← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 29 janvier
2008 en cause de l'Etat belge contre Guido Delanghe et Laurette Denecker, dont l'expédition est parvenue
au greffe de la Cour le 6 février 2008, la Cour « L'article 40, § 1 er , 2°, b), du Code des impôts sur les revenus
1964 viole-t-il l(...)"
| Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par arrêt du 29 janvier 2008 en cause de l'Etat belge contre Guido Delanghe et Laurette Denecker, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 6 février 2008, la Cour « L'article 40, § 1 er , 2°, b), du Code des impôts sur les revenus 1964 viole-t-il l(...) | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 29 januari 2008 in zake de Belgische Staat tegen Guido Delanghe en Laurette Denecker, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 f « Schendt artikel 40, § 1, 2°, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964, de artikel(...) |
|---|---|
| COUR CONSTITUTIONNELLE | GRONDWETTELIJK HOF |
| Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 | Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 |
| Par arrêt du 29 janvier 2008 en cause de l'Etat belge contre Guido | januari 1989 Bij arrest van 29 januari 2008 in zake de Belgische Staat tegen Guido |
| Delanghe et Laurette Denecker, dont l'expédition est parvenue au | Delanghe en Laurette Denecker, waarvan de expeditie ter griffie van |
| greffe de la Cour le 6 février 2008, la Cour d'appel de Gand a posé la | het Hof is ingekomen op 6 februari 2008, heeft het Hof van Beroep te |
| question préjudicielle suivante : | Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « L'article 40, § 1er, 2°, b), du Code des impôts sur les revenus 1964 | « Schendt artikel 40, § 1, 2°, b, van het Wetboek van de |
| viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution dans l'interprétation selon laquelle la plus-value de cessation réalisée, conformément à l'article 40, § 1er, 2°, a), du Code des impôts sur les revenus 1964, à l'occasion de l'apport d'une ou de plusieurs branches d'activité à une société existante ou à constituer dont le siège social est situé en Belgique sera purement et simplement immunisée, alors que la plus-value de cessation réalisée à l'occasion de l'apport de l'universalité des biens à une société dont le siège social est situé en Belgique est immunisée pour autant seulement que cette opération soit reconnue par le Ministre des Finances, sur avis conforme du ministre des Affaires économiques ou du Ministre des Classes moyennes, comme tendant à l'amélioration de la productivité, à la lutte contre le chômage ou à la rationalisation de l'économie ? Le traitement différent est-il suffisamment pertinent en fonction de la ratio legis pour distinguer ces deux catégories, sachant que la procédure de reconnaissance n'a jamais été respectée ? ». Cette affaire est inscrite sous le numéro 4427 du rôle de la Cour. Le greffier, | inkomstenbelastingen 1964, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat de gerealiseerde stopzettingsmeerwaarde overeenkomstig artikel 40, § 1, 2°, (a), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1964 bij inbreng van één of meer takken van werkzaamheid in een bestaande of op te richten vennootschap waarvan de maatschappelijke zetel in België is gevestigd zonder meer wordt vrijgesteld, daar waar de stopzettingsmeerwaarde bij de inbreng van de algemeenheid van goederen in een vennootschap waarvan de maatschappelijke zetel in België is gevestigd enkel wordt vrijgesteld mits die verrichting door de Minister van Financiën, op eensluidend advies van de Minister van Economische Zaken of van de Minister van Middenstand is erkend als te zijn gedaan om de productiviteit te verbeteren, de werkloosheid te verbeteren of de economie te rationaliseren ? Is de verschillende behandeling voldoende pertinent in functie van de ratio legis om deze twee categorieën te onderscheiden, wetende dat de erkenningsprocedure nooit werd nageleefd ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4427 van de rol van het Hof. De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |