← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 115/2003 du 17 septembre 2003 Numéro du rôle : 2508 En cause
: les questions préjudicielles relatives aux articles 255, alinéas 3, 4 et 5, 483 et 518 du Code des
impôts sur les revenus 1992, posées par le Tribunal de La Cour d'arbitrage, composée
des juges M. Bossuyt et L. François, faisant fonction de président(...)"
Extrait de l'arrêt n° 115/2003 du 17 septembre 2003 Numéro du rôle : 2508 En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles 255, alinéas 3, 4 et 5, 483 et 518 du Code des impôts sur les revenus 1992, posées par le Tribunal de La Cour d'arbitrage, composée des juges M. Bossuyt et L. François, faisant fonction de président(...) | Uittreksel uit arrest nr. 115/2003 van 17 september 2003 Rolnummer 2508 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 255, derde, vierde en vijfde lid, 483 en 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door Het Arbitragehof, samengesteld uit de rechters M. Bossuyt en L. François, waarnemend voorzitters(...) |
---|---|
COUR D'ARBITRAGE | ARBITRAGEHOF |
Extrait de l'arrêt n° 115/2003 du 17 septembre 2003 | Uittreksel uit arrest nr. 115/2003 van 17 september 2003 |
Numéro du rôle : 2508 | Rolnummer 2508 |
En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles 255, | In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 255, derde, |
alinéas 3, 4 et 5, 483 et 518 du Code des impôts sur les revenus 1992, | vierde en vijfde lid, 483 en 518 van het Wetboek van de |
posées par le Tribunal de première instance de Gand. | inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Gent. |
La Cour d'arbitrage, | Het Arbitragehof, |
composée des juges M. Bossuyt et L. François, faisant fonction de | samengesteld uit de rechters M. Bossuyt en L. François, waarnemend |
présidents, et des juges P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. | voorzitters, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. |
Lavrysen et J.-P. Snappe, assistée du greffier L. Potoms, présidée par | Lavrysen en J.-P. Snappe, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder |
le juge M. Bossuyt, | voorzitterschap van rechter M. Bossuyt, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet des questions préjudicielles et procédure | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Par jugement du 27 juin 2002 en cause de la s.a. Konstruktiewerkhuizen | Bij vonnis van 27 juni 2002 in zake de n.v. Konstruktiewerkhuizen Van |
Van Landuyt contre la Région flamande, dont l'expédition est parvenue | Landuyt tegen het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van |
au greffe de la Cour d'arbitrage le 2 août 2002, le Tribunal de | het Arbitragehof is ingekomen op 2 augustus 2002, heeft de Rechtbank |
première instance de Gand a posé les questions préjudicielles | van eerste aanleg te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : |
suivantes : « A. L'article 483 du C.I.R. 1992 (article 372 du C.I.R. 1964) | « A. Schendt artikel 483 van het W.I.B. 92 (artikel 372 W.I.B. 64) het |
viole-t-il le principe d'égalité établi aux articles 10 et 11 de la | gelijkheidsbeginsel zoals vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de |
Constitution en ce que cette disposition rend l'administration | Grondwet doordat deze bepaling de Administratie de bevoegdheid |
compétente pour fixer le revenu cadastral du matériel et de | verleent het kadastraal inkomen van materieel en outillage vast te |
l'outillage sans tenir compte de l'article 486 du C.I.R. 1992 (article | stellen zonder rekening te houden met artikel 486 W.I.B. 92 (artikel |
375 du C.I.R. 1964), alors que pour la fixation du revenu cadastral de | 375 W.I.B. 64) terwijl voor de vaststelling van het kadastraal inkomen |
biens immobiliers bâtis et non bâtis il est tenu compte, en vertu des | van bebouwde en onbebouwde onroerende goederen, overeenkomstig de |
articles 477 et 479 du C.I.R. 1992 (articles 366 et 368 du C.I.R. | artikelen 477 en 479 W.I.B. 92 (artikelen 366 en 368 W.I.B. 64) |
1964), de l'époque de référence définie à l'article 486 du C.I.R. 1992 | rekening wordt gehouden met het referentietijdstip zoals bepaald in |
(article 375 du C.I.R. 1964) ? | artikel 486 W.I.B. 92 (artikel 375 W.I.B. 64) ? |
B. L'article 518 du C.I.R. 1992 (article 8, § 3, de la loi du 7 | B. Schenden de artikelen 518 W.I.B. 92 (artikel 8, § 3, van de wet van |
décembre 1988), modifié par l'article 29 de la loi du 28 décembre 1990 | 7 december 1988) zoals gewijzigd door artikel 29 van de wet van 28 |
relative à diverses dispositions fiscales et non fiscales (Moniteur | december 1990 houdende verscheidene fiscale en niet fiscale bepalingen |
belge du 29 décembre 1990), et l'article 255, alinéas 3, 4 et 5, du | (Belgisch Staatsblad van 29 december 1990) en artikel 255, 3o, 4o en 5o |
C.I.R. 1992, modifié par l'article 12 du décret du 19 décembre 1997 | W.I.B. 92, zoals gewijzigd door artikel 12 van het decreet van 19 |
(Moniteur belge du 30 décembre 1997), violent-ils le principe | december 1997 (Belgisch Staatsblad van 30 december 1997) het |
d'égalité établi aux articles 10 et 11 de la Constitution en ce que | gelijkheidsbeginsel zoals vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de |
ces dispositions rendent l'administration compétente pour indexer, | Grondwet doordat deze bepalingen de Administratie de bevoegdheid |
pour le calcul du précompte immobilier, les revenus cadastraux du | verlenen om voor de berekening van de onroerende voorheffing, de |
matériel et de l'outillage, comme cela se fait également pour les | kadastrale inkomens van materieel en outillage te indexeren, zoals dat |
biens immobiliers bâtis ou non bâtis, alors qu'il s'agit de situations | ook gebeurt voor gebouwde of ongebouwde onroerende goederen daar waar |
non comparables qui sont traitées de la même manière puisque le revenu | het om niet vergelijkbare situaties gaat die op dezelfde wijze worden |
cadastral du matériel et de l'outillage est d'une nature totalement | behandeld, aangezien het kadastraal inkomen van materieel en outillage |
différente et qu'il n'existe pas davantage de lien de proportionnalité | van een totaal andere aard is, |
entre les moyens employés et le but visé puisque le revenu cadastral | en er ook geen verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende |
du matériel et de l'outillage n'est pas basé sur les valeurs locatives | middelen en het beoogde doel omdat het kadastraal inkomen van |
de 1975 et que pour le matériel et l'outillage il n'est pas prévu de | materieel en outillage niet is gebaseerd op de huurwaarden van 1975 en |
omdat er voor materieel en outillage geen aftrek van een forfait voor | |
déduction d'un forfait pour les frais d'entretien et de réparation qui | onderhouds- en herstellingskosten die de intrinsieke |
neutralisent les dépréciations intrinsèques dues au vieillissement ? » | waardeverminderingen door veroudering neutraliseren, is voorzien ? » |
(...) | (...) |
III. En droit | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. Les questions préjudicielles concernent l'établissement du revenu | B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op de bepaling van het |
cadastral du matériel et de l'outillage (première question) et le | kadastraal inkomen van materieel en outillage (eerste vraag) en op de |
calcul du précompte immobilier dû sur ce revenu cadastral pour l'exercice d'imposition 1999 (deuxième question). Les questions portent, la première sur une différence, la seconde sur une égalité de traitement. B.2. Les règles constitutionnelles de l'égalité et de la non-discrimination n'excluent pas qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et qu'elle soit raisonnablement justifiée. Les mêmes règles s'opposent, par ailleurs, à ce que soient traitées de manière identique, sans qu'apparaisse une justification raisonnable, des catégories de personnes se trouvant dans des situations qui, au regard de la mesure considérée, sont essentiellement différentes. L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d'égalité est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. B.3. Il n'appartient pas à la Cour de porter une appréciation sur la | berekening van de daarop voor het aanslagjaar 1999 verschuldigde onroerende voorheffing (tweede vraag). In de eerste vraag wordt een verschil in behandeling aan de orde gesteld; de tweede vraag betreft een gelijke behandeling. B.2. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dezelfde regels verzetten er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de aangevochten maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. B.3. Het behoort niet tot de bevoegdheid van het Hof zich uit te spreken over de wijze waarop de wetgever twee categorieën van goederen |
manière dont le législateur a taxé différemment deux catégories de | verschillend heeft belast. Opdat het Hof zich kan uitspreken binnen de |
biens. Pour que la Cour puisse se prononcer dans les limites de ses | perken van zijn bevoegdheden, moeten de vragen worden gelezen als een |
compétences, les questions doivent se lire comme comparant la | vergelijking van de fiscale situatie van twee categorieën van personen |
situation fiscale de deux catégories de personnes : celles qui se | : de personen die onroerende voorheffing moeten betalen berekend op |
voient réclamer le précompte immobilier calculé sur le revenu | het kadastraal inkomen van het materieel en de outillage die door de |
cadastral du matériel et de l'outillage qui sont immeubles par nature | aard of bestemming ervan onroerende goederen zijn, en de personen die |
ou par destination et celles qui doivent acquitter le même impôt | dezelfde belasting moeten betalen op het kadastraal inkomen van |
calculé sur le revenu cadastral de biens immobiliers bâtis ou non bâtis. | gebouwde en ongebouwde onroerende goederen. |
Quant à la première question préjudicielle | Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag |
B.4. Le juge a quo demande à la Cour si les articles 10 et 11 de la | B.4. De verwijzende rechter vraagt het Hof of de artikelen 10 en 11 |
van de Grondwet zijn geschonden doordat voor het bepalen van het | |
Constitution sont violés en ce qu'il n'est pas tenu compte de l'époque | kadastraal inkomen van materieel en outillage geen rekening wordt |
de référence visée à l'article 486 du Code des impôts sur les revenus | gehouden met het referentietijdstip bedoeld in artikel 486 van het |
1992 (C.I.R. 1992) pour déterminer le revenu cadastral du matériel et | Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (W.I.B. 1992), terwijl |
de l'outillage, alors qu'il en est tenu compte pour établir le revenu | daarmee voor het bepalen van het kadastraal inkomen van andere |
cadastral des autres biens immobiliers. | onroerende goederen wel rekening wordt gehouden. |
B.5.1. En vertu de l'article 471 du C.I.R. 1992, un revenu cadastral | B.5.1. Krachtens artikel 471 van het W.I.B. 1992 wordt een kadastraal |
est établi pour tous les biens immobiliers bâtis ou non bâtis, ainsi | inkomen vastgesteld voor alle gebouwde of ongebouwde onroerende |
que pour le matériel et l'outillage présentant le caractère d'immeuble | goederen, alsmede voor het materieel en de outillage die onroerend |
par nature ou d'immeuble par destination. Par revenu cadastral, on | zijn van nature of door hun bestemming. Onder kadastraal inkomen wordt |
entend le revenu moyen normal net d'une année. | verstaan het gemiddeld normaal netto-inkomen van één jaar. |
B.5.2. Pour les biens immobiliers bâtis, le revenu cadastral est fixé | B.5.2. Voor de gebouwde onroerende goederen wordt het kadastraal |
en principe sur la base des valeurs locatives normales nettes à | inkomen in beginsel vastgesteld op grond van de normale |
l'époque de référence définie à l'article 486 du C.I.R. 1992. A défaut | netto-huurwaarden op het in artikel 486 van het W.I.B. 1992 bepaalde |
referentietijdstip. Wanneer het niet op die wijze kan worden | |
de pouvoir être établi sur cette base ou lorsqu'il doit être fixé ou | vastgesteld, of indien het moet worden vastgesteld of herzien buiten |
révisé en dehors d'une péréquation générale, le revenu cadastral peut | de algemene perequatie, kan het kadastraal inkomen eveneens worden |
aussi être établi par comparaison avec des parcelles bâties similaires | bepaald door vergelijking met soortgelijke gebouwde percelen (artikel |
(article 477 du C.I.R. 1992). Lorsqu'il ne se trouve aucune parcelle | 477 van het W.I.B. 1992). Wanneer geen gepast referentieperceel |
de référence adéquate, le revenu cadastral est calculé en appliquant | voorhanden is, wordt het kadastraal inkomen berekend door het tarief |
le taux de 5,3 p.c. à la valeur vénale normale de la parcelle à | van 5,3 pct. toe te passen op de normale verkoopwaarde van het perceel |
l'époque de référence définie à l'article 486 (article 478 du C.I.R. | op het referentietijdstip bepaald in artikel 486 (artikel 478 van het |
1992). | W.I.B. 1992). |
Pour les biens immobiliers non bâtis, le revenu cadastral est en | Voor de ongebouwde onroerende goederen wordt het kadastraal inkomen in |
principe fixé par comparaison avec le revenu cadastral à l'hectare, | beginsel bepaald door vergelijking met het kadastraal inkomen per |
déterminé pour les terres labourables, les prés, les pâtures et les | hectare, vastgesteld voor de bouwlanden, hooilanden, weilanden en |
jardins potagers, sur la base des valeurs locatives normales nettes à | moestuinen, op grond van de normale netto-huurwaarden op het |
l'époque de référence définie à l'article 486 (article 479 du C.I.R. | referentietijdstip bepaald in artikel 486 (artikel 479 van het W.I.B. |
1992). | 1992). |
L'époque de référence est le 1er janvier de l'année qui précède celle | Het referentietijdstip is de eerste januari van het jaar vóór datgene |
de la mise en application des revenus cadastraux résultant d'une | waarin de ingevolge een algemene perequatie vastgestelde kadastrale |
péréquation générale (article 486 du C.I.R. 1992). | inkomens van kracht worden (artikel 486 van het W.I.B. 1992). |
B.5.3. Le revenu cadastral du matériel et de l'outillage est en | B.5.3. Het kadastraal inkomen van het materieel en de outillage wordt |
principe calculé sur la valeur d'usage. Celle-ci est présumée égale à | in beginsel berekend op de gebruikswaarde ervan. Die wordt |
trente pour cent de la valeur d'investissement ou de revient à l'état | verondersteld gelijk te zijn aan dertig percent van de aanschaffings- |
neuf, éventuellement augmentée du coût des transformations | of beleggingswaarde als nieuw, eventueel vermeerderd met de kosten der |
successives. Le revenu cadastral est égal à 5,3 p.c. de la valeur | opeenvolgende veranderingen. Het kadastraal inkomen bedraagt 5,3 pct. |
d'usage (article 483 du C.I.R. 1992). B.6. Lorsque, pour établir les règles à suivre pour déterminer le revenu cadastral, le législateur fiscal utilise des critères de distinction, ceux-ci doivent être objectivement et raisonnablement justifiés. Ces règles de calcul doivent être égales pour tous les biens se trouvant dans une situation équivalente au regard de la mesure considérée et du but poursuivi, sous la réserve que le législateur fiscal peut devoir appréhender la diversité des situations individuelles en faisant usage de catégories qui, nécessairement, ne correspondent aux réalités qu'avec un certain degré d'approximation. B.7. Le mode d'établissement différent du revenu cadastral du matériel et de l'outillage a été expliqué comme suit lors de son introduction : « Le matériel et l'outillage sont extrêmement complexes et variés; ils évoluent sans cesse. D'une pièce de matériel ou d'outillage à l'autre, il peut exister des différences, anodines en apparence, qui ont une répercussion profonde sur la valeur. Le procédé de la comparaison, idéal lorsque les références sont nombreuses et indiscutables, ne peut plus constituer ici la règle générale et on n'y recourra donc qu'en cas d'impossibilité d'agir autrement. | van de gebruikswaarde (artikel 483 van het W.I.B. 1992). B.6. Wanneer de fiscale wetgever regels vaststelt om het kadastraal inkomen te bepalen, dient hij daartoe criteria van onderscheid te gebruiken die objectief en redelijk verantwoord zijn. Die berekeningsregels moeten gelijk zijn voor alle goederen die zich ten aanzien van de maatregel en het nagestreefde doel in een soortgelijke situatie bevinden, met dit voorbehoud dat de fiscale wetgever mogelijkerwijs de diversiteit van de individuele situaties enkel in aanmerking kan nemen door gebruik te maken van categorieën die noodzakelijkerwijs slechts bij benadering met de werkelijkheid overeenstemmen. B.7. De verschillende bepaling van het kadastraal inkomen van materieel en outillage werd bij de invoering ervan als volgt toegelicht : « Het materieel en de outillering zijn uiterst ingewikkeld en verscheiden : ze evolueren voortdurend. Tussen verscheidene tuigen die deel uitmaken van het materieel en de outillering kunnen er verschillen bestaan die schijnbaar uiterst gering zijn en toch een diepe weerslag hebben op de waarde. De toegepaste werkmethode van de schatting door vergelijking, welke ideaal is ingeval er talrijke en onbetwistbare vergelijkingspunten zijn, zal hier geen algemene regel uitmaken en men zal er slechts zijn toevlucht toe nemen in geval van onmogelijkheid anders te handelen. |
[...] | [...] |
Compte tenu des règles toutes spéciales présidant ainsi à leur | Rekening gehouden met de gans bijzondere regelen welke aldus aan hun |
évaluation, les revenus cadastraux afférents au matériel et à | schatting ten grondslag liggen, onderscheiden de kadastrale inkomens |
l'outillage se différencient nettement de ceux des propriétés bâties | van het materieel en de outillering zich duidelijk van deze der |
gebouwde of ongebouwde onroerende goederen : deze laatsten zijn | |
ou non bâties; les seconds sont fonction du marché locatif immobilier | gesteund op de huurmarkt der onroerende goederen terwijl de eersten |
tandis que les premiers ne s'y apparentent aucunement. » (Doc. parl. , | geenszins ermee in verband staan. » (Parl. St. , Senaat, 1954-1955, |
Sénat, 1954-1955, no 205, p. 9) B.8. Les biens immobiliers que la Cour est invitée à comparer ne se prêtant pas aux mêmes procédés d'évaluation, le législateur doit utiliser des critères différents pour déterminer leur revenu cadastral respectif. Il peut également décider, sans violer le principe d'égalité, en raison même de la nature différente de ces biens immobiliers, qu'il sera tenu compte d'une époque de référence pour les uns, non pour les autres. B.9. La question préjudicielle appelle une réponse négative. Quant à la seconde question préjudicielle | nr. 205, p. 9). B.8. Aangezien de onroerende goederen waarvan het Hof gevraagd wordt ze te vergelijken zich niet tot dezelfde evaluatiemethodes lenen, moet de wetgever verschillende criteria gebruiken voor het vaststellen van het respectief kadastraal inkomen ervan. Hij kan tevens, zonder het gelijkheidsbeginsel te schenden, wegens de verschillende aard van die onroerende goederen bepalen dat voor de ene categorie rekening wordt gehouden met een referentietijdstip, en voor de andere categorie niet. B.9. De prejudiciële vraag moet ontkennend worden beantwoord. Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag |
B.10. Le juge a quo demande à la Cour si les articles 10 et 11 de la Constitution sont violés en ce que les revenus cadastraux sont indexés sans distinction, en vue du calcul du précompte immobilier, alors que le revenu cadastral du matériel et de l'outillage serait d'une tout autre nature que le revenu cadastral des autres biens immobiliers. B.11. En vertu de l'article 255 du C.I.R. 1992 tel qu'il s'applique en Région flamande, le précompte immobilier s'élève à 2,5 p.c. du revenu cadastral du matériel et de l'outillage et à 1,25 p.c. du revenu cadastral des autres biens immobiliers. | B.10. De verwijzende rechter vraagt het Hof of de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn geschonden doordat, voor de berekening van de onroerende voorheffing, de kadastrale inkomens zonder onderscheid worden geïndexeerd, terwijl het kadastraal inkomen van materieel en outillage van een gans andere aard zou zijn dan het kadastraal inkomen van andere onroerende goederen. B.11. Krachtens artikel 255 van het W.I.B. 1992, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest, bedraagt de onroerende voorheffing 2,5 pct. van het kadastraal inkomen voor materieel en outillage en 1,25 pct. van het kadastraal inkomen voor andere onroerende goederen. Onder kadastraal inkomen wordt verstaan het kadastraal inkomen |
Le revenu cadastral s'entend du revenu cadastral adapté à l'indice des | aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk |
prix à la consommation du Royaume (article 518 du C.I.R. 1992). | (artikel 518 van het W.I.B. 1992). Het tarief van de onroerende voorheffing voor materieel en outillage |
Dans la Région flamande, le taux du précompte immobilier pour le | wordt in het Vlaamse Gewest evenwel vermenigvuldigd met een |
matériel et l'outillage est toutefois affecté d'un coefficient obtenu | coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de |
en divisant la moyenne des indices de l'année 1996 par la moyenne des | indexcijfers van het jaar 1996 te delen door het gemiddelde van de |
indices de l'année précédant l'année d'acquisition des revenus | indexcijfers van het jaar dat het jaar van de inkomsten voorafgaat |
(article 255, alinéas 3 et 4, du C.I.R. 1992). | (artikel 255, derde en vierde lid, van het W.I.B. 1992). |
B.12. Sauf appréciation manifestement déraisonnable, c'est au | B.12. Het behoort tot de bevoegdheid van de wetgever, behoudens |
législateur qu'il appartient de décider si la base d'imposition du | kennelijk onredelijke beoordeling, om te bepalen of de |
précompte immobilier sera indexée. Il doit, ce faisant, respecter les | heffingsgrondslag van de onroerende voorheffing wordt geïndexeerd. Hij |
articles 10 et 11 de la Constitution. | dient daarbij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet na te leven. |
B.13. L'indexation des revenus cadastraux a été instaurée par | B.13. De indexering van de kadastrale inkomens werd ingevoerd door |
l'article 29 de la loi du 28 décembre 1990 relative à diverses | artikel 29 van de wet van 28 december 1990 betreffende verscheidene |
dispositions fiscales et non fiscales. La même loi a reporté la | fiscale en niet-fiscale bepalingen. Door dezelfde wet werd de |
péréquation cadastrale jusqu'en 1995 au moins. En vertu de l'article | kadastrale perequatie ten minste tot in 1995 uitgesteld. |
32, § 9, alinéa 1er, de la même loi, l'indexation des revenus | Overeenkomstig artikel 32, § 9, eerste lid, van dezelfde wet, treedt |
de indexering van de kadastrale inkomens in werking met ingang van het | |
cadastraux produit ses effets à partir de l'exercice d'imposition 1991 | aanslagjaar 1991 wat de onroerende voorheffing betreft. Artikel 32, § |
en ce qui concerne le précompte immobilier. L'article 32, § 9, alinéa | |
2, de la même loi dispose que l'article 29 cesse d'être applicable à | 9, tweede lid, van dezelfde wet bepaalt dat artikel 29 ophoudt van |
partir de l'entrée en vigueur de la prochaine péréquation générale des | toepassing te zijn vanaf de inwerkingtreding van de volgende algemene |
revenus cadastraux. | |
B.14. Le revenu cadastral du matériel et de l'outillage diffère de | perequatie van de kadastrale inkomens. |
celui des autres biens immobiliers en ce qu'il est en principe établi | B.14. Het kadastraal inkomen van materieel en outillage verschilt van |
sur la base de la valeur d'investissement ou de revient à l'état neuf | dat van de andere onroerende goederen doordat het in beginsel wordt |
et non sur la base de cette valeur envisagée à l'époque de référence | vastgesteld op grond van de aanschaffings- of beleggingswaarde als |
définie à l'article 486 du C.I.R. 1992. B.15. Bien que l'indexation semble avant tout dictée par le souci du législateur d'adapter à l'évolution des prix à la consommation le revenu cadastral des biens immobiliers bâtis ou non bâtis, qui est établi sur la base de la valeur de ces biens au 1er janvier 1975, cette mesure, en ce qu'elle est appliquée sans distinguer la nature du bien immobilier, traduit la volonté du législateur de faire subir, pour des motifs budgétaires ou autres, la même adaptation à la base d'imposition du matériel et de l'outillage. | nieuw en niet op grond van die waarde op het in artikel 486 van het W.I.B. 1992 bepaalde referentietijdstip. B.15. Hoewel de indexering vooral lijkt te zijn ingegeven door de bekommernis van de wetgever om het kadastraal inkomen van de gebouwde en ongebouwde onroerende goederen, dat op grond van de waarde van die goederen op 1 januari 1975 wordt vastgesteld, aan de evolutie van de consumptieprijzen aan te passen, vertolkt die maatregel, doordat hij wordt toegepast zonder een onderscheid te maken naargelang van de aard van de onroerende goederen, de wil van de wetgever om een gelijkwaardige aanpassing te laten gelden, om budgettaire of andere redenen, voor de heffingsgrondslag inzake materieel en outillage. |
Dès lors qu'il n'apparaît pas que l'indexation du revenu cadastral du | Nu niet blijkt dat de indexering van het kadastraal inkomen van |
matériel et de l'outillage ait des effets disproportionnés, on ne peut | materieel en outillage onevenredige gevolgen doet ontstaan, kan de |
considérer que le législateur a pris une mesure discriminatoire en | wetgever, door het aannemen van de in het geding zijnde bepaling, niet |
adoptant la disposition litigieuse. | worden geacht een discriminerende maatregel te hebben genomen. |
B.16. Certes, le législateur décrétal flamand a décidé en 1997 de | B.16. Weliswaar besliste de Vlaamse decreetgever in 1997 de gevolgen |
tempérer les effets de l'indexation pour ce matériel et cet outillage | van de indexering voor dat materieel en die outillage te milderen en |
et il a affecté le taux du précompte immobilier de ces biens d'un | paste hij op het percentage van de onroerende voorheffing verschuldigd |
voor die goederen een coëfficiënt toe, die wordt verkregen door het | |
coefficient obtenu en divisant la moyenne des indices de l'année 1996 | gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1996 te delen door het |
par la moyenne des indices de l'année précédant l'année d'acquisition | gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het jaar van de |
inkomsten voorafgaat (Parl. St. , Vlaams Parlement, 1997-1998, nr. | |
des revenus (Doc. , Parlement flamand, 1997-1998, no 788/1, pp. 3 et | 788/1, pp. 3 en 4, en nr. 788/9, p. 4), doch die maatregel is de |
4, et no 788/9, p. 4, mais cette mesure est l'expression d'une autre | |
conception qui est celle d'une autre autorité et elle ne saurait, en | uiting van een andere opvatting, namelijk die van een andere overheid, |
tant que telle, priver la mesure fédérale d'indexation de sa | en kan als zodanig de federale maatregel van indexering zijn |
justification. | verantwoording niet ontnemen. |
B.17. La question préjudicielle appelle une réponse négative. | B.17. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 255, alinéas 3, 4 et 5, et les articles 483 et 518 du Code | De artikelen 255, derde, vierde en vijfde lid, 483 en 518 van het |
des impôts sur les revenus 1992 ne violent pas les articles 10 et 11 | Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 schenden de artikelen 10 en |
de la Constitution. | 11 van de Grondwet niet. |
Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 17 septembre 2003. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 september 2003. |
Le greffier, | De griffier, |
L. Potoms | L. Potoms |
Le président f.f., | De wnd. voorzitter, |
M. Bossuyt. | M. Bossuyt. |