Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt du --
← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 149/2003 du 19 novembre 2003 Numéro du rôle : 2663 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 21, § 3, de la loi du 13 juin 1966(...)"
Extrait de l'arrêt n° 149/2003 du 19 novembre 2003 Numéro du rôle : 2663 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 21, § 3, de la loi du 13 juin 1966(...) Uittreksel uit arrest nr. 149/2003 van 19 november 2003 Rolnummer 2663 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 21, § 3, van de wet van 13 juni 1966 betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders, bedienden, zeevaren Het Arbitragehof, samengesteld uit rechter L. François, waarnemend voorzitter, en voorzitter A. (...)
COUR D'ARBITRAGE ARBITRAGEHOF
Extrait de l'arrêt n° 149/2003 du 19 novembre 2003 Uittreksel uit arrest nr. 149/2003 van 19 november 2003
Numéro du rôle : 2663 Rolnummer 2663
En cause : la question préjudicielle concernant l'article 21, § 3, de In zake : de prejudiciële vraag over artikel 21, § 3, van de wet van
la loi du 13 juin 1966 relative à la pension de retraite et de survie 13 juni 1966 betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor
des ouvriers, des employés, des marins naviguant sous pavillon belge, arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en
des ouvriers mineurs et des assurés libres, tel qu'il a été modifié vrijwillig verzekerden, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 205
par l'arrêté royal no 205 du 29 août 1983, posée par la Cour du van 29 augustus 1983, gesteld door het Arbeidshof te Luik.
travail de Liège. Het Arbitragehof,
La Cour d'arbitrage,
composée du juge L. François, faisant fonction de président, et du samengesteld uit rechter L. François, waarnemend voorzitter, en
président A. Arts, et des juges P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, voorzitter A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M.
E. De Groot et L. Lavrysen, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, Bossuyt, E. De Groot en L. Lavrysen, bijgestaan door de griffier P.-Y.
présidée par le juge L. François, Dutilleux, onder voorzitterschap van rechter L. François,
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Objet de la question préjudicielle et procédure I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Par arrêt du 4 mars 2003 en cause de l'Office national des pensions Bij arrest van 4 maart 2003 in zake de Rijksdienst voor Pensioenen
contre Y. Dormal et A.-M. Jaspart, dont l'expédition est parvenue au tegen Y. Dormal en A.-M. Jaspart, waarvan de expeditie ter griffie van
greffe de la Cour d'arbitrage le 12 mars 2003, la Cour du travail de het Arbitragehof is ingekomen op 12 maart 2003, heeft het Arbeidshof
Liège a posé la question préjudicielle suivante : te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« L'article 21, § 3, de la loi du 13 juin 1966 relative à la pension « Schendt artikel 21, § 3, van de wet van 13 juni 1966 betreffende de
de retraite et de survie des ouvriers, des employés, des marins rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders, bedienden, zeevarenden
naviguant sous pavillon belge, des ouvriers mineurs et des assurés onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden, zoals
libres, tel que modifié par l'arrêté royal no 205 du 29 août 1983 gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 205 van 29 augustus 1983
(article 3, 3o), ne viole-t-il pas les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il prévoit un délai de prescription identique de cinq ans pour l'action en récupération d'un indu réclamé à un pensionné selon que cet indu trouve son origine dans des manoeuvres frauduleuses ou des déclarations fausses ou sciemment incomplètes, d'une part, ou dans l'abstention de produire une déclaration prescrite par une disposition légale ou réglementaire ou résultant d'un engagement souscrit antérieurement, d'autre part, alors que les pensionnés visés par la première hypothèse ont posé un acte conscient de nature frauduleuse tandis que ceux visés par la seconde peuvent n'avoir été confrontés qu'à une simple omission résultant d'une erreur ou d'une mauvaise compréhension non révélatrice d'une quelconque fraude comme ils peuvent aussi avoir de la sorte posé un acte de nature frauduleuse ? Le fait de traiter de la même manière les deux catégories de personnes placées dans des situations fondamentalement différentes, les pensionnés qui, sans malice, ont omis de procéder à (artikel 3, 3o), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het voorziet in een identieke verjaringstermijn van vijf jaar voor de terugvordering van een onverschuldigd bedrag dat van een gepensioneerde wordt teruggevorderd naargelang dat onverschuldigd bedrag zijn oorsprong vindt in bedrieglijke handelingen of in valse of welbewust onvolledige verklaringen, enerzijds, of in het niet afleggen van een verklaring die is voorgeschreven door een wets- of verordenende bepaling of die volgt uit een vroeger aangegane verbintenis, anderzijds, terwijl de in het eerste geval beoogde gepensioneerden een bewuste handeling van bedrieglijke aard hebben gesteld, terwijl het niet alleen mogelijk is dat diegenen bedoeld in het tweede geval te maken hebben gehad met een eenvoudig verzuim dat voortvloeit uit een vergissing of een slecht begrip dat niet op enige fraude wijst, maar ook dat zij aldus een daad van bedrieglijke aard hebben gesteld ? Vormt het feit dat twee categorieën van personen die zich in fundamenteel verschillende situaties bevinden op dezelfde wijze worden behandeld, de gepensioneerden die argeloos verzuimd hebben de vereiste
la déclaration requise, d'une part, et les pensionnés qui ont voulu verklaring af te leggen, enerzijds, en de gepensioneerden die de
tromper l'institution de sécurité sociale compétente, d'autre part, bevoegde instelling voor sociale zekerheid hebben willen bedriegen,
sans laisser à l'administration puis au juge la possibilité de prendre anderzijds, zonder de administratie en vervolgens de rechter de
une mesure proportionnée à la gravité de la faute commise, ne mogelijkheid te laten een maatregel te nemen die evenredig is met de
constitue-t-il pas une discrimination injustifiée objectivement et ernst van de begane fout, een objectief onverantwoorde discriminatie
hors de proportion avec l'objectif poursuivi ? » die onevenredig is met de nagestreefde doelstelling ? »
(...) (...)
III. En droit III. In rechte
(...) (...)
B.1. L'article 21, § 3, de la loi du 13 juin 1966 relative à la pension de retraite et de survie des ouvriers, des employés, des marins naviguant sous pavillon belge, des ouvriers mineurs et des assurés libres dispose : « L'action en répétition de prestations payées indûment se prescrit par six mois à compter de la date à laquelle le paiement a été effectué. Lorsque le paiement indu trouve son origine dans l'octroi ou la majoration d'un avantage accordé par un pays étranger ou d'un avantage dans un autre régime que celui visé au § 1er, l'action en répétition se prescrit par six mois à compter de la date de la décision octroyant ou majorant les avantages précités. Le délai fixé aux alinéas 1er et 2 est porté à cinq ans lorsque les sommes indues ont été obtenues par des manoeuvres frauduleuses ou par des déclarations fausses ou sciemment incomplètes. Il en est de même en ce qui concerne les sommes payées indûment par suite de l'abstention du débiteur de produire une déclaration prescrite par une disposition légale ou réglementaire ou résultant d'un engagement souscrit antérieurement. B.1. Artikel 21, § 3, van de wet van 13 juni 1966 betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden bepaalt : « De terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde prestaties verjaart door verloop van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop de uitbetaling is gebeurd. Wanneer de onverschuldigde uitbetaling haar oorsprong vindt in de toekenning of de verhoging van een buitenlands voordeel of van een voordeel in een andere regeling dan deze bedoeld in § 1, verjaart de terugvordering door verloop van zes maanden te rekenen vanaf de datum van de beslissing die de voornoemde voordelen toekent of verhoogt. De in het eerste en in het tweede lid vastgestelde termijn wordt op vijf jaar gebracht, wanneer de onverschuldigde sommen werden verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse of welbewust onvolledige verklaringen. Dit geldt eveneens ten aanzien van de sommen die ten onrechte werden uitbetaald wegens het niet afleggen, door de schuldenaar, van een verklaring die is voorgeschreven door een wets- of verordenende bepaling of die volgt uit een vroeger aangegane verbintenis.
[...] » [...] »
La question préjudicielle porte uniquement sur la dernière phrase de De prejudiciële vraag heeft alleen betrekking op de laatste zin van
l'alinéa 3 de l'article 21, § 3. La Cour limite son examen à cette het derde lid van artikel 21, § 3. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot
disposition. die bepaling.
B.2. Dans le texte initial de la loi du 13 juin 1966, le législateur B.2. In de oorspronkelijke tekst van de wet van 13 juni 1966 had de
avait prévu que l'indu ne pourrait être récupéré après l'écoulement wetgever bepaald dat de onterecht uitgekeerde prestaties niet konden
d'une prescription uniforme de deux ans, mettant fin à la prescription worden teruggevorderd na het verstrijken van een uniforme
verjaringstermijn van twee jaar; op die manier maakte hij een einde
trentenaire qui était applicable auparavant. aan de dertigjarige verjaring die voordien van toepassing was.
B.3. Par la loi du 5 juin 1970, le législateur avait porté ce délai à B.3. Bij de wet van 5 juni 1970 had de wetgever die termijn op vijf
cinq ans « lorsque le paiement indu résulte de dol ou de fraude dans jaar gebracht « wanneer de onverschuldigde uitbetaling veroorzaakt is
le chef du débiteur ». door arglist of bedrog vanwege de schuldenaar ».
B.4. Par la loi du 27 décembre 1973, le délai a été réduit à six mois B.4. Bij de wet van 27 december 1973 is de termijn teruggebracht tot
lorsqu'il n'y a ni dol ni fraude du débiteur. zes maanden wanneer er geen sprake is van arglist of bedrog vanwege de
B.5. Le régime actuellement en vigueur, introduit par l'arrêté royal no schuldenaar. B.5. In het stelsel dat op dit ogenblik van kracht is en dat werd
205 du 29 août 1983, fait une distinction entre deux catégories de personnes qui ont perçu des sommes indues. Le délai normal de prescription, qui est de six mois, est porté à cinq ans à l'égard des personnes qui ont obtenu des paiements indus à la suite, soit de manoeuvres frauduleuses, soit de déclarations fausses ou sciemment incomplètes, soit de l'abstention de produire une déclaration que le bénéficiaire était tenu de faire. B.6. Le juge a quo demande à la Cour s'il n'est pas discriminatoire de soumettre à la même prescription quinquennale celui qui a voulu tromper une institution de sécurité sociale et celui qui a omis de lui faire une déclaration, alors qu'il peut avoir agi par erreur et sans malice, la loi ne permettant pas au juge de prendre une mesure proportionnée à la gravité de la faute. ingevoerd bij het koninklijk besluit nr. 205 van 29 augustus 1983, wordt een onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van personen aan wie onterecht bedragen zijn uitbetaald. De gewone verjaringstermijn, die zes maanden bedraagt, wordt verlengd tot vijf jaar voor personen aan wie onterecht uitkeringen zijn betaald naar aanleiding van hetzij bedrieglijke handelingen hetzij valse of welbewust onvolledige verklaringen, hetzij het niet afleggen van een verklaring waartoe de begunstigde gehouden was. B.6. De verwijzende rechter vraagt het Hof of het niet discriminerend is dat eenzelfde vijfjarige verjaringstermijn van toepassing is op diegene die een socialezekerheidsinstelling heeft willen bedriegen en diegene die heeft nagelaten een verklaring in te dienen terwijl dat mogelijk bij vergissing en zonder kwade bedoeling kan zijn gebeurd, aangezien de rechter wettelijk gezien niet de mogelijkheid heeft een maatregel te nemen die in verhouding staat tot de ernst van de fout.
B.7. En raison du caractère souvent complexe de la réglementation en B.7. Door de vaak complexe aard van de regelgeving inzake sociale
matière de sécurité sociale, le législateur a pu prévoir un délai de zekerheid, kon de wetgever in een bijzonder korte verjaringstermijn
prescription particulièrement court lorsqu'il s'agit de récupérer un voorzien wanneer het gaat om de terugvordering van onterecht
indu explicable, la plupart du temps, par une erreur de uitbetaalde prestaties die over het algemeen te wijten zijn aan een
l'administration que le bénéficiaire n'était pas à même de déceler. vergissing van de administratie die de begunstigde onmogelijk zou
hebben kunnen vaststellen.
B.8. Tel n'est pas le cas de l'omission de la déclaration qui est B.8. Dat is niet het geval voor het niet afleggen van de verklaring
exigée par l'article 64, § 2, de l'arrêté royal portant règlement die vereist is bij artikel 64, § 2, van het koninklijk besluit tot
général du régime de pension de retraite et de survie des travailleurs vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en
salariés. C'est à la condition que cette déclaration préalable ait été faite que le bénéficiaire de la pension peut être autorisé à cumuler celle-ci avec les revenus d'une activité professionnelle, après que l'administration a pu, grâce à cette déclaration, s'assurer que ces revenus n'y font pas obstacle. L'interdiction de principe de cumuler une activité professionnelle avec le bénéfice d'une pension est suffisamment connue pour que le législateur ait assimilé cette omission à une déclaration fausse ou sciemment incomplète. Il s'est fondé sur un critère objectif en traitant différemment celui qui bénéficie d'une erreur de l'administration et celui dont le manquement rend cette erreur possible. B.9. Sans doute le système idéal serait-il celui qui permet, dans chaque cas, d'apprécier la gravité de la faute et de permettre au juge de fixer un délai de prescription proportionné à celle-ci. Toutefois, un délai de prescription qui ne serait pas fixé par la loi serait une source d'insécurité. En fixant ce délai, le législateur doit pouvoir faire usage de catégories qui, nécessairement, n'appréhendent la diversité des situations qu'avec un certain degré d'approximation. B.10. C'est précisément parce que la recherche de l'intention de celui qui n'a pas fait la déclaration exigée se heurte à des difficultés de preuve que le système a été modifié. Le rapport au Roi précédant overlevingspensioen voor werknemers. Die voorafgaande verklaring is een voorwaarde om als uitkeringsgerechtigde het pensioen en de inkomsten van een beroepsactiviteit te mogen cumuleren, nadat de administratie, dankzij die verklaring, heeft kunnen vaststellen dat die inkomsten daartoe geen belemmering vormen. Het principiële verbod een beroepsactiviteit en het genot van een pensioen te cumuleren is in die mate bekend dat de wetgever het niet afleggen van een verklaring gelijkgesteld heeft met een valse of welbewust onvolledige verklaring. Hij heeft zich op een objectief criterium gebaseerd door diegene die door een vergissing van de administratie onterecht uitkeringen heeft gekregen en diegene wiens tekortkoming zulk een vergissing mogelijk maakt, verschillend te behandelen. B.9. Wellicht zou het ideale systeem een systeem zijn waarbinnen de rechter, voor ieder geval, de ernst van de fout kan beoordelen en een verjaringstermijn kan bepalen die in verhouding staat tot die fout. Een verjaringstermijn die niet bij wet is vastgelegd, zou echter aanleiding geven tot onzekerheid. Bij het vastleggen van die termijn moet de wetgever gebruik kunnen maken van categorieën die de diversiteit aan situaties noodzakelijkerwijs in zekere zin slechts bij benadering vatten. B.10. Precies omdat men bij het achterhalen van de bedoeling van diegene die de vereiste verklaring niet heeft afgelegd op moeilijkheden stuit inzake bewijsvoering, is het systeem gewijzigd. In het verslag aan de Koning dat voorafgaat aan het koninklijk besluit
l'arrêté royal no 205 du 29 août 1983, qui est à l'origine du texte en nr. 205 van 29 augustus 1983, dat aan de oorsprong ligt van de in het
cause, justifie celui-ci de la manière suivante : « Les notions de dol ou de fraude sont à juste titre d'interprétation restrictive. Il arrive souvent qu'il ne soit pas possible d'y avoir recours afin de poursuivre une action en répétition de l'indu alors que la récupération de sommes payées indûment s'impose. Ce problème se pose notamment dans le cumul de la pension avec une activité professionnelle. C'est la raison pour laquelle est prévue une extension des cas dans lesquels il pourra être fait appel au délai de prescription de 5 ans. L'occasion est saisie pour procéder à l'alignement de la règle prévue en régime salarié sur celle qui est prévue dans les autres régimes. » geding zijnde tekst, wordt het koninklijk besluit als volgt verantwoord : « De begrippen arglist of bedrog moeten terecht op restrictieve wijze geïnterpreteerd worden. Het gebeurt vaak dat het niet mogelijk is zich daarop te beroepen om het onverschuldigd betaalde terug te vorderen alhoewel deze terugvordering zich opdringt. Dit probleem stelt zich namelijk in geval van cumulatie van het pensioen met een beroepsbezigheid. Dit is de reden waarom een uitbreiding voorzien wordt van de gevallen waarvoor beroep zal kunnen gedaan worden op de verjaringstermijn van vijf jaar. Deze gelegenheid wordt te baat genomen om de regel van de regeling 'werknemers' te richten naar deze die in de andere regelingen is
(Moniteur belge, 6 septembre 1983, p. 11094) voorzien. » (Belgisch Staatsblad , 6 september 1983, p. 11094)
B.11. Il se déduit de ces éléments que, en traitant de la même B.11. Uit die elementen kan worden afgeleid dat de wetgever, door
manière, en ce qui concerne le délai de prescription, celui qui a fait diegene die een valse of welbewust onvolledige verklaring heeft gedaan
une déclaration fausse ou sciemment inexacte et celui qui s'est en diegene die heeft nagelaten een verklaring af te leggen wanneer hij
abstenu de faire une déclaration dont il pouvait s'attendre qu'elle kon verwachten dat zij verplicht was, op dezelfde wijze te behandelen
fût obligatoire, le législateur a pris une mesure qui n'est pas wat de verjaringstermijn betreft, een maatregel heeft genomen die niet
dépourvue de justification raisonnable. zonder redelijke verantwoording is.
B.12. La question préjudicielle appelle une réponse négative. B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Par ces motifs, Om die redenen,
la Cour het Hof
dit pour droit : zegt voor recht :
L'article 21, § 3, alinéa 3, dernière phrase, de la loi du 13 juin Artikel 21, § 3, derde lid, laatste zin, van de wet van 13 juni 1966
1966 relative à la pension de retraite et de survie des ouvriers, des betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders,
employés, des marins naviguant sous pavillon belge, des ouvriers bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig
mineurs et des assurés libres ne viole pas les articles 10 et 11 de la verzekerden schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Constitution. Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 19 novembre 2003. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 19 november 2003.
Le greffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
Le président f.f., De wnd. voorzitter,
L. François. L. François.
^