← Retour vers "Arrêt n° 29/98 du 18 mars 1998 Numéros du rôle : 1112 et 1115 En cause : la question
préjudicielle concernant l'article 135 du Code d'instruction criminelle, posée par la Cour d'appel de
Liège. La Cour d'arbitrage, composée des présiden après
en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle Par
a(...)"
Arrêt n° 29/98 du 18 mars 1998 Numéros du rôle : 1112 et 1115 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 135 du Code d'instruction criminelle, posée par la Cour d'appel de Liège. La Cour d'arbitrage, composée des présiden après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle Par a(...) | Arrest nr. 29/98 van 18 maart 1998 Rolnummers 1112 en 1115 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzi wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arresten van(...) |
---|---|
COUR D'ARBITRAGE | ARBITRAGEHOF |
Arrêt n° 29/98 du 18 mars 1998 | Arrest nr. 29/98 van 18 maart 1998 |
Numéros du rôle : 1112 et 1115 | Rolnummers 1112 en 1115 |
En cause : la question préjudicielle concernant l'article 135 du Code | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135 van het |
d'instruction criminelle, posée par la Cour d'appel de Liège. | Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. |
La Cour d'arbitrage, | Het Arbitragehof, |
composée des présidents M. Melchior et L. De Grève, et des juges H. | samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de |
Boel, L. François, P. Martens, J. Delruelle, G. De Baets, E. Cerexhe, | rechters H. Boel, L. François, P. Martens, J. Delruelle, G. De Baets, |
H. Coremans, A. Arts, R. Henneuse et M. Bossuyt, assistée du greffier | E. Cerexhe, H. Coremans, A. Arts, R. Henneuse en M. Bossuyt, |
L. Potoms, présidée par le président M. Melchior, | bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, |
après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Objet de la question préjudicielle | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag |
Par arrêts du 23 juin 1997 en cause du ministère public contre | Bij arresten van 23 juni 1997 in zake het openbaar ministerie tegen |
respectivement J.-P. Carvelli et S. Renert, dont les expéditions sont | respectievelijk J.-P. Carvelli en S. Renert, waarvan de expedities ter |
parvenues au greffe de la Cour d'arbitrage les 27 et 30 juin 1997, la | griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 27 en 30 juni 1997, |
Cour d'appel de Liège a posé la question préjudicielle suivante : | heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag |
« L'article 135 du Code d'instruction criminelle viole-t-il les règles | gesteld : « Schendt artikel 135 van het Wetboek van Strafvordering de regels die |
établies par les articles 6 et 6bis (actuellement 10 et 11) de la | zijn vastgesteld bij de artikelen 6 en 6bis (thans 10 en 11) van de |
Constitution belge et par l'article 6 de la Convention européenne de | Belgische Grondwet en bij artikel 6 van het Europees Verdrag tot |
sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales dans la | Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden in |
mesure où, en dehors de l'hypothèse visée par l'article 539 du même | zoverre het, buiten het geval bedoeld in artikel 539 van hetzelfde |
Code, il ne permet pas à l'inculpé d'exercer un recours à l'encontre | Wetboek, de verdachte niet toestaat beroep in te stellen tegen een |
d'une décision de la chambre du conseil le renvoyant devant le | beslissing van de raadkamer waarbij hij naar de correctionele |
tribunal correctionnel alors qu'un recours contre les décisions de la | rechtbank wordt verwezen, terwijl een beroep tegen de beslissingen van |
chambre du conseil prises en vertu des articles 128, 129 et 130 du | de raadkamer die krachtens de artikelen 128, 129 en 130 van hetzelfde |
même Code est ouvert tant à la partie civile qu'à la partie publique, | Wetboek zijn genomen, zowel voor de burgerlijke partij als voor de |
openbare partij mogelijk is, en terwijl dat beroep met name wordt | |
et alors que ce recours est exercé notamment suite au refus de la | ingesteld ten gevolge van de weigering van de raadkamer om aan de |
chambre du conseil d'accorder à l'inculpé le bénéfice de la suspension | verdachte het voordeel te verlenen van de opschorting van de uitspraak |
du prononcé de la condamnation, mesure qui si elle était accordée par | van de veroordeling, een maatregel die, indien hij door het |
la juridiction d'instruction, mettrait un terme à l'action publique en | onderzoeksgerecht zou worden bevolen, een einde zou maken aan de |
cas de non-révocation ? » | strafvordering in geval van niet-herroeping ? » |
II. Les faits et la procédure antérieure | II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil |
Dans les deux affaires ayant donné lieu à la question préjudicielle en | In de twee zaken die tot de voorliggende prejudiciële vraag aanleiding |
cause, les inculpés ont sollicité devant la chambre du conseil le | hebben gegeven, hebben de verdachten voor de raadkamer het voordeel |
bénéfice de la suspension du prononcé de la condamnation en | van de opschorting van de uitspraak van de veroordeling gevorderd, met |
application de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation. Il n'a pas été fait droit à cette demande. Les inculpés ont interjeté appel de ces décisions devant la chambre des mises en accusation de la Cour d'appel de Liège. Appliquant la jurisprudence de l'arrêt n° 22/95 de la Cour d'arbitrage à leur situation, les inculpés ont soutenu devant la juridiction précitée que la demande de suspension du prononcé de la condamnation pouvait donner lieu à une mesure mettant fin aux poursuites et que leur appel était donc recevable. Le ministère public a défendu la thèse inverse. La chambre des mises en accusation de la Cour d'appel de Liège a posé la question préjudicielle par les deux arrêts mieux qualifiés plus haut. III. La procédure devant la Cour Par ordonnances des 27 et 30 juin 1997, le président en exercice a | toepassing van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. Die vordering werd niet ingewilligd. De verdachten hebben tegen die beslissingen hoger beroep ingesteld voor de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Luik. De verdachten, die de rechtspraak van het arrest nr. 22/95 van het Arbitragehof hebben toegepast op hun situatie, hebben voor het voornoemde rechtscollege betoogd dat de vordering tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling aanleiding kon geven tot een maatregel die een einde maakt aan de strafvervolging en dat hun hoger beroep bijgevolg ontvankelijk was. Het openbaar ministerie heeft het tegenovergestelde standpunt verdedigd. De kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Luik heeft de prejudiciële vraag gesteld bij de twee arresten die hiervoor nader zijn vermeld. III. De rechtspleging voor het Hof Bij beschikkingen van 27 en 30 juni 1997 heeft de voorzitter in |
désigné les juges des sièges conformément aux articles 58 et 59 de la | functie de rechters van de zetels aangewezen overeenkomstig de |
loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage. Par ordonnance du 1er juillet 1997, la Cour a joint les affaires. Le 10 juillet 1997, les juges-rapporteurs ont informé la Cour, en application de l'article 72, alinéa 1er, de la loi organique, qu'ils pourraient être amenés à proposer de rendre un arrêt de réponse immédiate. Les conclusions des juges-rapporteurs ont été notifiées aux parties conformément à l'article 72, alinéa 2, de la loi organique, par lettres recommandées à la poste le 15 juillet 1997. | artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. Bij beschikking van 1 juli 1997 heeft het Hof de zaken samengevoegd. Op 10 juli 1997 hebben de rechters-verslaggevers, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de organieke wet, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen. Overeenkomstig artikel 72, tweede lid, van de organieke wet is van de conclusies van de rechters-verslaggevers aan de partijen kennisgegeven bij op 15 juli 1997 ter post aangetekende brieven. |
Par ordonnance du 1er octobre 1997, la Cour a décidé de poursuivre | Bij beschikking van 1 oktober 1997 heeft het Hof beslist het onderzoek |
l'examen de l'affaire conformément à la procédure ordinaire. | van de zaken overeenkomstig de gewone rechtspleging voort te zetten. |
Les décisions de renvoi ont été notifiées conformément à l'article 77 | Van de verwijzingsbeslissingen is kennisgegeven overeenkomstig artikel |
de la loi organique, par lettres recommandées à la poste le 17 octobre | 77 van de organieke wet bij op 17 oktober 1997 ter post aangetekende |
1997; l'ordonnance de jonction et l'ordonnance décidant de poursuivre | brieven; van de beschikking tot samenvoeging en de beschikking waarbij |
l'examen des affaires conformément à la procédure ordinaire ont été | wordt beslist het onderzoek van de zaken overeenkomstig de gewone |
notifiées par les mêmes lettres. | rechtspleging voort te zetten, is kennisgegeven bij dezelfde brieven. |
L'avis prescrit par l'article 74 de la loi organique a été publié au | Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is |
Moniteur belge du 15 octobre 1997. | bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 oktober 1997. |
Le Conseil des ministres, rue de la Loi 16, 1000 Bruxelles, a | De Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, heeft een memorie |
introduit un mémoire, par lettre recommandée à la poste le 1er | ingediend bij op 1 december 1997 ter post aangetekende brief. |
décembre 1997. | |
Par ordonnance du 25 novembre 1997, la Cour a prorogé jusqu'au 27 juin | Bij beschikking van 25 november 1997 heeft het Hof de termijn |
1998 le délai dans lequel l'arrêt doit être rendu. | waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 27 juni 1998. |
Par ordonnance du 28 janvier 1998, le président M. Melchior a soumis | Bij beschikking van 28 januari 1998 heeft voorzitter M. Melchior de |
les affaires à la Cour réunie en séance plénière. | zaken voorgelegd aan het Hof in voltallige zitting. |
Par ordonnance du même jour, la Cour a déclaré les affaires en état et | Bij beschikking van dezelfde dag heeft het Hof de zaken in gereedheid |
fixé l'audience au 18 février 1998. | verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 18 februari 1998. |
Cette ordonnance a été notifiée au Conseil des ministres ainsi qu'à | Van die beschikking is kennisgegeven aan de Ministerraad en zijn |
son avocat par lettres recommandées à la poste le 29 janvier 1998. | advocaat bij op 29 januari 1998 ter post aangetekende brieven. |
A l'audience publique du 18 février 1998 : | Op de openbare terechtzitting van 18 februari 1998 : |
- a comparu Me R. Ergec loco Me P. Peeters, avocats au barreau de | - is verschenen : Mr. R. Ergec loco Mr. P. Peeters, advocaten bij de |
Bruxelles, pour le Conseil des ministres; | balie te Brussel, voor de Ministerraad; |
- les juges-rapporteurs P. Martens et G. De Baets ont fait rapport; | - hebben de rechters-verslaggevers P. Martens en G. De Baets verslag uitgebracht; |
- l'avocat précité a été entendu; | - is de voornoemde advocaat gehoord; |
- les affaires ont été mises en délibéré. | - zijn de zaken in beraad genomen. |
La procédure s'est déroulée conformément aux articles 62 et suivants | De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende |
de la loi organique, relatifs à l'emploi des langues devant la Cour. | van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof. |
IV. En droit | IV. In rechte |
- A - | - A - |
A.1. Seul le Conseil des ministres a introduit un mémoire. Après avoir | A.1. Enkel de Ministerraad heeft een memorie ingediend. Na het |
rappelé le dispositif des arrêts nos 82/94 et 22/95 de la Cour d'arbitrage, il soutient que la demande tendant à bénéficier de la suspension du prononcé n'est pas un moyen qui, s'il était reconnu fondé, serait de nature à mettre réellement un terme à l'action publique, dans le sens de l'arrêt n° 22/95. Seuls des moyens de procédure ayant cette conséquence peuvent être considérés comme des moyens de ce type. En outre, dans ses deux arrêts précités, la Cour a décidé que l'impossibilité pour l'inculpé de discuter en degré d'appel l'existence des charges justifiant le renvoi ne violait pas les | beschikkend gedeelte van de arresten nrs. 82/94 en 22/95 van het Arbitragehof in herinnering te hebben gebracht, betoogt de Ministerraad dat de vordering die ertoe strekt de opschorting van de uitspraak te genieten, geen middel is dat, indien het gegrond zou worden bevonden, van die aard zou zijn dat het daadwerkelijk een einde zou kunnen maken aan de strafvordering, in de zin van het arrest nr. 22/95. Enkel proceduremiddelen die dat gevolg hebben, kunnen als middelen van dat type worden beschouwd. Bovendien heeft het Hof, in zijn twee voormelde arresten, beslist dat de onmogelijkheid, voor de verdachte, om in hoger beroep het bestaan te betwisten van bezwaren die de verwijzing verantwoorden, de |
articles 10 et 11 de la Constitution. Or, la demande de suspension du | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schond. De vordering tot |
prononcé, comme l'exception de l'insuffisance des charges, | opschorting van de uitspraak zou, net zoals de exceptie van het |
ontoereikende karakter van de bezwaren, een debat ten gronde doen ontstaan. | |
engendrerait un débat sur le fond. | Het Hof van Cassatie heeft geoordeeld dat een vordering die ertoe |
La Cour de cassation a jugé qu'une demande tendant à bénéficier de la | strekt de opschorting van de uitspraak te genieten, geen middel is |
suspension du prononcé ne constitue pas un moyen (Cass., 26 juin 1996, | (Cass., 26 juni 1996, R.D.P., 1997, 562). In arresten van de kamer van |
R.D.P., 1997, 562). Des arrêts de chambres de mise en accusation de | inbeschuldigingstelling te Brussel en van die te Antwerpen werd |
Bruxelles et d'Anvers ont considéré que l'ordonnance de la chambre du | geoordeeld dat de beschikking van de raadkamer waarbij wordt geweigerd |
conseil refusant de suspendre le prononcé n'était pas définitive, | de uitspraak op te schorten, geen eindbeslissing was, in tegenstelling |
contrairement à celle qui fait droit à une demande en ce sens de | tot die waarbij een dergelijke vordering van de verdachte wordt |
l'inculpé. | ingewilligd. |
A.2. Il n'y a pas de différence de traitement entre l'inculpé et la | A.2. Er is geen verschil in behandeling tussen de verdachte en de |
partie civile. Lorsque la chambre du conseil accorde la suspension du | burgerlijke partij. Wanneer de raadkamer de opschorting van de |
prononcé, la partie civile ne dispose d'aucun moyen de recours; | uitspraak toewijst, beschikt de burgerlijke partij over geen enkel |
lorsqu'elle refuse de faire droit à cette demande, l'inculpé ne | rechtsmiddel; wanneer zij weigert die vordering in te willigen, |
dispose pas davantage d'une voie de recours. Les droits de l'inculpé | beschikt de verdachte evenmin over een rechtsmiddel. De rechten van de |
et de la partie civile sont donc comparables et il n'y a pas de | verdachte en van de burgerlijke partij zijn dus vergelijkbaar, en de |
violation des articles 10 et 11 de la Constitution. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn dan ook niet geschonden. |
A.3. Quant à la différence de traitement entre le ministère public et | A.3. Wat het verschil in behandeling tussen het openbaar ministerie en |
l'inculpé, elle est inexistante dans l'hypothèse où la chambre du | de verdachte betreft, moet worden opgemerkt dat dat verschil niet |
conseil accorde le bénéfice de la suspension du prononcé : en vertu de | bestaat ingeval de raadkamer het voordeel van de opschorting van de |
l'article 4, § 2, de la loi du 29 juin 1964, l'un et l'autre peuvent | uitspraak toewijst : krachtens artikel 4, § 2, van de wet van 29 juni |
faire opposition à l'ordonnance de la chambre du conseil pour le motif | 1964 kan zowel eerstgenoemde als laatstgenoemde tegen de beschikking |
que les conditions d'octroi de la suspension ne sont pas réunies. | van de raadkamer verzet aantekenen om reden dat de voorwaarden om de |
opschorting toe te wijzen, niet zijn vervuld. | |
A.4.1. En revanche, lorsque la chambre du conseil refuse d'octroyer la | A.4.1. Wanneer de raadkamer daarentegen weigert de opschorting van de |
suspension du prononcé, l'inculpé ne dispose d'aucun moyen de recours, | uitspraak toe te wijzen, beschikt de verdachte over geen enkel |
rechtsmiddel, in tegenstelling tot het openbaar ministerie dat, | |
au contraire du ministère public qui, en vertu de l'article 135 du | krachtens artikel 135 van het Wetboek van Strafvordering, tegen de |
Code d'instruction criminelle, peut faire opposition contre les | beschikkingen van buitenvervolgingstelling of van verwijzing gewezen |
ordonnances de non-lieu ou de renvoi rendues par la chambre du | door de raadkamer verzet kan aantekenen, eventueel als gevolg van de |
conseil, éventuellement suite au refus de la suspension du prononcé. | weigering om de uitspraak op te schorten. |
A.4.2. Cette différence de traitement repose sur un critère objectif : | A.4.2. Dat verschil in behandeling steunt op een objectief criterium : |
comme la Cour l'a relevé dans ses arrêts nos 82/94 et 22/95, la | zoals het Hof in zijn arresten nrs. 82/94 en 22/95 heeft opgemerkt, |
circonstance que le ministère public accomplit dans l'intérêt de la | biedt de omstandigheid dat het openbaar ministerie, in het belang van |
société les missions de service public relatives à la recherche et à | de maatschappij, de opdrachten van openbare dienst inzake de opsporing |
la poursuite des infractions et qu'il exerce l'action publique, et que | en de vervolging van misdrijven uitvoert en de strafvordering |
l'inculpé défende son intérêt personnel, justifie raisonnablement que | uitoefent, terwijl de verdachte zijn persoonlijk belang verdedigt, een |
le premier jouisse de prérogatives dont la constitutionnalité ne peut | redelijke verantwoording voor het feit dat het openbaar ministerie |
être appréciée en procédant à une comparaison de sa situation avec | prerogatieven geniet waarvan de grondwettigheid niet kan worden |
celle du second. Aux termes d'un arrêt plus récent, n° 49/97, cette | beoordeeld door zijn situatie met die van de verdachte te vergelijken. |
différence objective existe non seulement pendant l'instruction | Naar luid van een recenter arrest, namelijk het arrest nr. 49/97, doet |
préparatoire, mais pendant toute l'action publique. En outre, selon le | dat objectieve verschil zich niet alleen voor tijdens het |
même arrêt, le droit à un procès équitable et le principe de l'égalité | vooronderzoek, maar tijdens de hele strafvordering. Bovendien hebben, |
des armes n'ont pas une portée telle qu'ils interdiraient toute | volgens hetzelfde arrest, het recht op een eerlijk proces en het |
différence de traitement entre le ministère public et l'inculpé. | beginsel van de gelijke wapens geen draagwijdte die erin zou bestaan |
A.4.3. La règle en cause a pour but d'éviter un débat sur le fond de | dat zij ieder verschil in behandeling tussen het openbaar ministerie en de verdachte zouden verbieden. |
l'affaire devant la chambre des mises en accusation. Dans ses arrêts | A.4.3. De in het geding zijnde regel heeft tot doel te voorkomen dat |
précités, la Cour d'arbitrage a admis qu'il n'y avait pas de violation | voor de kamer van inbeschuldigingstelling een debat zou worden |
gehouden over de grond van de zaak. In zijn voormelde arresten heeft | |
des articles 10 et 11 de la Constitution dans la mesure où l'inculpé | het Arbitragehof aangenomen dat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet |
ne peut pas faire valoir devant la chambre des mises en accusation | niet zijn geschonden, in zoverre de verdachte voor de kamer van |
l'absence de charges justifiant son renvoi. De même, en l'espèce, les | inbeschuldigingstelling niet de ontstentenis kan doen gelden van |
bezwaren die zijn verwijzing verantwoorden. Zo ook zijn te dezen de | |
articles 10 et 11 de la Constitution ne sont pas violés dans la mesure | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet geschonden, in zoverre de |
où l'inculpé ne peut s'opposer à un refus de la chambre du conseil | verdachte zich niet kan verzetten tegen een weigering van de raadkamer |
d'accorder la suspension du prononcé, étant donné qu'une pareille | om de opschorting van de uitspraak toe te wijzen, vermits een |
demande en degré d'appel engendrerait un débat sur le fond de | dergelijke vordering in hoger beroep zou leiden tot een debat over de |
l'affaire comme dans l'hypothèse où l'inculpé ferait valoir | grond van de zaak, zoals in het geval waarin de verdachte het |
l'insuffisance des charges. | ontoereikende karakter van de bezwaren zou doen gelden. |
Même si la chambre du conseil refuse le bénéfice de la suspension du | Zelfs indien de raadkamer het voordeel van de opschorting van de |
prononcé, l'inculpé pourra faire valoir ses arguments devant les | uitspraak weigert, zal de verdachte zijn argumenten voor de |
juridictions de jugement (article 3 de la loi du 29 juin 1964). En | vonnisgerechten kunnen doen gelden (artikel 3 van de wet van 29 juni |
revanche, si la chambre du conseil accorde la suspension du prononcé, | 1964). Indien de raadkamer de opschorting van de uitspraak daarentegen |
il serait porté préjudice à l'action publique si le ministère public | toewijst, zou aan de strafvordering afbreuk worden gedaan mocht het |
openbaar ministerie niet over een recht van hoger beroep beschikken. | |
ne disposait pas d'un droit d'appel. | Het verschil in behandeling is dan ook in redelijkheid verantwoord en |
La différence de traitement est donc raisonnablement justifiée et il | er bestaat een redelijk verband van evenredigheid tussen de aangewende |
existe un rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens | middelen, namelijk de ontstentenis van een beroep tegen de weigering |
employés, à savoir l'absence d'un recours contre le refus d'octroi de | om de opschorting van de uitspraak toe te wijzen, en het beoogde doel, |
la suspension du prononcé, et le but visé, à savoir éviter un débat | namelijk voor de kamer van inbeschuldigingstelling een debat over de |
sur le fond devant la chambre des mises en accusation. | grond van de zaak voorkomen. |
A.5. Enfin, le projet de loi relatif à l'amélioration de la procédure | A.5. Tot slot voorziet het wetsontwerp tot verbetering van de |
pénale au stade de l'information et de l'instruction prévoit une | strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het |
rédaction nouvelle de l'article 135 du Code d'instruction criminelle, | gerechtelijk onderzoek in een nieuwe tekstversie van artikel 135 van |
het Wetboek van Strafvordering, die het recht van hoger beroep dat in | |
qui n'instaure pas le droit d'appel en discussion dans la présente | deze zaak ter discussie staat, niet invoert. Volgens die tekst kan « |
cause. Selon ce texte, « l'inculpé peut [...] interjeter appel [des | de inverdenkinggestelde [...] hoger beroep instellen [tegen de |
ordonnances prévues aux articles 129 et 130 du Code d'instruction | beschikkingen waarin de artikelen 129 en 130 van het Wetboek van |
criminelle] s'il existe une cause d'irrecevabilité ou d'extinction de | Strafvordering voorzien], indien er een grond van onontvankelijkheid |
l'action publique ». | of van uitdoving van de strafvordering bestaat ». |
- B - | - B - |
B.1. L'article 135 du Code d'instruction criminelle dispose : | B.1. Artikel 135 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt : |
« Le procureur du Roi et la partie civile peuvent interjeter appel des | « De procureur des Konings en de burgerlijke partij kunnen binnen |
vierentwintig uren hoger beroep aantekenen tegen beschikkingen gegeven | |
ordonnances rendues conformément aux articles 128, 129 et 130, dans | overeenkomstig de artikelen 128, 129 en 130. Die termijn loopt ten |
les vingt-quatre heures. Ce délai court contre le procureur du Roi à | aanzien van de procureur des Konings vanaf de beschikking en ten |
compter de l'ordonnance et contre la partie civile à compter du jour | aanzien van de burgerlijke partij vanaf de dag waarop de beschikking |
où l'ordonnance lui a été signifiée au domicile par elle élu dans le | haar is betekend op de woonplaats door haar gekozen in de plaats waar |
lieu où siège le tribunal. » | de rechtbank haar zetel heeft. » |
L'article 539 de ce même Code énonce : | Artikel 539 van hetzelfde Wetboek bepaalt : |
« Lorsque l'inculpé, le prévenu ou l'accusé, l'officier chargé du | « Wanneer de verdachte, de beklaagde of de beschuldigde, de ambtenaar |
ministère public ou la partie civile, aura excipé de l'incompétence | belast met het openbaar ministerie of de burgerlijke partij hetzij de |
exceptie van onbevoegdheid van een rechtbank van eerste aanleg of van | |
d'un tribunal de première instance ou d'un juge d'instruction, ou | een onderzoeksrechter, hetzij een declinatoire exceptie heeft |
proposé un déclinatoire, soit que l'exception ait été admise ou | opgeworpen, kan niemand zich tot het Hof van Cassatie wenden om |
rejetée, nul ne pourra recourir à la Cour de cassation pour être réglé | regeling van rechtsgebied te verkrijgen, onverschillig of de exceptie |
de juges; sauf à se pourvoir devant la cour d'appel contre la décision | aangenomen dan wel verworpen is; onverminderd het recht om voor het |
portée par le tribunal de première instance ou le juge d'instruction, | hof van beroep hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de |
et à se pourvoir en cassation, s'il y a lieu, contre l'arrêt rendu par | rechtbank van eerste aanleg of van de onderzoeksrechter, en het recht |
om zich in cassatie te voorzien tegen het arrest van het hof van | |
la cour d'appel. » | beroep, indien daartoe grond bestaat. » |
B.2. Il résulte de ces dispositions que l'inculpé ne peut interjeter | B.2. Uit die bepalingen volgt dat de verdachte enkel hoger beroep kan |
appel de l'ordonnance le renvoyant devant la juridiction de jugement | instellen tegen de beschikking waarbij hij naar het vonnisgerecht |
que s'il a soulevé une exception d'incompétence devant la chambre du | wordt verwezen als hij voor de raadkamer een exceptie van |
conseil et qu'en revanche, le procureur du Roi et la partie civile peuvent interjeter appel des ordonnances qui font obstacle à la poursuite de l'action publique sans que la recevabilité de leur recours soit limitée aux contestations de compétence. B.3. Les règles constitutionnelles de l'égalité et de la non-discrimination n'excluent pas qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et qu'elle soit raisonnablement justifiée. L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la nature des principes en cause; le principe d'égalité est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés et le but visé. B.4. Il existe, entre le ministère public et l'inculpé, une différence | onbevoegdheid heeft opgeworpen, en dat de procureur des Konings en de burgerlijke partij daarentegen hoger beroep kunnen aantekenen tegen de beschikkingen die de voortzetting van de strafvordering verhinderen, zonder dat de ontvankelijkheid van hun beroep tot bevoegdheidsbetwistingen is beperkt. B.3. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. B.4. Tussen het openbaar ministerie en de verdachte bestaat een |
fondamentale qui repose sur un critère objectif : le premier | fundamenteel verschil dat op een objectief criterium steunt : het |
accomplit, dans l'intérêt de la société, les missions de service | openbaar ministerie vervult, in het belang van de gemeenschap, de |
public relatives à la recherche et à la poursuite des infractions | opdrachten van openbare dienst met betrekking tot de opsporing en de |
(articles 22 à 47 du Code d'instruction criminelle) et il exerce | vervolging van de misdrijven (artikelen 22 tot 47 van het Wetboek van |
l'action publique (article 138 du Code judiciaire); le second défend son intérêt personnel. Cette différence justifie raisonnablement que, jusqu'à la saisine de la chambre du conseil, le ministère public jouisse de prérogatives dont la constitutionnalité ne peut être appréciée en procédant à une comparaison de sa situation avec celle de l'inculpé. B.5. Toutefois, dès lors que le législateur instaure à l'issue de l'instruction une procédure devant la chambre du conseil, nettement distincte de celle qui se déroule devant la juridiction de jugement, qu'il permet un débat contradictoire entre le ministère public et l'inculpé, qu'il permet à la partie civile, qui défend des intérêts privés, de prendre part à ce débat et qu'enfin il organise un recours contre la décision de la chambre du conseil, l'étendue de ce recours ne peut varier selon la personne qui l'exerce que si cette inégalité de traitement est objectivement et raisonnablement justifiée. B.6. La situation différente du ministère public et de l'inculpé justifie raisonnablement que, si l'instruction se termine par une ordonnance de non-lieu qui met fin à l'action pénale dont le ministère public a la charge, celui-ci puisse, dans l'exercice de la mission légale qui est la sienne, faire valoir en degré d'appel notamment l'existence de charges qu'il estime suffisantes pour renvoyer l'inculpé devant la juridiction de jugement, tandis que l'inculpé ne dispose pas de la même voie de recours contre une ordonnance de renvoi. L'ordonnance de non-lieu, en effet, met fin à l'action publique et ne | Strafvordering) en vordert de toepassing van de strafwet (artikel 138 van het Gerechtelijk Wetboek); de verdachte verdedigt zijn persoonlijk belang. Dat verschil biedt een redelijke verantwoording voor het feit dat het openbaar ministerie, totdat de raadkamer wordt geadieerd, prerogatieven geniet waarvan de grondwettigheid niet kan worden beoordeeld door zijn situatie te vergelijken met die van de verdachte. B.5. Aangezien evenwel de wetgever na afloop van het onderzoek een procedure voor de raadkamer invoert die grondig verschilt van die welke voor het vonnisgerecht verloopt, hij een debat op tegenspraak mogelijk maakt tussen het openbaar ministerie en de verdachte, hij aan de burgerlijke partij, die particuliere belangen verdedigt, de mogelijkheid biedt om aan dat debat deel te nemen en hij tot slot een beroep organiseert tegen de beslissing van de raadkamer, kan de omvang van dat beroep dan alleen verschillen naar gelang van de persoon die het instelt, ingeval die ongelijke behandeling objectief en redelijk is verantwoord. B.6. Het verschil tussen de situatie waarin het openbaar ministerie zich bevindt en die waarin de verdachte verkeert, biedt een redelijke verantwoording voor het feit dat, wanneer het onderzoek eindigt met een beschikking van buitenvervolgingstelling die een einde maakt aan de strafvordering waarmee het openbaar ministerie is belast, dit laatste bij de uitoefening van zijn wettelijke opdracht in hoger beroep onder meer het bestaan kan doen gelden van bezwaren die het voldoende acht om de verdachte naar het vonnisgerecht te verwijzen, terwijl de verdachte niet over hetzelfde rechtsmiddel beschikt tegen een verwijzingsbeschikking. De beschikking van buitenvervolgingstelling maakt immers een einde aan de strafvordering en het openbaar ministerie kan ze enkel hervatten door de heropening van het onderzoek te vorderen wegens nieuwe bezwaren. De verwijzingsbeschikking biedt de verdachte daarentegen de mogelijkheid al zijn verweermiddelen voor de feitenrechter te doen gelden. Dezelfde redenen verantwoorden dat de burgerlijke partij over eenzelfde beroep beschikt als het openbaar ministerie, aangezien een beschikking van buitenvervolgingstelling ook voor haar een einde maakt |
permet au ministère public de reprendre celle-ci qu'en requérant la | aan de strafvordering waarop zij haar burgerlijke rechtsvordering |
réouverture de l'instruction en raison de charges nouvelles. | heeft geënt, en zij de laatstgenoemde vordering enkel voor de |
L'ordonnance de renvoi, au contraire, permet à l'inculpé de faire | burgerlijke rechter kan voortzetten. |
valoir tous ses moyens de défense devant le juge du fond. | Door de verdachte niet toe te staan voor de kamer van |
Les mêmes motifs justifient que la partie civile dispose du même | inbeschuldigingstelling te doen gelden dat geen voldoende bezwaren |
recours que le ministère public puisqu'une ordonnance de non-lieu met | voorhanden zijn om hem naar het vonnisgerecht te verwijzen, heeft de |
fin, pour elle aussi, à l'action pénale sur laquelle elle a greffé son | wetgever een maatregel genomen die op een objectief criterium steunt. |
action civile et qu'elle ne peut poursuivre celle-ci que devant le | Hij staat in verhouding tot de nagestreefde doelstelling, die erin |
juge civil. En ne permettant pas à l'inculpé de faire valoir, devant la chambre | bestaat een systeem ter bestraffing van de misdrijven in te stellen |
des mises en accusation, qu'il n'existe pas de charges suffisantes | dat doeltreffend is, zonder de rechten van de verdediging op te |
pour le renvoyer devant la juridiction de jugement, le législateur a | offeren; hij is niet onevenredig met die doelstelling. |
pris une mesure qui repose sur un critère objectif. Elle est en | B.7. De verschillende situatie van het openbaar ministerie en de |
rapport avec le but poursuivi, qui est d'organiser un système de répression des infractions qui soit efficace sans sacrifier les droits de défense; elle n'est pas disproportionnée à cet objectif. B.7. La situation différente du ministère public et de la partie civile, d'une part, de l'inculpé, d'autre part, décrite au B.6, ne suffit cependant pas à justifier en tous points cette différence de traitement. B.8.1. En limitant le recours offert à l'inculpé contre une décision de renvoi aux seules exceptions d'incompétence, alors que le ministère public et la partie civile peuvent invoquer tous les moyens en appel d'une ordonnance de non-lieu de la chambre du conseil, le législateur a pris une mesure disproportionnée à l'objectif qu'il poursuit. B.8.2. Dans son arrêt n° 22/95, la Cour a constaté qu'il n'est pas justifié de refuser à l'inculpé le droit d'introduire un recours et d'invoquer des moyens qui, s'ils étaient reconnus fondés, seraient de nature à mettre réellement un terme à l'action publique, tels les moyens pris de la prescription ou alléguant que l'accusation se fonde | burgerlijke partij, enerzijds, en van de verdachte, anderzijds, beschreven in B.6, volstaat evenwel niet om dat verschil in behandeling in alle opzichten te verantwoorden. B.8.1. Door het beroep dat aan de verdachte wordt geboden tegen een verwijzingsbeslissing te beperken tot de excepties van onbevoegdheid alleen, terwijl het openbaar ministerie en de burgerlijke partij alle middelen in hoger beroep kunnen aanvoeren tegen een beschikking van buitenvervolgingstelling van de raadkamer, heeft de wetgever een maatregel genomen die onevenredig is met de doelstelling die hij nastreeft. B.8.2. Het Hof heeft in zijn arrest nr. 22/95 vastgesteld dat het niet verantwoord is dat de verdachte geen beroep mag instellen om middelen aan te voeren die, indien zij gegrond zouden worden bevonden, van die aard zouden zijn dat zij daadwerkelijk een einde zouden maken aan de strafvordering, zoals bijvoorbeeld een middel dat de verjaring aanvoert, of een middel volgens hetwelk de betichting op doorslaggevende wijze steunt op elementen die zijn aangetast door onregelmatigheden wat de procedure betreft. Het is immers in het |
de manière déterminante sur des éléments entachés d'irrégularités de | belang van de maatschappij, die door het openbaar ministerie wordt |
procédure. Il est, en effet, de l'intérêt de la société que le | vertegenwoordigd, van de burgerlijke partij en van de verdachte dat |
ministère public représente, de la partie civile et de l'inculpé de | aan eenieder de mogelijkheid wordt geboden om voor het |
permettre à chacun de faire valoir, devant la juridiction | onderzoeksgerecht onregelmatigheden in de procedure of andere gronden |
d'instruction, pour autant qu'ils soient de nature à mettre un terme à | aan te voeren, voor zover zij van die aard zijn dat de strafvordering |
l'action publique, des irrégularités de procédure ou d'autres motifs, | erdoor kan worden beëindigd, met uitzondering van het ontoereikend |
à l'exception de l'insuffisance des charges. B.9. Cette constatation n'autorise pas à conclure qu'il faut permettre à l'inculpé d'exercer un recours contre la décision de la chambre du conseil lui refusant la suspension du prononcé et le renvoyant devant la juridiction de jugement. S'il en était ainsi, la chambre des mises en accusation serait contrainte non seulement à un examen du bien-fondé de l'argumentation avancée par l'inculpé à l'appui de cette demande, mais à un examen du fondement des poursuites mêmes. B.10. La question préjudicielle appelle une réponse négative. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : | karakter van de bezwaren. B.9. Deze vaststelling laat niet toe te besluiten dat aan de verdachte de mogelijkheid moet worden verleend beroep in te stellen tegen de beslissing van de raadkamer waarbij hem de opschorting van de uitspraak van de veroordeling wordt geweigerd en waarbij hij naar het vonnisgerecht wordt verwezen. De kamer van inbeschuldigingstelling zou in een zodanig geval niet alleen worden genoopt tot een onderzoek naar de gegrondheid van de argumentatie van de verdachte om de vraag tot opschorting te staven, maar tot een onderzoek naar de gegrondheid van de strafvervolging zelf. B.10. De prejudiciële vraag moet negatief worden beantwoord. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : |
L'article 135 du Code d'instruction criminelle, lu en combinaison avec | Artikel 135 van het Wetboek van Strafvordering, gelezen in samenhang |
l'article 539 du même Code, ne viole pas les articles 10 et 11 de la | met artikel 539 van hetzelfde Wetboek, schendt niet de artikelen 10 en |
Constitution en ce que, en dehors de l'hypothèse visée par cet article | 11 van de Grondwet in zoverre het, buiten het geval bedoeld in dat |
539, il ne permet pas à l'inculpé d'exercer un recours à l'encontre | artikel 539, de verdachte niet toestaat beroep in te stellen tegen een |
d'une décision de la chambre du conseil lui refusant le bénéfice de la | beslissing van de raadkamer waarbij hem het voordeel van de |
suspension du prononcé de la condamnation. | opschorting van de uitspraak van de veroordeling wordt geweigerd. |
Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 18 mars 1998. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 18 maart 1998. |
Le greffier, | De griffier, |
L. Potoms. | L. Potoms. |
Le président, | De voorzitter, |
M. Melchior. | M. Melchior. |