← Retour vers "Arrêt n° 118/99 du 10 novembre 1999 Numéro du rôle : 1423 En cause : le recours en
annulation de l'article 8 du décret de la Région flamande du 17 mars 1998 modifiant le décret du 28 avril
1993 portant réglementation pour la Région flamande d La Cour d'arbitrage, composée des présidents G. De Baets
et M. Melchior, et des juges H. Boel, L(...)"
Arrêt n° 118/99 du 10 novembre 1999 Numéro du rôle : 1423 En cause : le recours en annulation de l'article 8 du décret de la Région flamande du 17 mars 1998 modifiant le décret du 28 avril 1993 portant réglementation pour la Région flamande d La Cour d'arbitrage, composée des présidents G. De Baets et M. Melchior, et des juges H. Boel, L(...) | Arrest nr. 118/99 van 10 november 1999 Rolnummer 1423 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 8 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 17 maart 1998 tot wijziging van het decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vla Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters G. De Baets en M. Melchior, en de rechters H. (...) |
---|---|
COUR D'ARBITRAGE | ARBITRAGEHOF |
Arrêt n° 118/99 du 10 novembre 1999 | Arrest nr. 118/99 van 10 november 1999 |
Numéro du rôle : 1423 | Rolnummer 1423 |
En cause : le recours en annulation de l'article 8 du décret de la | In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 8 van het decreet |
Région flamande du 17 mars 1998 modifiant le décret du 28 avril 1993 | van het Vlaamse Gewest van 17 maart 1998 tot wijziging van het decreet |
portant réglementation pour la Région flamande de la tutelle | van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het |
administrative des communes, introduit par F. Marivoet et autres. | administratief toezicht op de gemeenten, ingesteld door F. Marivoet en anderen. |
La Cour d'arbitrage, | Het Arbitragehof, |
composée des présidents G. De Baets et M. Melchior, et des juges H. | samengesteld uit de voorzitters G. De Baets en M. Melchior, en de |
Boel, L. François, A. Arts, R. Henneuse et M. Bossuyt, assistée du | rechters H. Boel, L. François, A. Arts, R. Henneuse en M. Bossuyt, |
greffier L. Potoms, présidée par le président G. De Baets, | bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter G. De Baets, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet du recours | I. Onderwerp van het beroep |
Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 1er | Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 1 oktober |
octobre 1998 et parvenue au greffe le 2 octobre 1998, F. Marivoet, | 1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 2 |
demeurant à 2520 Ranst-Emblem, Kesselsesteenweg 8, G. Papen, demeurant | oktober 1998, hebben F. Marivoet, wonende te 2520 Ranst-Emblem, |
Kesselsesteenweg 8, G. Papen, wonende te 2960 Brecht, Spechtendreef | |
à 2960 Brecht, Spechtendreef 115, G. Lauwers, demeurant à 2100 Deurne, | 115, G. Lauwers, wonende te 2100 Deurne, Ter Rivierenlaan 163, en J. |
Ter Rivierenlaan 163, et J. Westerlinck, demeurant à 2060 Anvers, | Westerlinck, wonende te 2060 Antwerpen, Tulpstraat 24, beroep tot |
Tulpstraat 24, ont introduit un recours en annulation de l'article 8 | vernietiging ingesteld van artikel 8 van het decreet van het Vlaamse |
du décret de la Région flamande du 17 mars 1998 modifiant le décret du | Gewest van 17 maart 1998 tot wijziging van het decreet van 28 april |
1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het | |
28 avril 1993 portant réglementation pour la Région flamande de la | administratief toezicht op de gemeenten (bekendgemaakt in het Belgisch |
tutelle administrative des communes (publié au Moniteur belge du 10 | Staatsblad van 10 april 1998). |
avril 1998). II. La procédure | II. De rechtspleging |
Par ordonnance du 2 octobre 1998, le président en exercice a désigné | Bij beschikking van 2 oktober 1998 heeft de voorzitter in functie de |
les juges du siège conformément aux articles 58 et 59 de la loi | rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 |
spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage. | van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. |
Les juges-rapporteurs ont estimé n'y avoir lieu de faire application | De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was |
des articles 71 ou 72 de la loi organique. | om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen. |
Le recours a été notifié conformément à l'article 76 de la loi | Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de |
organique, par lettres recommandées à la poste le 30 octobre 1998. | organieke wet bij op 30 oktober 1998 ter post aangetekende brieven. |
L'avis prescrit par l'article 74 de la loi organique a été publié au | Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is |
Moniteur belge du 6 novembre 1998. | bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 november 1998. |
Le Gouvernement flamand, place des Martyrs 19, 1000 Bruxelles, a | De Vlaamse regering, Martelaarsplein 19, 1000 Brussel, heeft een |
introduit un mémoire par lettre recommandée à la poste le 18 décembre | memorie ingediend bij op 18 december 1998 ter post aangetekende brief. |
1998. Ce mémoire a été notifié conformément à l'article 89 de la loi | Van die memorie is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de |
organique, par lettre recommandée à la poste le 28 décembre 1998. | organieke wet bij op 28 december 1998 ter post aangetekende brief. |
Les parties requérantes ont introduit un mémoire en réponse par lettre | De verzoekende partijen hebben een memorie van antwoord ingediend bij |
recommandée à la poste le 27 janvier 1999. | op 27 januari 1999 ter post aangetekende brief. |
Par ordonnances du 30 mars 1998 et du 27 septembre 1999, la Cour a | Bij beschikkingen van 30 maart 1999 en 27 september 1999 heeft het Hof |
prorogé respectivement jusqu'aux 1er octobre 1999 et 1er avril 2000 le | de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot |
délai dans lequel l'arrêt doit être rendu. | respectievelijk 1 oktober 1999 en 1 april 2000. |
Par ordonnance du 14 juillet 1999, le juge H. Boel remplaçant le | Bij beschikking van 14 juli 1999 heeft rechter H. Boel, die voorzitter |
président L. De Grève, légitimement empêché, a complété le siège par | L. De Grève, wettig verhinderd, vervangt, de zetel aangevuld met |
le juge A. Arts. | rechter A. Arts. |
Par ordonnance du 14 juillet 1999, la Cour a déclaré l'affaire en état | Bij beschikking van 14 juli 1999 heeft het Hof de zaak in gereedheid |
et fixé l'audience au 29 septembre 1999. | verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 29 september |
Cette ordonnance a été notifiée aux parties ainsi qu'à leurs avocats, | 1999. Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten |
par lettres recommandées à la poste le 15 juillet 1999. | bij op 15 juli 1999 ter post aangetekende brieven. |
A l'audience publique du 29 septembre 1999 : | Op de openbare terechtzitting van 29 september 1999 : |
- ont comparu : | - zijn verschenen : |
. Me L. Lenaerts, avocat au barreau d'Anvers, pour les parties | . Mr. L. Lenaerts, advocaat bij de balie te Antwerpen, voor de |
requérantes; | verzoekende partijen; |
. Me B. Staelens, avocat au barreau de Bruges, pour le Gouvernement | . Mr. B. Staelens, advocaat bij de balie te Brugge, voor de Vlaamse |
flamand; | Regering; |
- les juges-rapporteurs M. Bossuyt et R. Henneuse ont fait rapport; | - hebben de rechters-verslaggevers M. Bossuyt en R. Henneuse verslag uitgebracht; |
- les avocats précités ont été entendus; | - zijn de voornoemde advocaten gehoord; |
- l'affaire a été mise en délibéré. | - is de zaak in beraad genomen. |
La procédure s'est déroulée conformément aux articles 62 et suivants | De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende |
de la loi organique, relatifs à l'emploi des langues devant la Cour. | van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof. |
III. En droit | III. In rechte |
- A - | - A - |
Position des parties requérantes | Standpunt van de verzoekende partijen |
A.1. Les requérants demandent l'annulation de l'article 8 du décret de | A.1. De verzoekers vorderen de vernietiging van artikel 8 van het |
la Région flamande du 17 mars 1998 modifiant le décret du 28 avril | decreet van het Vlaamse Gewest van 17 maart 1998 tot wijziging van het |
1993 portant réglementation pour la Région flamande de la tutelle | decreet van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, |
administrative des communes. La disposition entreprise exclut les | van het administratief toezicht op de gemeenten. De betwiste bepaling |
entreprises portuaires communales autonomes du champ d'application du | sluit de gemeentelijke autonome havenbedrijven uit van de toepassing |
décret, qui règle la tutelle administrative des régies communales autonomes. | van het decreet waarbij het administratief toezicht op de autonome |
A l'appui de leur intérêt au recours en annulation, les second et | gemeentebedrijven wordt geregeld. |
quatrième requérants font valoir qu'ils sont membres du personnel de | Tot staving van hun belang bij het beroep tot vernietiging voeren de |
l'entreprise portuaire communale autonome d'Anvers (« Gemeentelijk | tweede en de vierde verzoeker aan dat ze personeelslid zijn van het |
Autonoom Havenbedrijf Antwerpen »). | Gemeentelijk Autonoom Havenbedrijf Antwerpen. |
Les droits et obligations du personnel en cause sont d'ordre | De rechten en plichten van bedoeld personeel zijn van statutaire aard |
statutaire et sont régis par des statuts et règlements fixés | en worden geregeld door eenzijdig vastgestelde statuten en |
unilatéralement. Il en va de l'intérêt des requérants qu'il y ait une | reglementen. Het is in het belang van de verzoekers dat administratief |
tutelle administrative sur les règlements et décisions de l'entreprise | toezicht mogelijk is op de reglementen en beslissingen van het |
portuaire communale autonome d'Anvers. | Gemeentelijk Autonoom Havenbedrijf. |
Les premier et troisième requérants estiment puiser un intérêt dans le | De eerste en de derde verzoeker menen een belang te ontlenen aan het |
fait qu'ils sont représentants d'une organisation syndicale | feit dat zij vertegenwoordiger zijn van een representatieve |
représentative et qu'ils s'occupent en cette qualité, sur le plan | vakorganisatie en zich in die hoedanigheid beroepsmatig bezighouden |
professionnel, de la défense des intérêts des membres du personnel des | met de verdediging van de belangen van de personeelsleden van de |
entreprises portuaires communales autonomes. | gemeentelijke autonome havenbedrijven. |
Dans le premier moyen, les requérants soutiennent que la disposition | In het eerste middel voeren de verzoekers aan dat de bestreden |
décrétale entreprise viole les articles 10 et 11 de la Constitution, | decreetsbepaling een schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van |
lus en combinaison avec l'article 162, alinéa 2, 6°, de la | de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 162, tweede lid, 6-, van |
Constitution, qui dispose que la loi consacre l'application de | de Grondwet. De laatstgenoemde grondwetsbepaling bepaalt dat de wet de |
l'intervention de l'autorité de tutelle ou du pouvoir législatif | toepassing verzekert van het optreden van de toezichthoudende overheid |
fédéral pour empêcher que la loi soit violée ou l'intérêt général | of van de federale wetgevende macht om te beletten dat de wet wordt |
blessé. Le Conseil d'Etat a lui aussi, dans son avis concernant le | geschonden of het algemeen belang wordt geschaad. Ook De Raad van |
décret entrepris, souligné l'obligation de prévoir une tutelle | State heeft in zijn advies bij het bestreden decreet gewezen op de |
administrative. La disposition décrétale entreprise contient une | verplichting om in administratief toezicht te voorzien. De bestreden |
différence de traitement injustifiée en ce qu'elle ne rend pas la | decreetsbepaling houdt een ongerechtvaardigd onderscheid in |
tutelle administrative ainsi réglée applicable aux entreprises | behandeling in doordat het geregelde administratief toezicht niet van |
portuaires communales autonomes. | toepassing wordt gemaakt op de gemeentelijke autonome havenbedrijven. |
Dans le second moyen, les requérants reprochent à la disposition | In het tweede middel verwijten de verzoekers de bestreden bepaling een |
attaquée de violer les articles 10 et 11 de la Constitution en ce | schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat ze een |
qu'elle établit une distinction entre, d'une part, les régies | onderscheid maakt tussen, enerzijds, de autonome gemeentebedrijven in |
communales autonomes en général, à l'exception des entreprises | het algemeen, met uitzondering van de havenbedrijven, en, anderzijds, |
portuaires, et, d'autre part, les entreprises portuaires communales | de gemeentelijke autonome havenbedrijven. |
autonomes. Les travaux préparatoires de la disposition attaquée n'avancent aucun | In de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepaling wordt geen |
objectif licite pour l'exclusion litigieuse. L'article 1er de l'arrêté | geoorloofd doel aangegeven voor de betwiste uitsluiting. Artikel 1 van |
royal du 10 avril 1995, qui énumère les activités industrielles et commerciales pour lesquelles une régie communale autonome peut être créée, cite les ports et d'autres activités dans une seule catégorie. La distinction établie vise à défendre les intérêts de certains milieux et ne repose donc pas sur un critère objectif, mais sur un critère purement subjectif. La distinction instaurée n'est pas davantage adéquate, étant donné que la Constitution impose une tutelle administrative et que le décret a pour effet que les seules entreprises pour lesquelles une tutelle peut aujourd'hui être instituée en sont privées, ce qui fait que le décret est sans objet. Par ailleurs, le décret garantit aux régies communales autonomes à créer autres que les entreprises portuaires l'institution d'une tutelle administrative. La circonstance que le décret relatif aux ports qui doit encore être édicté envisage une tutelle spécifique ne justifie pas davantage l'absence d'une telle réglementation dans l'intervalle. Position du Gouvernement flamand A.2.1. En ordre principal, le Gouvernement flamand estime que le recours en annulation est irrecevable à défaut d'intérêt dans le chef des parties requérantes. Les parties qui invoquent leur qualité de membre du personnel de l'entreprise portuaire communale autonome d'Anvers n'ont qu'un intérêt fort indirect, qui s'assimile presque à une action populaire. Le recours des autres requérants est lui aussi irrecevable à défaut d'intérêt, vu l'absence d'intérêt personnel et vu qu'ils introduisent le recours en nom propre et non en tant que représentants d'une organisation syndicale afin de sauvegarder les prérogatives de l'organisation syndicale elle-même. A.2.2. Pour ce qui est du fond de l'affaire, le Gouvernement flamand expose dans le détail le cadre dans lequel la disposition entreprise doit être située. Il est souligné que le législateur décrétal n'a jamais eu l'intention de rendre impossible toute forme de tutelle administrative sur les entreprises portuaires communales autonomes. Le législateur décrétal a uniquement estimé qu'il était souhaitable, eu égard au secteur spécifique et extrêmement commercial et concurrentiel dans lequel les entreprises précitées sont actives, de prévoir une réglementation distincte dans le décret relatif aux ports qui est en projet. De l'avis de la section de législation du Conseil d'Etat relatif au projet qui a conduit à la disposition décrétale entreprise, il ne se déduit pas que les règles relatives à la tutelle administrative ne pourraient être diversifiées. A.2.3. Le Gouvernement flamand souligne que le législateur fédéral a lui aussi prévu une certaine différenciation en la matière. Alors qu'auparavant seules des régies communales ordinaires pouvaient mener des activités commerciales ou concurrentielles, cette distinction a été modifiée en ce sens que seules des régies communales autonomes peuvent actuellement mener des activités à caractère industriel ou commercial. Le fait, précisément, qu'il est accordé une plus grande autonomie a des implications pour le règlement de la tutelle administrative. Il serait contradictoire d'accorder une plus grande autonomie pour certaines activités si l'on vidait cette autonomie de sa substance en instaurant une réglementation de la tutelle administrative qui s'appliquerait indistinctement à toutes les entreprises. C'est à tort que les requérants estiment qu'il n'existe pas de rapport raisonnable entre les moyens employés et le but visé. La tutelle administrative n'est pas rendue impossible, elle est simplement intégrée dans une réglementation spécifique, adaptée aux entreprises portuaires. Mémoire en réponse des parties requérantes A.3.1. Les parties requérantes exposent en long et en large les antécédents de la disposition décrétale entreprise. Il ressort de la genèse de cette disposition que le Gouvernement flamand a instauré l'exclusion litigieuse bien qu'il ait été admis, sur la base de l'avis du Conseil d'Etat, que les actes des régies communales autonomes nécessitaient une tutelle. A.3.2. Les parties requérantes estiment justifier de l'intérêt requis en droit, et ce contrairement à ce que soutient le Gouvernement flamand. Les requérants qui agissent en qualité de membres du personnel de l'entreprise portuaire communale autonome d'Anvers ont souligné que leur statut était déterminé par les règlements du conseil d'administration, qui ne peuvent pas faire l'objet d'une tutelle administrative, par suite de la réglementation attaquée. Une éventuelle réglementation à venir dans le décret relatif aux ports ne saurait remédier à cette situation. L'intérêt des requérants qui agissent en leur fonction de représentants d'une organisation syndicale représentative est lui aussi indéniable, dès lors qu'ils agissent à titre professionnel en vue de la défense des membres du personnel et qu'ils peuvent également les assister dans certaines procédures. | het koninklijk besluit van 10 april 1995, waarin de activiteiten van industriële en commerciële aard worden vermeld waarvoor een autonoom gemeentebedrijf kan worden opgericht, vermeldt de havens samen met andere activiteiten in één categorie. Het ingevoerde onderscheid beoogt de belangen van bepaalde kringen te verdedigen en berust derhalve niet op een objectief doch op een louter subjectief criterium. Het ingevoerde onderscheid is evenmin adequaat daar de Grondwet een administratieve toezichtregeling verplicht maakt en het decreet ertoe leidt dat de enige bedrijven die thans voor een toezichtregeling in aanmerking komen, hiervan verstoken blijven, waardoor het decreet zonder voorwerp wordt. Anderzijds verleent het decreet de nog op te richten autonome gemeentebedrijven andere dan de havenbedrijven wel de waarborg van een administratief toezicht. Ook het feit dat in het nog uit te vaardigen havendecreet een specifieke toezichtregeling in het vooruitzicht wordt gesteld, verantwoordt niet dat ondertussen een dergelijke regeling ontbreekt. Standpunt van de Vlaamse Regering A.2.1. In hoofdorde oordeelt de Vlaamse Regering dat het beroep tot vernietiging onontvankelijk is wegens gemis aan belang van de verzoekende partijen. De partijen die zich beroepen op hun hoedanigheid van personeelslid van het Gemeentelijk Autonoom Havenbedrijf Antwerpen hebben slechts een zeer onrechtstreeks belang, wat nagenoeg neerkomt op een actio popularis. Wegens gemis aan persoonlijk belang, en aangezien zij de vordering uit eigen naam inleiden, en niet als vertegenwoordiger van een vakorganisatie teneinde de prerogatieven van de vakorganisatie zelf veilig te stellen, is ook de vordering ingesteld door de andere verzoekers onontvankelijk bij gebrek aan belang. A.2.2. Wat de grond van de zaak betreft, schetst de Vlaamse Regering uitvoerig het kader waarbinnen de bestreden bepaling moet worden gesitueerd. Daarbij wordt beklemtoond dat het nooit de bedoeling van de decreetgever is geweest om elke vorm van administratief toezicht op de gemeentelijke autonome havenbedrijven onmogelijk te maken. De decreetgever heeft enkel gemeend dat, gezien de specifieke en uiterst commerciële en concurrentiële sector waarin de voormelde bedrijven actief zijn, het wenselijk was in een afzonderlijke regeling te voorzien in het geplande havendecreet. Uit het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State bij het ontwerp dat tot de bestreden decreetsbepaling heeft geleid, kan niet worden afgeleid dat de regels inzake administratief toezicht niet zouden mogen worden gediversifieerd. A.2.3. De Vlaamse Regering wijst erop dat ook de federale wetgever ter zake in enige differentiatie heeft voorzien. Terwijl vroeger enkel gewone gemeentebedrijven mogelijk waren inzake commerciële of concurrentiële activiteiten, is dat onderscheid in die zin verschoven dat er nu enkel autonome gemeentebedrijven mogelijk zijn voor activiteiten van industriële of commerciële aard. Precies het feit dat meer autonomie wordt verleend, heeft implicaties voor de regeling van het administratief toezicht. Het zou contradictorisch zijn dat voor sommige activiteiten meer autonomie wordt verleend, indien dit zou worden uitgehold door een regeling inzake administratief toezicht die voor alle bedrijven zonder onderscheid geldt. De verzoekers menen ten onrechte dat er geen redelijke verhouding bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. De regeling inzake administratief toezicht wordt niet onmogelijk gemaakt, ze wordt enkel opgenomen in een specifieke, aan de havenbedrijven aangepaste regeling. Memorie van antwoord van de verzoekende partijen A.3.1. De verzoekende partijen gaan uitvoerig in op de antecedenten van de bestreden decreetsbepaling. Uit de wordingsgeschiedenis van die bepaling blijkt dat de Vlaamse Regering de betwiste uitsluiting heeft ingevoerd, ondanks het feit dat op basis van het advies van de Raad van State werd aangenomen dat de handelingen van de autonome gemeentebedrijven een toezichtregeling behoefden. A.3.2. De verzoekende partijen menen dat ze - in tegenstelling tot wat de Vlaamse Regering betoogt - doen blijken van het rechtens vereiste belang. De verzoekers die opkomen in hun hoedanigheid van personeelslid van het Gemeentelijk Autonoom Havenbedrijf Antwerpen hebben erop gewezen dat hun rechtspositieregeling wordt bepaald door de reglementen van de raad van bestuur waarop ingevolge de bestreden regeling geen administratief toezicht mogelijk is. Een eventuele toekomstige regeling in het havendecreet kan dat niet verhelpen. Ook het belang van de verzoekers die optreden in hun functie van vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie kan niet worden ontkend, nu zij beroepsmatig opkomen voor de belangen van de personeelsleden en hen ook in sommige procedures kunnen bijstaan. |
A.3.3. Pour ce qui est du fond de l'affaire, il est rappelé que la | A.3.3. Met betrekking tot de grond van de zaak wordt herhaald dat de |
disposition entreprise viole l'article 162, alinéa 2, 6°, de la Constitution en ce qu'aucune tutelle administrative n'est possible à l'égard des entreprises portuaires communales autonomes. Une réglementation envisagée pour l'avenir n'enlève rien au fait que le conseil d'administration prend chaque semaine des décisions qui affectent le statut du personnel, sans possibilité de tutelle. Il est encore rappelé qu'il n'existe pas de justification raisonnable au traitement distinct des entreprises portuaires communales autonomes par rapport à toutes les autres régies communales autonomes. La référence au contexte commercial et concurrentiel dans lequel travaillent les entreprises portuaires ne constitue pas une motivation suffisante pour n'exclure que les entreprises portuaires, dès lors que cet argument vaut aussi pour les autres régies communales autonomes. Ainsi la réglementation entreprise a-t-elle pour effet qu'il est prévu une tutelle administrative pour l'exploitation des voies navigables et des aéroports, mais non pour les ports. Les requérants concluent que le législateur décrétal n'a poursuivi aucun objectif légitime, que la distinction n'est ni objective ni adéquate et qu'il n'existe en tout état de cause aucun rapport raisonnable entre les moyens employés et le but visé. | bestreden bepaling strijdig is met artikel 162, tweede lid, 6-, van de Grondwet, doordat geen administratief toezicht mogelijk is op de gemeentelijke autonome havenbedrijven. Een voor de toekomst in het vooruitzicht gestelde regeling doet niets af aan het feit dat wekelijks door de raad van bestuur beslissingen worden genomen die ingrijpen in de rechtspositieregeling van het personeel en waarop geen toezicht mogelijk is. Tevens wordt herhaald dat er geen redelijke verantwoording bestaat voor de verschillende behandeling van de gemeentelijke autonome havenbedrijven en alle andere autonome gemeentebedrijven. De verwijzing naar de commerciële en concurrentiële omgeving waarin de havenbedrijven werken, vormt geen afdoende motivering om enkel de havenbedrijven uit te sluiten, nu dat argument ook geldt ten aanzien van de andere autonome gemeentebedrijven. Zo leidt de bestreden regeling ertoe dat voor de exploitatie van de bevaarbare waterlopen en de luchthavens wel in een administratief toezicht is voorzien, maar niet voor de havens. De verzoekers besluiten dat de decreetgever geen geoorloofd doel heeft nagestreefd, dat het onderscheid noch objectief noch adequaat is en dat er hoe dan ook geen redelijke verhouding bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. |
- B - | - B - |
Quant à la disposition entreprise | Over de bestreden bepaling |
B.1.1. Le décret du 17 mars 1998 modifiant le décret du 28 avril 1993 | B.1.1. Het decreet van 17 maart 1998 tot wijziging van het decreet van |
28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaamse Gewest, van het | |
portant réglementation pour la Région flamande de la tutelle | administratief toezicht op de gemeenten regelt het administratief |
administrative des communes règle la tutelle administrative des régies | toezicht op de gewone en op de autonome gemeentebedrijven. Het |
communales ordinaires et des régies communales autonomes. L'article 8 entrepris dispose que cette nouvelle forme de tutelle n'est pas applicable aux entreprises portuaires communales autonomes. B.1.2. La Cour observe qu'après l'introduction du recours en annulation, le décret de la Communauté flamande du 2 mars 1999 portant sur la politique et la gestion des ports maritimes a été édicté, lequel règle notamment la tutelle administrative des entreprises portuaires. A l'audience, les parties requérantes ont exprimé l'opinion que ce dernier décret n'affecte pas leur recours. Quant à la recevabilité du recours en annulation B.2.1. Les deuxième et quatrième requérants agissent en leur qualité de membres du personnel de l'entreprise portuaire communale autonome d'Anvers. Ils font valoir que les droits et obligations du personnel de l'entreprise portuaire sont régis par des statuts et règlements fixés unilatéralement, en sorte qu'il y va de leur intérêt que ces décisions puissent faire l'objet d'une tutelle administrative. B.2.2. La Constitution et la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage imposent à toute personne physique ou morale qui introduit un recours en annulation de justifier d'un intérêt. Ne justifient de l'intérêt requis que les personnes dont la situation pourrait être affectée directement et défavorablement par la norme entreprise. B.2.3. Les services décentralisés bénéficient d'une certaine autonomie et liberté de gestion. La tutelle administrative est le pouvoir dont dispose l'autorité de tutelle pour empêcher que les pouvoirs décentralisés abusent de leur autonomie pour poser des actes contraires à la loi ou à l'intérêt général. Cette tutelle administrative s'inscrit dans le cadre des relations entre l'autorité et les pouvoirs décentralisés et n'a pas pour objet de protéger directement les intérêts individuels des membres du personnel. Ceux-ci disposent d'autres moyens au cas où une autorité administrative prendrait des décisions de nature à leur faire grief. Les requérants n'apportent aucun élément concret dont il apparaîtrait qu'ils sont ou pourraient, en raison de la disposition litigieuse, être affectés personnellement et directement dans leur situation par l'absence d'une tutelle administrative sur les entreprises portuaires autonomes. Il résulte de ce qui précède que les deuxième et quatrième requérants ne justifient pas de l'intérêt requis et que le recours est irrecevable en ce qui les concerne. B.3.1. Selon les termes de la requête, les premier et troisième requérants sont des représentants d'organisations syndicales représentatives. Ils déclarent défendre à titre professionnel, dans cette fonction, les intérêts du personnel de l'entreprise portuaire communale autonome d'Anvers et en déduisent leur intérêt à agir devant la Cour. B.3.2. Les requérants ne justifient pas de l'intérêt requis, étant donné qu'ils ne font pas apparaître en quoi la disposition attaquée porterait atteinte aux prérogatives liées à l'exercice de leur fonction syndicale. Par ces motifs, la Cour rejette le recours. Ainsi prononcé en langue néerlandaise, en langue française et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 10 novembre 1999. Le greffier, L. Potoms. Le président, | bestreden artikel 8 bepaalt dat die nieuwe toezichtregeling niet van toepassing is op de gemeentelijke autonome havenbedrijven. B.1.2. Het Hof merkt op dat sedert de instelling van het beroep tot vernietiging het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens werd uitgevaardigd, dat met name een regeling van administratief toezicht op de havenbedrijven bevat. Ter zitting hebben de verzoekende partijen de mening uitgedrukt dat het laatstgenoemde decreet hun beroep niet raakt. Over de ontvankelijkheid van het beroep tot vernietiging B.2.1. De tweede en de vierde verzoeker treden op in hun hoedanigheid van personeelslid van het Gemeentelijk Autonoom Havenbedrijf Antwerpen. Ze voeren aan dat de rechten en plichten van het personeel van het Havenbedrijf geregeld worden door eenzijdig vastgestelde statuten en reglementen, zodat het in hun belang is dat op die beslissingen administratief toezicht mogelijk is. B.2.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt. B.2.3. De gedecentraliseerde diensten genieten een zekere autonomie en beleidsvrijheid. Het administratief toezicht is de bevoegdheid waarover de toezichthoudende overheid beschikt om te verhinderen dat de gedecentraliseerde besturen hun zelfstandigheid zouden misbruiken om handelingen te verrichten die met de wet of het algemeen belang in strijd zijn. Dat administratief toezicht past in het kader van de verhouding tussen de overheid en de gedecentraliseerde lichamen en heeft niet tot doel de individuele belangen van de personeelsleden rechtstreeks te beschermen. Hun staan andere wegen ter beschikking indien een administratieve overheid beslissingen treft die voor hen griefhoudend zijn. De verzoekers voeren op geen enkele wijze concrete gegevens aan waaruit zou blijken dat ze persoonlijk en rechtstreeks door de bestreden bepaling in hun situatie worden geraakt of zouden kunnen worden geraakt door de ontstentenis van administratief toezicht op de autonome havenbedrijven. Uit het bovenstaande volgt dat de tweede en de vierde verzoekers niet doen blijken van het vereiste belang en dat wat hen betreft het beroep onontvankelijk is. B.3.1. Volgens de termen van het verzoekschrift zijn de eerste en de derde verzoeker vertegenwoordigers van representatieve vakorganisaties. Ze voeren aan dat ze in die functie beroepshalve opkomen voor de belangen van het personeel van het Gemeentelijk Autonoom Havenbedrijf Antwerpen en dat ze daaraan tevens het belang ontlenen om voor het Hof in rechte te treden. B.3.2. De verzoekers doen niet blijken van het vereiste belang, nu zij niet aantonen in welk opzicht de bestreden bepaling zou raken aan de prerogatieven die aan de uitoefening van hun vakbondsfunctie zijn verbonden. Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep. Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 10 november 1999. De griffier, L. Potoms. De voorzitter, |
G. De Baets. | G. De Baets. |