← Retour vers "Extrait de l'arrêt n° 51/2000 du 3 mai 2000 Numéro du rôle : 1482 En cause : la question
préjudicielle relative aux articles 2, 5 et 12 de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum
de moyens d'existence, posée par la Cour d'appel La Cour d'arbitrage, composée
des présidents M. Melchior et G. De Baets, et des juges H. Boel, L(...)"
Extrait de l'arrêt n° 51/2000 du 3 mai 2000 Numéro du rôle : 1482 En cause : la question préjudicielle relative aux articles 2, 5 et 12 de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens d'existence, posée par la Cour d'appel La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et G. De Baets, et des juges H. Boel, L(...) | Uittreksel uit arrest nr. 51/2000 van 3 mei 2000 Rolnummer 1482 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 5 en 12 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, gesteld door het Hof van B Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de rechters H. (...) |
---|---|
COUR D'ARBITRAGE | ARBITRAGEHOF |
Extrait de l'arrêt n° 51/2000 du 3 mai 2000 | Uittreksel uit arrest nr. 51/2000 van 3 mei 2000 |
Numéro du rôle : 1482 | Rolnummer 1482 |
En cause : la question préjudicielle relative aux articles 2, 5 et 12 | In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 5 en 12 |
de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens | van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een |
d'existence, posée par la Cour d'appel de Liège. | bestaansminimum, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. |
La Cour d'arbitrage, | Het Arbitragehof, |
composée des présidents M. Melchior et G. De Baets, et des juges H. | samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de |
Boel, L. François, P. Martens, J. Delruelle, E. Cerexhe, H. Coremans, | rechters H. Boel, L. François, P. Martens, J. Delruelle, E. Cerexhe, |
A. Arts et M. Bossuyt, assistée du greffier L. Potoms, présidée par le | H. Coremans, A. Arts en M. Bossuyt, bijgestaan door de griffier L. |
président M. Melchior, | Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag |
Par arrêt du 30 novembre 1998 en cause du receveur du centre public | Bij arrest van 30 november 1998 in zake de ontvanger van het openbaar |
d'aide sociale de Liège et du centre public d'aide sociale de Liège | centrum voor maatschappelijk welzijn van Luik en het openbaar centrum |
contre Emile C., dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour | voor maatschappelijk welzijn van Luik tegen Emile C., waarvan de |
d'arbitrage le 8 décembre 1998, la Cour d'appel de Liège a posé la | expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 8 december |
question préjudicielle suivante : | 1998, heeft het Hof van Beroep te Luik volgende prejudiciële vraag |
« En tant que : 1° ils limitent le droit de subrogation du Centre public d'aide sociale de manière plus restrictive au bénéfice d'une personne qui forme un ménage de fait par rapport à des conjoints; 2° ils favorisent la personne qui forme un ménage de fait, bénéficiaire du minimex, qui dispose avec retard de ressources auxquelles elle pouvait prétendre en vertu de droits qu'elle possédait pendant la période d'octroi du minimum des moyens d'existence; 3° ils portent préjudice à un C.P.A.S. tenu d'octroyer le minimum de moyens d'existence à une personne qui perçoit avec retard les allocations versées par un autre organisme, les articles 2, 5 et 12 de la loi du 7 août 1974 violent-ils les | gesteld : « Schenden de artikelen 2, 5 en 12 van de wet van 7 augustus 1974, in zoverre : 1° zij het recht van indeplaatsstelling van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn op meer restrictieve wijze beperken voor een persoon die een feitelijk huishouden vormt, ten opzichte van echtgenoten; 2° zij de persoon begunstigen die een feitelijk huishouden vormt en die het bestaansminimum geniet, en met vertraging over bestaansmiddelen beschikt waarop hij aanspraak kon maken krachtens rechten die hij bezat gedurende de periode waarin het bestaansminimum werd toegekend; 3° zij nadeel berokkenen aan een O.C.M.W. dat ertoe gehouden is het bestaansminimum toe te kennen aan een persoon die met vertraging de door een andere instelling gestorte uitkeringen int, |
articles 10 et 11 de la Constitution ? » | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? » |
(...) | (...) |
IV. En droit | IV. In rechte |
(...) B.1. Les questions préjudicielles interrogent la Cour au sujet d'une différence de traitement qui établirait une discrimination, d'une part, au détriment du centre public d'aide sociale (C.P.A.S.) débiteur du minimex (première et troisième questions), d'autre part, au détriment des conjoints cohabitants (deuxième question). B.2. Les première et troisième questions sont étrangères à la compétence de la Cour. Elles comparent, non deux catégories de personnes mais deux situations différentes auxquelles peut se voir confronté un même C.P.A.S. B.3.1. La deuxième question invite la Cour à comparer les conjoints cohabitants et les personnes qui forment un ménage de fait. La Cour | (...) B.1 De aan het Hof gerichte prejudiciële vragen hebben betrekking op een verschil in behandeling, waaruit een discriminatie zou voortvloeien ten nadele van, enerzijds, het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (O.C.M.W.) dat het bestaansminimum verschuldigd is (eerste en derde vraag) en, anderzijds, de samenwonende echtgenoten (tweede vraag). B.2. De eerste en de derde vraag vallen buiten de bevoegdheid van het Hof. Zij vergelijken niet twee categorieën van personen, maar twee verschillende situaties waarmee eenzelfde O.C.M.W. kan worden geconfronteerd. B.3.1. In de tweede vraag wordt het Hof verzocht samenwonende echtgenoten en personen die een feitelijk huishouden vormen met elkaar |
constate que le juge a quo, en désignant la deuxième catégorie de | te vergelijken. Het Hof stelt vast dat de verwijzingsrechter met de |
personnes, ne vise pas l'ensemble des personnes auxquelles s'applique | geciteerde tweede categorie van personen niet de volledige categorie |
l'article 2, § 1er, 4°, mais seulement une catégorie de celles-ci, à | van personen bedoelt van artikel 2, § 1, 4°, maar enkel een van die |
savoir : deux personnes cohabitant et formant un ménage, dont une | categorieën, namelijk : twee samenwonende personen die een huishouden |
dispose tardivement de moyens d'existence auxquels elle peut prétendre | vormen, waarvan één met vertraging over bestaansmiddelen beschikt |
en vertu de droits qu'elle possède pendant la période au cours de | waarop hij aanspraak kan maken krachtens rechten die hij bezit |
laquelle le minimex a été octroyé. | gedurende de periode waarin het bestaansminimum werd toegekend. |
B.3.2. Il s'agit de catégories de personnes comparables en matière de | B.3.2. Het gaat om categorieën van personen die inzake bestaansminimum |
minimex puisqu'elles se voient attribuer par la loi des droits | vergelijkbaar zijn aangezien hun bij wet gelijkwaardige rechten worden |
équivalents : la somme des allocations attribuées à chacun des | toegekend : de som van de uitkeringen die aan elk van de samenwonenden |
cohabitants (article 2, § 1er, 4°, de la loi) est égale au montant | worden toegekend (artikel 2, § 1, 4°, van de wet) is gelijk aan het |
attribué globalement aux conjoints (article 2, § 1er, 1°). | totale bedrag dat aan echtgenoten wordt toegekend (artikel 2, § 1, 1°). |
B.4. L'article 2 de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un | B.4. Artikel 2 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het |
minimum de moyens d'existence (« minimex ») dispose : | recht op een bestaansminimum bepaalt : |
« § 1er. Le minimum de moyens d'existence annuel s'élève à : | « § 1. Het bestaansminimum bedraagt jaarlijks : |
1° 114.864 F pour les conjoints vivant sous le même toit; | 1° 114.864 F voor samenwonende echtgenoten; |
2° 114.864 F pour une personne qui cohabite uniquement soit avec un | 2° 114.864 F voor een persoon die enkel samenwoont met, hetzij een |
enfant mineur non marié qui est à sa charge, soit avec plusieurs | minderjarig ongehuwd kind te zijnen laste, hetzij meerdere kinderen, |
enfants, parmi lesquels au moins un enfant mineur non marié qui est à | onder wie minstens één ongehuwd minderjarig kind te zijnen laste; |
sa charge; 3° 86.148 F pour une personne isolée; | 3° 86.148 F voor een alleenstaand persoon; |
4° 57.432 F pour toute autre personne cohabitant avec une ou plusieurs | 4° 57.432 F voor elke andere persoon die met één of meerdere personen |
personnes, peu importe qu'il s'agisse ou non de parents ou d'alliés. | samenwoont, onverschillig of zij al dan niet onderling bloed- of aanverwant zijn. |
B.5. L'article 5, § 1er, de la même loi dispose : | B.5. Artikel 5, § 1, van dezelfde wet bepaalt : |
« Sans préjudice de l'application des dispositions du § 2, toutes les | « Onverminderd de toepassing van het bepaalde in § 2, komen alle |
ressources, quelle qu'en soit la nature ou l'origine, dont disposent | bestaansmiddelen in aanmerking van welke aard en oorsprong ook, |
les conjoints intéressés, la personne cohabitante ou la personne | waarover de belanghebbende echtgenoten, de samenwonende persoon of de |
isolée, sont prises en considération, y compris toutes les prestations | alleenstaande persoon beschikken, met inbegrip van alle uitkeringen |
allouées en vertu de la législation sociale belge ou étrangère. | krachtens de Belgische of buitenlandse sociale wetgeving. Kunnen |
Peuvent également être prises en considération, dans les limites | eveneens in aanmerking worden genomen binnen de perken bepaald door de |
fixées par le Roi, les ressources des personnes avec qui le demandeur | Koning, de bestaansmiddelen van de personen met wie de aanvrager |
cohabite. » | samenwoont. » |
B.6. L'article 12 de la même loi dispose : | B.6. Artikel 12 van dezelfde wet bepaalt : |
« Lorsqu'une personne vient à disposer de ressources en vertu de | « Wanneer een persoon de beschikking krijgt over inkomsten krachtens |
rechten die hij bezat tijdens de periode waarvoor hem een | |
droits qu'elle possédait pendant la période pour laquelle un minimum | bestaansminimum werd uitbetaald, vordert het openbaar centrum voor |
de moyens d'existence lui a été payé, le centre public d'aide sociale | maatschappelijk welzijn de door hem uitbetaalde sommen terug tot |
récupère les sommes payées par lui jusqu'à concurrence du montant des | beloop van het bedrag waarvoor die inkomsten bij de berekening van het |
ressources qui auraient dû être prises en considération pour le calcul | uitbetaalde bestaansminimum in aanmerking hadden moeten worden genomen |
du minimum de moyens d'existence à payer si l'intéressé en avait déjà | indien de betrokkene er te dien tijde reeds de beschikking over zou |
disposé à ce moment. | gehad hebben. |
Par dérogation à l'article 1410 du Code judiciaire le centre public | In afwijking van artikel 1410 van het Gerechtelijk Wetboek treedt het |
d'aide sociale est subrogé de plein droit, jusqu'à concurrence des | openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van rechtswege en tot |
sommes visées à l'alinéa 1er, dans les droits que le bénéficiaire peut | beloop van het in het eerste lid bedoelde bedrag op in de rechten die |
faire valoir aux ressources susvisées. » | de begunstigde op de hiervoren bedoelde inkomsten kan doen gelden. » |
B.7. La Cour n'est pas interrogée sur la situation des personnes qui | B.7. Het Hof wordt niet ondervraagd over de toestand van de personen |
font une déclaration de cohabitation légale conformément à la loi du | die een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen, overeenkomstig |
23 novembre 1998, entrée en vigueur le 1er janvier 2000. | de wet van 23 november 1998, die op 1 januari 2000 in werking is |
B.8. Bien que le montant auquel ils ont droit conjointement puisse | getreden. B.8. Hoewel het bedrag waarop zij gezamenlijk recht hebben identiek |
être identique, les modalités d'octroi du minimum de moyens | kan zijn, zijn de modaliteiten van toekenning van het bestaansminimum |
d'existence aux conjoints cohabitants, d'une part, et aux couples non | aan samenwonende echtgenoten, enerzijds, en aan samenwonende |
mariés cohabitants, d'autre part, sont différentes. Dans le premier cas, les conjoints cohabitants qui se trouvent dans les conditions requises pour bénéficier du minimex, se voient accorder conjointement un montant de 114.864 francs, alors que dans le deuxième cas, lorsque chacun des deux cohabitants se trouve dans les conditions requises pour bénéficier du minimex, un montant de 57.432 francs peut leur être octroyé séparément. B.9. Les modalités concernant la prise en compte des ressources non exonérées diffèrent aussi selon qu'il s'agit de personnes mariées ou de couples cohabitants non mariés. Pour les personnes mariées, la partie des ressources communes qui excède 12.500 francs par an est prise en compte alors que pour les couples cohabitants ce sont les parties des ressources distinctes qui excèdent 6.250 francs par an qui entrent en ligne de compte. B.10. La différence de traitement en cause concerne les modalités de récupération. Dans le premier cas, cette récupération s'applique au montant commun du minimex accordé aux conjoints cohabitants, compte tenu des revenus qui sont mis à la disposition des deux ou d'un des deux et qui auraient dû entrer en ligne de compte lors du calcul du minimex payé. Dans l'autre cas, cette récupération s'applique au montant distinct du minimex octroyé aux cohabitants non mariés compte tenu uniquement des revenus mis à la disposition des intéressés qui auraient dû être pris en compte au moment du calcul du minimex payé. B.11. Cette différence de traitement se fonde sur un élément objectif, à savoir que la situation juridique des conjoints et des couples non mariés diffère aussi bien en ce qui concerne les obligations mutuelles que pour ce qui concerne leur situation patrimoniale. Les époux se | niet-gehuwde koppels, anderzijds, verschillend. In het eerste geval wordt, wanneer de samenwonende echtgenoten in de voorwaarden verkeren om het bestaansminimum te genieten, een bedrag toegekend van 114.864 frank aan de samenwonende echtgenoten gezamenlijk, terwijl in het tweede geval, wanneer elk van de twee samenwonenden in de voorwaarden verkeert om het bestaansminimum te genieten, aan hen aan afzonderlijk een bedrag van 57.432 frank kan worden toegekend. B.9. De modaliteiten inzake het in rekening brengen van de niet-vrijgestelde bestaansmiddelen zijn eveneens verschillend naargelang het om gehuwden dan wel om niet-gehuwde samenwonende koppels gaat. Voor gehuwden wordt het gedeelte van de gezamenlijke bestaansmiddelen in aanmerking genomen dat 12.500 frank per jaar overschrijdt, terwijl voor samenwonende koppels de gedeelten van de afzonderlijke bestaansmiddelen die 6.250 frank per jaar overschrijden, in aanmerking worden genomen. B.10. Het in het geding zijnde verschil in behandeling betreft modaliteiten van de terugvordering. In het ene geval wordt die terugvordering toegepast op het gezamenlijk bedrag van het bestaansminimum toegekend aan de samenwonende echtgenoten, rekening houdende met de aan beiden of aan één van beiden ter beschikking gekomen inkomsten die bij de berekening van het uitbetaalde bestaansminimum in aanmerking hadden moeten worden genomen. In het andere geval wordt die terugvordering toegepast op het afzonderlijke bedrag van het bestaansminimum toegekend aan de niet-gehuwde samenwonenden rekening houdende enkel met de aan de betrokkenen ter beschikking gekomen inkomsten die bij de berekening van het uitbetaalde bestaansminimum in aanmerking hadden moeten worden genomen. B.11. Dat verschil in behandeling steunt op het objectief gegeven dat de juridische toestand van echtgenoten en niet-gehuwde koppels verschilt, zowel wat betreft de verplichtingen jegens elkaar, als wat betreft hun vermogensrechtelijke toestand. Echtgenoten zijn elkaar |
doivent mutuellement secours et assistance (article 213 du Code | hulp en bijstand verschuldigd (artikel 213 van het Burgerlijk |
civil), ils bénéficient de la protection du logement de la famille et | Wetboek), zij genieten van de bescherming van de gezinswoonst en de |
des meubles meublants (article 215 du Code civil), les époux doivent | huisraad (artikel 215 van het Burgerlijk Wetboek), de echtgenoten |
consacrer leurs revenus par priorité à leur contribution aux charges | moeten hun inkomsten bij voorrang besteden aan hun bijdrage in de |
du mariage (article 217 du Code civil), auxquelles les époux doivent | lasten van het huwelijk (artikel 217 van het Burgerlijk Wetboek), |
contribuer selon leurs facultés (article 221 du Code civil). Les | waarin de echtgenoten moeten bijdragen naar vermogen (artikel 221 van |
het Burgerlijk Wetboek). Schulden die door een der echtgenoten worden | |
dettes qui sont contractées par l'un des époux pour les besoins du | aangegaan ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de |
ménage et l'éducation des enfants obligent solidairement l'autre | kinderen, verbinden de andere echtgenoot hoofdelijk, behoudens wanneer |
époux, sauf lorsqu'elles sont excessives eu égard aux ressources du | zij, gelet op de bestaansmiddelen van het gezin, buitensporig zijn |
ménage (article 222 du Code civil). | (artikel 222 van het Burgerlijk Wetboek). |
Ces droits et obligations ne concernent pas en tant que tels les | Die rechten en plichten gelden als zodanig niet voor personen die een |
personnes qui forment un ménage de fait. | feitelijk huishouden vormen. |
B.12. Il s'ensuit que tant les différences de traitement mentionnées | B.12. Daaruit volgt dat zowel de verschillen in behandeling die in B.8 |
en B.8 et en B.9 que celle qui fait l'objet de la question | en B.9 zijn vermeld als het verschil dat het onderwerp van de |
préjudicielle reposent sur un critère objectif et qu'elles ne sont pas | prejudiciële vraag vormt, op een objectief criterium berusten en dat |
manifestement déraisonnables. | zij niet kennelijk onredelijk zijn. |
C'est au législateur qu'il appartient de décider si, et dans quelle | Het komt aan de wetgever toe te beslissen of, en in hoeverre, de |
mesure, les personnes formant un ménage de fait doivent être traitées | personen die een feitelijk gezin vormen dienen te worden behandeld |
comme les couples mariés dans la matière du minimum de moyens | zoals de gehuwde paren wat het bestaansminimum betreft. |
d'existence. B.13. La deuxième question appelle une réponse négative. | B.13. De tweede vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
B.14. La quatrième question, qui ne peut se poser que s'il était | B.14. De vierde vraag, die enkel kan worden gesteld indien de andere |
répondu affirmativement aux autres questions, est sans objet. | vragen bevestigend zouden worden beantwoord, is zonder voorwerp. |
Par ces motifs, | Om die redenen, |
la Cour | het Hof |
dit pour droit : | zegt voor recht : |
Les articles 2, 5 et 12 de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à | De artikelen 2, 5 en 12 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling |
un minimum de moyens d'existence ne violent pas les articles 10 et 11 | van het recht op een bestaansminimum schenden de artikelen 10 en 11 |
de la Constitution en ce que, lorsque des cohabitants perçoivent le | van de Grondwet niet doordat, wanneer samenwonenden het |
minimum de moyens d'existence et que l'un d'eux bénéfice | bestaansminimum trekken en een van hen op een later ogenblik inkomsten |
ultérieurement de ressources afférentes à la période pendant laquelle | krijgt die betrekking hebben op de periode waarin het bestaansminimum |
le minimex a été perçu, la récupération des sommes indûment payées ne | werd getrokken, de terugvordering van onrechtmatig uitbetaalde sommen |
se fait que sur le minimex perçu par le bénéficiaire de ces | enkel gebeurt op het bestaansminimum ontvangen door de begunstigde van |
ressources. | die inkomsten. |
La quatrième question est sans objet. | De vierde vraag is zonder voorwerp. |
La Cour est incompétente pour répondre aux autres questions. | Het Hof is onbevoegd om op de andere vragen te antwoorden. |
Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 2000, sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 2000 op het |
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 3 mai 2000, par le siège | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 3 mei 2000, door de |
précité, dans lequel le juge H. Coremans est remplacé, pour le | voormelde zetel, waarin rechter H. Coremans voor de uitspraak is |
prononcé, par le juge E. De Groot, conformément à l'article 110 de la | vervangen door rechter E. De Groot, overeenkomstig artikel 110 van de |
même loi. | voormelde wet. |
Le greffier, | De griffier, |
L. Potoms. | L. Potoms. |
Le président, | De voorzitter, |
M. Melchior. | M. Melchior. |