← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 112/2002 du 26 juin 2002 Numéro du rôle : 2400 En cause : les
questions préjudicielles relatives à l'article 319, § 2, du Code civil, posées par la Cour d'appel
de Mons. La Cour d'arbitrage, composée des prési après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I.
Objet des questions préjudicielles Par arr(...)"
| Extrait de l'arrêt n° 112/2002 du 26 juin 2002 Numéro du rôle : 2400 En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 319, § 2, du Code civil, posées par la Cour d'appel de Mons. La Cour d'arbitrage, composée des prési après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet des questions préjudicielles Par arr(...) | Uittreksel uit arrest nr. 112/2002 van 26 juni 2002 Rolnummer : 2400 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 319, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. Het Arbitragehof, samengeste wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen Bij arrest van (...) |
|---|---|
| COUR D'ARBITRAGE | ARBITRAGEHOF |
| Extrait de l'arrêt n° 112/2002 du 26 juin 2002 | Uittreksel uit arrest nr. 112/2002 van 26 juni 2002 |
| Numéro du rôle : 2400 | Rolnummer : 2400 |
| En cause : les questions préjudicielles relatives à l'article 319, § | In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 319, § 2, van het |
| 2, du Code civil, posées par la Cour d'appel de Mons. | Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. |
| La Cour d'arbitrage, | Het Arbitragehof, |
| composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges L. | samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters |
| François, R. Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Snappe et E. Derycke, | L. François, R. Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Snappe en E. Derycke, |
| assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
| Melchior, | voorzitter M. Melchior, |
| après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Objet des questions préjudicielles | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen |
| Par arrêt du 19 mars 2002 en cause d'A. Olikier contre D. Gretzer, | Bij arrest van 19 maart 2002 in zake A. Olikier tegen D. Gretzer, |
| waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op | |
| dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrage le 26 | 26 maart 2002, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende |
| mars 2002, la Cour d'appel de Mons a posé les questions préjudicielles suivantes : | prejudiciële vragen gesteld : |
| « 1. L'absence de possibilité, pour un enfant majeur, de refuser son | « 1. Is het ontbreken van de mogelijkheid, voor een meerderjarig kind, |
| consentement à sa reconnaissance par une femme, alors que cette | om zijn toestemming met zijn erkenning door een vrouw te weigeren, |
| possibilité existe dans le cas de reconnaissance par un homme, | |
| est-elle contraire au principe d'égalité et de non-discrimination, | terwijl die mogelijkheid wel bestaat in geval van erkenning door een |
| contenu dans les articles 10 et 11 de la Constitution ? | man, in strijd met het in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet |
| vervatte beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie ? | |
| 2. L'origine de la discrimination éventuelle réside-t-elle dans | 2. Is de oorsprong van de eventuele discriminatie gelegen in artikel |
| l'article 319, § 2, du Code civil ou dans la différence des situations | 319, § 2, van het Burgerlijk Wetboek of in het verschil in situaties |
| que le législateur réserve aux enfants majeurs sans filiation ni | waarin de wetgever voorziet ten aanzien van de meerderjarige kinderen |
| paternelle ni maternelle, selon que c'est leur père qui veut les | zonder afstamming van vaderszijde noch van moederszijde, naargelang |
| reconnaître, ou leur mère ? » | hun vader dan wel hun moeder hen wil erkennen ? » |
| (...) | (...) |
| IV. En droit | IV. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1. La Cour d'appel de Mons pose à la Cour les deux questions | B.1. Het Hof van Beroep te Bergen stelt het Hof de volgende twee |
| préjudicielles suivantes : | prejudiciële vragen : |
| « 1. L'absence de possibilité, pour un enfant majeur, de refuser son | « 1. Is het ontbreken van de mogelijkheid, voor een meerderjarig kind, |
| consentement à sa reconnaissance par une femme, alors que cette | om zijn toestemming met zijn erkenning door een vrouw te weigeren, |
| possibilité existe dans le cas de reconnaissance par un homme, | |
| est-elle contraire au principe d'égalité et de non-discrimination, | terwijl die mogelijkheid wel bestaat in geval van erkenning door een |
| contenu dans les articles 10 et 11 de la Constitution ? | man, in strijd met het in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet |
| vervatte beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie ? | |
| 2. L'origine de la discrimination éventuelle réside-t-elle dans | 2. Is de oorsprong van de eventuele discriminatie gelegen in artikel |
| l'article 319, § 2, du Code civil ou dans la différence des situations | 319, § 2, van het Burgerlijk Wetboek of in het verschil in situaties |
| que le législateur réserve aux enfants majeurs sans filiation ni | waarin de wetgever voorziet ten aanzien van de meerderjarige kinderen |
| paternelle ni maternelle, selon que c'est leur père qui veut les | zonder afstamming van vaderszijde noch van moederszijde, naargelang |
| reconnaître, ou leur mère ? » | hun vader dan wel hun moeder hen wil erkennen ? » |
| B.2. L'article 319 du Code civil, dont seul le paragraphe 2 est en | B.2. Artikel 319 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan enkel paragraaf 2 |
| cause, dispose : | in het geding is, bepaalt : |
| « § 1er. Lorsque la paternité n'est pas établie en vertu des articles 315 ou 317, le père peut reconnaître l'enfant. | « § 1. Wanneer het vaderschap niet vaststaat krachtens artikel 315 of 317, kan de vader het kind erkennen. |
| § 2. Toutefois, la reconnaissance de l'enfant majeur ou mineur | § 2. De erkenning van het meerderjarige kind of van de ontvoogde |
| émancipé n'est recevable que moyennant son consentement préalable. | minderjarige is echter alleen ontvankelijk mits het vooraf daarin toestemt. |
| § 3. Si l'enfant est mineur non émancipé, la reconnaissance n'est | § 3. Indien het kind minderjarig en niet ontvoogd is, is de erkenning |
| recevable que moyennant le consentement préalable de la mère. | alleen ontvankelijk mits de moeder vooraf toestemt. |
| Est en outre requis le consentement préalable de l'enfant s'il a quinze ans accomplis. A défaut de ces consentements, l'homme qui veut reconnaître l'enfant saisit par simple requête le juge de paix du domicile de l'enfant. Le requérant et les personnes dont le consentement est requis sont convoqués en chambre du conseil. S'il concilie les parties, le juge de paix reçoit les consentements nécessaires. Sinon il renvoie la cause au tribunal de première instance. Le tribunal entend les parties et le ministère public. Il rejette la demande s'il est prouvé que le requérant n'est pas le père. A défaut de cette preuve, il décide, en tenant compte de l'intérêt de l'enfant, si la reconnaissance peut avoir lieu. | Bovendien is de voorafgaande toestemming van het kind vereist, indien het de volle leeftijd van vijftien jaar bereikt heeft. Bij gebreke van die toestemmingen maakt de man die het kind wil erkennen, de zaak bij gewoon verzoekschrift aanhangig bij de vrederechter van de woonplaats van het kind. De verzoeker en de personen wier toestemming vereist is, worden in raadkamer opgeroepen. Indien de vrederechter de partijen tot verzoening brengt, ontvangt hij de nodige toestemmingen. Zo niet, dan verwijst hij de zaak naar de rechtbank van eerste aanleg. De rechtbank hoort de partijen en het openbaar ministerie. Zij wijst het verzoek af indien het bewijs wordt geleverd dat de verzoeker niet de vader is. Ontbreekt dat bewijs, dan beslist de rechtbank, met inachtneming van de belangen van het kind, of de erkenning kan plaatshebben. |
| § 4. [...] » | § 4. [...] » |
| B.3. Aux termes de l'article 312, § 1er, du Code civil, la filiation | B.3. Naar luid van artikel 312, § 1, van het Burgerlijk Wetboek is de |
| maternelle est en principe établie par la mention obligatoire, dans | afstamming van moederszijde in beginsel vastgesteld door de verplichte |
| l'acte de naissance, du nom de la femme qui a accouché d'un enfant. La | vermelding, in de geboorteakte, van de naam van de vrouw die een kind |
| ter wereld heeft gebracht. De erkenning van het kind door de moeder | |
| reconnaissance de l'enfant par la mère, à défaut d'une telle mention - | bij gebreke van een dergelijke vermelding - hypothese beoogd in |
| hypothèse envisagée par l'article 313, § 1er, du Code civil -, est | artikel 313, § 1, van het Burgerlijk Wetboek - is dus een |
| donc un mode d'établissement de la filiation exceptionnel; il ne | uitzonderlijke wijze om de afstamming vast te stellen, die geen enkele |
| requiert aucun consentement préalable ni du père ni de l'enfant et | voorafgaande toestemming, noch van de vader, noch van het kind |
| n'est soumis à aucun contrôle judiciaire. | vereist, en aan geen enkele rechterlijke controle onderworpen is. |
| Lorsque la paternité n'est pas établie en vertu de l'article 315 ou de | Wanneer het vaderschap niet vaststaat krachtens artikel 315 of 317 van |
| l'article 317 du Code civil, le père peut reconnaître l'enfant, mais | het Burgerlijk Wetboek, kan de vader het kind erkennen, maar artikel |
| l'article 319, § 2, du Code civil subordonne la recevabilité de la | 319, § 2, van het Burgerlijk Wetboek stelt de ontvankelijkheid van de |
| reconnaissance de l'enfant majeur ou mineur émancipé au consentement | erkenning van het meerderjarige of ontvoogde minderjarige kind |
| préalable de l'enfant. | afhankelijk van de voorafgaande toestemming van het kind. |
| B.4. Les questions préjudicielles comparent l'hypothèse où un homme | B.4. In de prejudiciële vragen wordt de hypothese waarin een man een |
| souhaite reconnaître un enfant majeur et doit obtenir à cet effet le | meerderjarig kind wenst te erkennen en daartoe de voorafgaande |
| consentement préalable de l'enfant avec l'hypothèse où une femme | toestemming van het kind moet krijgen, vergeleken met de hypothese |
| souhaite reconnaître un même enfant et ne doit pas obtenir à cet effet | waarin een vrouw eenzelfde kind wenst te erkennen en daartoe zijn |
| son consentement préalable. Comme le constate le juge a quo, la | voorafgaande toestemming niet moet krijgen. Zoals de verwijzende |
| paternité biologique du candidat à la reconnaissance n'est pas | rechter vaststelt, wordt het biologische vaderschap van de |
| contestée. | kandidaat-erkenner niet betwist. |
| B.5. Par l'article 319, § 2, du Code civil, le législateur a entendu | B.5. Met artikel 319, § 2, van het Burgerlijk Wetboek wilde de |
| éviter les reconnaissances tardives et donner à l'enfant lui-même la | wetgever late erkenningen tegengaan en aan het kind zelf de |
| possibilité d'y consentir. | mogelijkheid tot toestemming geven. |
| Le législateur peut raisonnablement présumer que de telles | De wetgever vermag redelijkerwijs ervan uit te gaan dat dergelijke |
| reconnaissances pourraient s'inspirer d'autres considérations que | erkenningen zouden kunnen zijn ingegeven door andere overwegingen dan |
| l'intérêt de l'enfant et peut donner à celui-ci la possibilité de s'y | het belang van het kind, en hij vermag het kind de mogelijkheid te |
| opposer dès qu'il est en âge d'avoir une opinion à ce sujet; l'article | geven zich daartegen te verzetten vanaf de leeftijd waarop het zich |
| 319, § 3, alinéa 2, lui confère déjà ce droit dès qu'il a quinze ans | dienaangaande een mening kan vormen; artikel 319, § 3, tweede lid, |
| verleent het kind reeds dat recht zodra het de volle leeftijd van | |
| accomplis. | vijftien jaar heeft bereikt. |
| B.6. Par l'article 319, § 2, en cause, le législateur a donné à | B.6. Met het in het geding zijnde artikel 319, § 2, heeft de wetgever |
| l'enfant majeur, comme en l'espèce, et à l'enfant mineur émancipé la possibilité de refuser son consentement à une reconnaissance tardive de paternité mais non à une reconnaissance tardive de maternité. Il est vrai qu'il est rare que la filiation maternelle ne soit pas établie dès la naissance, étant donné que le nom de la femme qui a mis l'enfant au monde est en principe mentionné dans l'acte de naissance, mais cette constatation n'empêche pas qu'il existe, sur ce point, une différence qui n'est pas motivée dans les travaux préparatoires et pour laquelle la Cour n'aperçoit aucune justification. L'enfant majeur ou mineur émancipé qui fait l'objet d'une reconnaissance tardive est donc traité différemment sans justification raisonnable selon que la personne qui veut le reconnaître est un homme ou une femme. L'absence de possibilité pour cet enfant de refuser son consentement à sa reconnaissance par une femme, alors que cette possibilité existe dans le cas d'une reconnaissance par un homme, est contraire au principe constitutionnel d'égalité et de non-discrimination contenu | aan het meerderjarige kind, zoals te dezen, en aan het ontvoogde minderjarige kind de mogelijkheid geboden om zijn toestemming te weigeren met een late erkenning van vaderszijde, maar niet met een late erkenning van moederszijde. Weliswaar is het zeldzaam dat de afstamming van moederszijde niet reeds bij de geboorte vaststaat, vermits de naam van de vrouw die het kind ter wereld heeft gebracht in beginsel in de geboorteakte wordt vermeld, maar die vaststelling neemt niet weg dat er op dat punt een onderscheid bestaat waarvoor in de parlementaire voorbereiding geen verantwoording is gegeven en waarvoor het Hof ook geen verantwoording ziet. Het meerderjarige of ontvoogde minderjarige kind dat het voorwerp uitmaakt van een late erkenning wordt dus zonder redelijke verantwoording verschillend behandeld naargelang de persoon die het kind wil erkennen een man of een vrouw is. Het ontbreken van de mogelijkheid voor dat kind om zijn toestemming met zijn erkenning door een vrouw te weigeren, terwijl die mogelijkheid wel bestaat ten aanzien van de erkenning door een man, is in strijd met het grondwettelijke beginsel van de gelijkheid en de |
| dans les articles 10 et 11 de la Constitution. Cette situation n'est | niet-discriminatie, vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
| toutefois pas une conséquence de la disposition sur laquelle porte la | Die situatie is evenwel niet het gevolg van de bepaling waarover de |
| seconde question préjudicielle, mais de l'absence d'une mesure | tweede prejudiciële vraag is gesteld, maar van de ontstentenis van een |
| comparable dans les dispositions relatives à l'établissement de la | vergelijkbare regel in de bepalingen betreffende de vaststelling van |
| filiation maternelle. | de afstamming van moederszijde. |
| B.7. Il résulte de ce qui précède que la première question appelle une | B.7. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de eerste vraag bevestigend |
| réponse positive et que, s'agissant de la seconde question, l'origine | dient te worden beantwoord en dat, wat de tweede vraag betreft, de |
| de la discrimination réside dans l'absence d'une disposition | oorsprong van de discriminatie gelegen is in de ontstentenis van een |
| comparable à l'article 319, § 2, dans les dispositions relatives à | met artikel 319, § 2, vergelijkbare bepaling in de bepalingen |
| l'établissement de la filiation maternelle. | betreffende de vaststelling van de afstamming van moederszijde. |
| Par ces motifs, | Om die redenen, |
| la Cour | het Hof |
| dit pour droit : | zegt voor recht : |
| 1. L'absence de possibilité pour un enfant majeur de refuser son | 1. Het ontbreken van de mogelijkheid voor een meerderjarig kind om |
| consentement à sa reconnaissance par une femme, alors que cette | zijn toestemming met zijn erkenning door een vrouw te weigeren, |
| possibilité existe dans le cas de reconnaissance par un homme, viole | terwijl die mogelijkheid wel bestaat ten aanzien van de erkenning door |
| les articles 10 et 11 de la Constitution. | een man, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
| 2. L'origine de la discrimination ne réside pas dans l'article 319, § | 2. De oorsprong van de discriminatie is niet gelegen in artikel 319, § |
| 2, du Code civil. | 2, van het Burgerlijk Wetboek. |
| Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
| conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
| la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 26 juin 2002. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 26 juni 2002. |
| Le greffier, Le président, | De griffier, De Voorzitter, |
| P.-Y. Dutilleux. M. Melchior. | P.-Y. Dutilleux. M. Melchior. |