard de l'objectif du législateur exposé au B.4, Burgerlijk Wetboek). B.6. Ten opzichte van de in B.4 uiteengezette doelstelling van de
consistant à traiter de manière égale les personnes mariées et les wetgever om gehuwden en samenwonenden gelijk te behandelen en ermee
cohabitants, et compte tenu de ce que les allocations d'orphelin sont rekening houdend dat de wezenbijslag een bijzondere vergoeding is voor
des allocations spéciales destinées à la situation dans laquelle le de situatie waarin het gezin niet meer is samengesteld uit twee
ménage n'est plus composé de deux parents, il n'est raisonnablement ouders, is het evenwel niet redelijk verantwoord om, in geval van
pas justifié qu'en cas de séparation de fait du parent survivant feitelijke scheiding van een opnieuw gehuwde overlevende ouder, de
remarié, les allocations d'orphelin ne soient accordées qu'à compter wezenbijslag pas toe te kennen vanaf de datum van een « gerechtelijke
de la date de « l'ordonnance judiciaire assignant aux époux une beschikking die het echtpaar een afzonderlijke verblijfplaats aanduidt
résidence séparée » et non à compter de la date de la séparation de », en niet vanaf de datum van de feitelijke scheiding, zoals die kan
fait qui peut être établie notamment sur la base d'un certificat de worden vastgesteld, onder meer op basis van een getuigschrift van
domicile, alors qu'en cas de cohabitation de fait du parent survivant, woonplaats, terwijl in geval van feitelijke samenwoning van de
les allocations d'orphelin peuvent être rétablies à partir de la date overlevende ouder, de wezenbijslag reeds opnieuw kan worden toegekend
à laquelle cesse la cohabitation et pour laquelle la simple preuve de vanaf de datum van het beëindigen van de samenwoning, waarbij het
la cessation de celle-ci suffit. La Cour n'aperçoit pas en quoi le enkele bewijs dat die is stopgezet volstaat. Het Hof ziet niet in hoe
risque de collusion allégué par le Conseil des ministres serait plus het door de Ministerraad aangevoerde risico van collusie in het geval
grand dans le cas de personnes mariées que dans le cas de cohabitants van gehuwden groter zou zijn dan in het geval van feitelijk
de fait. samenwonenden.
B.7. La question préjudicielle appelle une réponse affirmative. B.7. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
dit pour droit : zegt voor recht :
L'article 56bis, § 2, des lois relatives aux allocations familiales Artikel 56bis, § 2, van de bij koninklijk besluit van 19 december 1939
pour travailleurs salariés, coordonnées par l'arrêté royal du 19 gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders
décembre 1939, viole les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre in geval van
que, en cas de séparation de fait du parent survivant remarié, les feitelijke scheiding van de opnieuw gehuwde overlevende ouder, de
allocations d'orphelin ne peuvent être rétablies qu'à dater de l'« wezenbijslag pas opnieuw kan worden toegekend vanaf de datum van « een
ordonnance judiciaire assignant une résidence séparée aux époux ». gerechtelijke beschikking die het echtpaar een afzonderlijke verblijfplaats aanduidt ».
Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 10 décembre 2003. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 10 december 2003.
Le greffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
Le président, De voorzitter,
A. Arts. A. Arts.
^