Etaamb.openjustice.be
Vue multilingue de Arrêt De La Cour Constitutionelle du --
← Retour vers "Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage Par arrêt du 26 mars 2001 en cause du ministère public et de J. Triolet contre A. Musiaux, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrag « L'article 203 du Code d'instruction criminelle viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitutio(...)"
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage Par arrêt du 26 mars 2001 en cause du ministère public et de J. Triolet contre A. Musiaux, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour d'arbitrag « L'article 203 du Code d'instruction criminelle viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitutio(...) Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 26 maart 2001 in zake het openbaar ministerie en J. Triolet tegen A. Musiaux, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof « Schendt artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doo(...)
COUR D'ARBITRAGE ARBITRAGEHOF
Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6
sur la Cour d'arbitrage januari 1989 op het Arbitragehof
Par arrêt du 26 mars 2001 en cause du ministère public et de J. Bij arrest van 26 maart 2001 in zake het openbaar ministerie en J.
Triolet contre A. Musiaux, dont l'expédition est parvenue au greffe de Triolet tegen A. Musiaux, waarvan de expeditie ter griffie van het
la Cour d'arbitrage le 29 mars 2001, la Cour d'appel de Liège a posé Arbitragehof is ingekomen op 29 maart 2001, heeft het Hof van Beroep
la question préjudicielle suivante : te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« L'article 203 du Code d'instruction criminelle viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'il maintient à une décision pénale, qui au terme d'une procédure contradictoire est prononcée après avoir fait l'objet de 13 remises en l'absence du prévenu, ce caractère contradictoire, en faisant débuter le délai d'appel à compter du jour du prononcé et non à dater de la signification de la décision, et par conséquent traite sous l'angle de la détermination du début du délai d'appel, le prévenu victime de multiples remises du prononcé de la décision qui le concerne, au terme d'une procédure contradictoire, de la même manière que si le jugement avait été prononcé à la date initialement prévue, alors que pour un prévenu défaillant la détermination du début du délai d'appel lui est plus favorable, bien qu'en l'espèce, pour les motifs exposés ci-avant, leur situation en fait est similaire ? » Cette affaire est inscrite sous le numéro 2151 du rôle de la Cour. Le greffier, « Schendt artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het een strafrechterlijke beslissing die na afloop van een rechtspleging op tegenspraak is uitgesproken na dertien keer te zijn uitgesteld in afwezigheid van de beklaagde, haar contradictoir karakter laat behouden door de termijn voor hoger beroep te laten aanvangen op de datum van de uitspraak, en niet op de datum van de betekening van de beslissing, en doordat het bijgevolg, uit het oogpunt van de vaststelling van de aanvang van de termijn voor hoger beroep de beklaagde die geconfronteerd wordt met het feit dat de uitspraak van de hem betreffende beslissing herhaaldelijk wordt uitgesteld, na afloop van een rechtspleging op tegenspraak, op dezelfde manier behandelt als indien het vonnis op de aanvankelijk vastgestelde datum zou zijn uitgesproken, terwijl voor een beklaagde die verstek laat gaan, de aanvang van de termijn voor hoger beroep wordt bepaald op een voor hem gunstiger manier, hoewel zij te dezen, om de bovengenoemde redenen, in een soortgelijke feitelijke situatie verkeren ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2151 van de rol van het Hof. De griffier,
L. Potoms. L. Potoms.
^