← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 150/2001 du 20 novembre 2001 Numéro du rôle : 2231 En cause
: la question préjudicielle relative à l'article 21 des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, posée
par le Conseil d'Etat. La Cour d'arbitrage, composée après en avoir délibéré,
rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle Par arr(...)"
Extrait de l'arrêt n° 150/2001 du 20 novembre 2001 Numéro du rôle : 2231 En cause : la question préjudicielle relative à l'article 21 des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, posée par le Conseil d'Etat. La Cour d'arbitrage, composée après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle Par arr(...) | Uittreksel uit arrest nr. 150/2001 van 20 november 2001 Rolnummer 2231 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 21 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van State. Het Arbitragehof, samengest wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest nr. (...) |
---|---|
COUR D'ARBITRAGE | ARBITRAGEHOF |
Extrait de l'arrêt n° 150/2001 du 20 novembre 2001 | Uittreksel uit arrest nr. 150/2001 van 20 november 2001 |
Numéro du rôle : 2231 | Rolnummer 2231 |
En cause : la question préjudicielle relative à l'article 21 des lois | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 21 van de |
coordonnées sur le Conseil d'Etat, posée par le Conseil d'Etat. | gecoördineerde wetten op de Raad van State, gesteld door de Raad van State. |
La Cour d'arbitrage, | Het Arbitragehof, |
composée des présidents A. Arts et M. Melchior, des juges R. Henneuse, | samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, de rechters R. |
M. Bossuyt, E. De Groot et J.-P. Snappe, et, conformément à l'article | Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot en J.-P. Snappe, en, overeenkomstig |
60bis de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, du | artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Arbitragehof, emeritus voorzitter H. Boel, bijgestaan door de griffier | |
président émérite H. Boel, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, | P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter H. |
présidée par le président émérite H. Boel, | Boel, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag |
Par arrêt n° 96.814 du 21 juin 2001 en cause de la ville de Vilvorde | Bij arrest nr. 96.814 van 21 juni 2001 in zake de stad Vilvoorde en |
et du collège des bourgmestre et échevins de la ville de Vilvorde | het college van burgemeester en schepenen van de stad Vilvoorde tegen |
contre la Région flamande et la députation permanente du conseil | het Vlaamse Gewest en de bestendige deputatie van de provincieraad van |
provincial du Brabant flamand, dont l'expédition est parvenue au | Vlaams-Brabant, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof |
greffe de la Cour d'arbitrage le 14 août 2001, le Conseil d'Etat a | is ingekomen op 14 augustus 2001, heeft de Raad van State de volgende |
posé la question préjudicielle suivante : | prejudiciële vraag gesteld : |
« L'article 21 des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat viole-t-il | « Schendt het artikel 21 van de gecoördineerde wetten op de Raad van |
les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés à l'article 14, 1°, du P.I.D.C.P. [Pacte international relatif aux droits civils et politiques], dans la mesure où il n'instaure pas de traitement distinct et proportionné entre une partie requérante qui, dans une instance mue devant le Conseil d'Etat, justifie manifestement, dans les délais, d'un intérêt persistant à la cause, non pas en introduisant un mémoire en réplique dans les délais, mais en accomplissant, en revanche, un acte de procédure qui n'est susceptible d'aucune autre interprétation, et une partie requérante qui n'accomplit aucun acte de procédure dans les délais impartis pour manifester cet intérêt ? » | State, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenlezing met artikel 14, 1° van het BUPO [Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten], doordat het geen onderscheiden en evenredige behandeling instelt tussen een verzoekende partij in een geding voor de Raad van State die binnen de termijn manifest blijk geeft van een volgehouden belang bij de zaak, zij het niet met de tijdige indiening van een memorie van wederantwoord, maar wel met een proceshandeling, die voor geen andere uitleg vatbaar is en een verzoekende partij die geen enkele proceshandeling stelt binnen de termijn bepaald voor het manifesteren van dit belang. » |
(...) | (...) |
IV. En droit | IV. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. La question préjudicielle porte exclusivement sur l'article 21, | B.1. De prejudiciële vraag heeft enkel betrekking op artikel 21, |
alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, inséré par la | tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals |
loi du 17 octobre 1990. Cette disposition énonçait : | ingevoegd bij wet van 17 oktober 1990, dat bepaalt : |
« Lorsque la partie requérante ne respecte pas les délais prévus pour | « Wanneer de verzoekende partij de termijnen voor het toesturen van de |
l'envoi des mémoires, la section statue sans délai, les parties | memories niet eerbiedigt, doet de afdeling, de partijen gehoord, |
entendues, sur l'avis du membre de l'auditorat désigné en l'affaire, | zonder verwijl uitspraak op advies van het voor de betreffende zaak |
aangestelde lid van het auditoraat, waarbij het ontbreken van het | |
en constatant l'absence de l'intérêt requis. » | vereiste belang wordt vastgesteld. » |
B.2. Dans ses arrêts nos 32/95 (B.4.1), 27/97 (B.6.1), 94/99 (B.3), | B.2. In zijn arresten nrs. 32/95 (B.4.1), 27/97 (B.6.1), 94/99 (B.3), |
4/2000 (B.3), 72/2000 (B.3) et 87/2001 (B.3), la Cour a déjà souligné | 4/2000 (B.3), 72/2000 (B.3) en 87/2001 (B.3) heeft het Hof reeds |
à plusieurs reprises que la disposition en cause fait partie d'une | herhaaldelijk erop gewezen dat de in het geding zijnde bepaling deel |
série de mesures par lesquelles le législateur entendait réduire la | uitmaakt van een reeks maatregelen waarmee de wetgever beoogde de duur |
durée de la procédure devant la section d'administration du Conseil | van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van |
d'Etat et résorber l'arriéré, que le dépôt d'un mémoire en réplique ou | State te beperken en de ontstane achterstand weg te werken, dat het |
indienen van een memorie van wederantwoord of een aanvullende memorie | |
d'un mémoire ampliatif est une obligation, imposée par l'article 21, | door artikel 21, tweede lid, tot een verplichting gemaakt is voor de |
alinéa 2, pour la partie requérante si elle veut éviter que l'absence | verzoekende partij, indien ze wil vermijden dat de afwezigheid van het |
de l'intérêt requis soit constatée, et qu'il ressort des travaux | vereiste belang zou worden vastgesteld, en dat uit de parlementaire |
préparatoires que le législateur avait l'intention d'attacher des | voorbereiding blijkt dat de wetgever de bedoeling had strenge gevolgen |
conséquences sévères au non-respect des délais et qu'il entendait que | te verbinden aan het niet respecteren van de termijnen en dat hij |
le Conseil d'Etat, dans les notifications du greffier, rappelle à la | ervan uitging dat de Raad van State, bij de kennisgevingen van de |
partie requérante les effets légaux de son absence de réponse ou de la | griffier, de verzoekende partij zou herinneren aan de wettelijke |
tardiveté de celle-ci (Doc. parl., Sénat, 1989-1990, n° 984-1, pp. 4 et 43). | gevolgen van de afwezigheid of de laattijdigheid van antwoord (Parl. St., Senaat, 1989-1990, nr. 984-1, pp. 4 en 43). |
B.3. La question préjudicielle requiert un contrôle de l'article 21, | B.3. De prejudiciële vraag noopt tot een toetsing van artikel 21, |
alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat au regard des | tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State aan de |
articles 10 et 11 de la Constitution, lus en combinaison avec | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel |
l'article 14.1 du Pacte international relatif aux droits civils et | 14.1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke |
politiques, en ce qu'il traite de manière égale deux catégories | rechten, doordat het twee onderscheiden categorieën van personen |
distinctes de personnes, à savoir, d'une part, la partie requérante | gelijk behandelt, zijnde enerzijds, de verzoekende partij die geen |
qui ne dépose pas de mémoire en réplique dans les délais au cours | tijdige memorie van wederantwoord indient in een eerste procedure doch |
d'une première procédure mais bien au cours d'une deuxième nouvelle | wel in een nieuwe tweede procedure, die onderscheiden is doch |
procédure, distincte mais malgré tout connexe à la première procédure, | aanverwant met de eerste procedure, en dus een proceshandeling stelt |
et qui pose donc un acte de procédure d'où doit être inféré son | waaruit zijn blijvend belang dient te worden afgeleid in het kader van |
intérêt persistant dans le cadre de la première procédure et, d'autre part, la partie requérante qui n'introduit pas de mémoire en réplique et qui ne pose aucun acte de procédure. B.4. Les règles constitutionnelles de l'égalité et de la non-discrimination n'excluent pas qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et qu'elle soit raisonnablement justifiée. Les mêmes règles s'opposent, par ailleurs, à ce que soient traitées de manière identique, sans qu'apparaisse une justification raisonnable, des catégories de personnes se trouvant dans des situations qui, au regard de la mesure considérée, sont essentiellement différentes. L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d'égalité est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. B.5. Dans son arrêt n° 87/2001, la Cour a considéré qu'en obligeant la partie requérante, à l'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat, à transmettre dans le délai prescrit un mémoire | de eerste procedure en, anderzijds, de verzoekende partij die noch een memorie van wederantwoord indient, noch enige proceshandeling stelt. B.4. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dezelfde regels verzetten er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de aangevochten maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. B.5. In zijn arrest nr. 87/2001 stelde het Hof dat met de verplichting neergelegd in artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State om binnen de gestelde termijn een memorie in te |
dont le contenu peut se limiter à la simple confirmation de ce qu'elle | dienen, waarvan de inhoud zich kan beperken tot de loutere bevestiging |
persiste dans sa requête, le législateur impose une exigence de forme | dat de verzoekende partij in haar vordering volhardt, de wetgever een |
qui peut permettre de savoir, dès le début de la procédure, si la | vormvoorschrift oplegt waaruit, in een vroeg stadium van de procedure, |
partie requérante manifeste la persistance de son intérêt à poursuivre | kan worden afgeleid of de verzoekende partij een blijvende |
la procédure, et que le législateur peut attendre de toute partie | belangstelling vertoont in de voortzetting van de rechtspleging en dat |
requérante qu'elle coopère au déroulement rapide et efficace de la | de wetgever van iedere verzoekende partij kan verwachten dat zij haar |
procédure devant le Conseil d'Etat, ce qui implique que tout requérant | medewerking verleent aan een snelle en efficiënte procesvoering voor |
soit attentif aux diverses étapes de la procédure et manifeste la | de Raad van State, hetgeen impliceert dat iedere verzoeker de diverse |
persistance de son intérêt à poursuivre la procédure. | stadia in de procedure nauwgezet opvolgt en op blijvende wijze uiting |
Dans cette conception de la mesure en cause, il n'existe pas de différence sensible entre les situations des parties requérantes selon qu'elles ont ou non introduit une quelconque pièce de procédure dans le cadre d'une procédure distincte mais malgré tout connexe à celle dans laquelle aucun mémoire en réplique n'a été introduit dans les délais, puisque ni l'introduction de cette pièce de procédure ni son contenu ne dispensent le requérant de l'obligation susvisée d'être attentif aux diverses étapes de chaque procédure et de manifester la persistance de son intérêt dans chaque procédure. {Body Text 21} Contrairement à ce que soutient la partie requérante dans son mémoire justificatif, il n'est pas déraisonnable d'exiger l'introduction d'un tel mémoire en réplique dans chaque procédure individuelle et distincte : l'on ne peut raisonnablement attendre du Conseil d'Etat qu'il assimile d'initiative une pièce de procédure déposée dans une seconde procédure distincte - fût-ce dans le cadre d'une affaire connexe - à un mémoire en réplique déposé dans la première procédure et qu'il considère donc que le requérant respecte les règles | geeft van zijn belangstelling voor de voortzetting van de rechtspleging. Ten aanzien van de aldus beschouwde maatregel is er geen zodanig belangrijk verschil tussen de situaties van de verzoekende partijen naargelang zij al dan niet enig processtuk hebben ingediend in het kader van een procedure die onderscheiden doch aanverwant is met die procedure waarin geen tijdige memorie van wederantwoord werd ingediend, vermits noch het indienen van een dergelijk processtuk, noch de inhoud daarvan de verzoeker ontslaat van de hierboven uiteengezette verplichting om de diverse stadia van iedere procedure nauwkeurig op te volgen en zijn blijvend belang te uiten in elke procedure. In tegenstelling tot wat de verzoeker in zijn memorie met verantwoording beweert, is het niet onredelijk de indiening van een dergelijke memorie van wederantwoord te vereisen in elke individuele, onderscheiden procedure : van de Raad van State kan redelijkerwijze niet worden verlangd om een processtuk in een onderscheiden tweede procedure - ook al betreft die een aanverwante zaak - op eigen initiatief te assimileren met een memorie van wederantwoord in de eerste procedure en aldus het niet respecteren van de procedureregels |
procédurales dans cette procédure même si celui-ci, dans la première | in die procedure door de verzoeker ongedaan te maken, indien die |
procédure, n'introduit pas de mémoire en réplique dans lequel il | verzoeker zelf nalaat in de eerste procedure een memorie van |
manifeste la persistance de son intérêt, ce qu'il peut, de surcroît, | wederantwoord in te dienen waarin hij wijst op zijn volgehouden |
faire de manière sommaire. | belang, hetgeen hij daarenboven op summiere wijze vermag te doen. |
B.6. La Cour n'est pas compétente pour procéder à un contrôle direct | B.6. Het Hof is niet bevoegd om over te gaan tot een rechtstreekse |
de la loi au regard de dispositions conventionnelles directement | toetsing van de wet aan rechtstreeks toepasselijke verdragsbepalingen, |
applicables, en l'espèce l'article 14 du Pacte international relatif | te dezen aan artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake |
aux droits civils et politiques. | burgerrechten en politieke rechten. |
Lus conjointement avec la disposition conventionnelle précitée, les | Gelezen in samenhang met de voormelde verdragsbepaling leiden de |
articles 10 et 11 de la Constitution ne conduisent pas à un constat | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet tot een andere vaststelling |
différent de celui effectué en B.5. | dan die welke werd gedaan in B.5. |
{Body Text 21} B.7. La question préjudicielle appelle une réponse négative. | B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
L'article 21, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat ne | Artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van |
viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés ou non | State schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, al dan niet |
avec l'article 14 du Pacte international relatif aux droits civils et | in samenhang gelezen met artikel 14 van het Internationaal Verdrag |
politiques. | inzake burgerrechten en politieke rechten. |
Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 20 novembre 2001. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 20 november 2001. |
Le greffier, Le président, | De griffier, De voorzitter, |
P.-Y. Dutilleux H. Boel | P.-Y. Dutilleux H. Boel |